Bijdrage tot de kennis van de Hollandsche koloniale bouwkunst in de XVIIde en XVIIIde eeuw
door Dr. V.I. van de Wall, Maerlantbibliotheek VII, De Sikkel, Antwerpen, Uit. Mij W. de Haan n.v. te Utrecht MCMXLII

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 32

[Mijn Indische Reis, 31-32] 

Omgekeerd nam de Indonesische bouwkunst in het algemeen ook Hollandsche elementen in haar vormgeving op. De inheemsche bouwmeesters van hun kant, v.n.l.. de Javaansche, waren groote bewonderaars van den Hollandschen opstand, den architectonischen vormbouw en den decoratieven pronk. Zij lieten dan ook niet na daarvan blijken te geven bij de uitvoering hunner bouwwerken. Het is vooral hun gewijde bouwkunst, die daarvan getuigenis aflegt. Bij den bouw van vele Javaansche moskeeën werd dan ook gebruik gemaakt van Hollandsche bouwdeelen. Niet zelden prijkte de nok van een moskee met een topbekroning van gebakken aardewerk in Barokstijl en werden de muren tot een bepaalde hoogte van beneden versierd met een plint Delftsche tegels, of wel de omlijstingen der deuren met beeldsnijwerk in Lodewijken-stijl.
Een treffend voorbeeld daarvan is de in onbruik geraakte moskee van een Balineesche nederzetting bij Batavia uit 1761.
De Hollandsche bouwdeelen (dubbele deuren met omlijsting en dessus-de-porte, hoekpilasters), de Javaansche (dak en ramen met dubbele vaasvormige gedraaide stijlen), en de Balineesche (naar boven gerichte uitstekende hoekpunten van de daken, de z.g. poenggels) verdragen elkaar hier op merkwaardige wijze en gaan hand in hand.”

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 25-26

[Jakarta 3 – Portugese Kerk] 

[…] het ontbreken van een toren [moet] wel toegeschreven worden aan de vrees voor aardbevingen. In een dergelijk geval werd de toren vervangen door een klokkestoel naast het gebouw. Het ontbreken van een toren was echter de oorzaak, dat deze soort van zaalkerken uiterlijk veel overeenkomst vertoonden met ongewijde bouwwerken zooals veilingzalen, publieke vergaderzalen, enz.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 26

[Jakarta 3 – Portugese Kerk] 
[Jakarta 5 – Grafstenen] 

In het algemeen getuigde de uitvoering der kerkgebouwen van grooten eenvoud; de preekstoel, het orgel, de zitplaatsen voor de overheid konden alleen aanspraak maken op een artistieke bewerking. De wapenborden aan de witte muren, de gebeeldhouwde zerken in de vloeren, de bronzen en koperen luchters en het ebbenhouten meubilair, glanzend en stralend in het tropische zonnelicht, schonken aan deze kerkgebouwen echter een zeldzame aantrekkelijkheid.[…]
Een groot voordeel was echter, dat de kerkbezoekers zich rondom den preekstoel konden scharen […]
De afscheiding tusschen mannen en vrouwen zooals in de koloniale maatschappij gebruikelijk was – de vrouwen op stoelen in het schip en de mannen in banken langs de muren – werd daardoor vergemakkelijkt.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 33

[Yogyakarta 1B – Westersch] 

Een ander voorbeeld [van het opnemen van Hollandse elementen door Indonesische architecten] is het z.g. Waterkasteel te Jogjakarta, een lusthof, dat op last van den eersten Sultan van Jogjakarta Hamengkoe Boewana I werd gebouwd door den Regent (hoofd van den hoogste rang) Manggoen di Poera met hulp van een uit Batavia gekomen Boeginees Loerah Dawelingi. Het is bekend, dat de bouwmeester twee malen Batavia bezocht en de Hollandsche gebouwen aldaar bestudeerde om de decoratieve elementen en de vormgeving daarvan toe te passen bij den bouw, waarmede in 1758 een aanvang werd gemaakt. De meeste gebouwen waaruit deze, thans tot ruïne vervallen, lusthof bestond, droegen dan ook een overwegend Westersch karakter.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 39

[Jakarta 1 – Timmerwerf] 

Wij weten […] niet altijd wie de voornaamste werken, raadhuizen, kerken, stadswoningen, stadspoorten enz., enz. hebben gebouwd. Het is waar, dat de eerste Gouverneurs-Generaal der Compagnie als Jan Pietersz. Coen (1619-1623) en (1627-1629), Jacques Specx (1629-1632), Cornelis van der Lijn (1645-1650) en Johan Maetsuycker (1653-1678) hun beste krachten aan den bouw van de stad Batavia hebben gewijd. Zij hebben zich persoonlijk met de uitvoering der bouwplannen bemoeid en de veronderstelling is niet gewaagd, dat hun aandeel in het plan belangrijk was. Maar met dat al verkeeren wij tot op heden nog in de onwetendheid omtrent de eigenlijke bouwmeesters der stadsgebouwen.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 39

[Jakarta 3 – Portugese Kerk] 
[Jakarta 5 – Grafstenen] 

De gewijde bouwkunst in de XVIIde eeuw is slechts vertegenwoordigd door den Rotterdammer Ewout Verhagen, die in 1690 Fabriek en Hoofd van het Ambachtskwartier te Batavia was. Namen uit de XVIIIde eeuw zijn in dit verband, voor zoover wij weten, echter niet bekend. Een droevig feit, als men bedenkt, dat alle Hollandsche nederzettingen fraaie kerkgebouwen bezaten, die men nog op oude prenten kan bewonderen.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 41

[Jakarta 1 – Schildershuisje] 

Wij schreven reeds, dat voor de bouwwerken der eerste tijden meestal koraalsteen werd gebruikt. De kuststreken leverden dit materiaal in groote hoeveelheden op. Met specie gemetseld en op elkaar gestapeld, gaf deze koraalsteen voldoende beschutting tegen invloeden van zon, regen en wind en tevens genoegzame bescherming tegen aanvallen van den inheemschen vijand. Het had bovendien het voordeel, dat de kogels daarin smoorden. Dit metselwerk was van de inheemsche versterkingen afgezien en als geen voldoende hoeveelheid koraalsteen ter beschikking was, werden de muren van klei of zand opgetrokken, of ook wel van hout op een onderlaag van steen.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 42

[Jakarta 2 – Gracht] 

Gele en roode klinkers, die men hier om technische redenen niet kon vervaardigen en met voorliefde voor bestrating, stoepen en pilaren gebruikte, werden uit het moederland besteld. Zoo ook hardsteen of arduin en roode of blauwe plavuizen, welke in massa per retourvloot werden aangebracht. Men stelde zich ook tevreden met roode estrikken. Die hier gemaakt en meestal in het binnenhuis gelegd werden, liefst diagonaalsgewijs. Ten stadhuize te Batavia (Thans in het Museum te Batavia) berustten de slapers van de vloersteenvormen, welke van verschillend formaat waren en die der dakpanvormen. Porseleinen tegels, waarop men zeer gesteld was als muurversiering, kwamen ook uit het moederland; later ook wel uit China of Japan, waar ze niet zonder talent werden nagebootst. Koper werd uit het laatstgenoemde land ingevoerd. In het algemeen kwamen de bouwmeesters gemakkelijk aan hun materialen en met betrekkelijk geringe kosten, hetgeen hun bedrijvigheid zeer heeft bevorderd.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 45

[Yogyakarta 2 – Vredeburg] 

De versterking Vredeburg te Jogjakarta in Midden-Java dateert uit 1760 en is nog door een gracht omgeven. De architectuur van beide poorten en van het oude koopmanshuis, dat tot hospitaal werd ingericht, onderscheidt zich door decoratieve elementen, welke op bescheiden wijze zijn toegepast.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 48

[Jakarta 2 – Stadhuis] 
[Jakarta 2 – Trap] 

Het grondplan van het Bataviasche stadhuis, ontworpen door het Hoofd van het Ambachtskwartier W.J. van de Velde en uitgevoerd tusschen de jaren 1707 en 1710 door den baas-timmerman Jan Kemmer, vertoont een grondig inzicht in de verschillende behoeften van het koloniale stadsbestuur. Het gebouw, dat nog dienst doet als gouverneurskantoor, heeft twee verdiepingen met kruiskozijnen en een opgaand dak met een achtkanten koepel. De eenvoud van den strengen gevel wordt in het midden gebroken door een uitbouw, gedekt door een driehoekig fronton, waarvan het tympanon onversierd is.
Dit fronton wordt bekroond door het beeld van Justitia. De uitspringende middenbouw is gelijkvloers open en op de verdieping zijn vlakke pilasters in de pinanten als versiering aangebracht. De beide vleugels van het gebouw dienden tot gevangenissen. Van de buitenarchitectuur valt niets bijzonders te zeggen, zij is nuchter en koud en heeft bijna geen decoratieve elementen en plastische versieringen. Het eenige, wat indruk maakt, is de breede monumentale trap naar boven met sierlijk gesneden leuning. Het bouwwerk, dat den kloeken stempel draagt van een stadhuis voor het zelfbewuste bestuur van een groeiende democratische gemeenschap doet heel in de verte denken aan het vroegere Raadhuis, thans Koninklijk Paleis te Amsterdam, dat ruim een halve eeuw vroeger gebouwd was. Dit komt hoofdzakelijk door den middenuitbouw met driehoekig Grieksch fronton en den koepel. Ondanks vele veranderingen in de buiten-ordonnantie – het boograam in den middenuitbouw werd vervangen door twee ramen, het monogram V.O.C. der Oost-Indische Compagnie, het stadswapen en het wapen der Staten-Generaal zijn verdwenen, bedoeld fronton was eerst boogvormig en daarna driehoekig enz. enz. – moet dit bouwwerk toch worden beschouwd als het beste voorbeeld van de Hollandsche representatieve bouwkunst in de tropen.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 49

[Jakarta 3 – Portugese Kerk] 

De Portugeesche Buitenkerk (Aldus genoemd omdat zij buiten de stad lag en gebouwd was voor de Mardijkers, Aziatische christenen, die zich van de Portugeesche taal bedienden.) is een zaalkerk in den vorm van een langsschip met de grootste afmetingen in de hoofdas. Zij werd in de jaren 1692-1695 gebouwd volgens een ontwerp van Ewout Verhagen en uitgevoerd onder toezicht van den kerkmeester Johan van Hoorn. De binnenarchitectuur heeft drie beuken, welke door houten tongewelven van elkaar zijn gescheiden en op ronde zuilen rusten, die oorspronkelijk van hout waren. De fraaie uitvoering van het spreekgestoelte door H. Bruyn, 1695 en die van het orgel met gouverneursbank [onder het orgel] verdienen een bijzondere vermelding. Een toren ontbreekt, maar terzijde van het gebouw staat een klokkestoel met bronzen torenklok, zooals oude Friesche kerken nog wel hebben. De toegang is een eenvoudig schilderachtig poortje, hetwelk een bijzonder reliëf verleent aan dit merkwaardige kerkgebouw, het eenige, dat van alle Bataviasche kerken uit den Compagniestijd is overgebleven.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 49-50

[Jakarta 2 – Stadskerk] 

Het grondplan van de nieuwe Hollandsche kerk uit ongeveer 1735 was een achthoek met zuilen op elk der hoekpunten en galerijen rond de zijden. Deze polygonale vorm was de eerste van dien aard en vertoonde eenige overeenkomst met de door Nicolaas Lissingh ontworpen Koepelkerk voor de Botermarkt [Rembrandtplein] te Amsterdam. Daartoe droeg ongetwijfeld de koepel met leien dak bij, die in het torenbeeld der stad zoo’n voorname plaats innam, dat de zeelieden dien als baken gebruikten. De binnenordonnantie deed daarentegen denken aan de ronde Luthersche Kerk te Amsterdam, welke in de jaren 1666-1668 door Adriaan Dorsman was gebouwd en waarbij het antieke theater tot grondplan had gediend. De kerkgangers zaten er dan ook als in een schouwburg, maar uitwendig deed deze kerk daaraan volstrekt niet denken. Het gebouw, dat in het begin der XIXde eeuw werd afgebroken, vertoonde zich aan de voorzijde als een statig koepelgebouw op een regelmatigen achthoek.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 50

[Semarang 1 – Koepelkerk]

De Hervormde Kerk te Semarang, die overeenkomst had met de Koepelkerk te Batavia door zijn achthoekig grondplan met koepel overdekt, was in 1794 ingewijd. In aanmerking genomen de benarde tijden waarin zij tot stand kwam – het bewind der Compagnie stond aan den vooravond van zijn val – was de uitvoering zeer verzorgd. De buitenordonnantie onderscheidde zich door raamnissen, die geplaatst waren in de drie afgeschuinde zijden en door drie ingangen, die versierd waren met dubbele vlakpilasters en driehoekige frontons. Binnen rust de hooge indrukwekkende koepel op zuilen door galerijen verbonden en bestaan de raam- en deuromlijstingen in de afgeschuinde zijden uit kolommen met Korinthische kapiteelen en vierkante basementen. De preekstoel versierd met paneelwerk en de orgelkast in laat-Lodewijk XVI-stijl verdienen vermelding. Ondanks een verbouwing in 1893, waarbij het vooraanzicht werd gewijzigd en het koepeldak verhoogd, moet dit gebouw toch na de Bataviasche Buitenkerk als belangrijk op Java worden genoemd.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 52-53

[Jakarta 1 – Toko Merah] 

Andere deftige patriciërswoningen, nu nog in goeden staat, zijn de gebouwen aan de Kali Besar te Batavia, waarin indertijd het Landbouwsyndicaat was gehuisvest. (Gerestaureerd in 1922). Dit dubbelhuis, bekend als de Toko Merah (= Roode Huis), werd omstreeks 1730 gebouwd door Gustaaf Willem Baron van Imhoff. De baksteenen voorgevel, wel geen zeldzaamheid maar toch een gevel zooals niet alle groote huizen bezaten, en ook de betimmering van het interieur waren in roode kleur geschilderd, aan welke buitensporigheid dit dubbelhuis zijn naam dankte. De plattegrond, welke een eenvoudig karakter heeft, voldeed aan de eischen, die men destijds aan dergelijke groote huizen stelde. Uit een bouwkundig oogpunt is de indeeling gelijkvloers het belangrijkst, omdat het gezin daar den geheelen dag huisde en zijn gasten ontving. De slaapvertrekken bevonden zich op de bovenverdieping, waaraan uiteraard geen bijzondere aandacht was besteed, en dan waren er nog op zolder opslagplaatsen voor handelsgoederen. De zoo hooggeroemde interieurkunst der Hollanders leed hier volkomen schipbreuk, want het binnenhuis gelijkvloers vertoont onmiskenbare Chineesche trekken. Het is al rood en goud, dat schittert en blinkt en men vraagt zich onwillekeurig af, of men bij een Chinees te gast is. Als men nog bedenkt, dat de vertrekken gestoffeerd waren met meubilair in dezelfde kleuren uitgevoerd, dan treft het hemelsbreed verschil tusschen de kunstopvattingen der tropische Hollanders en die van hun landgenooten in het moederland in de XVIIIde eeuw. Een getrouwe copie van een der voorkamers van dit dubbelhuis met de authentieke betimmering treft men aan in het Museum te Batavia en is bekend als de z.g. Compagnieskamer.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 53

[Semarang 1 – Landgerecht]

Een ander belangrijk huis staat te Semarang, diende oorspronkelijk tot huisvesting van den predikant en in onzen tijd tot militair geweermakersatelier. Dit wijkt af van de Bataviasche met hun aaneengesloten bouwtrant en kleine binnenplaatsen of achtererven. Dit huis is op ruimer schaal gebouwd, heeft aan weerszijden poorten met toegang tot den achtertuin, die zich ook bezijden de woning uitstrekt ondanks het feit, dat het zich midden in de stad bevindt. Het hooge overstekende dak, dat de uitspringende hoeken, de blokpilasters en de kruiskozijnen met kleine luiken van de buitenordonnantie verdienen de aandacht. Bij de uitvoering is gebruik gemaakt van eenvoudig snijwerk.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 53-54

[Jakarta 1 – Roa Malakka] 
[Jakarta 1 – Zijstraat Jl Teh] 
[Semarang 1 – Bloemstraat]
 

Het is voornamelijk in de groote steden van Java, dat men nog kleinere huizen in zuiveren Hollandschen stijl kan aantreffen. Zij onderscheiden zich door blinde schoorsteenen en getrapte zijgevels. Hun plattegrond is uiterst bescheiden en op het onmisbare berekend. De opbouw is daarmede in overeenstemming en zoo goed als geheel teruggebracht tot den noodzakelijken constructieven vorm. Deze schilderachtige huisjes, dikwijls voorzien van dubbele raamkozijnen met rotan- en houten luiken, verbonden winkelraam, deurkozijn en mansarde-dak, voordeur met bovenlicht van gesneden roosjes en spiegellijst alsook van gemetselde stoepbanken vindt men nog te Batavia aan de Spinhuisgracht, de Utrewchtsche straat, de Leeuwinnegracht, de Ammanusgacht, de Stadsbuitengracht en aan den Molenvliet. Te Semarang zijn er nog te vinden aan de Oude Stadhuisstraat, de Konijnenstraat en de Bloemstraat en te Soerabaja aan het Rustrenburgerpad en in het Chineesche kwartier. Het zijn vooral deze nederige huisjes, nog meer dan de heerenhuizen, die de Hollandsche sfeer wakker riepen. Zij waren immers veel meer in aantal dan de groote woningen, stonden in dichte rijen langs straten en grachten en verhoogden het vaderlandsche karakter van het koloniale stadsbeeld.
De koloniale woonhuisbouw in den Hollandsch-Indonesischen stijl laat zich het best onderscheiden door het kleinere woonhuistype om de eenvoudige reden, dat groote woonhuizen in dien stijl niet voorkwamen, althans nog niet in de XVIIIde eeuw. Deze stijl werd wel bij voorkeur toegepast bij den bouw van landhuizen, maar voor de groote stadswoningen wilde men daar nog niet aan. Het plattegrond van deze open huisjes verschilt weinig van de dichte Hollandsche. Men vindt nu nog aardige huisjes in dezen stijl in de reeds genoemde groote Javasche steden en ook in de Molukken. Deze staan daar, vooral te Batavia, tusschen de Hollandsche huisjes en zijn dan te herkennen aan verschillende karakteristieke details. Het zijn verdiepingshuisjes met een kleine voorgaanderij boven- en benedenvloers, overkapt door een pyramide-vormig dak met topgevels en Chineesche versieringsornamenten, gedragen door nokbalken, die op Chineesche wijze zijn gemodelleerd, alles met het oog op de beschikbare ruimte op verkleinde schaal.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 55

[Bogor 1 – Buitenzorg]

Een landhuis, dat zijn naam schonk aan een geheele residentie, was Buitenzorg of Bogor, niet ver van Batavia, dat omstreeks 1744 door den landvoogd Mossel was uitgevoerd volgens plannen van zijn voorganger Baron van Imhoff. De ze laatste had bij het ontwerpen Blenheim Castle bij Oxford in Engeland in gedachte door John Vanbrugh, den tijdgenoot van den beroemden meester Christopher Wren, gebouwd. De uitvoering moet met dat nog bestaande kasteel, waarvan de artistieke beteekenis in hoofdzaak ligt in de karakteristieke groepeering der gevelpartijen en het verrukkelijke landschap, eenige gelijkenis hebben gehad. Nadat Buitenzorg in 1819 was vergroot, stortte dit bouwwerk in 1834 bij een aardbeving in, werd herbouwd en is thans nog het dagelijksch verblijf van de Gouverneurs-Generaal van Nederlandsch-Indië.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 56

[Jakarta 9 – Hospitaal] 

Hoewel het bouwwerk niet meer bestaat, willen wij toch een oogenblik stil staan bij het Huis Weltevreden, dat omstreeks 1750 door Gouverneur-Generaal Mossel werd gebouwd en door diens opvolger Van der Parra belangrijk vergroot en verfraaid.
De naam Weltevreden is overgegaan eerst op een bepaald stadsgedeelte en daarna op de geheele [Boven]stad. Dit paleisachtige gebouw, dat met eere de vergelijking kon doorstaan met de prachtigste buitenverblijven in het moederland [...], is feitelijk geen buitenhuis meer te noemen. Het streven om een overweldigenden indruk te maken uitte zich in de pronkerige gevelarchitectuur en in den kostbaren tuinaanleg in Lenôtre-stijl. Door begunstiging van Fransche stijlvormen bezat het dan ook geen typische kenmerken of hoofdpunten, die hoewel verfranscht toch van een eigen opvatting getuigden, zooals dat vaak in het moederland voorkwam. Het hoofdgebouw met twee verdiepingen en een z.g. loozen voorgevel, die een derde verdieping suggereerde, werd ter weerszijden door een zijvleugel geflankeerd. Deze vooruitspringende zijvleugels sloten den middengevel met zijn ingebouwde voorhal en zuilenrij geheel in. De golvende contouren van de topgevels, die aan Kaapsche gevelversieringen herinneren, het verhoogde middengedeelte met beeldwerk, de dakbekroningen in den vorm van adelaars – een heraldieke figuur uit het wapen van Van der Parra – verleenden een zwierige pracht aan het gebouw, die het anders door zijn lagen opstand had gemist.[...]
De aanleg der tuinen, waarbij natuurlijk ook Chineesche en zelfs Japansche invloeden waren te onderscheiden, was zelfs voor dien weelderigen en pronklievenden tijd zéér bijzonder. Deze tuinen moeten dan ook de grootste bekoring van het Huis Weltevreden hebben uitgemaakt.

 

Oude Hollandsche Bouwkunst, 57-58

[Jakarta 4 – Reynier de Klerk] 

Het landhuis in gesloten Hollandschen stijl wordt […] het best vertegenwoordigd door het Huis Reinier de Klerk, dat door den Gouverneur-Generaal van dien naam omstreeks 1760 nabij het oude Batavia werd gebouwd. Hoewel het in den loop der tijden vele veranderingen heeft ondergaan, is het grondplan echter ongewijzigd gebleven. Het is een groot dubbel huis met overstekend dak, versierde deuromlijsting en tamelijk breede stoep. Hier had de bouwmeester, die toen nog Raad-ordinair van Indië was, een gebouw te ontwerpen, dat zoowel aan de eischen van een buitenverblijf als wel aan die van een kantoor, een pakhuis en een slavenkwartier voldeed. Aangezien het zeer dicht bij de stad was gelegen, moest het ook gelegenheid bieden tot representatie, want iemand van zoo’n hooge positie als De Klerk ontving de geheele Bataviasche uitgaande wereld, ook al was hij ‘buiten’. Het moest ook dienst kunnen doen als kantoor voor degenen, die hem iets te verzoeken hadden en dat waren er velen. Een Raad-ordinair dreef daarbij niet zelden voor zichzelf een uitgebreiden handel, ofschoon verboden, en daarvoor had hij vaak groote opslagplaatsen noodig. De hooge staat, die De Klerk voerde was oorzaak, dat hij een stoet van wel honderden slaven en hun gezinnen had te onderhouden, die allen een woongelegenheid moesten hebben.
Dit bouwprogramma spiegelt zich in den opstand af: het benedenhuis was uitsluitend bestemd voor representatieve doeleinden, met receptieruimten en imposante dubbele hoofddeuren, kantoor van den heer des huizes, salet van de huisvrouw met aparte ingangen in de zijgevels. Het bovenhuis was de eigenlijke, dagelijksche woongelegenheid met veel vensters in de voor- en zijgevels, goed verlichte zaal en ruime slaapvertrekken. Achter het hooge dak ging een kolossale dakruimte – de uilenzolder – schuil, waar veel goederen verborgen konden worden. Ten overvloede was er nog een pakhuis in den achtertuin. Het slavenvolk kreeg een onderdak in de uitgestrekte dienstgebouwen. Voorts waren er nog afzonderlijk staande gebouwen, zooals de keukens, de stallen, de koetshuizen enz. In dergelijke kolossale huishoudens ging dagelijks meer om dan in een dorp van het moederland in een week.
De voorgevel heeft geheel vlakke muren met eenvoudige paneelversiering onder de vensters. Deze muren worden onderbroken door zeven groote kozijnen boven en zes beneden met kleine sobere bekroningsornamenten en Engelsche schuiframen met vaste dubbele bovenluiken. De dubbele hoofddeur wordt geflankeerd door gecanneleerde pilasters met postamenten en Renaissancekapiteelen, die een hoofdgestel dragen met à jour uitgesneden en bewerkte dessus-de-porte. Deze prijkt met een allegorische voorstelling en is als de deurversiering in rood en goud uitgevoerd. De binnenarchitectuur vertoont streng-symetrische plattegronden met opstanden, die een neiging hebben tot een zekere gedruktheid in de verhoudingen. De indeeling der zuilen en hoofdgestellen is met zorg geschied, de versiering der hooge deuren en ramen heeft lijstwerk met bescheiden profielen. De trapleuningen, ornamenten, dessus-de-porte en deurbekroningen vertoonen een ongemeenen rijkdom aan symbolische motieven, die op barokke tevens naiëve wijze zijn samengevoegd en buitengewoon gedetailleerd. Helaas wordt het elegante en dynamische karakter van den Lodewijk XV-stijl ernstig geschaad door de roode beschildering en het vergulden van het decoratieve beeldsnijwerk der betimmering. Chineesche invloeden in kleur en vorm vieren hoogtij, zoodat er geen sprake is van fijne, zachte kleurencombinaties, zooals die sierlijke stijlvorm voorschrijft.
Achter liep een gekanaliseerd stroompje, waarlangs met gemak goederen per prauw vervoerd konden worden. Aan weerskanten van het huis zijn op zich zelf staande gebouwtjes met een bescheiden gevelarchitectuur bestemd voor volwassen kinderen van het gezin of wel voor gasten. Al deze werken, eertijds gelegen in weelderig aangelegde tuinen, moeten ongetwijfeld een voornaam geheel hebben gevormd. Het trekt zelfs in onze dagen nog de aandacht, al is ook de hooge monumentale ingang met versierde hekposten en kunstig ijzeren smeedwerk verdwenen.”

 

Oude Hollandsche Bouwkunst in Indonesië, 60

[Jakarta 5 – Paleis] 

Het landhuis in buurt Rijswijk te Batavia, dat in het einde der XVIIIe eeuw door J.A. van Braam werd gebouwd, heeft zeer veel van zijn vroegere luister verloren. Het had destijds een bovenverdieping, welke in 1848 werd afgebroken, in welk jaar tevens de voorgevel werd verbreed. In het begin dezer eeuw werd de achtergaanderij vergroot met een fraaie receptie-zaal. Het oudste gedeelte staat op een hoog plint, een eigenaardigheid, die zelden bij dit soort van landhuizen werd waargenomen. Een triglyphenfries scheidt het benedengedeelte van den bovenbouw. De voorgaanderij is aan drie zijden open en heeft een reeks zuilen met dubbele zuilen op de hoeken. De vleugels zijn van het hoofdgebouw gescheiden door doorritten. De bovenbouw springt bij de zijvleugels terug en is door een rechte kroonlijst gedekt. Het eenvoudige grondplan is goed overwogen en de beschikbare ruimte met overleg ingedeeld. De binnenarchitectuur is op smaakvolle wijze versierd met rijk stucwerk in neo-Classicistischen stijl. Dit eertijds prachtige landhuis, thans ingericht voor de officieele ontvangsten van de Gouverneurs-Generaal van Nederlandsch-Indië, verdient ondanks de latere verminkingen en verbouwingen, toch een vermelding.