Technisch Orgaan van de Vereeniging voor Locale Belangen, Bandoeng, 1932 (1e jaargang)
Locale Techniek, 1, 8
In 1927 begint de overheid met het toekennen van subsidies aan de gemeenten voor kampongverbetering. Het eerste jaar kreeg Malang f 7.500 en Bandoeng f 7.000.
In 1930 werd f 340.000 toegekend. Daarvan was een bedrag van f 64.005 voor “Verbetering kp. Sawah Besar ( Keb. Djeroek)”
Locale Techniek, 1-1, 10-12
[1932] Mlaten. In 1922 heeft de Regeering aan Ir. A. de Mooy opdracht gegeven na te gaan welke maatregelen getroffen zouden kunnen worden om te komen tot behoorlijke samenwerking tusschen het Landsbestuur en dat der Locale Ressorten ter bevordering van de Volkshuisvesting.
De voorstellen van Ir. De Mooy betroffen in de eerste plaats het toevoegen aan den Burgerlijken Geneeskundigen dienst van een afdeeling, die zich o.m. bezighoudt met het behartigen van de algemeene belangen der Volkshuisvesting en in de 2de plaats het oprichten van naamlooze vennootschappen, met het Gouvernement en de resp. Locale Ressorten als aandeelhouders, welke N.V.’s de plaatselijke belangen der Volkshuisvesting zouden behartigen.
In November 1923 is door de Regeering aan de Gemeente Semarang voorgesteld tot oprichting van een dergelijke N.V. Volkshuisvesting over te gaan, waartoe door den Gemeenteraad in Februari 1924 is besloten. De N.V. Volkshuisvesting Semarang is daar op 8 December 1925 opgericht.
Het doel is omschreven in artikel 2 der Statuten, luidende:
‘Zij heeft uitsluitend ten doel werkzaam te zijn in het belang der Volkshuisvesting te Semarang voorzoover daarin door particulier initiatief niet of onvoldoende voorzien wordt.
Zij is bevoegd tot alle handelingen, die met het bovenomschreven doel in overeenstemming zijn of daarmede in ruimsten zin verband houden, ook indien deze bestaan in het deelnemen in andere ondernemingen’.
Art. 5 luidt: ‘Het kapitaal der vennootschap bedraagt 2 millioen gulden verdeeld in 150 aandeelen A elk groot f 10.000,- en 50 aandeelen B elk groot f 10.000,-. In dit kapitaal wordt deelgenomen door: het Gouvernement van Nederlandsch-Indië voor 150 aandeelen A en de Gemeente Semarang voor 50 aandeelen B’.
Op deze aandeelen is 10% gestort.
Het eerste object waarmede de vennootschap zich bezig gehouden heeft, is de aankoop en het in-exploitatie-brengen van het Land Mlaten.
De eigenaren van dit particuliere Land hadden moeilijkheden met de voor het perceel verschuldigde belasting te betalen en geen geld om het land in exploitatie te brengen. Daarop boden zij het land aan de Gemeente te koop aan, die het aanbod doorgaf aan de N.V. Volkshuisvesting. Het bleek, dat het land voor f 75.000,- gekocht zou kunnen worden, wat bij een oppervlakte van 159.390 M². neerkomt op f 0,47 per M².
Het land ligt in de onmiddellijke nabijheid van het centrum van de handelswijk en van de Chineesche wijk en daardoor zeer gunstig om in exploitatie te brengen.
De gezondheidstoestand in dat noordelijk gedeelte van de stad was de laatste jaren aanmerkelijk verbeterd tengevolge van de geregeld voortgaande saneering van de in het noorden van de stad gelegen moerassen en het regelmatig toezicht op het schoonhouden van de vischvijvers, maatregelen die tengevolge hebben gehad, dat de sterfte ten gevolge van malaria belangrijk is verminderd.
Van de zijde der hygiënisten bestond dan ook geen bezwaar tegen bebouwing van het Land Mlaten. Nadat de financiëele moeilijkheden die uit het plan voortvloeiden, welke hieronder nader zullen worden behandeld, waren opgelost, is tot koop van het Land overgegaan.
Het Land is aan de noordzijde begrensd door een afwateringsleiding, aan de oostzijde door een zeer ruim gebouwde kampong op Gouvernementsgrond, aan de zuidzijde door het particuliere land Boegangan en aan de westzijde gedeeltelijk door den weg Mlaten Tiangwi, gedeeltelijk door achtergrenzen van de erven der huizen aan deze weg gebouwd. De afwateringstoestand van et terrein was slecht, er waren [...] poelen en plassen, en in den regentijd was het geheele terrein drassig.
Op het terrein stonden een honderdtal huizen van semi- en niet-permanent materiaal, toebehoorende aan opgezetenen van het Land, die grondhuur aan den landheer betaalden, welke huizen door hun onregelmatige ligging niet in een bebouwingsplan waren op te nemen. Bovendien waren er vele bouwvallig.
Voor het in exploitatie brengen was dus in de eerste plaats noodig dat het terrein werd opgehoogd en de huizen werden opgeruimd. Bij de ophooging deed zich de zeer gunstige omstandigheid voor, dat het sterk verzande Ooster-Banjirkanaal, op ± 500 M. oostelijk van het Land gelegen, juist werd uitgediept. Met den aannemer van het grondwerk is een overeenkomst gemaakt dat de uitgegraven grond middels een werkspoortje op het op te hoogen terrein zou worden gebracht. De ophoogingsgrond heeft f 0,73 per M² gekost. De huizen zijn voor het overgroote deel op kosten van de N.V. verplaatst naar een gedeelte van het terrein dat het eerst is opgehoogd en waarop het eerst wegen zijn aangelegd. Enkele huizen zijn afgekocht in welke de bewoners van de huizen die verplaatst werden, tijdelijk werden ondergebracht.
Van de huizen, was niet heel veel te gebruiken, het grootste deel van de materialen is dan ook vernieuwd moeten worden. [...]
Spoedig na het koopen van het Land is aan Ir. Thomas Karsten de opdracht gegeven tot het maken van een bebouwingsplan.
Wel bestond er voor dat gedeelte van de Gemeente een uitbreidingsplan, maar dat strookte in de onderdeelen niet meer met de zienswijze omtrent kampongbouw.
Locale Techniek, 1, 10-19
[Samenvatting – De informatie betreft meerdere terreinen, dus niet alleen het terrein waarvan de plattegrond bij de beschrijving van de wandeling is gevoegd.]
Langs de weg noord van het kamp, richting oost zijn percelen 'voor betere bebouwing' met een diepte van 35 a 37,5 m. Noordelijk daarvan ligt een gebied voor kampongbouw. De diepte varieert daar van 17,5 - 25 m.
Het complex heeft een oppervlakte van 52.000 m2. Het is bebouwd met woningen van verschillende grootte. Het kleinste type heeft één vertrek waarvan het achterste gedeelte wordt ingenomen door een verhoogde slaapplaats.
Type | Huizen | Huur | Warongs | Huur | ||
3,10 x 5,05 m | 00 | 286 | 3,20 | |||
3,25 x 6,75 m | 0 | 200 | 3,90 | 20 | ||
3,50 x 8,50 m | I | 52 | 5,75 | 12 | 5,18 | |
3,50 x 11,25 m | I | +toilet | 56 | 8,23 | 3 | 7,70 |
4,00 x 10,90 m | II | “ | 5 | |||
6.00 x 11,35 m | III | “ | 16 | |||
6,75 x 13,75 m | IV | “ | 12 | |||
6,75 x 13,75 m | V | “ | 1 |
Bij de typen 00, 0 en I zijn op de gezamenlijke binnenplaatsen bad, was en toilet gebouwd.
De wanden tussen de huisjes zijn halfsteens en tot 1 m. hoogte gepleisterd. “De steenen moesten vrij regelmatig van vorm zijn, zoodat niet alle leveranciers in aanmerking konden komen.”
De 1899 mensen die in de 663 huisjes en warongs kwamen wonen, waren als volgt verdeeld: 1180 Inlanders, 7 vrouwelijke Oosterlingen, 505 Chinezen en 207 Europeanen.
Uit het financiële overzicht van de aanleg en bouw:
Baksteen per 1000 st franco werk | 9,00 |
Zand per m³ | 2,30 |
Grint | 3,10 |
Beton | 16,00 |
Metselwerk opgaand per m³ | 16,00 |
Locale Techniek, 1-4, 8
[Jakarta 5 – Spoorwegovergang]
[1932] […] is gebleken, dat de automatische verkeersregeling tot belangrijke bezuinigingen kan leiden, nl. op de salarissen der vroeger het verkeer regelende politie-agenten […] verder moge hier bv. de aandacht gevestigd worden op het zeer moeilijke kruispunt te Weltevreden aan het einde van Noordwijk bij den spoorwegovergang, waar drie verkeers-agenten voor de regeling noodig zijn; o.i. zou hier met een eenigszins behoorlijk opgezette automatische regeling veel gemakkelijker een goed resultaat te bereiken zijn.
Locale Techniek, 1-4, 13-19
Het complex is langs de grote wegen ombouwd met een rand van stenen woningen. Elk bouwperceel had een weg aan de voorzijde en een rioolstrook van 2 m. breedte aan de achterzijde. In deze stroken liggen de gas en waterleiding, de riolering en de hemelwaterlozing. Aan de oostzijde is/was de ombouwing vervangen door een groot plantsoen.
In het complex werden zes typen woningen gebouwd. Aparte bijgebouwen zijn niet ontworpen, keuken, wc en badkamer zijn met de woonvertrekken onder een kap vereningd.
Het kleinste type woning is gekoppeld, twee huizen onder een dak.. Verder werden er zes toko's en een Hollandsch Indische School gebouwd.
Het in 1932 gebouwde complex was voor zijn tijd bijzonder modern. Er zijn voor de muren betonplaten gebruikt van 103x40x8 cm met een luchtisolatielaag van 4 cm, die op elkaar aansluiten met messing en groef. Deze 103 cm was maatgevend voor de afmetingen van de ruimtes.
De hele constructie was er op gericht de eigenlijke uitvoering zo eenvoudig mogelijk te houden. Wat werd aangevoerd hoefde niet te worden bij- of afgewerkt. De bouwtijd kon worden teruggebracht terwijl bovendien gewerkt kon worden met minder(-)geschoold personeel.
Locale Techniek, 1, 46
Het college van burgemeester en wethouders van Batavia stelt den gemeenteraad voor, een principieele uitspraak te doen ten aanzien van de doorbraak Koningsplein-West, namelijk in principe te besluiten tot handhaving van meergenoemd doorbraakplan (Koningsplein-West – Oude Tamarindelaan) en het college te machtigen om, wanneer de daarvoor noodige gelden op de begrooting zullen zijn beschikbaar gesteld, de overeenkomst betreffende het perceel Koningsplein-Zuid 19 af te wikkelen door aankoop van den daarop staanden opstal (van den heer N. van Zalinge) voor een bedrag van f 70.000.--.
Locale Techniek, 2, 50
[1935] De tegenwoordige retributies bewegen zich tusschen de volgende grenzen:
Voor: | Ct / m² / dag: |
onoverdekte plaatsen | 1 à 2 |
overdekte plaatsen | 2 à 5 |
vischtafels | 6 |
vleeschtafels | 12 |
open vakken, voor sarongs, ijzerwaren, etc | 5 |
afsluitbare vakken, toko’s o/d Centrale pasar | 7 à 10 |
bij den inhuur van meerdere toko’s met eenige reductie.
Zooals men ziet, zijn de retributies eenigszins, doch nog onvoldoende gedifferentieerd, zoodat de diverse pasar-artikelen, wat de levensmiddelen betreft, in verband met de meerdere en mindere winsten op bepaalde artikelen, ongelijkmatig belast zijn.
Over het algemeen zijn de tarieven, vergeleken bij die in andere groote en middelgroote gemeenten, laag te noemen en benaderen ze de retributies, welke op Regentschaps-passars geheven worden.
Locale Techniek, 2-2, 5-11
Toen de vorige Goebengbrug te zwak werd voor het toenemende verkeer en toen de electrische tramwegmaatschappij een gelegenheid zocht over de kali het station Goebeng te bereiken, werd besloten voor rekening van beide belanghebbenden een nieuwe brug te bouwen.
De brug is tusschen de landhoofden gemeten 47,40 m., de rijbreedte is 12 m. met aan weerszijden een trottoir van 2 m.
Het project werd opgemaakt in onderling overleg tusschen de Dienst van Publieke Werken en den Architect C. Citroen B.N.A., die het aesthetische gedeelte verzorgde. [...]
In verband met het feit, dat de doorvaarthoogte in het midden van de kali zoo groot mogelijk moest zijn, werd het z.g. Gerber-systeem gekozen, n.l. twee overkragende eindtraveeën met een los middenstuk. De architect heeft het idee van los middenstuk verwerkt in de leuningen, die boven dit gedeelte bestaan uit een ijzeren hekwerk, in tegenstelling met die over de eindtraveeën en het overkragende stuk van de Gerber-liggers, welke zeer massief zijn gehouden. [...]
De lantaarnpalen moesten groot en fors worden opgezet, omdat het electrische net van de tram er aan moest worden opgehangen, waardoor op de palen een vrij groote trek wordt uitgeoefend.
Behalve de uiterste kolommen aan weerszijden, die direct op het landhoofd werden opgetrokken, werden de lantaarnpalen boven de pijlers uitgebouwd aan de uiterste langsliggers, die weer op de pijlers rusten. Ook het trottoir werd overkragend uitgebouwd aan deze uiterste liggers.
De brug, welke in 1924 voor het verkeer werd geopend, werd in aanneming uitgevoerd door de N.E.D.A.M., de kosten van het totaal waren rond f 266.000.—
Locale Techniek, 2-4, 6
Door de snelle uitbreiding van Bandoeng naar het Noorden werd de Europeesche begraafplaats langzamerhand meer en meer omsloten door woonhuizen. Uitbreiding der begraafplaats werd hierdoor niet alleen uiterst kostbaar, maar ook ongewenscht, waarom werd besloten dit bijna geheel bezette kerkhof geleidelijk te sluiten en een nieuwe begraafplaats gereed te maken.
Locale Techniek, 2-4, 6-12
Begin jaren dertig is het begin gemaakt met de aanleg. Het totale terrein was ongeveer 235.000m2 groot en bood volgens de prognoses voor minstens 40 jaar voldoende ruimte, [...]
De weg die begint bij de hoofdingang is georiënteerd op het midden van de Tangkoeban Prahoe. De weg wordt bij de hoofdingang geflankeerd door twee pylonen (met in top een lantaarn.) [...]
Galerijgraven, ingegraven in de taluds van het oostelijk ravijn. [...]
De geprojecteerde kapel, zodanig ingericht dat ze door alle godsdiensten kan worden gebruikt. De bouw werd uitgesteld 'tot betere tijden'. [...]
Het geprojecteerd crematorium als afsluiting van de hoofdweg die naar dat punt 10 m. stijgt.
Locale Techniek, 3-1, 12-14
Een juiste beoordeeling en waardeering van het tegenwoordige raadhuis van de Stadsgemeente Soerabaja kan slechts mogelijk gemaakt worden door, vóór nadere bespreking betreffende de indeeling, den bouw enz., het een en ander mede te deelen over de wordingsgeschiedenis van het tot stand gebrachte bouwwerk.
De eerste plannen tot den bouw dateeren van 1915, waarna ondergeteekende in den loop van 1916 eenige projecten maakte. Dit raadhuis zou in den Stadstuin komen te staan. Echter werd het besluit tot definitief bouwen eerst genomen in 1920 en werd tevens een ander terrein aangewezen, n.l. op Ketabang.
Op de onderstaande situatie is het daarvoor ontworpen raadhuis aangegeven. De aan het binnenplein gelegen achtervleugel zou dienen als kantoorgebouw voor gemeentewerken, rioolwezen, waterleiding, brandweer enz. De aan den hoofdweg [Ondomohen weg / Jl Walikota Mustajab] gelegen voorbouw was voornamelijk bestemd voor representatieve doeleinden; de bovenverdieping daarvan zou o.m. bevatten: de raadzaal, trouwkamers en een groote feestzaal.Het zeer verspreid liggen van de bestaande gemeente-kantoren in de stad veroorzaakte intusschen zulke groote bezwaren dat op de voltooiing van het raadhuis niet kon worden gewacht; men was dan ook reeds eerder begonnen, achter [noordelijk van] het geprojecteerde raadhuiscomplex, tijdelijke kantoorgebouwen op te richten teneinde aan deze bezwaren tegemoet te komen.
Voor den geheelen bouw, inbegrepen de genoemde tijdelijke kantoren, was een bedrag groot f 2.580.000.- gevoteerd.
Met grooten spoed is toen aan de uitvoering van deze belangrijke opdracht begonnen, doch de optredende malaise veroorzaakte, dat hoewel de voorprojecten reeds gereed waren, het bouwen wederom werd uitgesteld.
In 1925 werd eindelijk besloten, een deel van het toekomstige raadhuis, zij het dan ook op veel bescheidener schaal, uit te voeren. De plannen werden in zooverre gewijzigd, dat de tijdelijke gebouwen zouden blijven staan, totdat het geheele complex gereed zou zijn, terwijl de achtervleugel, die in opzet bestemd was voor de kantoren voor gemeentewerken, voorlopig als tijdelijk raadhuis zou worden ingericht. Zelfs was er sprake van de raadzaal, die nu hierin werd aangebracht een tijdelijk karakter te geven; van dit idee is men echter tenslotte weder teruggekomen.
Op de benedenverdieping, ter linker- en rechterzijde van den doorrit, zijn aangebracht: de centrale bedrijfsadministratie, wethouderskamer, kamers der afdeelingschefs enz., en aan de andere zijde voornamelijk de ruimten voor de afdeeling bevolkingsregistratie. Op de bovenverdieping ligt in het midden van het gebouw, boven de doorrit, de raadzaal met ter linker- en rechterzijde de kantoren van burgemeester en wethouders, secretaris, diverse wachtkamers, afdeeling algemeene zaken, archief enz.De hoofdafmetingen van het gebouw zijn: lengte ± 102 m, bij een diepte over de vleugels van ± 19 m. Was het aanvankelijk de bedoeling het gebouw op een plaatfundeering op te trekken, grondboringen wezen uit dat dit te veel risico mee zou brengen; tenslotte werd besloten op een paalfundeering te bouwen. De constructie van den opbouw bestaat uit een stelsel van gewapend beton kolommen en balken, waartusschen de baksteenen wanden als vullingsmuren zijn opgenomen. De kap is van ijzer, afgedekt met sirappen. Het bouwwerk is uitgevoerd door de N.V. Hollandsche Beton Mij. De bouwkosten bedroegen met inbegrip van de inrichting ± f 500.000,-
De stoelen van burgemeester en wethouders, behoorende tot het meubilair van de raadzaal, gemaakt naar ontwerpen van ondergeteekende, zijn door de Aniem aan de gemeente geschonken.
Waarop tenslotte nogmaals de nadruk moge worden gevestigd, is, dat het thans bestaande hoofdgebouw ontworpen is als kantoor of onderdeel van het toekomstige raadhuiscomplex. Wat eenvoudig binnenpleingevel zou zijn is nu, en misschien voor zeer langen tijd, hoofdgevel geworden. Hierdoor heeft het bouwwerk een min of meer tweeslachtig karakter gekregen.
C. Citroen. B.N.A.
Locale Techniek, 3-1, 18
[1934] De Ind. Cour. Van 1 Dec. j.l. verneemt dat de stedebouwkundig adviseur der gemeente, ir. Th. Karsten, een 'ontwikkelingsplan' voor Malang maakte, waarbij hij rekening hield met den groei van deze stad buiten de tegenwoordige grenzen, in verband met de sterke bevolkingsaanwas en teneinde reeds thans maatregelen te nemen voor een normale stadsuitbreiding – ook om speculaties in gronden te voorkomen.
Het 'ontwikkelingsplan' houdt onder meer in de opname van Malang's 'voorstad' Blimbing, binnen onze gemeentegrenzen.
Het is trouwens alles voor te zeggen. Blimbing, dat vroeger een volkomen geïsoleerde nederzetting was, door een uitgestrekt sawahcomplex van Malang gescheiden, is door de talrijke villa's, die langs den grooten weg zijn opgetrokken, thans reeds aan Malang 'vastgebouwd', vormt thans feitelijk reeds een onderdeel van onze stad.
Voor Blimbing [...] werd [...] reeds een voorloopig stratenplan ontworpen; de rooilijnen werden vastgesteld enz. enz. [...]
Voor de inwoners van Blimbing en omstreken zal een samenvoeging met Malang het voordeel brengen, dat de woningen op de gemeentelijke waterleiding kunnen worden aangesloten.
Locale Techniek, 3-2, 28
In Bandoeng is op 30 januari j.l. [1934] op het kruispunt Lembangweg – Tjitjendo – Merdikalio – Nieuwe Kerkhofweg bij de Kininefabriek een volautomatisch verkeerssignaal in werking gesteld, dat door het electriciteitsbedrijf, de N.V.G.E.B.E.O., in overleg met den Hoofdcommissaris van Politie en den Hoofdingenieur der Nederl. Ind. Wegenvereniging is geconstrueerd.
Reeds eerder is een proef genomen met een signaal, waarbij een claxon als waarschuwingsteeken vóór de omschakeling van veilig op onveilig en omgekeerd werd toegepast. Daar de omgeving echter zeer gehinderd werd door het geluid, moest die proef als mislukt worden beschouwd. Thans is een nieuw signaal ontworpen, waarbij geel licht als waarschuwingsteeken is gebruikt.
Locale Techniek, 3-4, 82-89
[1934] Ir E.H. de Roo, hoofd van het gemeentelijk ontwerpbureau:
Tot het jaar 1927 waren alle gemeentediensten op onderscheidene deelen van de stad in diverse gemeente- en huurperceelen gevestigd. [...] Toen de plannen tot samenbrenging vastere vormen aannamen, moest allereerst gezocht worden naar een centraal gelegen, voor uitbreiding tot in de verre toekomst geschikt terrein, gelegen aan voorname wegen. Het oog viel hierbij op het erf van de Assistent – Residentswoning. [...] Voorloopig werden secretarie c.a. en raadzaal ondergebracht in het hoofdgebouw van de oude uit het begin der 19e eeuw dateerende woning, [...]
Het kantoorgebouw der technische gemeentediensten [...] kwam [in] Maart 1929 gereed. [...] Het toekomstige raadhuis is met het front gedacht naar het stadscentrum, de kantoorgebouwen vormen de achterkant, gelegen aan de Atjehstraat [...] Bij het ontwerpen is een systematische vierkantsverdeling 1.25 x 1.25 m. doorgevoerd. [...] waardoor de ramen en deuren een dagwijdte verkrijgen van 0.97 m. verminderd met de smalle breedte van de stalen kozijnen [...] Bedoeld geraamte bestaat uit kolommen op onderlinge afstand van normaal 4 x 1.25 m. = 5 m., [...] De binnenmuren kunnen bij deze constructie zonder bezwaar verplaatst worden.[...]
Bij de voorbereiding en het onderzoek bleek dat van het [hoofd]gebouw nog slechts muren en kap bruikbaar waren. [...] beslist zou moeten worden of tot algeheele verbouwing [...], dan wel dat met bescheiden middelen slechts tot eene tijdelijke vernieuwing moest overgegaan worden. Aangezien het verschil in kosten voor beide oplossingen niet in verhouding was tot het te verkrijgen resultaat, temeer daar ook de Raadzaal een betere oplossing vroeg (de oorspronkelijke Raadzaal was een voor het doel ongeschikte smalle ruimte zonder licht en lucht), terwijl (gelet op de tijdsomstandigheden) verwacht kon worden dat de eerste tien jaren van een nieuw Raadhuis van grootscher allure geen sprake zou zijn, werd door B. en W. tot de eerste oplossing besloten.[...]
De eischen nu, die aan het ontwerpen en uitvoeren van de verbouwing van een oud gebouw gesteld worden zijn van meer bijzonderen aard dan die voor een geheel nieuw gebouw. Geheel vrij in het ontwerpen is men niet, gebonden als men is aan bestaande afmetingen en verhoudingen, terwijl onwillekeurig vastgehouden wordt aan details die het ontwerp minder goed beïnvloeden. Toch is nog een passend geheel verkregen. [...]
Bij de uitvoering deed zich de moeilijkheid voor dat tijdelijk buiten gebruik stelling niet mogelijk was. De verbouwing van het uitwendige moest daarom vertreksgewijze geschieden. Veel zorg vereischte de vernieuwde dakindekking met sirappen nadat het gebouw na de inwendige verbouwing geheel in gebruik was genomen. Vooral de vele regens gaven moeilijkheden. Deze en andere niet precies te omschrijven werkzaamheden, o.a. het al of niet bezigen van oud materiaal, overgangen van oud op nieuw werk, maakten bij uitvoering in aanneming geschillen tusschen directie en aannemer niet denkbeeldig. Na rijpe overweging is daarom tot uitvoering in eigen beheer overgegaan. [...]
De moeilijkheid bij het ontwerpen lag [o.a. in] de plaatsing van der kozijnen, welke nagenoeg op dezelfde plaatsen aangebracht moesten worden als de oude kozijnen om niet tot geheele afbraak der muren te vervallen [...]
Door middel van drie dubbele glas-in-lood deuren is de raadzaal verbonden met de ontvangstruimte. Deze ontvangstruimte – vroeger een geheel open voorgalerij – is thans een gesloten vertrek, met de raadzaal één grote ruimte vormende. [...]
Wanneer we het gebouw nu bekijken dan treft ons dat de forsch uitgehaalde middenpartij als hoofdpartij domineert en geaccentueerd wordt door de platte betondaken en luifels. De beide afsluitende torenlichamen zijn van meer ondergeschikten aard. Zij dienen uitsluitend als overgangselement van de attiekbouw aan de voorzijde naar het overstekende dak van de achterzijde van het gebouw en tevens als vlaggemastdragers.
Locale Techniek, 3-6
[Bandung 1B – Resident]
[Semarang 1 – Koepelkerk]
[Jakarta 4 – Reynier de Klerk]
[Yogyakarta 1B – Alun-alun Selatan]
[Het tijdschrift I.B.T. Locale Techniek, besteed in november 1934 aandacht aan het onderwerp monumentenzorg.]
Naar aanleiding van het verzoek van den Directeur van O. en E. [Departement van Onderwijs en Eeredienst] aan Gemeenten en Regentschappen om opgave der plaatselijke 'monumenten' worden in dit nummer een aantal oude bouwwerken afgebeeld die voor verschillende bevolkingsgroepen van belang zijn en de aandacht verdienen. [...]
Deze ordonnantie [van 1931] noemt "monumenten": "door menschenhand tot stand gekomen onroerende zaken, deelen en groepen van zaken, dan wel overblijfselen daarvan, die in hoofdzaak ouder zijn dan 50 jaar of tot een tenminste 50 jaar oude stijlperiode behooren en voor de praehistorie, geschiedenis of kunst van groot belang worden geacht". Ook eenvoudige gebouwen, of een of andere fraaie aanleg, een stadsgezicht en derg. kunnen er dus onder vallen, mits zij slechts van voldoende schoonheid of cultureel belang zijn."
De afbeeldingen zijn van "onverzorgde, goed-verzorgde en fout-verzorgde" monumenten
- Zijpoortje van den Chineeschen tempel (Gapoera ketjil dari klenteng) Petak Sembilan, Batavia
- Poera (tempel – tjandi) Bandjar Patahan, Singaradja, Bali
- Mesigit Angké, Batavia
- Ingang Aloon2 – Noord te Solo
- Straat te Koedoes,
- Woning in Kp Papandak bij Garoet
- Moskee te Mantengan bij Koedoes
- Aloon2 Zuid te Jogja
- Pendapa voormalige Regentswoning Salatiga
- Ingangspoortje te Magetan
- Minaret van de Moskee ( Menara dari Missigit) Koedoes
- Cnineesche Tempel Koan Ien te Cheribon
- Landsarchief, Molenvliet, Batavia
- Poort van Fort Nieuw–Victoria te Ambon
- Protestantsche Kerk (Gredja Blendoek) Paradeplein Semarang
- Residentswoning te Bandoeng"
Locale Techniek-4-1 [Toegevoegd wordt:] Gemeentelijk Museum Palembang.
Locale Techniek, 3-6, 127
Deze kleine mesigit, gebouwd in 1761, vertoont in zijn hoofdopzet het normale bouwtype der Indische moskeën met vierkanten grondvorm en puntdak op 4 middenstijlen; in de details is zij evenwel sterk oud-Hollandsch beïnvloed (stoep, hoofddeur met omlijsting, bovenlicht en kroonlijst, topversiering met steenen vaas i.p.v. de traditioneele ‘moestaka’ enz); zelfs zijn enkele Chineesche invloeden merkbaar! (bovenbeeindiging benedenhoekkeper). Deze dooreenmenging van stijlen, die steeds het sterkst in Batavia is geschied, heeft niet verhinderd dat er een aardig geheel is ontstaan. [...] het werd omstreeks 1920 door den Oudheidk. Dienst gerestaureerd.
Locale Techniek, 3-6, 137
[Yogyakarta 1B – Alun-alun Selatan]
Het oud Ngajogjakarta is naar een bijzonder mooi Javaasch stadsplan op ruime wijze aangelegd (einde 17de eeuw); de hoofdweg (Maliobara) had 4 rijen waringins. Hoewel het oude stratenplan ook nu nog goed is, is het stadsschoon op vele plaatsen jammerlijk verminkt, een schending, die ook thans nog voortschrijdt. Het best behouden is almee de ‘kleine’ aloon2 achter (ten Z. van) den Kraton; zij valt nog binnen de kratonmuren (in de as van den weg naar het Z. ziet men de poort in deze muren). Het geheele plein is omringd door een steenen omwalling, met poorten en penanten; de beide speciaal vereerde middenwaringins (waringin koeroeng) worden geregeld geschoren. Sfeer beplanting en omwallingen waren tot voor enkele jaren nog volkomen intact en stijlvol [...]; sedert dien zijn de ommuringen (koeroeng) der beide waringins op weinig gelukkige wijze ‘gemoderniseerd’.
Locale Techniek, 3-6, 141
1934: overlijden Berlage. Zijn credo, schrijft J.P. Mieras in het bouwkundig Weekblad No 33, zijn credo was: “Stijl is Rust”, en altijd is de stijl van zijn bouwwerken, van zijn geschriften en van zijn gedragingen, “rust” geweest. Zijn geest ademde, ook in zijn grootste verlangens, rust en kwam daardoor altijd boven de nerveuze trilling van den tijd en het jachtige leven uit. Door die rust is hij leider geweest …
Locale Techniek, 3-6, 143
[1934] Deze kerk, uit de eerste helft der 19e eeuw, is architectonisch op zich zelf niet zeer belangrijk, hoewel goed van verhoudingen. Zij is evenwel zeer karakteristiek voor die periode, en beheerscht bovendien op goede wijze het centrum der oude stad, zoodat zij zeker in aanmerking komt als monument te worden aangemerkt. Iets ouder zijn de Willemskerk te Batavia, krachtiger van architectuur, doch met een koepel van minder gelukkige verhouding, en het zeer fraaie Groote Huis te Semarang.[…]
Locale Techniek-8-6,166
Daarbij is een nieuwe koepel aangebracht en zijn de pontificale inrij en de twee klokketorens gebouwd.
Locale Techniek, 3-6, 143
[Jakarta 4 – Reynier de Klerk]
[1934] Het huidige Landsarchief, te voren hoofdkantoor van den Mijnbouw, werd in 1760 als buitenhuis door Reinier de Klerk, de latere G.G., gebouwd. Het is een der best geconserveerde landhuizen uit die periode, en werd vóór de ingebruikname als Landsarchief door de B.O.W. geheel gerestaureerd; ook de tuin werd opnieuw aangelegd overeenkomstig den oorspronkelijken toestand, volgens oude prenten; het fraaie hek, dat vroeger den tuin afsloot, is verdwenen – De roode verfkleur, die nadien voor het buitenhoutwerk is gekozen, is echter esthetisch en historisch aanvechtbaar!
Locale Techniek, 3-6, 144
[1934] Van de weinige oudere gebouwen van eenig belang te Bandoeng is de residentswoning (gebouwd in 1860 voor ƒ 82000 !) een voorbeeld van het typische 'Oud-Indische' Europeesche huis (ook door de goede situatie in het stadsplan), als van de wijze waarop deze huizen door een latere generatie met behulp van dakijzer op ijzeren stijltjes tegelijk bruikbaarder zijn gemaakt en esthetisch verknoeid !
Locale Techniek, 4-2, 21
[Yogyakarta 1B – Alun-alun Selatan]
[Yogyakarta 1A – Pagelaran]
Het doet toch vreemd aan dat wat ter Cheribon moeizaam voor veel geld door den Oudheidkundigen Dienst wordt opgebouwd, te Jogja waar het voor weinig geld behouden kan blijven systematisch wordt vernield; wij zeggen systematisch omdat van afbraak en verminking vele voorbeelden aanwezig zijn.
De kratonpoort van Kaoeman; het gewelf werd afgebroken en op de overblijvende zuilen werden een paar ‘versiersels’ gemetseld.
Op den Zuider aloon-aloon werden de muurtjes rond de waringin’s neergelegd en de oud-Javaansche motieven maakten plaats voor netjes rond gemetselde wieltjes. Op het zelfde plein werd aan de Noord-zijde een Tratag gebouwd waardoor het vrije gezicht op den achtergevel van den kraton geheel verloren ging en het aspect van den aloon-aloon werd bedorven.
Op den Noorder aloon-aloon verrees, wij schreven daar onlangs over, een nieuwe Pagelaran, een massa beton, ijzeren paaltjes en dakijzer, waardoor ook aan de Noordzijde het gezicht op den kraton werd weggenomen.
En nu moeten ook de resteerende poorten aan hamer en beitel ten offer vallen, omdat het verkeer naar de kampong dat zoo hard noodig heeft.
Locale Techniek, 4-3, 4
[Bandung 1A – Moskee]
[Jakarta 5 – Rijswijk]
[Semarang 2 – Bodjong]
[Surabaya 2 – Simpangsche weg]
[1935] Stadsschoon [...] Want niet alleen zijn in onze steden de mooie stadsgezichten maar zeldzaam, en is het er in tegendeel bijna overal rommelig en op vele punten bepaald leelijk, – al raakt men daar te zeer aan gewend om er zich naar den eisch aan te stooten! –, maar wat erger is: onze steden zijn in schoonheid en karakter achteruitgegaan naarmate zij intensiever werden bebouwd !
De mantel der liefde van tropisch geboomte, die zooveel onpassends kan bedekken of flatteus omlijsten, is bijna overal jammerlijk versleten, te kort geworden en slecht onderhouden; en de wijze waarop in de laatste tientallen van goede en slechte jaren speciaal de stadscéntra zijn volgebouwd, heeft nieuwe stadsbeelden opgeleverd, waar zelfs een welwillend beschouwer maar minimaal weinig bevrediging in kan vinden. Rijswijk in Batavia, de Groote Postweg in Bandoeng, Bodjong in Semarang, Simpang in Soerabaja, vier onze grootste hoofdaders – en elders is het navenant! – : het zijn alle beschamende beelden van ordeloosheid, gebrek aan harmonie en rommeligheid in hun bebouwing, in het kort van leelijkheid, – een leelijkheid-van-het-geheel, die door een nog zoo goede kwaliteit van enkele afzonderlijke gebouwen nooit opgeheven, ja eigenlijk slechts geaccentueerd wordt.
Men kan, terecht, deze disharmonie zien als de weerspiegeling eener koloniaal-heterogene, en slechts uitwendig geordende samenleving, men kan ongetwijfeld argumenten aanvoeren tegen overheidsingrijpen in schoonheidskwesties, men kan met nadruk wijzen op de praktische moeilijkheden, die zulk ingrijpen met zich brengt, en op de herhaalde mislukkingen, die daar reeds op volgden. Zeker. Maar men mag nooit vergeten dat uiterlijke disharmonie tegelijk symbool en verwekker is van innerlijke verwarring en zwakheid, en dat bevordering van orde en harmonie ook in het stadsbeeld dus plicht van elk bestuur is.
Locale Techniek, 4-3, 11
Het Europese stadsgedeelte te Bandung kan bogen op een groot aantal parken, aangelegd op daarvoor door het Gemeentelijk Grondbedrijf beschikbaar gestelde terreinen. Het Molukkenpark, niet groot, doch enigszins geaccidenteerd en met een waterpartij, geldt als het best geslaagde.
Locale Techniek, 4-3, 12, 16
[Semarang 3 – Volkshuisvesting]
De door de Gemeente Semarang volgens ontwerp Ir. Th. Karsten gebouwde kampoeng Mlaten geeft een gemiddeld bewoond oppervlak per hoofd van 7,5 m², hetgeen een bevolkingsdichtheid aangeeft van 470 per H.A.
Een maximum toelaatbare bezetting voor bestaande oude stadskampoengs van 500 per H.A. is niet te zwaar, terwijl voor nieuw te bouwen kampoengs een bezetting van 400 per H.A. wel als uiterste grens is aan te nemen. [...]
Gemeentelijke kampoeng-exploitatie zooals de reeds meergenoemde kampoeng Mlaten te Semarang met woningen van f 3,50 – f 10,- huur ’s maands wordt ten zeerste geapprecieerd zoowel door Inheemschen als niet-Inheemschen, terwijl naar schrijver dezes heeft vernomen, genoemde exploitatie zich zelf geheel kan bedruipen.
Locale Techniek, 4-4, 19
[Bandung 1B – Katholieke kerk]
Ir. J.H. Elze geeft in No 4/1935 van De Ingenieur in Ned. Indië eenige opmerkingen naar aanleiding van de onder zijn toezicht uitgevoerde herstellingen aan de kap van de St. Petruskerk te Bandoeng. Bij een ingesteld onderzoek naar de oorzaken van lekkages in de sirappen dakbedekking werden n.l. verschillende fouten in de uitvoering gevonden waarop nader wordt ingegaan. Een publicatie als bovengenoemde heeft juist daarom zoveel nut omdat men daaruit kan leeren waartoe het gebruik van minder deugdelijke materialen en het onvoldoend deskundig toezicht tijdens de uitvoering van een groot bouwwerk, in het bijzonder in Indië, waar men in het algemeen niet de beschikking heeft over ervaren werkvolk, kan leiden. O.m. bleek een groot deel der moerverbindingen der houten spanten niet voldoende, soms zelfs heelemaal niet aangehaald, terwijl het geregeld aandraaien van de ijzeren bouten gedurende minstens één jaar na het geheel afdekken van de bekapping (in verband met te verwachten krimp in het hout) was nagelaten.
Bij de uitvoering der herstellingen trad de behoefte aan goed steigerwerk naar voren, vooral voor het aanbrengen van de nieuwe nokafdichting aan de torenspits welke spits zich 42 m boven het maaiveld verheft. Zoowel in verband met de kosten als met de benoodigde werkruimte op de steiger werd besloten tot het bouwen van een verplaatsbaren laddersteiger, bestaand uit 2 stuks 16 m lange bamboeladders, met de houten sporten onder een helling van 7:1 (dezelfde helling als de toren), zoodat zij na opstelling de steunpunten vormden van daarop te bevestigen zware planken.
Locale Techniek, 4-5, 2-8
[Citroen]
[Surabaya 1 – Borsumij]
[Surabaya 1 – Sociëteit]
[Surabaya 1 – Spoorwegviaduct]
[Surabaya 2A – Raadhuis]
1935 - In memoriam door Ir W. Lemei, hoofd Rijksgebouwendienst
De Redactie verzocht mij over arch. Citroen een kort levensbericht te willen schrijven en daaraan een beschouwing over zijn werk te verbinden. Gaarne voldoe ik aan dit verzoek omdat Citroen onder de architecten in Indië een der meest markante figuren is geweest.
Citroen, in 1881 te Amsterdam geboren, genoot zijn opleiding tot leeraar M.O. bouwkunde aan de Rijksnormaal-school aldaar. Na voltooiing zijner studie was hij 13 jaren op het bureau van architect B.J. Ouendag, die hem gelegenheid gaf ook zelfstandig werkzaam te zijn, m.n. bij het onderwijs. Op dat bureau was hij in de gelegenheid zich op de hoogte te stellen van de eischen van voor de tropen geëigende gebouwen. Hij werkte nl. mee aan het ontwerp voor het hoofdkantoor van de Ned. Indische Spoorweg Mij te Semarang.
In 1915 vertrok Citroen vervuld van groote illusies naar Indië en vestigde zich in Soerabaja. Spoedig wachtte hem daar een kapitale opgave, het ontwerp van een nieuw raadhuis voor de zich in die jaren sterk ontwikkelende handelsstad. Dit in de jaren 1916 – ’17 gemaakte ontwerp was grootsch van opzet, de plaatsing was gedacht op een terrein aan Pasar Besar, waar zich nu de stadstuin bevindt. Van een in 1920 gemaakt ontwerp op een terrein bij de entree van de nieuwe woonwijk Ketabang kwam in 1925 de achtervleugel tot uitvoering. Door omwerking van het plan was het mogelijk de raadzaal in de midden-partij op de verdieping onder te brengen en het te verwezenlijken gebouw-deel aan de gewijzigde bestemming aan te passen. Ongetwijfeld behoort het Soerabajasche raadhuis tot het belangrijkste wat Citroen maakte. Bij beoordeeling moet bedacht worden, dat het op zich zelf staande gebouw feitelijk een onderdeel vormt van een groter geheel. Plattegrond en daaruit voortvloeiende opstanden, speciaal van de midden-partij wijzen dat uit. Niettemin getuigt dit werk van Citroens talent en in het bijzonder van de groote zorg, die hij besteedde aan een in wezen zinvol, maar wellicht te geprononceerd detail. Bij de steenarchitectuur komt dit bezwaar vooral tot uiting. Ik wijs op de machtige vergaarbakken der afvoerpijpen, de talrijke spuiers van galerijvloeren en dgl. , van welke onderdeelen de plastische werking ten gevolge van de afstekende kleur (gebouchardeerd beton) nog verhoogd wordt. Meer organisch uit materiaal en constructie voortvloeiend zijn deze details bij de houtwerken. Hier wordt men gevangen en overtuigd van Citroens begaafdheid. Welk een enthousiasme en vitaliteit voelt men achter de in 1923 door hem ontworpen geheel in hout uitgevoerde vaste Jaarmarkt gebouwen. Een groote gevoeligheid en juist begrip spreken ook uit zijn meubels.
Bewonderenswaardig aan Citroen was, dat niettegenstaande vele desillusies en een hard en sloopend werken, dat al zijn energie eischte, hij het vak hoog wist te houden, van geen schipperen wist en altijd opnieuw het uiterste van zich zelf vergde.
Groot was zijn belangstelling voor de Oostersche kunst. Welk een liefde bleek er in hem te leven voor zijn kleine maar uiterst geselecteerde collectie kunstvoorwerpen, als deze den belangstellenden bezoeker getoond werd. En toch behoorde Citroen naar ik meen niet tot diengenen die doordringen in het wezen der Oostersche kunst, hij beleefde zijn vreugde aan de vormen zelf. In zijn eigen werk valt deze neiging ook waar te nemen.
Op uitnoodiging van de regeering nam Citroen zitting in de advies-commissie van den Oudheidkundigen Dienst; terwijl hij eenige jaren voorzitter was van de vereeniging “Het Oudheidkundig Museum” te Soerabaja.
Keer ik terug naar de vele werken waarmede hij Soerabaja en omgeving verrijkte, dan verdienen uit de eerste jaren zijner vestiging in Indië vermelding de verbouwing van de oude Concordia Sociëteit tot kantoor voor de Bataafsche Petroleum Mij. Uit dienzelfden tijd stammen eveneens de gevels van een tweetal winkelpanden op Toendjoengan, nl. dat van de firma Begeer, v. Kempen en Vos en de firma Knies, benevens het woningpark te Lawang en een woonhuis aan de Sumatrastraat [nr. 42], waarin op het oogenblik het Amerikaansch Conculaat is gevestigd. Aan eerst genoemde werken voelt men nog het tasten, het niet volkomen vertrouwd zijn met materiaal en bouwwijze van dit land.
In 1919 volgt de opdracht voor het Darmoziekenhuis, waarvan vooral het klassepaviljoen met de groote rustige binnenhof en het zusterhuis geslaagd mogen heeten. Behalve het Raadhuis en de Jaarmarkt-gebouwen volgden na 1925 een uitbreiding van het kantoorgebouw van het Suikersyndicaat en een 3-tal kapitale woonhuizen, w.o. een ambtswoning voor den burgemeester en huizen op Kajoen en de Ketabang Boulevard in opdracht van Chineesche families. Ook dateert de raadzaal in het stadhuis te Malang uit dien tijd. In het bijzonder vestig ik de aandacht op de uitbreiding van het Suikersyndicaatsgebouw, omdat Citroen hierbij blijk gaf van een gewijzigde meer zakelijke vormgeving zijner architectuur. Naar mijn oordeel behoort dit helaas in een weinig aanzienlijk straatje gelegen bouwwerk tot het beste wat Citroen maakte. Het interieur treft door de groote eenvoud gepaard aan de voor Citroen zoo karakteristieke verzorgdheid van elk, zelfs het kleinste onderdeel.
Naast zijn werkzaamheid op zuiver bouwkundig gebied heeft Citroen zich bewogen op stedebouwkundig terrein. De uitbreidingsplannen voor de hij zich niet onbetuigd.
Achtereenvolgens woonwijken Ketabang en Koepang zijn van zijn hand. Ook op het gebied van den bouw van stadsbruggen liet kwamen tot uitvoering de Ketabang en Goebeng-brug, waarvan eerste, bedoeld als voorloopige oeververbinding, in hout werd geconstrueerd.
In 1932 volgde de Wonokromobrug; terwijl de verzorging van het S.S.- viaduct over Pasar Besar eveneens door hem geschiedde. Meer dan zijn stedebouwkundigen arbeid acht ik zijn bruggen van beteekenis. In het bijzonder het S.S.- viaduct is een voorbeeld van geslaagde utiliteitsbouw. De vormgeving van het materiaal gewapend-beton is bij dat werk zeer zuiver. Minder komen deze kwaliteiten tot uiting aan de Goebengbrug; terwijl ze weder aanwezig zijn bij die op Wonokromo. Jammer van deze laatste brug is dat de leuning als een massieve betonplaat werd uitgevoerd. Dit maakt deze brug te besloten, te weinig in overeenstemming met de eischen van het moderne verkeer.
In de laatste vijf jaren van zijn leven kwamen achtereenvolgens tot stand de Faroka-fabrieken te Malang en een ziekenhuis te Djember; terwijl kort voor zijn overlijden de voltooiing plaats vond van het kantoorpand van de Borneo-Sumatra Handel Mij aan de Sociëteitsstraat te Soerabaja. Het interieur van dit gebouw is wel bijzonder geslaagd. Fraai is de ruimtewerking en verlichting van de kantoorhal.
Onafhankelijk of men zich met alles wat Citroen maakte kan vereenigen, moet erkend worden, dat een begaafd en ernstig werker helaas te vroeg van ons heengegaan is en dat dit daarom voor de bouwkunst van Europeeschen oorsprong van dit Land een groot verlies beteekent.
Locale Techniek, 4-5, 12
[1935] In den drukke stadswijken, waar vroeger bij den aanleg geen trottoirs werden aangebracht, drong zich bij het steeds toenemend verkeer aan fietsen en voetgangers de eisch naar voren, voor rijwielen en wandelaars een afgebakende strook weg te reserveeren ter verkrijging van een voor hen veilig verkeer.
Met medewerking der huiseigenaren, die vrijwillig voor dat doel een strook van het voorerf der woningen afstonden, zijn op den Merdikaweg, een der op de topuren drukste wegen, aan weerszijden der wegverharding strooken vrijgemaakt voor fiets- en wandelpaden, resp. ter breedte van 1,10 m en 1,65 m. Als afscheiding van den hoofdweg zijn witte wandtegels gebruikt, slechts onderbroken bij de erfingangen.
Het ligt in de bedoeling deze paden eveneens op meerdere drukke verkeerswegen aan te brengen.
Locale Techniek, 4-5, 24
... op het zelfde terrein waar thans het varkensslachthuis staat, zal het nieuwe Gemeentelijk runder-abattoir verrijzen. Een hooge muur vormt de grens tusschen deze twee Gemeentelijke bedrijven. Met den bouw van het runder-abattoir is men reeds zoover gevorderd dat uitwendig de laatste hand aan de gebouwen gelegd wordt. Met het inwendige is men nog bij lange na niet gereed – de uitrusting moet nog aangebracht worden – en het zal wel eenige maanden in beslag nemen, voordat de inrichting in gebruik kan worden genomen.
De slachthal is bestemd voor grootvee-runderen, buffels, paarden en kleinvee (schapen en geiten).
Groote voorraadstallen, voldoende voor vijf dagen slacht, zijn reeds gereed gekomen. Het slachten zal uitsluitend plaats vinden op het Gemeentelijk slachthuis, waar het vleesch dan bewaard blijft tot het bestorven is.
Voor kleinere slagers zal een werk- en verdeelplaats ingericht worden, zoodat zij hun vleesch van het slachthuis regelrecht naar den pasar kunnen brengen.
Het vleesch zal overigens met behoorlijke vleeschtransport-wagens vervoerd moeten worden. Om het transport van slachtvee te vergemakkelijken is een zijspoor aangelegd, die een verbinding vormt tusschen het abattoir en het stationsemplacement.
Locale Techniek, 4-6, 1
[1935] Het Jubileumpark te Bandoeng ligt in het N. der stad, naast de Technische Hoogeschool, in de vallei der Tji-Kapoendoeng; het werd door de Gemeente gesticht ter herinnering aan haar 25–jarig bestaan. Belangrijke uitbreiding ligt nog in de bedoeling, zoodat het op den duur bijna de geheele O. helft van het Tji-Kapoendoeng-dal, vanaf de van Bevervoordelaan [Jl Wastukencana] zal innemen; het zal daardoor ook vanuit het stadscentrum beter bereikbaar worden. Thans is een deel der uitbreiding ingenomen door de Dierentuin (Bandoengsch Zoölogisch Park).
De huidige goed geslaagde aanleg heeft deels een regelmatig, deels een meer landschappelijk karakter. Van het buitengewoon mooie materiaal voor parkbeplanting, dat Indië in groote verscheidenheid biedt, – en dat hier te lande in het algemeen nog veel te weinig daarvoor wordt toegepast –, is in dit park meer dan in de meeste andere Bandoengsche plantsoenen gebruik gemaakt.
Locale Techniek, 4-6, 22
[Semarang 3 – Neutrale School]
[1935] Veilig Verkeer – Semarang, 3 Oct. (Aneta).
De eerste vergadering had plaats van de commissie van de Java-Motor-Club voor veilig verkeer. Besloten werd tot de instelling van plaatselijke commissies voor veilig verkeer in verschillende steden.
Het doel der commissies is om in samenwerking met de autoriteiten en de J.M.C. de gedachte van verkeersveiligheid onder de jeugd te propageeren. Te Semarang is men deze actie reeds begonnen met het geven van verkeerslessen op de Neutrale School.
Een verkeersboekje voor de jeugd zal over Indië verspreid worden. De uitgifte zal geschieden in het Maleisch en in het Nederlandsch.
Tevens is in wording een verkeersfilm, waarin kinderen de hoofdrol spelen.
De verkeersfilm zal afgedraaid worden in alle steden van Indië.
Besloten werd, den directeur van Verkeer en Waterstaat te verzoeken, het bezit van witgelakte achterspatborden voor fietsen voor te schrijven, daar de reflectors van thans niet voldoen.
Locale Techniek, 5-2, 50
De voordracht door Ir. Karsten gehouden bij gelegenheid van de opening van bovengenoemd, door hem ontworpen museum te Jogja.
[...] Er is bij de bouw naar gestreefd ‘een passende omgeving voor het geëxposeerde’ te scheppen, zodat het vanzelfsprekend met inachtneming der Javaanse traditie en bouwstijl is opgericht. Doch niet alleen daarom gaf men aan de bouw een Javaans karakter, maar ook – zoals Ir. K. terecht zeide – in het belang van het ‘kultureel-paedagogisch doel’ van het Museum als zodanig, voor welk doel de bouw als ‘museumobject’ van veel belang is.
Het lijkt dan juist, dat bij de opening van het Museum, toen veler belangstelling voor dit kulturele doel – in het bijzonder die van Inheemse hoofden en voormannen – in den gunstigsten zin aanwezig was, ook de Javaanse bouwkunst-zelve als onderwerp sterk naar voren werd gebracht. O.m. vestigde de spreker de aandacht zijner toehoorders op de vraag, of ‘de Inheemse bouwkunst nog levenskracht genoeg heeft, om een uitgangspunt te vormen voor een verdere ontwikkeling’. En dan werd gewezen op het feit, dat de Inheemsen op dat gebied sedert lange jaren niet voldoende grootse bouwwerken hebben kunnen scheppen in èigen geest, ondanks dat zij vroeger een eigen bouwkunst hebben gehad. Dat er zelfs van Inheemse zijde voor de Javaanse bouwkunst te weinig waardering is getoond, staafde Ir. K. o.m. door te wijzen op de stad Jogja-zelve, waar ‘het hoogste Javaanse gezag’, – waarvan zeker de te billijken verwachting zou kunnen worden gekoesterd dat het op èigen kultuur-gebied de leiding behoort te geven – juist dàt nalaat, gezien het overwegend-Westerse karakter van verschillende daardoor opgerichte bouwwerken.
Doch gelukkig liet Ir.K. niet na, bij zijn vaststelling van beperkte waarde van de huidige Javaanse bouw, ook de oorzaak aan te wijzen. Hij bracht immers naar voren, dat ‘de koloniale druk op de Inheemse samenleving (zich) voor haar bouwkunst onmiddellijk omzette in een feitelijke onmogelijkheid tot behoorlijke ontplooiing’, zo dat bv. leemte dus niet aan gebrek aan kundigheid, aanleg of onwil der Inheemsen mag worden geweten; alleen in de volkswoning heeft die bouwstijl zich kunnen handhaven.
Aan het slot zijner voordracht sprak Ir.K. ten laatste enige wensen uit, o.a. dat de middenstand en de massa der Inheemsen mogen terugkeren tot de traditionele bouwwijzen, maar ‘dan verstandig gemoderniseerd’, en dat ‘het technisch onderwijs, van laag tot hoog’ ook zich op inheemse bouwkunst behoort te oriënteren. En vooral deed Ir. K. te Jogja een beroep op de Vorstenlandse wereld om van daar krachtige 'impulsen tot vernieuwing en verrijking der Javaanse bouwkunst’ te doen uitgaan, en op de ‘Inheemse en andere bestuurderen ook in Gouvernementslanden’, om ‘bouwopdrachten voor het volk, waarvoor vooral zij de zeggenschap hebben, dienstbaar te maken aan de werkelijke volkskultuur-bevordering.
Locale Techniek, 5-3, 55
Karsten in een toelichting op zijn stadsplan1935
Door de snelle uitbreiding van Malang in N.W.-richting is dit punt, tot voor eenige jaren nog woonbuurt, een der centra van de stad geworden; doordat de Gemeente de omgevende grond in handen had (de Smeroestraat, waar men in kijkt, is een doorbraak van voor ca. 10 jaar) is zij er in geslaagd er een mooi en ruim kruispunt van te maken. Op de achtergrond de G. Kawi – Architect van den winkelbouw: K.Bos, Malang.
Locale Techniek, 5-3, 56-58
Het Raadhuis is gelegen ongeveer in het centrum van de stad en wel aan het ruime Jan Pieterszoon Coenplein. Rondom dit plein zijn in den loop der jaren verschillende belangrijke gebouwen, o.a. de H.B.S., A.M.S., de Kolonelswoning ¹) en eenige grote villa's tot stand gekomen. In de onmiddellijke nabijheid van het Raadhuis bevinden zich hotel 'Splendid' en het kantoor van den Topografischen Dienst. ¹) [...]
Om [...] een geschikt ontwerp voor een Raadhuis te krijgen werd in Locale Techniek 1926 door het toenmalige Gemeentebestuur [...] een prijsvraag uitgeschreven waarop 22 inzendingen binnen kwamen. Het Gemeentebestuur stelde de beoordeling dezer ontwerpen in handen van een Jury, bestaande uit heeren Ir W. Lemey te Soerabaia, Ir Ph.H te Winkel en Ir A. Grünberg, beide te Malang.
Het rapport, dat door de Jury aan het Gemeentebestuur werd aangeboden kwam hierop neer, dat geen der ontwerpers er in geslaagd was, een in alle opzichten goed en passend project te leveren.[...]
Na schifting bleven er drie ontwerpen over [...] Voor een éérsten prijs kwam echter geen dier drie ontwerpen in aanmerking; aldus werd door de Jury besloten een tweeden en een derden prijs toe te kennen [...]
Het best beoordeelde ontwerp [...] was ingezonden [...] door den Heer H.F. Horn te Semarang [...]
De uitvoering had plaats in eigen beheer en als zoo vaak bleek ook hier, dat de uitgetrokken bedragen ontoereikend waren. Op een noodzakelijke en kostbare grondverbetering was niet gerekend, zoodat ten slotte de bouwkosten hebben bedragen f 287.000.- [...]
Eerst in November 1929 kon het Raadhuis in gebruik worden genomen [...]
De in het rapport der Jury aangewezen gebreken der ontwerpen in het algemeen, vooral wat de verdeeling der ruimten betreft, zijn ook in den loop der jaren in het tot stand gekomen Raadhuis naar voren gekomen. [...]
De verzorging van het interieur van de Raadszaal, de kamers van Burgemeester en Secretaris werd toevertrouwd aan wijlen den Heer Citroen, Architect B.N.A. te Soerabaia. [...] De acoustiek in de Raadszaal is echter slecht, zoodat de zetels van Burgemeester en Wethouders tijdens de Raadszittingen geplaatst zijn aan de langswand en niet op het daarvoor ontworpen podium.
¹) [Malang – Aantekeningen]
Locale Techniek, 5-3, 68 a
[Uit de toelichting van Karsten op zijn nieuwe stadsplan 1935:]
De in verschillende richtingen ongelijke uitbreiding moet terugwerken op het centrum der stad, zoals trouwens reeds nu te zien is. Het oude middelpunt – in alle betekenissen – was en is nog de Aloen2, aanleunend tegen de Chinese kamp aan haar Z.O.-kant. Een nieuwe, en meer 'Europese' winkelwijk werd Kajoetangan aan de N.W.-zijde, en zo kwam het plein diagonaal tussen beide drukke buurten te liggen, wat zijn betekenis nog verhoogt. Doch daarnevens tekent zich een nieuw middelpunt af op de kruising van de reeds genoemde O.W.-as (Smeroestraat) met Kajoetangan; de midden in de malaise hier verrezen bouwwerken, en de niettegenstaande bijzondere welstandseisen door de Gemeente gemaakte grondprijzen, bewijzen hoe belangrijk de zakenwereld dit punt acht.
Locale Techniek, 5-3, 68 b
[Uit de toelichting van Karsten op zijn nieuwe stadsplan 1935:]
Bovendien is voor park bestemd vrijwel het gehele Brantasdal in de stad. Daarvan werd wel reeds een stuk eerder als plantsoen ingericht, doch dat is moeilijk bereikbaar gemaakt [...]. Thans evenwel is het de bedoeling op de langen duur het gehele Brantasdal, dat buitengewoon fraaie kijkjes biedt, v.z.v. nog onbebouwd, vrij te houden, successievelijk eenvoudig aan te leggen – met zoveel mogelijk behoud van natuurlijk schoon – en bewandelbaar te maken. Daar het zich door de gehele stad slingert en vele hoofdwegen kruist, zullen alle bevolkingsgroepen er nut van hebben.
Locale Techniek, 5-3, 68 c
[Malang – Gemeentehuis]
[Malang - Neutrale lagere school]
Uit de toelichting van Karsten op zijn nieuwe stadsplan 1935:
Juiste situering der bijzondere gebouwen is voor een stad immer van zeer groot belang, zowel praktisch, daar zij immers als edele organen de funktionering van het stadslichaam sterk beïnvloeden en echte verkeersbronnen zijn, als esthetisch. Zij hebben dan ook recht op goede en tegelijk mooie situaties; doch deze zijn slechts te verzekeren, als zij er vooruit voor worden geschapen en bestemd; in het plan is daarom op vrij ruime schaal met deze behoefte gerekend.
Het gevolg is reeds geweest, dat in de nieuwe uitbreidingen meerdere zulke gebouwen goed, sommige zeer goed kwamen te staan (Neutrale school, Mac. Loge, St. Theresiakerk []). In de vroegere uitbreidingen liggen daarentegen vele openbare gebouwen onpraktisch of te weinig expressief (b.v. diverse scholen in bouwplan I en bij het Sportpark []) – waarbij echter de voortreffelijke situatie van het Raadhuis en een goede van de H.B.S., beide aan het Coenplein, ook gememoreerd moeten worden.
Locale Techniek, 5-3, 72-74
[Bandung 1A – Aloon-aloon]
[Malang – Aloon-aloon]
[Soesilo,1936] De Aloen2 is een rechthoekig of vierkant terrein, dat in zijn traditionele vorm verdeeld is in vier stukken en wel door een rechte weg doorlopende tot bij de ingang van het regents-erf (een navolging van de oude Javaanse steden Solo en Jogya, waar een hoofdweg door de stad recht naar de Aloen-Aloen toe loopt en eindigt bij de ingang van de Kraton) en een weg loodrecht hierop; dan is er om de Aloen2 nog een rondgaande weg met waringinbeplanting aan de Alun2-zijde.
De Aloen2-aanleg geschiedde door de Inheemsen niet zozeer uit praktische overwegingen, doch had in het bijzonder een ideële betekenis: een symbool. Het was het symbool van macht en welvaart.
De Alun2 was bij tijden de ontmoetingsplaats van de gehele gemeenschap, van hoog tot laag, toen nog 'rampokfeesten' (wilde dieren-gevechten), tournooispelen der pangerans, en nog vele andere volksfeesten die door den Vorst (later op sommige plaatsen door den Regent) voor het volk werden georganiseerd.
De gebreken in de stadsvorm laten zich duidelijk zien, zodra bij bouw of aanleg de belangen van machtige groepen worden doorgezet of begunstigd met een volkomen negeren van overwegende buurtkarakters, welke recht van bestaan hebben. En dit moet wel in het bijzonder gelden voor de omgeving der Aloen2 met zijn reeds bij haar eerste aanleg overheersende Inheemse karakter (regentswoning, missigit enz), wanneer groepen, op winstbejag belust, van de gunstige ligging der Aloen2 als stadscentrum gebruik hebben gemaakt om daar toko's warongs, bioskopen enz. te bouwen en veelal in een trant, die daar niet past. Allerlei nieuwbouw met haar vreemd-aandoende architektuur ontneemt aan de Aloen2 het haar toekomende waardige aspect;
Men geeft zich nog te weinig rekenschap van het feit, dat de Aloen2, met haar bij uitstek kulturele en historische betekenis, en waaraan uit hoofde van deze betekenis het Inheemsche volk nog zeer gehecht is, cachet kan geven in het bijzonder voor de regentschapshoofdplaatsen, indien men ten minste haar waardigheid, welke zij reeds bezit laat behouden, en wanneer men deze eenvoudige egale schoonheid van uitgestrekt groen met machtige waringins, welke als stadsverfraaiing buitendien zo goed past bij het Inheemse karakter van de meeste dier plaatsen, niet bederft door misplaatste bouw en aanleg.
Locale Techniek, 5-3, 83
[1936] Javabode: Er zijn eenige werken in uitvoering, en andere worden voor de naaste toekomst overwogen, welke voor Semarang eene beduidende verbetering zullen worden.
Door opspuiting van het stuk, Oostelijk van het Noordelijk deel van het havenkanaal, is daar thans een kanaal van ongeveer 200 m breedte gevormd. Zuidelijk daarvan is het kanaal nog smal, doch ook daar wordt verbreeding uitgevoerd waardoor het daar eene breedte van 300 m zal krijgen.
De slibzuiger Kawi zal dit uitdiepen door baggeren; de Kawi die 3.60 m steekt, kan eene diepte van 5 m baggeren, waarna het mogelijk is een grooteren slibzuiger, die bijv. 5 m steekt, tot eene beduidend grootere diepte te laten baggeren.
Het kanaal zal, in de middenstrook, eene diepte van 5 m krijgen; dit wordt in de naaste toekomst bereikt, zoodat de meeste booten der K.P.M. dan kunnen binnenstoomen.
Vermoedelijk zal de K.P.M. later haar etablissementen naar het einde van de landtong verplaatsen; haar contract voor het oude, thans in gebruik zijnde terrein loopt over korten tijd af.
Er zal dan voor verreweg de meeste booten der K.P.M. eene goede los- en laadgelegenheid zijn ‘aan de wal’, waardoor voor deze schepen het prauwentransport kan vervallen.
Hoewel dit zeker nog niet veel lijkt op wat men gaarne als haven had gezien, is het toch eene belangrijke verbetering voor de niet te groote schepen.
Locale Techniek - 5-4, 87-88
In het algemeen wordt in Holland aangenomen, dat groote boomen alleen in den winter met succes verplant kunnen worden, in den tijd waarin de groei tijdelijk tot stilstand is gekomen.
Het is nog niet zo lang geleden, dat het overplanten van oude boomen een experiment, zelfs in den winter, werd genoemd.
Meerderen zullen zich nog levendig herinneren, dat nabij een buitenplaats, naar wij meenen in de provincie Utrecht, een geheel park werd aan gelegd met boomen van elders gehaald. Ten koste van zeer veel geld werd toen in een jaar tijds gras- en bouwland omgevormd in een park met statige boomen. Ook de prachtige boomen in de Plantagemiddenlaan te Amsterdam werden eenige jaren geleden ’s winters in verband met de noodige wegverbreeding enkele meters naar de huizenrij verplaatst.
Onderstaande moge aantoonen, dat ook in Indië het verplaatsen van zelfs betrekkelijk oude boomen mogelijk is, mits de noodige voorzorgen maar worden genomen.
Het voorerf van de Loge de Vriendschap te Soerabaja zou en dele worden bebouwd. Een waringin van ruim 26 jaar, geplant ter eere van de geboorte van H.K.H. Prinses Juliana, stond in den weg en zou verplaatst dan wel gekapt moeten worden. In verband met het feit, dat de boom een Julianaboom was, op het behoud waarvan door de Loge zeer veel prijs gesteld werd, werd overwogen of verplaatsing naar het gebouw over een afstand van ongeveer 15 meter mogelijk zou zijn.
De hulp van den gemeentelijken plantsoendienst van Soerabaja werd ingeroepen, die de karwei tegen betaling van zelfkosten op zich nam, echter niet de verantwoordelijkheid wenschte te dragen den boom levend te houden.
Na wikken en wegen werd de volgende werkwijze gekozen. Het meerendeel der bladeren zou worden afgehaald om den groei een tijdlang te verminderen. Dit leek noodig omdat ook de toevoer van voedsel uit den bodem gedurende zekeren tijd zeer gering zou zijn. Om den boom zou een kluit aarde worden gespaard met een middellijn van ongeveer 5 meter en een hoogte van 2 meter. Dit was gewenscht om de wortels zooveel mogelijk te sparen. Zouden wortels of takken gekapt moeten worden, dan zouden de wonden aangestreken worden met koolteer om inwatering of infectie te voorkomen. Een sleuf zou worden gegraven van de plaats waar de boom stond tot de toekomstige, breed en diep genoeg om daarin boom met aardklomp te verschuiven. Onder den boom, dus onder den aardkluit van 2 m. hoogte, zouden korte stalen damplanken geheid, en op den bodem van de sleuf houten planken gelegd worden, waarover boom met grondbrok naar de nieuwe plaats getrokken zouden worden (afb. 1). De ronde grondmoot om de wortels, met een diameter van 5 m., zou door houten plankjes worden bijeengehouden, welke weer op hun beurt door stalen kabels op hun plaats zouden worden gehouden (afb.2). Het gewicht van den bijna 12 m. hoogen boom met grond kon op 60 à 70 ton worden aangenomen. De wrijvingscoëfficient tusschen grond en staal, noch die tusschen grond en hout was met juistheid bekend. Wel vermeldt Hütte als wrijvingscoëfficiënt van “Mauerwerk auf gewachsenem Boden trocken 0,65, mittel 0,45 und nasz und lettig 0,3”. We wilden het aanrakingsvlak tusschen grond en stalen of houten planken niet te nat maken om tijdens het verschuiven niet te veel grond te verliezen, hetgeen nadeelig voor het wortelstelsel zou zijn. Een wrijving aangenomen op 0,5 leek dus verantwoord. Hieruit volgde ongeveer de trekkracht die benoodigd was en door 2 takels en 1 lier met de noodige manschappen zou moeten worden geleverd.
Het werk heeft alleen kleine verrassingen opgeleverd.
Ofschoon geen meter aanwezig was, teneinde de werkelijke trekkracht te bepalen, waaruit de wrijvingscoëfficient zou volgen, werd wel den indruk verkregen, dat deze grooter was dan 0,5. Het was zwaar werk en het duurde ruim een dag voor de afstand van 15 m. was afgelegd.
Nadat de boom op zijn plaats was gesleept werd al het hout en staal zooveel mogelijk verwijderd, de planken onder de grondmoot van 5 m. moesten echter op de plaats blijven. Deze zullen vermoedelijk op den duur wegrotten.
De ruimte om den grondklomp werd met vette teelaarde opgevuld en goed aangestampt. De boom zelf bleef nog eenigen tijd in de tuien staan.
De afbeeldingen mogen een idee geven van dit niet alledaagsche werk. Afb. 3 geeft den boom weer zooals deze thans, 5 maanden na de verplaatsing, er uitziet.
Ir. R, Heida.
Locale Techniek, 5-5, 112-116
Links en rechts van de ingang met portiersloge, een dienstwoning. Achter de ingang ligt het administratie gebouw.
G. Hendriks, bouwkundige van de Gemeente: “Tijdens de bouw van het administratiegebouw, dienstwoningen en hoofdingang werden tegelijkertijd door de Gemeente reeds de hoofdwegen (voorloopig alleen de verharding) aangelegd en de noodige boomen geplant. Gedurende de latere bebouwingen heeft deze beplanting op enkele uitzonderingen na, vrijwel niets geleden, zoodat thans het slachthuisterrein reeds een vergevorderde beplanting te zien geeft.
De eisch, het runder- en varkensslachthuis geheel gescheiden te houden, is voor den opzet, uitgangspunt geworden.”
Het rechter gedeelte van het gebouw achter de administratie was het varkensslachthuis, met rechts daarachter de varkensstal. Dit gedeelte van het complex kwam gereed in 1934. De toegang tot het varkens slachthuis was gescheiden van die tot het runderslachthuis.
De voorgevel van het varkensslachthuis zet zich voort in de gevel van de hangruimte en distributieruimte en koelcellen van het runderslachthuis. Het gebouw maakt een hoek naar het westen. In die vleugel was de slachthal voor runderen en klein vee gesitueerd.
“De lengte-as van deze hal is om rituele redenen, maar tevens ook ter vermijding van laag inschijnende zonnestralen Oost-West geprojecteerd. De lange ramenreeksen ontvangen dus uitsluitend Noord- en Zuidlicht.”
Tegenover de runderslachthal lag/ligt een gebouwtje met de darmenwasserij, de penserij, het kleed- en waslokaal en de warong voor de slagers. Verder naar het westen, tegenover de runderslachhal, lag/ligt de stal voor de runderen.
Aan die zijde van het terrein ligt/lag ook een spoorlijn met losplaats voor vee. [...]
“Aan de voorzijde van het administratiegebouw is een open voorgalerij waarin [...] een afgerasterde werkruimte is aangebracht met loketten voor het publiek.” [...]
De lage sirapdakjes aan de achtergevel van de distributieruimte dienen uitsluitend voor het koel houden van de gevelvlakken.
De vloer van de runderslachthal is belegd met tegels van bergsteen uit een groeve op Java van 30x30x20 cm. [...]
De plannen zijn gemaakt door de Gemeente (G. Hendriks). De kosten bedroegen F 240.000.=.
Locale Techniek, 5-6,136-137
De bouwwerkzaamheid van het A.I.A.-Bureau te Soerabaja ving in 1927 aan met de uitvoering van het monumentale gebouw der Koloniale Bank in de Willemstraat, naar ontwerp van Prof. C.P. Wolff Schoemaker.
In de […] nadien door het A.I.A.-Bureau zelve ontworpen en te Soerabaja uitgevoerde werken, hebben dezelfde architectonische beginselen tot leidraad gediend, als die in het kloeke ontwerp van Prof. Schoemaker tot uiting kwamen. Wars van ‘nieuwe zakelijkheid’, futurisme of dadaïsme, en van het uitvieren van persoonlijke hobbies of zucht naar opgang, is in vormgeving en constructie gestreefd naar een voldoening aan de zakelijke eischen van het bedrijf, in het besef, dat de serieuze architect met blijvend materiaal blijvende belangen heeft te dienen.
Van de ontwerpen voor den nieuwbouw der kantoren, welke het Willemsplein te Soerabaja eens een volwaardige afsluiting zullen geven, werd tot nog toe slechts het massale kantoorgebouw der Internationale Crediet- en Handelsvereeniging ‘Rotterdam’ (‘Internatio’) verwerkelijkt.
Hierin moesten, met de kantoren, een deel der voor een im- en exportfirma zoo belangrijke goedangs in één gebouw vereenigd worden en wel zóódanig, dat bij noodzaak tot uitbreiding der kantoorruimte, een deel der goedangs daarvoor direct zou zijn in te richten. […]
…aan de voorzijde, aan het Willemsplein [ligt] de hoofdingang welke naar de centrale trappenhal voert. Links en rechts daarvan liggen kantoorruimten, waarvan de belangrijkste door het Agentschap der Rotterdamsche Lloyd geoccupeerd worden. Het geheele achterdeel van het begane grondplan bevat goedangruimten, waarvan een groot deel aan den bovenomschreven eisch van geschiktheid tot inrichten als kantoorruimte voldoet.[…]
Het verdiepingsplan bevat de eigenlijke kantoren, in carré gegroepeerd om een tweetal impluvia of lichthoven, die het monumentale trappenhuis flankeeren.
Locale Techniek, 5-6,137
[Surabaya 1 – Stoomvaart Maatschappij “Nederland”]
Het kantoorgebouw voor de Stoomvaart Maatschappij Nederland werd ontworpen door AIA-Bureau en gebouwd in 1931-32.
Constructie: gewapend betonvakwerk met baksteenvullingen en pannendak.
De voorgevel heeft i.v.m. de oriënteering een sterke beschaduwing door luifels enz. en een galerij ter verdieping. Het hoge plint is van Padalarang-andesiet.
Op den beganen grond bevindt zich het kantoor van de S.M.N. met passage-bureau, boven liggen verhuurbare kantoren.
Locale Techniek, 5-6, 138
[Surabaya 3 – Alg. N.I. Electr. Mij.]
[Samenvatting] De hoofdindeling komt in veel opzichten overeen met die van het ‘Internatio'-gebouw, [wandeling Surabaya 1]. De architectuur kon echter in overeenstemming met de open bouwwijze van de stads(woon)wijk vrijer gehouden worden. Geconstrueerd als een gewapend beton vakwerk, met vullingen van baksteen, vloeren, luifels en galerij-daken van gewapend beton; het hoofd-dak is met pannen gedekt. Aan de gevels is Padalarang-andesiet toegepast voor het plint en enige onderdelen; het pleisterwerk is gedeeltelijk ruw gehouden. Van het interieur verdient vermelding een glas-in-loodraam in de traphal van Joep Nicolas.
Locale Techniek - 5-6, 138-139
Tot de in [...][1936] uitgevoerde ontwerpen van het Bureau [A.I.A.] behoort het complex winkelgebouwen aan Toendjoengan op het voorterrein van Loge ‘de Vriendschap’. Ook dit was een opgave waarin aan een groot aantal, soms onderling tegenstrijdige eischen moest worden voldaan.
Om het terrein rendabel te maken, was ongeveer een jaar te voren aan de linkerzijde van het straatfront een tweetal winkeltjes verrezen naar een anoniem ontwerp, dat na veel wijzigingen, schaven en kuischen door de Soerabaiasche schoonheidscommissie aannemelijk werd bevonden; daarbij kon echter niet merkbaar rekening worden gehouden met de latere plannen tot bebouwing van het geheele straatfront, dat niettemin daarmee één harmonisch geheel zou moeten vormen. Aldus was evenwel het A.I.A.-Bureau bij het maken van die latere plannen in de toe te passen uitwendige architectuur wel zeer strak gebonden aan daartoe niet in eerste aanleg bestemde lijnen en maten.
Voorts moest de nieuwe voorbouw een waardige toegang vormen voor het oude Logegebouw, dat niet geheel uit het oog van den voorbijganger mocht verdwijnen, terwijl rekening gehouden moest worden met eventueel latere vernieuwing of verbouwing daarvan, en dus waarschijnlijk de buitenarchitectuur van deze tokogebouwen weer maatgevend zou worden voor die van het te vernieuwen Logegebouw.
En tenslotte doch niet het minst, vloeiden uit den eigen aard van deze meest-gemoderniseerde Indische winkelstraat en uit den wensch tot het zoo hoog mogelijk opvoeren van de ‘verkoops-efficiency’ der nieuwe toko’s, eischen voort waaraan primair moest worden voldaan. Het oordeel over de wijze, waarop het gelukt is uit dit kluwen van omstandigheden, eischen en voorwaarden de draad te vinden tot het vlechten van een goed stuk werk, moeten wij aan den beschouwer overlaten.
Voor Indië geheel nieuw is de wijze waarop getracht is het hinderlijk spiegelen der groote ruiten te voorkomen. In de luifeloverdekking der étalages en trottoirs zijn alléén ter plaatse van de eigenlijke showcases bovenlichten aangebracht. Door plafonds van speciaal glas valt het daglicht dus direct in de étalages, waardoor het mogelijk bleek ook overdag de eigen verlichting der étalages voldoende sterk te maken, om hinder der spiegelende ruit voor den voorbijganger of beschouwer van buiten te elimineeren. Door de lichtbronnen, die ’s avonds de étalages moeten verlichten, in de ruimte tusschen bovenlicht en glazen plafond te installeeren, is tevens een volkomen indirecte avond-verlichting bereikt. Een woord van bijzondere waardering komt het Bestuur der opdrachtgeefster, de Loge ‘de Vriendschap’, toe voor het in haar overeenkomsten met de toko-huurders opnemen van een clausule, waardoor bederf van zoowel het architectonische als het stadsbeeld, door niet daarbij passende reclames, uithangborden e.d., voorkomen kan worden.
Locale Techniek, 6-1, 1
Oudhollandsche Patriciërshuizen aan de Kali-Besar-West te Batavia, thans als kantoren in gebruik en nog in goeden staat. Voornaamheid en rust spreken uit dezen fijn geproportioneerden gevel. Het bovenlicht boven de hoofddeur is nog bezet met een rooster van kunstig houtsnijwerk, zooals de meeste Oudhollandsche huizen te Batavia hadden. Jammer genoeg hebben de belendende moderne gebouwen een vooruitspringende galerij. Door deze stedebouwkundige fout is het aanzien der oude huizen belangrijk geschaad.
Locale Techniek, 6-1, 5
Chineesche en oud-Hollandsche huisjes aan Blandongan. Aan dit schilderachtige groepje is duidelijk te zien hoe Hollandsche en Chineesche traditie’s elkaar beïnvloed hebben. […]
De Chineesche bouwvormen zijn rijker, uitbundig dikwijls, maar toch is ook hier het geheel door goede verhoudingen beheerst. Stellig zal het de moeite waard zijn na te gaan, hoe de oud-Hollandsche en Chineesche bouwtraditie’s elkaar beïnvloed hebben. De wijze waarop de huizen met de nokken der daken veelal evenwijdig aan den weg, de straatwand vormen, is bijzonder fraai. De huizen waren ook goed in proportie met de straatbreedte. Hieraan is veel onherstelbaar bedorven door het dempen van grachten.
Het moet als een bijzonder geluk beschouwd worden, dat er thans te Batavia nog zulke typische stadsbeelden over zijn. Dit legt ons de plicht op te trachten een behoud te verzekeren.”
Locale Techniek, 6-1, 5-6
[Jakarta 1 – Postkantoor]
[Jakarta 2 – Postkantoor]
‘Oud-Batavia en Monumentenzorg’
De bouw van het nieuwe postkantoor te Batavia-stad, maakte een eind aan het bestaan van een aardig Chineesch huisje, dat onder Hollandschen invloed gebouwd was op den hoek van de Prinsenstraat en de gedempte Leeuwinnegracht. Ook nog eenige andere interessante huisjes aan de Leeuwinnegracht vielen ten offer aan het postkantoor. []
Eerst wanneer ook in Indië zelf oud-Batavia de belangstelling gekregen heeft, die het verdient, bestaat er eenige kans, dat maatregelen genomen worden tegen het afsterven van de resten eener cultuurperiode van zoo groote waarde en belangrijkheid.
Het gaat hier niet alleen om het verlies van eenige op zich zelf staande voorbeelden van een waardevolle historische bouwkunst, maar juist van groepen, die een typisch en schilderachtig stadsbeeld vormen, hetgeen, – zeker in Indië –, een zeldzaamheid is. Dit geldt zoowel voor stadsgedeelten van Oud-Hollandsch als voor wijken van overwegend Chineesch karakter. Ook waar de beide soorten bebouwing naast elkaar voorkomen, krijgt men een harmonischen indruk. De oorzaak daarvan ligt in de gezonde, goede bouwtraditie’s, die Hollanders zoowel als Chineezen uit hun Vaderland medebrachten.
Locale Techniek, 6-1, 6
[Jakarta 1 – Hoenderpasarbrug]
[1937] Inmiddels heeft het Gemeente-Bestuur van Batavia besloten de eenige oud-Hollandsche dubbele houten ophaalbrug, die over de Kali-Besar nog aanwezig is, af te breken. De brug was reeds geruime tijd buiten gebruik. Als niet berekend op het moderne verkeer, moet zij thans verdwijnen. Men kan dit niet goed praten door er op te wijzen, dat de achtergrond toch al bedorven is. [Toenmalige nieuwbouw aan de noordkant van Kali Besar Oost] Juist daarom alleen reeds ware de oude brug te behouden.
Locale Techniek, 6-1, 7-8
Nu weet ik wel, dat het niet altijd mogelijk is een oplossing te vinden waarbij het stadsbeeld ongerept behouden kan blijven. Maar ook dan zijn er nog verschillende manieren mogelijk, waarbij op taktvolle wijze nieuw en oud met elkaar in harmonie kunnen worden gebracht en onnoodige verminking kan worden vermeden. Daarbij moeten rooilijnen en bouwvoorschriften op de juiste wijze en met gevoel opgesteld en gehanteerd worden. Zoo had men aan de Westzijde van de Kali-Besar nooit galerijbouw moeten voorschrijven, waardoor de enkele oude huizen zonder galerij thans in de verdrukking staan, terwijl die galerijbouw nu weerverlaten wordt, omdat er toch geen behoefte aan blijkt te bestaan. [De Europeaan loopt niet in Indië] […]
Zou het nu niet mogelijk zijn wat men in het Vaderland tot stand heeft weten te brengen [de oprichting van de vereniging Hendrick de Keyser], ook hier te bereiken? In enkele gevallen is ook hier reeds aangetoond, dat de oud-Hollandsche huizen thans nog heel goed bruikbaar zijn. Zoo is het fraaie dubbele woonhuis aan de Kali-Besar-West, dat in verwaarloosden toestand was geraakt sedert het eind der 18de eeuw de voorname familie’s naar Weltevreden vertrokken, wegens de slechte gezondheidstoestand der oude stad, grondig gerestaureerd, toen het door een bankinstelling aangekocht en in gebruik genomen werd. Bij die gelegenheid werd het ook inwendig verbouwd. Ik meen, dat de voorstanders van het behoud van oude gebouwen zich daarentegen niet moeten verzetten, mits de verbouwing met zorg en piëteit geschiedt en zonder het karakter aan te tasten, zooals hier het geval was. De gebouwen moeten immers steeds bruikbaar blijven, anders worden het museumstukken en is hun afsterven toch niet tegen te houden.
Locale Techniek, 6-1, 8
[Jakarta 4 – Reynier de Klerk]
Ingang Landsarchief. Bijzonder fraai is het beeldhouwwerk in het bovenlicht. Het fraaie huis is bedorven door de fel roode menie-kleur waarin het houtwerk onlangs is overgeverfd. Het dakoverstek is thans afgewerkt met eterniet wat een verkeerde wijze van restaureeren is, daar dat materiaal in den tijd van den bouw van het huis niet bestond.
Locale Techniek, 6-1, 8-9
Er is zooveel te doen geweest over het graf van Jan Pietersz. Coen. Men is er toen wel in geslaagd geld, zelfs veel geld, bijeen te brengen. Het is zeker toe te juichen, dat de nagedachtenis van Coen geëerd wordt, maar het komt mij voor, dat men half werk doet, door alleen een gedenkteeken op zijn graf te plaatsen, terwijl men de oude gebouwen en stadsgezichten, die de herinneren aan zijn stichting, ten prooi laat aan verval en vernietiging. Juist door wat thans nog uit die tijden overgebleven is in stand te houden, zal men deze groote figuur het meest eeren.
Locale Techniek, 6-2, 40
[1937] Het telefoonnet Batavia, in 1906 door den Staat overgenomen van de Nederlandsch-Indische Telefoon Maatschappij is sedert dien aangegroeid van 1500 tot 9389 betalende aansluitingen op eind 1936. Niettemin is deze dichtheid van 1,76 aansl. per 100 inwoners nog zeer gering, vergeleken met die van steden in andere landen, zooals b.v. Washington, New-York, Parijs, Amsterdam en Manilla met resp. 35,80; 20,67; 14,35; 7,22 en 4,40 per 100 inw. […]
Volgens de Europeesche – en Amerikaansche normen wordt de bediening van een handcentrale snel genoeg geacht, indien 75 % der oproepen een wachttijd – d.i. de tijdsruimte tusschen het opnemen van de gehoorbuis voor een oproep en het beantwoorden daarvan door de telefoniste – van ten hoogste 5 sec. heeft. De wachttijden der centrales alhier zijn over het algemeen veel gunstiger. Zelfs na de overrompelende verkeerstoename met minstens 18 % in de afgeloopen maanden, na de devaluatie van den gulden – het gemiddeld aantal locale oproepen per dag in de centrale Weltevreden [die lag tegenover het Paleis van de G.G.] b.v. bedroeg in Januari jl. 49289 tegen 41710 in Jan. 1936 – en terwijl het bedrijf onmogelijk gelegenheid heeft kunnen vinden tijdig het bedieningspersoneel met geoefende krachten te versterken, is nog een wachttijd verkregen, liggende onder bovenvermelde norm.”
Locale Techniek, 6-2, 41
Door de N.V. Bataviasche Verkeers Maatschappij wordt in de Stadsgemeente Batavia over een exploitatie-lengte van ± 35 km een electrisch trambedrijf met 64 motorwagens en 70 aanhangwagens uitgeoefend.
Lijn 1: Mr.-Cornelis – Batavia via Matramanweg – Kramat – Harmonie – Molenvliet.
Lijn 2: Menteng – Harmonie via Koningsplein.
Lijn 3: Pasar Senen – Djembatan Lima via Goenoeng Saharie – Sawah Besar – Molenvliet – Kongsie Besar.
Lijn 4: Pasar Tanah Abang – Batavia via Harmonie – Molenvliet.
Lijn 5: Pasar Senen – Pasar Tanah Abang via van Heutszplein – Oude Tamarindelaan.
[1. Busstation Jatinegara T - Matraman R - Senen R - Banteng T - Veteran - Gajah Mada - Pintu Besar]
[2. Menteng R - Merdeka T - Merdeka U – Maja Pahit]
[3. Ps Senen - Gunung Sahari - Pangeran Jayakarta - Jemb Batu - Asemka - Permiaguan T/B - Perniaguan – Perniagaan]
[4. Ps T Abang - Abdul Muis - Gajah Mada - Pintu Besar]
[5. Ps Senen - Kramat R - Kramat 3 - Kali Pasir - C Mutia - Johar - W Hasim - Ps T Abang]
Elke tramtrein is ingedeeld in 2 klassen met nog een aanhangwagen, speciaal voor picolanvervoer.
Het tarief bedraagt voor de korte trajecten 7½ ct. voor de 1ste en 4 ct. voor de 3de klasse, terwijl picolans vrij worden medegevoerd.
De benodigde electrische energie wordt in den vorm van draaistroom van 7000 volt 50 perioden betrokken van de N.V. Nederlandsch-Indische Gas Maatschappij en geleverd aan een centraal schakelstation.[Dit stond bij het kantoor.] Dit station is met 4 kabels (3 x 25 mm2) verbonden met 4 onderstations, alwaar de transformatie van draaistroom in gelijkstroom van 600 voltspanning door middel van ‘IJzeren Kwikdampgelijkrichters’ plaats heeft.
Locale Techniek, 6-2, 42-43
[1937] Dit bedrijf is één der oudsten van Batavia.
Op 19 November 1859 teekende de toenmalige Minister van Koloniën het contract, waarbij aan de firma L.J. Enthoven & Co. te ‘s-Gravenhage voor den tijd van 20 jaren een concessie werd verleend voor de publieke verlichting van de stad Batavia met voorsteden.
Na een exploitatie van ongeveer 2 jaren werd bij acte van 10 December 1863 opgericht de Nederlandsch-Indische Gasmaatschappij, waarin de gasfabriek Batavia door de firma Enthoven werd ingebracht.
Het bedrijf was gelegen aan de kali Kroekoet, waarlangs de geheele opvoer van kolen per prauw geschiedde [¹]. In verband met de mindere bevaarbaarheid van deze rivier werd in 1910 vanaf de halte Doeri een zijspoor naar het fabrieksterrein aangelegd. [²]
Het bedrijfje aanvankelijk, volgens de huidige principes, zeer primitief van opzet, groeide in den loop der 77 afgeloopen jaren uit tot een modern goed geoutilleerd utiliteitsbedrijf, dat den toets met Europeesche fabrieken van gelijke capaciteit met gerustheid kan doorstaan. […]
Moest het gasbedrijf in den loop der jaren een groot gedeelte van zijn debiet afstaan aan de electrische huisverlichting, een nieuw afzetgebied werd gevonden in de levering van warmte voor huishoudelijke en industrieele doeleinden. Immers, het kon niet anders, of met de verandering der bouworde der woningen, die meer en meer het cachet van Europeesche villa’s gingen aannemen, met de meer compacte ruimte, waarin ook de bijgebouwen werden ondergebracht, en, last not least, met de steeds strengere eischen, die men aan de hygiëne ging stellen, werd het stoken van hout en houtskool met den nasleep van rook en roet een onhoudbaren toestand, waarin door het gebruik van gas als brandstof voorgoed een eind werd gemaakt. […]
Het N.I.G.M. ontvangt de benoodigde electrische energie van ’s Landswaterkrachtbedrijf en distribueert deze over het geheele gebied ressorteerende onder den Gemeenteraad van Batavia uitgezonderd Tandjong-Priok. Het distributie-gebied van de N.I.G.M. te Batavia omvat dus geheel Mr.-Cornelis, Batavia-Centrum en Batavia-Stad. De distributie op het haventerrein te Tandjong-Priok geschiedt door het Havenwezen, doch de N.I.G.M. levert de electrische energie ‘en gros’ aan het Havenwezen door middel van een hoogspanningskabel vanuit haar Batavia-net.
De voor Batavia benoodigde electrische energie wordt opgewekt in de Gouvernements-Waterkrachtcentrales Oebroeg bij Tjibadak en Kratjak bij Buitenzorg, welke energie onder een spanning van 70.000 volt vanaf deze centrales door middel van een bovengrondsche hoogspanningslijn naar het omschakelstation op Koningsplein-Oost wordt overgebracht. De energie wordt geleverd in den vorm van draaistroom of 3-fasen-wisselstroom van 50 perioden per seconde.[…]
[…] de electrische energie, die de N.I.G.M. van ’s Landswaterkrachtbedrijf ontvangt [wordt] door middel van ondergrondsche hoogspanningskabels onder een spanning van 12000 resp. 7000 volt naar [150] transformatorstations gevoerd, aldaar omlaag getransformeerd op 220 / 127 volt en onder deze spanning via het bovengrondsche laagspanningsnet en de huisaansluitingen gevoerd naar de perceelen, die om een dergelijk transformatorstation zijn gelegen. […]
Gloeilampen, kleine apparaten en kleine motoren worden aangesloten op 127 volt tusschen een der fasen en den geaarden nulleider, terwijl motoren van meer dan ½ pk vermogen en grootere apparaten op 220 volt tusschen de 3 fasen van het draaistroomnet worden aangesloten. […]
De Staatsspoorwegen ontvangen de electriciteit rechtstreeks van ’s Landswaterkrachtbedrijf. […]
Het totale vermogen, dat voor de industrie (incl. Tandjong-Priok en de electrische tram) overdag vereischt wordt, bedraagt thans reeds 3500 à 4500 kW, d.i. circa 4700 à 6000 pk.
De avondbelasting van het electriciteitsbedrijf der N.I.G.M. te Batavia bedraagt ongeveer 5600 kilowatt, d.i. ca. 7700 pk.
[¹ Perumgas Negara, Jl Zainul Arifin. ² Kromming in de Jl Duri Pasar].
Locale Techniek - 6-2, 46-47
[Surabaya 2 – Kampong]
[Woordenlijst – Emper]
De inheemschen zelf hebben hun ‘emper’, d.i. een soort van stoep aan den voorgevel dan wel aan den achter of zijgevel van het huis. In den loop der tijden hebben zij ook heel wat afgekeken van den uitheemschen stoepenbouw. De tegenwoordige populaire vorm daarvan is een vloertje iets lager dan den vloer binnenshuis, niet dieper dan ca 1,5 m en onder het voordakoverstek gelegen, en met gemetselde rustbankjes of borstweringmuurtjes aan weerskanten (in stedelijke kampoengs te Semarang en Soerabaja).
Locale Techniek, 6-2, 50-52
In de eerste plaats de belangrijke uitbreiding van het Hoofdgebouw van De Javasche Bank te Batavia, waarmede in 1935 een aanvang werd gemaakt en waarvan de uitvoering werd opgedragen aan de Hollandsche Beton Mij.
Het oude frontgebouw, dat iedereen wel bekend is van de afbeeldingen op de bankbiljetten werd gebouwd in de jaren 1909 – 1911 als 1ste gedeelte van het nieuwe complex, dat in den loop der jaren ter plaatse van de oude bebouwing (voormalig ziekenhuis van de Compagnie) is verrezen.
In 1933 werd de Bank uitgebreid met een complex nieuwe kluizen en bankbiljettendrukkerij in het verlengde van het oude frontgebouw, terwijl thans werd overgegaan tot de zoo noodzakelijke vergrooting en verbouwing van de kasruimte en den bouw van een geheel nieuw frontgebouw, waarin zijn ondergebracht: de hoofdingang met de halls voor de boekhouding, geldstortingen en effectenafdeeling.
Uiteraard werd ook voor dezen nieuwbouw de neo-klassieke architectuur, welke bij het vroegere frontgebouw werd vastgelegd, doorgevoerd. […]
De afwerking zal geheel evenredig zijn aan den aard van het gebouw en werden hiervoor verschillende materialen, zooals tegels, ceramiek-wandbekleeding, gebrandschilderde ramen, bronzen hekken, e.d. in Europa besteld en uitgevoerd volgens ontwerp der architecten.
In de entree-hall zal een bronzen plaquette worden aangebracht voorstellende de buste van J.P. Coen, welke ook bij den ingang van den vroegeren gevel aanwezig was.
In het sousterrein zijn garages en archieven ondergebracht.
Uiteraard’ werd ook voor deze nieuwbouw de eclectische stijl met sterk neo-klasieke elementen, die bij het vroegere frontgebouw werd vastgelegd, weer doorgevoerd. De tegels, de ceramiek-wandbekleding, gebrandschilderde ramen, bronzen hekken e.d. werden in Europa vervaardigd.
Locale Techniek, 6-2, 53
[1937] …het nieuwe frontgebouw van de Nederlandsche Koloniale Petroleum Mij. – Koloniale Petroleum-Verkoop Mij., hetwelk op Koningsplein Zuid No. 18 thans verrijst.
Ook van dit gebouw werd de uitvoering, na gehouden aanbesteding enkele maanden geleden, onder Directie van Fermont-Cuypers aan de H.B.M. opgedragen.
Op het achterterrein werden enkele jaren geleden door hiervoor genoemde Architecten reeds 2 vleugels gebouwd, waarin een gedeelte der kantoren toentertijd werden ondergebracht, terwijl de Hoofdvertegenwoordiging was gevestigd in het oude hoofdgebouw, dat thans onder sloopershanden is gevallen.
Het nieuwe frontgebouw dat in de plaats daarvan verrijst, zal de geheele breedte van het perceel beslaan en bestaat uit begane grond en 1ste verdieping met 2 zij-vleugels (eveneens verdiepingsgebouw), welke aan de vroeger gebouwde kantoren aansluiten.
Zooals bij vele kantoorgebouwen door deze architecten toegepast, zullen ook van dit gebouw de buitenwanden als spouwmuren worden opgetrokken, waardoor een bijzonder goede isolatie tegen de warmte en tevens door den opzet der smalle ramen in de diepe nissen, een gelijkmatige tempering van het licht worden verkregen.
Het gebouw is gefundeerd op staal; de bovenbouw bestaat uit metselwerk met een verstijving van een gewapend beton-frame.
Voor het plint wordt inheemsche natuursteen (trachiet) toegepast, […]
In de middenpartij van het frontgebouw zullen 4 beeldengroepen worden aangebracht, waarvan ontwerp en uitvoering zijn opgedragen aan den Nederlandschen beeldhouwer L.S. Noordaa, terwijl eveneens door hem 3 gargoyle-figuren (emblemen der Maatschappij) worden ontworpen, welke boven de 3 deuren van den hoofdingang worden geplaatst.
Locale Techniek, 6-2, 54-55
[1937] In het nieuwe gebouw zullen worden ondergebracht: het kantoor van de Hoofdvertegenwoordiging, het Batavia-kantoor, afdeeling Handelszaken en het kantoor van de Koninklijke Nederlandsch-Indische Luchtvaart-Maatschappij (K.N.I.L.M.).
Het kantoor van de Hoofdvertegenwoordiging is op de 1ste verdieping aan de zijde van de Willemslaan geprojecteerd met geheel afzonderlijken ingang.
Van het Batavia-kantoor is de hoofdingang eveneens in de Willemslaan in de middenpartij van den gevel.
Het kantoor is op den beganen grond en op de 1ste verdieping ondergebracht.
Het kantoor van de K.N.I.L.M. beslaat den geheelen vleugel aan de Koningsplein-Oost-zijde, zoowel op den beganen grond als op de 1ste verdieping, terwijl langs dezen gevel wegens de Oostelijke ligging een galerij is aangebracht, welke toegang geeft tot het passage-kantoor.
Op den hoek is een toren ontworpen, welke bekroond wordt door een Shell-teeken, dat ’s avonds wordt verlicht.
Locale Techniek, 6-2, 55
Van 27 jan - 8 feb 1937 werd hier de collectie kaarten, boeken en prenten tentoongesteld, betrekking hebbende op de stad Batavia, die door Jhr. Mr. P.R. Feith in de drie voorafgaande jaren bijeen was gebracht.
Locale Techniek, 6-2, 56
[Jakarta 2 – Kaarsrechte Prinsenstraat]
Leeuwinnegracht en Nieuwpoortstraat, de hoofdverbindingen van de stadskern met de voorsteden, waren zó gelegen, dat het verkeer niet vlak langs de hoofdingang van het Stadhuis gevoerd werd. Het Stadhuisplein bleef dus vrij voor ceremoniëele ontvangsten en terechtstellingen.
Bovendien waren het Kasteel en het Stadhuis aan de einden geplaatst van een ‘architectonische as’, welke niet samenviel doch evenwijdig liep met de ‘verkeersas’ van de Nieuwpoortstraat. De beide gebouwen waren de architectonische polen van de stadskern. Het Stadhuis, zetel van het stedelijk bestuur, symbool van Batavia’s leven, was het monumentale tegenwicht van het Kasteel, symbool van Batavia’s geboorte.
Een dergelijke axiale plaatsing van twee belangrijke bouwwerken leidt meestal tot een goede architectonische oplossing en is over de gehele wereld sedert mensenheugenis toegepast. Vooral als de beide gebouwen functies vervullen, welke in wezen een contrast vormen, schijnt zulk een polaire opstelling te voldoen aan een onderbewuste behoefte van den Mens, wiens leven geheel beheerst wordt door tegenstellingen als Man en Vrouw, Duister en Licht, Stof en Geest.
Kortom de fraaie samenhang van architectonische as en verkeersassen getuigt van een bewust of onderbewust stedebouwkundig inzicht der oude Hollanders; een inzicht, dat naar het schijnt geheel verloren is gegaan, daar het modern groot – Batavia geen ander openbaar gebouw bezit, waarvan de ligging, in monumentale zin, met die van het oude Stadhuis vergeleken kan worden.
Locale Techniek, 6-2,56a
De bochtige Ciliwung werd spoedig door een recht kanaal vervangen. De gedempte kronkels van de rivier bleven uiteraard slechte bouwgrond en zij hebben bouwers langs de kali Besar steeds veel last veroorzaakt.
Het gebouw van Escompto staat gedeeltelijk boven een van de oude rivierbochten en het begon gedurende de bouw al te verzakken.
Locale Techniek, 6-4, 99, 105-109
1937 Architect Tideman:
Het gebouw ligt aan de zuidzijde van de aloen2 en geeft een voor het oog bevredigende afsluiting van dit plein.
Door de sterk drukkende beperking van het bouwbedrag [f 50.000] was een streng doorgevoerde eenvoud in de architectonische afwerking geboden en was tevens een zoo gunstig mogelijke verhouding van nuttige ruimte ten opzichte van het totale bouwoppervlak een eerste eisch. Een in verdieping opgetrokken gesloten bouwwijze met een centrale ligging van hoofdingang en trap gaf de juiste oplossing.[...]
De gesloten bouw maakte het voorts mogelijk den gevel langs de Pandhuisstraat – zij het hooggeplaatste ramen – direct in de rooilijn te plaatsen, waarmede dank zij het T-vormig grondplan een behoorlijk ruim voorplein kon worden verkregen met afsluitende gevelwanden aan de Zuid- en Oostzijde daarvan. Daardoor is bereikt dat van elk punt van de Aloen-Aloen het aspect volledig is en de zuidelijke bebouwing van dit plein een voor het oog bevredigende afsluiting heeft gekregen.
Bij de groepeering der verschillende benoodigde ruimten is uitgegaan van een zooveel mogelijk doorvoeren eener natuurlijke scheiding tusschen de verschillende onder te brengen kantoren, [...]
Het Residentiekantoor neemt de geheele verdieping in beslag,[...] De kantoren van de Djaksa en Landgerecht bevinden zich op den beganen grond en wel in den vooruitspringenden kop van den nieuwbouw met voor elk afzonderlijke toegang en wachtgelegenheid voor het vooral op zittingsdagen van den Landrechter in groote getale opkomend publiek.
Het overige gedeeLocale Technieke van den beganen grond wordt ingenomen door het Assistent-Residentiekantoor, van verschillende Controleurs, Bureau Grondhuur e.d.[...]
De ruitverdeeling der stalen ramen, het bandenfries, waarin de langgerekte ventilatieroosters zijn opgenomen en de a.h.w. daaruit voortkomende in breede kraalschroten onderverdeelde aftimmering van het grootgehouden dakoverstek, zijn alle accenten welke medewerken tot versterking der horizontale lijn in de gevelontwikkeling. Daartegenover is juist de hoofdingang met een sterke vertikale lijn door de daarboven geplaatste hooge smalle ramen van het trappenhuis in opgaande lijn gesteld, welke gevelpartij wordt afgesloten door een eveneens in vertikalen zin geplaatste naamaanduiding 'Bestuur' dat, mèt het als bekroning daarboven gedachte in glazen bouwstenen gevormde klokkenhuis, ook bij avond door indirecte verlichting de aandacht kan blijven trekken.
De steilhellende, rustig gehouden sirappendakvorm, slechts even onderbroken door eenige ter verlichting en ventilatie der zolderruimte noodzakelijke 'oogen' heeft behalve een zekere architectonische werking, nog een groot practisch belang: nl. dat op de zoodoende gevormde hooge zolderruimte – de 'vliering' dus – bewaring van oud-archief e.d. mogelijk is, zoodat de eigenlijke archiefruimten der verschillende kantoren steeds ontlast kunnen worden en derhalve tot in de verre toekomst geen uitbreiding behoeven.
Ter versterking van de horizontale gedachte is bij de afwerking het pleisterwerk der buitengevels in horizontale richting tot aan de verjonging [ter hoogte van onderkant ramen] inde gevel 'gekamd' en is dit pleisterwerk ter bereiking van eenige kleurwerking en van een besparing in onderhoudskosten in portlandcement kleur gehouden.
De bekapping over het gebouw is, mede met het oog op een gemakkelijke uitbreidingsaansluiting, door een topgevelbewerking met vertikaal geplaatste beplanking en onderbrekend middenmotief afgesloten.
[...] [Tot slot de mededeling dat] de kosten met die voor de inrichting inbegrepen rond f 65.000 hebben bedragen.
Locale Techniek, 6-4, 113-117
Bij de 18e jaarbeurs in 1937 werd het terrein gerenoveerd. Het zwaartepunt van de indeling werd een nieuwe ingang met een Hoofd Allee leidende naar een (tijdelijk) restaurant.
Links van deze Allee lag het Hoofdgebouw, met daarachter o.m. de Machinehal van veel ouder datum en een nieuwe cabaretzaal in het voormalige restaurant.
Rechts van de Allee lagen vijf expositiegebouwen.
Locale Techniek, 6-5, 126
[1937] Toen men zich in 1919, 1920 en 1921, gebaseerd op de verwachting, die van de zijde van het Gouvernement werd gewekt, de voorstelling maakte, van een overbrenging aller Departementen [vanuit Batavia en Buitenzorg], wat een plotselingen zeer grooten groei van Bandoeng tengevolge zou hebben, moest men om dezen groei te kunnen opvangen rekenen op beschikbaarstelling van groote complexen in N.O. Bandoeng.
Men [het Gemeentelijk Grondbedrijf] heeft daartoe zeer veel gronden afgekocht, terwijl ook groote complexen geheel of gedeeltelijk bouwklaar werden gemaakt. Toen in 1921 de eerste malaise inviel en volstaan werd met het overbrengen van enkel het Departement van G.B., had men een groot deel van deze afkoopen en werkzaamheden onnoodig, d.w.z. ontijdig, gedaan. Tengevolge hiervan had men zich speciaal in dit complex dus overkocht en daardoor was het kapitaal, dat in het Grondbedrijf werd gestoken, ook onnoodig hoog opgevoerd (bijna f 4,700.000).
Locale Techniek, 6-6, 150-155
[Architecten – Wolff Schoemaker]
[1937, Architect Soesilo:]
Onlangs verscheen in ‘Cultuur Islam’, een Maleische uitgave van de ‘Pendidikan Islam’ te Bandoeng een belangwekkende beschouwing van de hand van Prof C.P. Wolff Schoemaker, handelende over de Islamitische architectuur, welke in het bijzonder in de Islamitische landen rondom de Middellandsche Zee en Azië bij den bouw van moskeeën en mesdjids zijn toegepast. [...]
Dan ten laatste komt eindelijk een rubriek ‘Ned.-Indië’ en hier is het dat de dankbaarheid [voor “het waardevol en leerrijk relaas”] van den Iinheemschen lezer gaandeweg overslaat tot teleurstelling. Want hetgeen hier te berde wordt gebracht, en door spatieering en cursief gedrukte tekst nog onderstreept, geeft gereede aanleiding tot het opponeeren tegen eenige hier gedane uitlatingen.
In dit gedeelte van Prof. W.S.’s verhandeling wordt beweerd dat op Sumatra en Java geen enkele missigit bestaat van eenige architectonische waarde, noch in zijn hoofdvorm, noch in zijn onderdeelen. De Inheemnsche bouwwijze heet dan een minderwaardige imitatie van uitheemsche architectuur, o.a. houtconstructies en sirappendaken welke van Chineeschen oorsprong zouden zijn. De Mesdjid Agoeng [in Cirebon] heeft overblijfselen van een Hindoestijl. Het in eere houden en heiligen van oudheden (waaronder natuurlijk ook wordt verstaan het in ere houden van de Mesdjid Agoeng), wordt gelijk gesteld met een traagheid van geest, en beschouwd als een rem tegen het voortbrengen van nieuwe scheppingen.
In de verhandeling wordt ook nog gezegd, dat de Inheemsche missigitbouw in het algemeen ‘gewoon en armoedig is, en de kracht en waarde mist welke de Islam elders wel vermocht te scheppen’.
Doch gelukkig wordt ten minste nog een enkele mesjid genoemd die, hoewel deze nog niet geheel de goedkeuring van den schrijver heeft kunnen wegdragen toch kan worden aangemerkt als zijnde ééne met bewuste architectuur en ‘doordrongen van den Islam-geest’, met name dan de Mesjid te Fort de Kock [Sumatra]. Maar dit is ook de eenige die in de verhandeling met wat milde woorden wordt besproken. Verder worden nog bij wijze van illustratie eenige afbeeldingen getoond van de verbouwing van de Missigit van Magelang [door architect Pluyter]. De nieuwe missigit te Tjipaganti (Bandoeng) [gebouwd door Wolff Schoemaker], en de missigit van Kota Radja [Sumatra] voor en na de verbouwing.
Doch een missigit als die van Jogja en nog vele missigits in Java, welke de moeite waard zouden zijn om getoond te worden, hebben in de verhandeling geen plaats gekregen.” [...]
Soesilo heeft in zijn artikel een foto van de missigit in Magelang opgenomen, maar geen foto van de Cipaganti ... De betreffende tekst is: “Zoodra de inheemsche bouwer of de in Indië wonende uitheemsche bouwer probeert ‘rijkelijkheid’ of een ‘andere architectuur’ in een inheemsch bouwwerk te leggen, komt hij niet verder dan een architectonische opsmukkerij ‘bedriegerij’. Het resultaat is meerendeels slecht.
Wil men iets nieuws en frisch scheppen, goed. Doch men zoeke dan de nieuwe vormen in eigen Indische sfeer. De Inheemschen zijn kunstzinnig genoeg om een kunstwerk te vervaardigen, àls men ze maar de gunstige voorwaarden geeft, in zoowel sociaal als economisch opzicht. En hiermede hangt ook nauw samen het Indische onderwijs. En moge speciaal de Technische Hoogeschool te Bandoeng als zijnde de ópperste autoriteit voor het bouwkundig onderricht, in deze richting de juiste leiding geven, door meer Indisch te doceeren.”
Dit gaat de redactie van het Indisch Bouwkundig tijdschrift blijkbaar te ver. En bij zeer hoge uitzondering plaatst ze een commentaar en wel naast het artikel van Soesilo. Het commentaar besluit: "...Laten we toch vooral waken tegen begripsverwarringen, welke het pogen belemmeren van hen, -tot welke bevolkingsgroep zij ook mogen behooren-, die oprecht streven naar de verwerkelijking eener bouwkunst, welke op rationeele en tevens kunstzinnige wijze voldoet aan behoeften van de hedendaagsche samenleving in deze gewesten.
Locale Techniek, 7-1, 1
[Braga] De 'meest Europeesche winkelstraat in Ned.-Indië:'
Locale Techniek, 7-2, 23
In 1882 schreef de Leidse hoogleraar P. Veth in zijn boek ‘Java’: ‘Op dat (Parade) plein bevindt zich een in 1841 tot eene diepte van 71 meter geboorde artesische put, die uitmuntend en overvloedig drinkwater oplevert, dat niet alleen voor de bewoners der stad, maar ook voor de ter rede liggende schepen een ware weldaad is. Eene leiding voert het water naar een gemetseld reservoir bij de Bodjongsche brug, dat een gemakkelijke gelegenheid biedt om de door prauwen derwaarts gebrachte ledige watervaten van de schepen te vullen.’ In 1913 werd er een waterleiding aangelegd waarvan het water afkomstig was van bronnen gelegen op de noordelijke helling van de berg Ungaran, 18 km. naar het zuiden.
Locale Techniek, 7-2, 25
[1938] Het Hoofdkantoor der Nederlandsch – Indische Spoorweg Maatschappij aan de Bodjong te Semarang [...] is één van de eerste moderne kantoren, die in Indië werden opgericht. Het ontwerp is afkomstig van het Nederlandsche architectenbureau van wijlen Prof. Klinkhamer en Ouëndag.
Door toepassing van galerijen aan de buitenzijde is het gebouw voor het tropische klimaat zeer geschikt. De architectuur draagt een zeer verzorgd en voornaam karakter. Al zijn de opvattingen op het gebied der bouwkunst inmiddels aanzienlijk gewijzigd, zoo blijft dit gebouw toch in het Semarangsche Stadsbeeld een karakteristieke noot vormen.
Locale Techniek, 7-2, 29
[1938] Zoo werd ook ruim een kwart eeuw geleden de aanleg van de woonwijken in het heuvelterrein op 200 – 400 voet hoogte aan den Zuidelijken rand der stad, door de Gemeente aangevat en geleid, met het thans voor ieder zichtbare resultaat, dat een villastadje op zich zelf is ontstaan, zoo riant gelegen, voorzien van de mooiste vergezichten op bergen en zee, als geen andere kustplaats in Indië bezit.
Het klimaat is te Semarang het normale Javakustklimaat, met zijn uitgesproken regen- en drogen tijd, beide zeer wel ook voor Noorderlingen te doorleven, terwijl de kentering vooral in het najaar eenige uitzonderlijk warme weken te doorstaan geeft, gelijk overal elders in de vlakten van Java.
Het spreekt vanzelf dat het heuvelterrein hoewel de temperatuur met de benedenstad slechts weinig verschilt, toch belangrijk meer frischheid biedt, doordat de verspreide ligging der woningen op meestal ruime erven, veelal op toppen en ruggen der heuvels, aan elke bries toegang geeft.
Locale Techniek, 7-2, 29a
[1938] De Renvereeniging geeft op de race-baan achter Pontjol eenige malen per jaar goede paardenwedstrijden te zien, waaraan meestal genoeglijke feesten verbonden zijn.
Locale Techniek, 7-2, 31
[Semarang 1 – Station]
[Semarang 3 – Spoorweg]
[1938] Ook de spoorwegverbindingen voldoen maar matig aan de eischen die de industrie […] stelt. Vooreerst missen we nog steeds de directe Oost-West verbinding tusschen het eindstation Pontjol van de Semarang-Cheribon lijn, met het station Tawang voor de verbindingen met Soerabaia en Djocja. Bovendien is er nog geen doorgaande smalspoorbaan van Solo, waardoor overlading van N.I.S. op S.S. en omgekeerd de vrachten ongunstig beïnvloedt.
Welke nadeelen dit voor het vervoer van doorgaande reizigers en goederen moet hebben, springt direct in het oog. […] Zoo zullen de sigaretten en strootjesfabrieken in Koedoes voor het vervoer naar plaatsen bewesten Semarang om die reden gebruik moeten maken van vrachtauto’s. […] De aansluiting van Semarang op de nachtexpres is zeer slecht te noemen, een omstandigheid, welke eveneens van invloed zal zijn op het zakenleven in Semarang.
Locale Techniek, 7-2, 33
H.F. Tillema, die in 1896 als apotheker in Indië was begonnen, ontdekte dat de import van koolzuurhoudende dranken enorm groot was, omdat men niet over goed drinkwater beschikte. Hij besloot zelf een fabriek te stichten. Het werd een modelinrichting, die weldra alom gewaardeerde dranken met het merk Hygeia produceerde.
Het was een van de zeven mineraalwaterfabrieken die de stad eind jaren dertig rijk was.
Locale Techniek - 7-2, 47
[Semarang 1 – Telefoonjuffrouwen]
[1938] Het kantoor van het Hoofd van den Luchtbeschermingsdienst met zijn staf is ondergebracht in het telefoonkantoor. Wel is waar zullen vijandelijke vliegtuigen zeer zeker ook trachten dat kantoor aan te vallen, maar, omdat aldaar vele telefoonlijnen samenkomen, hetgeen voor de berichtgeving en alarmeering van zeer groot belang is, is het de aangewezen plaats voor het centrale punt van de luchtbescherming. Bovendien kan ter plaatse over een scherf- en gasvrije kluis beschikt worden, waarin ook de verbindingen met de sectoren worden tot stand gebracht, zoodat bediening, tenzij bij een voltreffer, ongehinderd kan plaats hebben.
Alarmeering geschiedt van uit punten ver buiten Semarang gelegen, door posten, welke door de centrale regeering worden ingesteld.
Het Hoofd van den Luchtbeschermingsdienst staat in direct contact met de leiders van den luchtbeschermingsdienst in de sectoren, de z.g. Sectorhoofden. Deze beschikken over één of meer brandweer-, ontsmettings-, opruimings-, herstellings- en reddingsploegen, welke alle met het voor hun werk noodige klein materieel worden uitgerust. [...]
De ploegen zullen voor een groot deel uit vrijwilligers bestaan, die van te voren terdege geoefend moeten worden.
Locale Techniek, 7-2, 49
[1938] Thans worden in Semarang nog 2 particuliere pasars geëxploiteerd, die beide op particulier land staan, en door de eigenaren met vergunning van de Gemeente worden gehouden.
Dit zijn de pasars Tjandi, gehouden door O.T. Bing, en de pasar Boeloe, eigendom van de erven Oei Tiong Ham. Met de laatste exploitanten is de Stadsgemeente thans tot een vergelijk gekomen, aangaande de overname en verbetering van dezen pasar, zoodat in Juni a.s. nog slechts de kleine onbeteekenende pasar Tjandi in particuliere handen zal zijn.
Locale Techniek, 7-2, 52
[Semarang 2 – Residentiekantoor]
Het zoogenaamde ‘Groote Huis’, thans in gebruik als Gouverneurskantoor is een van de voornaamste klassieke oud-Hollandsche koloniale bouwwerken. Het munt uit door een architectuur van zeer edele verhoudingen.
Locale Techniek, 7-2, 54
Het kantoor der S.M.N. werd in ’30 gebouwd op het terrein van het oude, doch, overeenkomstig de rooilijnen, met prijsgeving van een belangrijk gedeelte van de voorzijde. Deze grondafstand aan de Gemeente geschiedde om niet, doch onder de voorwaarde dat dit gedeelte der Westerwalstraat in ‘Nederland-plein’ zou worden omgedoopt.
Locale Techniek, 7-2, 54-57
Karsten: Het bouwprogramma omvatte op de begane grond een kantoor, in hoofdzaak passagekantoor, van de S.M.N., met de best-mogelijke standing doch waarvan het achterste gedeelte min of meer zelfstandig gebruikt moest kunnen worden, zomede verhuurbare kantoren ter verdieping. Het toevoegen van een volledige twéde bovenverdieping scheen niettegenstaande de perceelsverkleining niet geboden, o.m. omdat daardoor bijzondere funderingsmoeilijkheden zouden ontstaan.
De eisen en de ligging op een hoek leidden ertoe beneden het gehele front voor de S.M.N. te reserveren, en de trap naar de verdieping in het midden van de lange zijgevel te leggen, waardoor beide verdiepingen in tweeën kunnen worden gebruikt. […]
De ligging op het W. maakte boven- en benedengalerijen nodig.
[…] boven een garage voor 3 auto’s achter in de zijstraat werden de goedang voor passagiersgoederen en de toiletten der S.M.N. in een tusschenverdieping ondergebracht. […]
De fundering kon op staal geschieden (0,45 kg/cm²) en wel door middel van gewapend-beton stroken; daar de goede grond in dit deel van Semarang een betrekkelijk dunne laag vormt, werd zij zo hoog mogelijk aangelegd.
Bij de aansluiting aan het vrij veel oudere nevenpand der Factory wees wel op enige zakking van het S.M.N.-gebouw na gereedkoming, doch deze heeft gelijkmatig plaats gehad.
Boven de fundering ligt aan de gevels een hoog plint van gebouchardeerd ongewapend beton. Doordat de uitvoering niet ononderbroken is geschied, zijn er minder fraaie afscheidingen in te zien, terwijl de samenstelling (1 p.c., 3 zand en 3 gezeefd grind) dan wel de materiaalkwaliteit niet voldoende zijn gebleken om het optreden van zwarte plekken te voorkomen.
De opbouw geschiedde deels in gewapend beton; o.a. werden alle vloeren en de halfronde trap daarin uitgevoerd, evenals ‘schoon uit de kist’ *), de ronde kolommen buiten en binnen, en de luifels en de kroonlijsten van de gevels, met gebouchardeerd paneel aan de onderzijde.
De grote gevelopeningen werden verdeeld door traceringen van betonvormstukken; de vulling daarvan bestaat voor een deel uit betonroosters, open of met glas bezet en overigens uit stalen ramen enz. […]
De dakbedekking is van door de S.M.N. in ballast uit Europa aangevoerde gesmoorde Echtse pannen; in de ronding onderaan het dak werden zij door haakjes extra verzekerd. […]
De vestibule van het passagekantoor kreeg een eenvoudige betegeling (p.c.-tegels, deels z.g. gekristalliseerd). Tegen de getinte witte wanden overheerschen hier, indachtig aan de zee-sfeer, lichte grijzen en groenen, zowel bij het schilderwerk als bij glas en tegels. […]
Vlaggestok en wapenschild zijn die van het Noorse konsulaat.
*) Locale Techniek-8-4,109
Locale Techniek, 7-2, 54, 58-63
[1938, Karsten:] Kantoorgebouw Zustermaatschappijen.
[Het ontwerp werd] opgedragen aan het bureau Karsten en Schouten te Semarang, dat in '30 werd omgezet in het bureau Karsten en Schijfsma, [...] In beide associaties stammen de ontwerpen en details van Karsten. [...]
Omstreeks ’28 vertoonde het vroegere kantoor der Zustermaatschappijen, een oud-Indisch verdiepinghuis, verschijnselen, die, vooral i.v.m. de vrij zwaar door kantoormeubilair belaste verdieping, een nieuwbouw urgent maakten. Deze kwam tot stand kort voordat de malaise deze maatschappijen ernstig trof. T.b. der financiering was evenwel reeds dadelijk het voorgedeelte van het zeer grote voormalige terrein verkocht; hier is voor kort het Semarangkantoor der B.P.M. verrezen.
Tussen dit perceel en het oude kantoor werd het nieuwe gebouwd, dat enige jaren vanaf Bodjong zichtbaar bleef, doch eigenlijk ligt aan de v.d. Endtweg; wegens deze situatie is het erop berekend overhoeks, vanuit het N.O. te worden overzien; hiertoe werd aan de N. zijde een groot zijerf vrijgehouden, waaraan ook de hoofdingang ligt. [...]
Plattegrond (en opbouw) zijn opgezet op een kubisch assensysteem met eenheidsafstand van 2,42 m horizontaal (= 12 tegels en 2 Celotex [plafond]platen) en 2,44 m vertikaal (grote-deurhoogte, halve vertrekhoogte enz.). Rondom de grote personeelszaal in het midden, zijn aan 3 zijden vertrekken gelegen. Op het terras aan de vierde zijde [westzijde] is thans een niet-passende tijdelijke uitbreiding verrezen. [...]
De gehele rand en de omlopende gangen zijn afgedekt met een vlak gew. betondak met ver uitkragende luifel; [...] een iets te zuinige wapening aan de hoeken der overstekken heeft een doorhangen daarvan tengevolge gehad, dat later slechts gedeeltelijk geredresseerd is kunnen worden. [...]
In het uitwendige aanzicht speelt ook de vloer van de buitengalerij (terrazzotegels, gebroken rood en geel) bepaaldelijk een rol, doordat hij het betonplint afdekt, en de plinttegel van de vierkante opgaande kolommen als een basement werkt. In verband hiermede is aan deze kolommen bovenaan, bij de aansluiting aan de gew. betondakbalk, eveneens een tegel ingewerkt (liggend, met ronde kant). [...]
In samenwerking met de leverancier, de Vries Robbé, zijn de stalen ramen en deuren zorgvuldig i.v.m. de Indische behoeften ontworpen, dus o.a. met chassinetten, jalouzieën, haakjes voor heel en half open zetten enz. De jalouzieën zijn van hout, in een smalle houten lijst, gevat in het stalen raam.
Locale Techniek, 7-2, 57
Bij de uitvoering waren o.m. betrokken de O.I. Aannemingsmaatschappij als hoofdaannemer, voorts de Holl. Beton Mij (betonwerken) en de Vries Robbé (stalen kap).
Locale Techniek, 7-2, 64-66
[1938]Karsten: De nieuwe Centrale Pasar komt in de plaats van een vijftal oude, merendeels bijzonder slechte pasars in het stadscentrum, en wel Djohar, Pedamaran, Beteng, Djoernatan en Pekodjan. Zij okkupeert het terrein van beide eerstgenoemde, vergroot met dat van de voormalige Inlandsche gevangenis, met een aantal aangekochte Chineese-kamppercelen en een strook van Aloen2 en Regentserf.
De situatie in het midden der oude stad, onmiddellijk naast Aloen2 en Chinese kamp en vlak nabij de Europese winkelbuurt (Bodjong) is in vele opzichten zeer gunstig, doch zij brengt wel mee dat het uiterlijk aan zekere, zij het eenvoudige welstandseisen moet voldoen. […]
Tevens deed zich bij bijzónder nijpend grondgebrek de vraag voor, of door toepassing van een beperkte verdiepingbouw geen oppervlak kan worden gewonnen […] waarbij bóven [de] aan de straat gelegen afsluitbare pasarstandplaatsen, waroengs enz., een verdiepingsrand met gewone pasarplaatsen wordt gemaakt; deze verdiepingrand ligt dan rondom, en kijkt uit op, de grote overdekte binnenhal. […] Bij de Pasar Gede in Solo (1929) is dit loodstype het eerst gebouwd en goed bruikbaar gebleken (fig. I) […]
Voor pasars is en blijft gewapend beton het meest verkieselijke materiaal, vooral in de vorm der z.g. mushroomkonstruktie, door de volkomen afwezigheid van donkere hoeken of holle ruimten, de geheel vlakke onderzijde van daken en vloeren en de (toevallige) overeenkomst tussen de meest ekonomische kolomafstanden (ongeveer van 5 tot 7 m) met de normale pasartraveebreedte (pad met standplaatsen aan weerszijden, eveneens normaal 5 a 6 m). Tenzij men genoegen zou nemen met zeer kleine kolomafstanden, is deze konstruktie bovendien niet duurder dan andere in gewapend beton. […]
Bij al deze oplossingen speelt tenslotte de vraag, hóe men licht en lucht van boven toevoert een grote rol. Hoofdeis is daarbij dat het licht diffuus is, dus vrijwel zonvrij en nergens verblindend; wordt goed aan deze eis voldaan, dan behoeft de hoevéélheid licht niet bijzonder groot te zijn, en is matigheid daarin zelfs een voordeel voor de pasarsfeer. […]
Vermeldenswaard is nu de omweg, waarlangs het in aanbouw zijnde loodstype der Centrale pasar (fig. V) verwezenlijkt werd.
Toen in ’29 twee buurt-pasars te Semarang werden gebouwd (Holleweg naar gemeentelijk ontwerp en Djatingaleh, fig. II, naar ontwerp van ondergetekende), is daarvoor de mushroom konstruktie gekozen, zowel om de algemene verdienste daarvan als om ervaring op te doen voor de grote pasarbouw, die steeds meer nodig werd. De verlichting van boven werd daarbij verkregen door het middendak hoger te leggen dan het randdak.
Het eerste (uitgewerkte) ontwerp [van Karsten] voor de Centrale Pasar (fig. III, 1933) vertoonde dan ook hetzelfde type, doch gekombineerd met de verdiepingrand. Door de grote horizontale afmetingen van de loodsen werden echter twéé daksprongen nodig; uitwendig zou zulk een bouw zeker interessant en mooi kunnen worden, doch binnen werd de middenruimte wel zeer hoog.
Waar het doorwerken der malaise ingrijpende verlaging der kosten vereiste, werd, in ’35, de omvang van het werk gereduceerd door de uitbreidingsmogelijkheid uit den bouw te schrappen en te verleggen naar een vrij te houden terreinstuk voor een derde loods, en tevens de konstruktie opnieuw onder het oog gezien; daartoe werden na een vooronderzoek van ook andere typen, [door Karsten] nieuwe voorontwerpen ingediend voor een staalkonstruktie met lichtkapjes (fig. IV) en voor een goedkoper mushroomkonstruktie zonder verhoogde daken, doch met achthoekige bovenlichten in alle velden (fig.V).
Toen echter het staalontwerp voor uitwerking was aangewezen, doch na de guldensdepreciatie de prijsverhoudingen zich snel wijzigden en uiterst onstabiel werden, bleek het geboden bij de aanbesteding in medio ’37 ook aannemersontwerpen uit te lokken, waarvoor aanwijzingen werden gegeven.
Merkwaardig en goedkoop was een offerte voor een bouw volledig in djatihout […] (Ontwerp-Elenbaas, Tjepoe, fig. VI) De lage prijs woog evenwel niet op tegen de nadelen […] daarnaast werd aangeboden een mushroomkonstruktie praktisch gelijk aan het mushroomontwerp ’36 [van Karsten], welke dan ook, met een bouwsom van ruim 3 ton, voor uitvoering werd gekozen (Holl. Beton Maatschappij, fig. V).
Locale Techniek, 7-3, 72
Reeds kort na de stichting van Batavia werd melding gemaakt van een stadsherberg aldaar. Dit was oorspronkelijk een schenkerij waar o.a. de schutters bijeen kwamen. Van oudsher had men strenge bepalingen op het tappen. Het verstrekken van logies was aan een afzonderlijke vergunning verbonden, welke slechts zeer zelden werd verleend.
Op den duur deed zich de behoefte gevoelen aan een goed logement, waar ook aanzienlijke personen ondergebracht zouden kunnen worden. In 1755 kwam men tot de oprichting van het stadslogement, dat gelegen was bij het Vierkant. Dit Stads- of Heerenlogement kreeg in den loop der tijden verschillende privilegies, zooals het verhuren van wagens en het inrichten van een schouwburgzaal. Het handhaafde zich tot 1808. Daarna werden verschillende logementen te Weltevreden opgericht en verplaatste zich het stadsleven meer naar het Zuiden.
Wel ontstond toen behoefte aan een punt van bijeenkomst aan de haven, waarvan de oprichting van de thans nog bestaande Stadsherberg het gevolg was. Dit was in 1849.
Zoolang de haven in gebruik bleef en men uit Holland komende hier voet aan wal zette, bleef de Stadsherberg de plaats van ontvangst voor ieder, die aankwam en een centrum voor de handelaren.
Toen de haven van Tandjong Priok in gebruik genomen werd, geraakte zij in verval. […]
Voor monument in den zin van de monumentenordonnantie komt zij niet in aanmerking. Gevels als deze zijn er nog vele. Kunstwaarde heeft het gebouw niet of weinig.
Echter heeft het sinds 1850 in de geschiedenis een rol gespeeld. Als document uit dien tijd heeft het voor de stad Batavia beteekenis.
Locale Techniek, 7-3, 73
[Jakarta 1 – Hoenderpasarbrug]
In dat zelfde jaar werd, o.a. met steun van de gemeente, de Stichting ‘Oud-Batavia’ opgericht. Groote sympathie der burgerij met het werk der Stichting bleek tijdens de behandeling door den Gemeenteraad van het plan om de Hoenderpasarbrug te herstellen. Spontaan werd daartoe door particulieren een 30-tal bijdragen bijeengebracht, zoodat deze typische Oud-Hollandsche dubbele ophaalbrug thans wordt gerestaureerd.”
Locale Techniek, 7-3, 73
[1938] Met steun van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, de Provincie West-Java, de Gemeente Batavia en verschillende vooraanstaande handelshuizen en groote maatschappijen, is op den 29sten November van het vorige jaar de Stichting ‘OUD-BATAVIA’ in het leven geroepen. […]
Zooals in de statuten vermeld, is het doel der Stichting het bevorderen van de kennis omtrent de stad Batavia, alsmede het behoud van oude gebouwen te Batavia en van al datgene, wat voor de geschiedenis van Batavia van belang kan worden geacht. Getracht wordt dit doel te bereiken, door o.m.: het inrichten en in stand houden van een Stedelijk Museum en de verwerving, restauratie en exploitatie van roerende en onroerende zaken, die voor de kennis der geschiedenis van Batavia van beteekenis zijn.
Het Bestuur der Stichting is thans als volgt samengesteld:
Mr. Dr. G.G. van Buttingha Wichers, President van de Javasche Bank, voorzitter.
Ir. E.A. Voorneman, Burgemeester van Batavia, plaatsvervangend voorzitter.
Dr. A.N.J. Thomassen à Thuessink van der Hoop, Secretaris der Directie van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap, lid.
Dr. P.J.A. Idenburg, Directeur van Onderwijs en Eredienst, lid.
Jhr. Mr. P.R. Feith, Advocaat, secretaris.
Dank zij de toezegging van het Bataviaasch Genootschap, zal de Stichting de beschikking krijgen over het gebouw aan het Stadhuisplein te Batavia, waar het graf van Jan Pieterzoon Coen is gevonden. In dit gebouw, dat momenteel gerestaureerd wordt, zal de collectie kaarten, platen enz. betrekking hebbend op de geschiedenis van Batavia, welke door Jhr. Mr. Feith aan de Stichting in bruikleen wordt afgestaan, worden ondergebracht.”
Locale Techniek, 7-3, 73a
[1938] Door samenwerking van den Kerkeraad der Evangelische Gemeente te Batavia met de Stichting [Oud-Batavia] is het herstel van de Portugeesche Buitenkerk verzekerd.
Locale Techniek, 7-3, 88
[Jakarta 7 – Koningsplein]
[Jakarta 7 – Monas]
Samenvatting:
In de loop der tijd zijn er steeds plannen voor bebouwing geweest, het eerste is van 1878. Geleidelijk en incidenteel werden echter wel bouwwerken opgetrokken: Het belangrijkste was de spoorweg met emplacement en station. Het Hotel Koningsplein (1921), werd in 1923 hoofdcommissariaat en veldpolitiekazerne. Er werd in 1909 een telefoonkantoor gebouwd, dat in '15, '24 en '28 werd uitgebreid. Ondertussen waren aangelegd: een renbaan (1905), het voetbalterrein van B.V.C. (1923), de terreinen van de B.S.C. met een groot clubhuis (1936) en een wielerbaan (1936).
Tevens werd er jaarlijks in de zo hoek van het terrein de Pasar Gambir gehouden.
Door velen werd het Koningsplein echter veel te groot geacht. Voor de oorlog nam de gemeente dienaangaande verschillende malen een initiatief tot verbetering.
In 1918 verscheen er, als uitvloeisel van het zoeken naar een plaats voor een nieuw raadhuis, een plan van Ir. Karsten. De malaise stopte de plannen echter in 1920. Het plan van Karsten werd overigens in 1924 aan Berlage voorgelegd en het werd onveranderd door hem aanbevolen. In 1934 gaf de gemeente de Dienst van Stadsontwikkeling de opdracht voor een plan. Na overleg met de regering moest het plan worden herzien. In 1937 lagen er twee plannen ter discussie: een van Bureau Fermont-Cuypers en een van de Dienst Stadsontwikkeling met medewerking van Karsten. Uiteindelijk koos men voor het ontwerp van de gemeente / Karsten.
Maar “Omtrent het Raadhuis is besloten dit niet te situeeren in de centrale positie, die het op het plan innam, doch dit punt te reserveeren voor een gebouw voor algemeen-cultureele doeleinden, waarbij gedacht is aan een combinatie van een nieuwen schouwburg (de huidige Bataviaasche, hoe gezellig ook, is toch eigenlijk beschamend-ouderwetsch !), met vergader-, concert- en tentoonstellingszalen, terrassen en dg. Tot een representatief geheel vereenigd, waar bv. ook congressen een goed en aantrekkelijk onderkomen zouden kunnen vinden.”
“Van de veelvuldig in ’t openbaar gemaakte opmerkingen, waartoe de publicatie van het plan aanleiding had gegeven, vond in den Raad vooral; weerklank die, welke het Raadhuis te geïsoleerd gelegen achtte, wat dan ook, zie beneden, tot een wijziging leidde. Ook schaarden zich eenige leden achter de mening, dat de bestemming van belangrijke gedeelten van het plan voor sportdoeleinden een onjuiste was en onvoldoende in overeenstemming met de waardigheid van dit traditioneele centrum; doch deze opvatting bleek toch bij een minderheid aanwezig, evenals die, welke het stadion wilde afwijzen. […] Voor het Raadhuis, dat de Gemeente immers gaarne zoo spoedig mogelijk tot stand wil brengen, werden door B.&W. twee thans mogelijk geachte situaties voorgebracht: eene aan Koningsplein-Noord, ten Z.O. van de uitmonding van den Secretarieweg, dus in het plan als het pendant van het (gecompleteerde) Telefoonkantoor, en een andere op het groote terrein der voormalige Petodjokazerne, aan het Harmonieplein tusschen het gebouw der Postspaarbank en den te verbreeden weg Djaga Monjet. De Raad sprak zijn voorkeur uit voor de laatstgenoemde.”
Locale Techniek, 7-6, 172
[1938] Onder leiding van de voorzitter, ir Willekes Macdonald, kwamen de N.I.A.K [Nederlandsch-Indische Architectenkring]-leden op de 19den en den 20sten November j.l. te Bandoeng bijeen.
De vergaderingen werden gehouden in de nieuwe directiekamer van het Savoy-Homann Hotel.[...]
Vervolgens kwam een belangrijk punt aan de orde, n.l. de tot de Regeering te richten uiteenzetting inzake het verrichten van architectenwerk door overheidsorganen ten dienste van officieele, semi-officieele en particuliere instanties. Zooals bekend, was het aanbod der Gemeente Bandoeng, om voor de Indische Pensioenfondsen gratis projecten voor een hoofdkantoor te leveren, aanleiding tot een protest der particuliere architecten. [...]
Zondagmorgen werd door de Bandoengsche leden op initiatief van Ir. Karsten en onder leiding van arch. Hendriks een rondrit aangeboden. Allereerst werd de uitbreiding van het Gemeentehuis bezichtigd, waar ir. De Roo de leden rondleidde. Vervolgens werd een bezoek gebracht aan enkele Europeesche woonwijken, aan de Gemeentelijke Europeesche begraafplaats en aan het prachtig in geaccidenteerd terrein gelegen villapark Tjioemboeloeit. Tenslotte werd met voorlichting van arch. Aalbers het Denis-gebouw en de nieuwbouw van Savoy-Homann bezichtigd.
Locale Techniek, 7-6, 177
Aan de Javabode van 12 November j.l. [1938] ontleenen wij het volgende:
Nadat er aanvankelijk zooveel te doen is geweest over de plaats, waar het nieuwe raadhuis der gemeente Batavia zou komen, hebben thans de onderhandelingen hierover tot eene oplossing geleid.
In principe heeft de gemeenteraad zich indertijd vereenigd met het plan om het raadhuis aan het Harmonieplein te bouwen, naast de Postbank, doch dit gaf zoo vele moeilijkheden, dat men om een goed geheel te krijgen eigenlijk het geheele Postbank-gebouw zou moeten koopen, hetgeen ongeveer 4 ton zou hebben gekost.
Het gemeentebestuur is toen een andere mogelijkheid welke jaren geleden ook al eens bekeken was, in nadere beschouwing gaan nemen: namelijk, bouw van het raadhuis in het Wilhelminapark, ongeveer op de plaats waar thans de Citadel met de ammunitie-magazijnen van het Leger staan.
Hiervoor moesten onderhandelingen met het Legerbestuur worden gevoerd en deze hebben tot een goed einde geleid. Gisteren werd het resultaat dezer onderhandelingen, welke door den Burgemeester van Batavia zijn gevoerd, in het College van B. en W. behandeld en in de vergadering op Maandagavond a.s. zal het nieuwe plan aan de gemeenteraad worden voorgelegd.
Indien ook de huidige gemeenteraad dit plan goedkeurt, zal het nieuwe raadhuis dus in het Wilhelminapark worden gebouwd, aan de zijde van het Sluisbrugplein, zoodat daar de ingang zal komen. Het gebouw zal ongeveer midden in het park komen liggen, daar de ammunitie-magazijnen van het Leger naar een andere plaats zullen worden overgebracht. Het park dat zooveel mogelijk zal worden gespaard is dan te beschouwen als een fraaien tuin voor het nieuwe gemeentekantoor.
Het zal echter nog wel een jaar duren, alvorens de eerste spade in den grond kan worden gestoken. Diverse technische kwesties, in verband met de voorgenomen centralisatie van gemeentelijke diensten, zullen moeten worden opgelost en daarna zal voor het ontwerp voor het raadhuis een prijsvraag worden uitgeschreven.”
Locale Techniek, 7-6, 178
[Jakarta 9 – Cultuur]
[Yogyakarta 1A – Steen]
[1938] Het Java-Instituut, daartoe in staat gesteld door een bijdrage uit het 25-millioenfonds, richt in Jogja, in aansluiting tot zijn museum Sana Boedaja, een kunstambachtschool op, voorlopig alleen voor hout-, zilver- en koperbewerking.
De school is bestemd voor jonge begaafde toekangs uit verschillende streken van Java en Bali, wien in een tweejarige cursus, die nauw bij het Inheemsche ambacht aansluit, eenige meerdere ontwikkeling wordt bijgebracht op technisch, economisch en artistiek gebied, op den grondslag der traditioneele kunstnijverheid; na afloop terugkeerende naar hun milieu, zullen zij dan in staat zijn zoowel voor zichzelf als door verspreiding van het geleerde het locale kunstambacht op hooger peil te brengen.
Aan de school is een eenvoudig internaat verbonden, in het ‘pesantren-systeem’.
Door het Java-Instituut is aan de stadsgemeenten en regentschappen op Java medewerking gevraagd, door van overheidswege jonge toekangs uit de ressorten, waar dergelijke ambachten reeds gevestigd zijn, de school te doen bezoeken.
De kosten van cursus en verblijf in het internaat zullen ongeveer f 100 per jaar per man bedragen.
Locale Techniek, 8-1, 23
[1939] Departement van Oorlog heeft geen bezwaar tegen het afbreken van de Citadel. Plan van gemeente om nieuwe stadhuis hier te bouwen en niet in het midden van het Koningsplein. Prijsvraag uitgeschreven en in de prijsvraagcommissie hebben zitting: W. Lemey, hoofd Landsgebouwen, T. Karsten, stedenbouwkundig adviseur en A. Gerla directeur Stadsontwikkeling.
Locale Techniek, 8-2, 47
[1939] Het Gouverneurskantoor aan den Aloon-Aloon, dat eenige jaren na de instelling van de Provincie Oost-Java tot stand kwam en waarin behalve het Provinciaal Bestuur verschillende Landskantoren gevestigd zijn.
Locale Techniek - 8-2, 47
De Simpangsociëteit, met ruim 1100 leden, was voor WO II het middelpunt van vermaak voor de Europese bevolking. Het had diverse grote zalen, een goed restaurant en een grote tuin.
Locale Techniek, 8-2, 53
De meeste groote cultuurlichamen hebben adviseurs in dienst, menschen, meestal met een hoogeschoolopleiding, die zich in een bepaalde richting hebben gespecialiseerd en die de uitvoering der bestelling bij de Indische Industrieën kunnen volgen en zoo nodig, gesteund door hun ervaring en speciale kennis aanwijzingen kunnen geven over de eischen waaraan het bestelde moet voldoen, of ook wel constructies kunnen doorvoeren, welke geheel zijn aangepast aan de opgedane ondervindingen. Ook het Proefstation te Pasoeroean is voor de ontwikkeling van verschillende industrieën van groote waarde geweest, want haar ingenieurs traden dikwijls in overleg met de adviseurs, of met de administrateurs en de fabrikanten om de best bereikbare resultaten te verkrijgen en dienden de fabrikanten dikwijls van advies, indien nieuwe projecten of nieuwe toestellen moesten worden ontworpen.
Deze gunstige factoren werkten de ontwikkeling der fabrieksnijverheid in de hand en vooral de Soerabajasche fabrikanten, speciaal wel machine-fabrikanten, hebben hiervan een invloed ten goede ondervonden.
Locale Techniek - 8-2, 55-56
[1939] Bij beschouwing van den staat van opbrengsten valt te constateeren, dat voor het Pasarbedrijf eerst in 1934 de malaise van merkbaren invloed is geweest.
Om de door het Pasarbedrijf berekende tarieven meer in verhouding te brengen tot de door de verkoopers gemaakte winsten werd in 1936 tot een algemeene tariefsverlaging overgegaan.
Deze verlaging varieert tusschen de 10–20 %; in de nieuwe tarieven zijn bovendien de pasars in klassen verdeeld.
Het tarief voor een bepaald soort artikel is op een 1e klasse pasar hoger, dan dat op een pasar van een lagere klasse.
Ook is voor degenen, die op den pasar vaste verkoopplaatsen hebben, het maand-abonnement gebracht op 25 maal het dagtarief; hierdoor is het aantal maand-abonné’s sterk gestegen met als gevolg een niet onbelangrijke vermindering van dagopbrengsten. Dit heeft weer het groote voordeel, dat er een aanmerkelijke vereenvoudiging op de controle is verkregen.
Locale Techniek, 8-2, 60
[Surabaya 3 – Ziekeninrichting]
Samenvatting: Op deze plaats lag, tot het nieuwe CBS [R.S. Dr Sutomo – Jl Mustopo] eind jaren dertig geopend werd, het oude ziekenhuis van Surabaya. Dat was in 1923 ontstaan door een fusie van het 'Stadsverband' met het op deze plek reeds gelegen Militair hospitaal; een verbouwd landhuis uit de tijd van Daendels.
In 1930 was de Landvoogd het eens met de conclusie van een commissie die stelde dat algehele nieuwbouw noodzakelijk was. De verpleegruimten waren verspreid over 100 locaties; vanwege plaatsgebrek werden tbc-lijders en niet-tbc-lijders gezamenlijk verpleegd; door de ondoelmatige indeling was controle vrijwel onmogelijk; de riolen waren in een aantal gevallen open goten, waardoor de inrichting zelfs overdag bevolkt werd door ratten; dichtgemetselde wc’s functioneerden als isoleerruimte voor de patiënten van het 'krankzinnigengesticht’, dat ook op dit terrein was gevestigd; de poliklinische consulten groeiden met ruim 15.000 per jaar, er was echter geen enkele uitbreidingsmogelijkheid.
Na een periode waarin geen besluit genomen kan worden tot nieuwbouw, bewerkstelligt het hoofd van de Volksgezondheid in 1936 een herziening van het programma van eisen van het rapport uit 1930. Vervolgens duurt het tot 1938 voor het definitieve plan gereed was.
[Voor de goede orde moet worden vermeld dat ‘bepaalde groepen van de bevolking’ gebruik konden maken van: Het Darmo Ziekenhuis aan de Darmo Boulevard, het Leger des Heils Hospitaal en de Roomsch Katholieke Ziekenverpleging aan de Reiniers Boulevard.]
Locale Techniek, 8-2, 61
[De architect, ir M.B.Tideman, schrijft in 1939:] Beide onderdeelen zijn één-verdiepinggebouwen: voor het klassepaviljoen is dit aangenomen ter bereiking van een strikte scheiding van vrouwelijke en mannelijke patiënten; [Tiedeman had geen verdieping-gebouw, maar begane grond bouw voorgesteld] de verdieping van het directie-gebouw is bestemd voor de directie met de administratie, terwijl de centrale toegang met portier, telefoon-centrale e.d., de keuringscommissie en de opnamedienst beneden zijn gedacht; de laatste in direct contact met de groote klinieken [die zuid daarvan lagen].
Helaas is wederom uit bezuinigingsnoodzaak het klassepaviljoen, juist centraal in het plan gesitueerd met een basis voor een capaciteit van 80 bedden, teruggebracht tot slechts 48 bedden en een tijdelijke aanbouw voor dienstruimten. Een verminking van het front van het C.B.Z.-complex aan de noordzijde (voornaamste weg) is hiervan het gevolg.
Voorts zal de toepassing van stalen ramen zich hebben te beperken tot het 1e perceel, aangezien bij dit welvaartswerk zooveel mogelijk hout als Inheemsch materiaal dient te worden verwerkt. Door deze beslissing is het klassepaviljoen b.v. weer tot het oude systeem van open galerij met achtergelegen kamers door deur en raam afsluitbaar, teruggevallen.
[In 1941 was het ziekenhuis gereed. Samen met de Marine afdeling, oostelijk van het klassepaviljoen gelegen, telde het ziekenhuis bij de opening ruim 850 bedden.
De ziekenpaviljoens lagen, vanwege de zon, richting oost - west. Zij vertoonden] ... eenige kenmerkende eigenschappen, welke afwijken van het tot nu toe hier in Indië gangbare ziekenhuistype.
1. Tweeverdieping-gebouw voor de eigenlijke ziekenverpleging, met daaraan noodzakelijk verbonden verticale transport door middel van zieken- en dienstliften.
2. Glasafsluiting der buitenwand der vóórlangs de groote ziekenzalen geprojecteerde dagverblijven en een lage borstwering tusschen dagverblijf en ziekenzaal.
3. Desinfectieplaatsen voor bedden, tevens luchtplaats voor beddegoed [...].
4. Toepassing van een galerij met 2 verdiepingen voor een directe onderlinge verbinding der verdiepingen van de drie paviljoens. De bovenste etage van deze ‘brug’ zal echter ter wille van bezuiniging niet worden overdekt.
Locale Techniek - 8-2, 70
[1939] Ongeveer 5 jaar geleden ontstond op initiatief van den journalist G.H. von Faber, vooral ook bekend door zijn boeken met historische waarde over oud en nieuw Soerabaja, een tweede vereeniging, die thans is uitgegroeid tot het ‘Provinciaal en Stedelijk Museum’.
Directeur, tevens ziel van de Vereeniging, is de Heer von Faber.
Deze vereeniging meent dat het puur wetenschappelijk museum in dezen tijd voor de massa zijn waarde heeft verloren, omdat de massa er geen contact mede heeft en te weinig voelt voor oudheidkundige voorwerpen die alleen maar tentoongesteld worden.
De Vereeniging vindt dat daardoor het hoofddoel van een museum, het bereiken van de massa, verloren gaat. Zij meent dat het museum een paedagogisch-propagandistisch karakter moet dragen en tracht het bij de menigte meer populair te maken door het houden van lezingen, het houden van tentoonstellingen, het maken van excursies, het uitgeven van vlugschriftjes ... enz.
Deze vereeniging heeft vrijwel zonder overheidsmiddelen alleen met hulp van particuliere bijdragen en contributies van leden haar zeer bezienswaardige verzameling ondergebracht in een door haar zelf opgericht gebouw aan den weg Simpang, gelegen naast de woning van den gouverneur.
Het museum wordt veel door scholen bezocht en bevat zeer vele oudheden welke betrekking hebben op de geschiedenis van de stad en ommelanden. Het tracht ook door woord en beeld de geschiedenis van verschillende stadsinstellingen populair te maken.
De wens moge hier uitgesproken worden, dat de Besturen der twee vereenigingen in de toekomst zullen samenwerken, opdat hierdoor versnippering van krachten wordt voorkomen en een hecht fundament ontstaat voor opbouw van een groot kapitaalkrachtig populair wetenschappelijk museum waaraan ook in een stad als Soerabaja grote behoefte bestaat.
Locale Techniek - 8-2, 71/3, 105
Deze pasar is in 1915 gemeentepasar geworden. Met name de gemeente Surabaya wilde door het officieel maken van de pasarplaatsen de straathandel tegen gaan, en daardoor de prijs van bijv. de eerste levensbehoeften stabiliseren.
In Indonesia kent men al lange tijd straatverkoop: Straat- en huisventers met pikulans of wagentjes met eetwaren, huishoudelijke artikelen e.d. De wel of niet verplaatsbare warungs en tenten, vaak in de buurt van werkplekken en stations. Maar ook ongeorganiseerde pasartjes, vaak in de nabijheid van de officiële.
Locale Techniek, 8-4, 107, t.o. 114
[1939] Aan het brengen van meer eenheid in de bouwwereld, waarmede o.m. de bouwmaterialenhandel gebaat zal zijn, bestaat stellig behoefte.
Dit geldt vooral voor bouwwerken, die in onderdeelen veel overeenstemming met elkaar hebben en in grooten getale, als b.v. klein-woningbouw, worden opgericht. Door standaardiseering van details zal hier, zonder aan architectonische eischen tekort te doen, zeker economischer gewerkt kunnen worden. Doch ook voor individueele bouwwerken vereenvoudigt en systematiseert het zooveel mogelijk volgen van het normaalblad voor afmetingen voor bezaagd hout het ontwerpen. In het algemeen is het wellicht niet te veel gezegd, dat de standarisering aan de zeer gewenschte grootere architectonische eenheid wellicht ten goede zal kunnen komen.
De poging van de Normalisatie-Raad in Indië om het den houthandel mogelijk te maken, als overgang naar een definitieven bezaagd-houthandel, platen van genormaliseerde dikten in voorraad te houden, verdient waardeering en steun.[...]
Samenstelling Commissie in 1939:
ir G. Meesters – Ingenieur bij het Departement Verkeer en Waterstaat
H.A. van Dam – Directeur Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting der Gemeente Batavia
A. Evers – Oud-Directeur Gemeentewerken Mr. Cornelis
Jhr. Ir. F.E.C. Evers – Vertegenwoordiger van de N.V. Vereenigde Javasche Houthandel Maatschappijen
ir J. van Gendt – Ingenieur 1e klasse van de Landsgebouwen
ir Thomas Karsten – Architect en Stedebouwkundige
V.F. van Katwijk – Hoofdingenieur bij het Indisch Centraal Aanschaffingskantoor
H.L. Liem – Directeur der Handel Maatschappij San Liem Kongsie
Ir H.J. Spoelstra – Ingenieur bij [...] Proefstation voor de Java-Suikerindustrie te Pasoeroean
W.C. van Rietschoten – Technisch Ambtenaar bij den Dienst der Gemeentewerken, Bandoeng
Ir H. Westbroek – Directeur van de Technische Diensten van de Gemeente Semarang
W. Westmaas – Architect
Prof. C.P. Wolff Schoemaker – Hoogleraar in de Bouwkunde aan de Technische Hoogeschool te Bandoeng.
Locale Techniek, 8-4, 109
[Semarang 1 – Nederland]
[Semarang 1 – Pasar]
Indien de bekisting zéér zorgvuldig en van een goede houtsoort, welke droog moet worden verwerkt, wordt samengesteld en geschaafd, kan men ook zonder toepassing van een pleisterlaag [...] gladde betonoppervlakken verkrijgen, welke ongepleisterd kunnen blijven: 'schoon uit de kist'. [...]
Ook bij alle kolommen, balken, wanden enz. van de nieuwe Centrale Pasar te Semarang is de methode 'schoon uit de kist' gevolgd. Voor pasargebouwen, die door het gebruik, dat er van gemaakt wordt, sterk aan vervuiling en beschadiging bloot staan is deze werkwijze bijzonder geschikt.
Locale Techniek - 8-4, 111
[1939] Wie in de spaarzame uurtjes tussen het congres-programma door eenige rondritten door Soerabaja heeft gemaakt, moet het opgevallen zijn, dat Soerabaja niet de meest geschikte stad is om de tallooze vormen van het veelzijdige verschijnsel straatverkoop te demonstreeren. In vergelijking met andere Indische steden is dit euvel te Soerabaja niet zoo omvangrijk en veelzijdig. Ongetwijfeld is dit mede te danken aan het feit, dat Soerabaja is voorzien van talrijke grootere en kleinere buurtpasars, waardoor de straatverkoop niet die kansen van ontwikkeling heeft gekregen als op andere plaatsen. Deze praktische ervaring onderstreept [...] de wenschelijkheid om tot het oprichten van zooveel mogelijk buurtpasars over te gaan.
Locale Techniek, 8-4, 122
Bataviaasch Nieuwsblad 12 juni 1939:
Naar wij vernemen, zal als onderdeel van de veranderingen op Pasar Ikan in verband met den aanleg van een nieuwe visschershaven de Uitkijktoren aldaar worden gerestaureerd.
Op het ogenblik wordt de toren bewoond door een mandoer van het Instituut voor de Zeevisscherij, doch het is waarschijnlijk dat met de restauratie de toren weer iets van zijn oude glorie zal terug krijgen, en na een tijd van pittoreske rust aan het actieve leven zal deelnemen.
Er bestaan plannen den toren in te richten voor politiewacht.
Locale Techniek, 8-5, 127
Zoo ontstond dan door gebrek aan ruimte voor het houden der godsdienstoefeningen [¹] en de omstandigheid, dat de oude stad Batavia langzamerhand als woonstad geheel door Europeanen werd verlaten om zich te Weltevreden te vestigen, de behoefte aan een nieuw kerkgebouw. In 1832 kwamen de Hervormde en Lutherse Gemeenten overeen om tot gezamenlijk gebruik een bedehuis op te richten. Een commissie uit beide kerkeraden kreeg opdracht dit plan uit te voeren. Als bouwplaats werd gekozen een terrein “omstreeks een half uur gaans ten zuiden van de stad”, gelegen aan het zogenaamde “Buffelsveld”, de oude naam voor het Koningsplein. Dit perceel werd verkregen voor f 12000.-. De bouwkosten werden door den architect J.H. Horst, die onder toezicht van de commissie het ontwerp maakte, geraamd op f 192 000.-. De voor de tot stand brenging benoodigde gelden werden uit fondsen der beide gemeenten, vrijwillige bijgedragen en tegemoetkoming van het Gouvernement bijeengebracht. 20 December 1834 werd met den arbeid begonnen. De eerste steen werd gelegd op den 24sten Augustus 1834, den verjaardag van Koning Willem I, door den G.G. ad interim J.C. Baud, waarbij de predikant N. Pluim Mentz een rede hield. Op den 24sten Augustus 1839 werd de kerk door denzelfden predikant plechtig ingewijd.
Architectonisch is de Willemskerk in de eerste plaats merkwaardig, omdat zij een centraalbouw is, evenals de bovengenoemde achthoekige kerk der Nederduitsche Gemeente was.[²]
In tegenstelling tot de kerken met een rechthoekig schip, waarnaast eventueel zijbeuken, bevat dit bedehuis één centrale ruimte. Voor den Protestantschen eeredienst is deze vorm, voortgekomen uit de behoefte der geloovigen om zich rond de kansel te scharen, karakteristiek. In Nederland behooren tot de protestantsche kerken van dit plantype de Noorderkerk te Amsterdam (1620 – ’23) en de Marekerk te Leiden (1639 – 1648). Laatstgenoemde is evenals de Willemskerk koepelvormig afgedekt. Merkwaardig bij de Willemskerk is verder de klassieke bouworde der gevels, het Dorische tempelfront van den hoofdingang en de zuilen der zijgalerijen, typische koloniale bouwstijl uit het begin van de vorige eeuw.[…]
[¹ Alleen de Portugeesche Buitenkerk was beschikbaar – zie Jakarta 3.]
[² De nieuwe Hollandsche kerk aan het Stadhuisplein – zie Jakarta 2 Museum Fatahila.]
Locale Techniek, 8-5, 160
[Bandung 1B – Vleugel van het gemeentehuis]
[Bandung 1B – Gemeente]
[1939] Het ontwerp van deze uitbreiding is van de hand van ir E.H. de Roo, evenals die van het bestaande gedeelte, dat in twee etappes tot stand kwam, namelijk de kantoren aan de Atjehstraat in Maart 1929 en de algeheele verbouwing en vernieuwing van het hoofdgebouw, de voormalige Assistent-Residentswoning, waarin het eigenlijke Raadhuis is gevestigd in 1933.
Hoewel de huidige uitbreiding niet geheel volgens het indertijd opgemaakte uitbreidingsplan is ontworpen, sluit zij toch met dezelfde fijngevoelige architectuur zeer wel bij het bestaande gedeelte aan. [...]
De westelijke vleugel bevat de afdeelingen grondbedrijf en teekenzaal. Onder de teekenzaal zijn gas- en scherfvrije kelders aangelegd. [...]
Het hooger opgaande middengedeelte [van de Oostelijke vleugel] bevat in het sousterrein gas- en scherfvrije kelders, op den beganen grond een standplaats voor tien auto's, op de eerste verdieping een kantoorruimte en daarboven archief.
Locale Techniek, 8-5, 164
Volgens bekomen informaties moet de koepelkerk eenige keeren door brand (blikseminslag) zijn verwoest, waarbij het archief van het kerkgenootschap is vernield, zoodat geen nauwkeurige gegevens over deze kerk verzameld kunnen worden. Een ingemetselde marmeren plaat vermeldt echter, dat de tegenwoordige kerk […] geheel is vernieuwd in de jaren 1894-1895 en dat de architecten zijn geweest de H.H. H.P.A. de Wilde en W. Westmaas.
Bij vergelijking met het uitwendige van de Willemskerk [in Jakarta], treft het ons, dat de architectuur van die kerk strenger klassiek is dan die van de koepelkerk te Semarang. Door de kleinere schaal van de gevelindeeling, de charmante torens naast den hoofdingang en de elegante bekroning van den koepel heeft deze kerk een vroolijker karakter, dan haar statige zuster te Batavia.
Uit de lijst van predikanten, die in de verschillende jaren den dienst te Semarang hebben geleid, blijkt dat dominee Fredericus Montanus, predikant te Semarang van 1778 tot 1814, de inwijding van de koepelkerk in haar ouden vorm heeft verricht op den 19den October 1794. Deze kerk is dus nog ouder dan de Willemskerk te Batavia.
Locale Techniek, 8-5, 167
[1939] Het Bataviaasch Genootschap heeft, dankzij giften uit de ondernemerswereld zich in het bezit kunnen stellen van het terrein gelegen tusschen Stadhuisplein en Kali Besar oost, waarop van 1640-1732 de Oude Hollandsche Kerk of Kruiskerk en van 1733-1808 de Nieuwe Hollandsche Kerk heeft gestaan. Bij verwerving van dit terrein was het bebouwd met een gedeeltelijk als goedang ingericht kantoorgebouw. Door nieuwe giften, zoowel uit Ned.-Indië als uit Nederland, was het mogelijk het gebouw zoodanig te verbouwen, dat de middenruimte, waar o.m. het graf van Coen ligt, een waardige omlijsting zal vormen van de laatste rustplaats van zoovele groote figuren uit de koloniale samenleving. Het aan het Stadhuisplein gelegen voorgedeelte en het achtergedeelte van het bestaande kantoorgebouw worden geheel in Oud-Hollandschen stijl verbouwd en bestemd voor het museum. […]
Van de bemoeienis der Stichting met het herstel der Portugeesche Buitenkerk en van de Hoenderpasarbrug maakten wij vroeger reeds melding. De Stichting heeft thans het beheer gekregen van de Amsterdamsche Poort, het Monument Pieter Elberfeldt en het Heilige Kanon.
Locale Techniek, 8-6, 174
In 1939 stonden in de stadsplannen van Bandung wegen getekend ter weerszijde van de Cikapundung. Zij zouden de jl. Asia Afrika verbinden met de jl. Aceh, ter hoogte van de melkfabriek [Bandoengsche Melk-Centrale]. Daar aan voorafgaand werden bruggen gebouwd: deze en die in het verlengde van de jl Suniaraya. In de jl Asia Afrika werd de brug verbreed.
Locale Techniek, 9-1, 3-7
[Semarang 1 – Borsumij]
[Surabaya 1 – Borsumij]
[Architect Blankenberg:] Medio 1938 werd mij verzocht plannen voor een nieuw kantoorgebouw met en tweetal goedangs te maken, welke in de plaats zouden moeten komen voor het oude, inmiddels veel te klein geworden kantoor aan de Heerenstraat.
De opdrachtgever vestigde er special de aandacht op, dat het hoofdkantoor te Soerabaja, naar het ontwerp van wijlen collega Citroen in 1934 gebouwd, aan alle getelde eischen zeer goed voldeed.
Daar het de plicht van de architect is, in de eerste plaats met deze eischen rekening te houden, lag het voor de hand, dat ik mij bij voorbaat reeds richtte naar het principe van algemeene indeeling, ruimtewerking en lichtinval van het Soerabaja-gebouw. Dit viel mij des te gemakkelijker, omdat n.m.m. deze schepping van wijlen Citroen het allerbeste geeft op het gebied van moderne kantoorbouw in Indië.
Voornamelijk is dit gelegen in de overvloedige, hoogaangebrachte gelijkmatige dagverlichting in de zeer ruime hooge lokalen. Er heerscht daardoor niet alleen een rustige, maar ook een zekere blijmoedige sfeer. Men kan hier niet anders dan opgewekt werken, zoo geheel anders dan in die gebouwen waar men het licht zoo veel mogelijk tempert, hetgeen de oogen vermoeit en de ventilatie beperkt, de vocht in huis haalt. Men meende vroeger met het licht, ook de warmte buiten te sluiten, hetgeen in zeker opzicht juist is, maar men vergat, dat warmte beter buiten te sluiten is door een juist ventilatiesysteem en een goede afscherming van directe zonnestralen.
Het toelaten van veel licht is daarmede in het geheel niet in strijd. Nu van moderne materialen, als stalen ramen, glasbouwsteenen e.d. gebruik gemaakt kan worden, is dit ook gemakkelijker te verwezenlijken. […]
Het Semarang-kantoor behoefde door de gunstige situatie slechts op de verdieping (aan den langen gevel aan de Heerenstraat) van galerijen te worden voorzien. In de Oostgevel werden op den beganen grond isoleerende Insulux glasbouwsteenen toegepast.
In alle wanden werd de lichtinval verkregen door glasramen vanaf 2,50 m tot + 5,50 m boven de vloeren, zoodat de wanden beschikbaar bleven voor het plaatsen van stalen wandkasten. De bovenhelften der ramen zijn vallend, zoodat de ventilatie te regelen is. Daar de gevel van het oude gebouw door haar gebroken vlakken en schuinen stand een minder fraaie afsluiting van de Westzijde van het plein vormde, werd met de Gemeente overeengekomen, dat een rooilijn aan de pleinzijde zou gevolgd worden, rechthoekig op de Heerenstraat, waardoor tevens de Protestante Kerk aan die zijde minder tegen den pleinwand zou aanleunen en ook een ruimere passage daarachter mogelijk werd.
Het nieuwe Borsumy gebouw kon daardoor een regelmatiger grondvorm verkrijgen, doch aan de Heerenstraat moesten eenige meters terrein prijsgegeven worden in verband met de ontworpen wegverbreeding.
De hoofdingang en de traphal konden op den hoek geprojecteerd worden, waardoor het overige van het gebouw voor kantoorruimte beschikbaar bleef. Beneden vindt men aan de Oostzijde de kasruimten, de directievertrekken liggen hierboven.
Zoo min mogelijk afscheidingen werden toegepast, zoodat de kantoorruimten overzichtelijk bleven.
Een eetzaal met keuken en spankamer werden in het Westelijk deel aangebracht. Hier zijn de ramen laag geplaatst, zoodat men vrij uitzicht heeft op de binnenplaats, die door een gazon en hagen een vriendelijk aanzien heeft verkregen. […]
Aan de binnenplaats bevinden zich verder de garages met een toegang naar de nieuwe goedangs, waarboven nog archiefruimten zijn aangebracht. De binnenplaats wordt bereikt vanuit de Oostzijde door een onderdoorrit. […]
Zoowel de in- als de uitwendige architectuur werd zoo streng en zakelijk mogelijk gehouden.
Een uitzondering daarop werd voor de hall en vestibule gemaakt. Voor de bekleeding der vloeren en treden werd hier Arabescato (crèmewit met groenzwarte aderen) en voor de wanden Rosso Leevanto (donkerrood met witte aderen), beide Italiaanse marmersoorten, toegepast.
De vrijstaande kolom heeft aluminium geschilderde cannelures.
Aan den ingang treft men banden, friezen en opschrift van ceramiek aan, vervaardigd en ontworpen door Robert Deppe, evenals de kolombekleeding van loodzwart gekleurde geglazuurde vormstukken.
Het basement is van grijsgroen granitopleister.
Op de verhoogde hoekmassa is een piron van kwartronde insulux-glasbouwsteenen aangebracht, waarbinnen een verlichting ontstoken kan worden. […]
De bouw werd na gehouden aanbesteding met beperkte uitnoodiging gegund aan de fa. Ooiman en Van Leeuwen te Semarang en na tien maanden, in October van het vorige jaar, opgeleverd.
De bouwkosten hebben ong. f 150.000.- bedragen voor kantoorgebouw en goedang tesamen.
Locale Techniek, 9-1, 80
[Yogyakarta 1A – Poesaka]
[Yogyakarta 2 – Beringharjo]
In 1755 werd het Mataramse huis gesplitst en ontstond het vorstenhuis van Yogyakarta.
De plaats was alleen bekend vanwege een pasanggrahan, waar de vorsten van Mataram wel eens verblijf hielden.
In 1759 werd begonnen met de ontginning van het woud van Bringin tussen de rivieren de Winongo en de Code. De woonerven van de verwanten en de leden van de hofhouding werden in de directe omgeving van de kraton aangelegd. Vervolgens kwamen de erven van de hoogwaardigheidsbekleders, zoveel mogelijk per golongan, departement gegroepeerd. Deze groepering rond de kraton was ook om veiligheidsredenen. De macht van de vorst is wel onbeperkt, maar de eerbied van de ondergeschikten gaat niet naar de persoon, maar geldt de magische kracht die wordt toegekend aan de uiterlijke kentekenen van de macht.