De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2018
De wandeling in PDF formaat
Pensioenfondsen
Gebouwd als ‘Gebouw van de Volksvertegenwoordiging’, maar gebruikt als kantoor Indische Pensioenfondsen (1939-’50 Gmelig Meijling – Ontwerp van Hendriks).
Met een ander dekreet zijn de pensioenen nu inderdaad afgeschaft. Een harde slag niet alleen voor gepensionneerde Europese ambtenaren, maar vooral voor de tienduizenden Indo-Europese en Indonesische oud-landsdienaren, die zijn gepensionneerd na vele jaren vorstin en vaderland te hebben gediend. Het is ook een nieuwe vorm van roof op grote schaal. De gepensionneerden worden van nu of aan iedere komende maand door de Japanners beroofd voor het bedrag van hun rechtmatige pensioen.[Bouwer – Het vermoorde land, 46a]
|
Ga Jl Diponegoro in westelijke richting. (Wilhelminaboulevard, voordien Rembrandtstraat).
De meest elementaire begrippen van de militaire dienst kent men soms niet. Er zijn chauffeurs, die een paar uur achter het stuur hebben gezeten. Er wordt dan ook druk gelest in Bandoeng. De hele dag kraken en knarsen de lesauto's over de Wilhelminaboulevard. De nieuwe lichting leert rijden. En velen vragen zich af wat ze al die maanden in Nederland hebben gedaan. [Van Sprang – Laatste acte, 56-57]
[1919] In een redevoering van den G.G. [Van Limburg Stirum] hebben vooral de woorden: ‘Ik meen, dat de hartewensch van een ontelbare schare in Indië zou vervuld worden, indien de Koningin ook in Indië persoonlijk de betuigingen van verknochtheid in ontvangst zou komen nemen’ de aandacht van de Indische pers getrokken. Tal van bladen betuigen hun sympathie en adhaesie met dit denkbeeld. [Indië geïllustreerd weekblad-3, 419] [Maart 1922] In overeenstemming met den landvoogd is een centraal comité gevormd voor een eventueel huldeblijk aan de Koningin bij haar 25-jarig regeerjubileum. [Indië geïllustreerd weekblad-5, 803] |
Rechts: no. 57, Museum Geologi.
Open: ma-do: 8-16, za en zo: 8-14, vr en nationale feestdagen dicht,
Modern museum met, voor een zeer groot deel, ook Engelse teksten.
Geologisch Museum (en Geologisch Laboratorium), gebouwd door architect Menalda van Schouwenburg, 1928-1929.
De Jongh sprak ik later, toen de mijnbouwdienst naar Bandoeng overgeplaatst was, herhaaldelijk. Hij was toen hoofd van de Opsporingsdienst en wist de bouw van het Geologisch Laboratorium en Museum door te drijven: zijn trots op wat hij als zijn schepping beschouwde – en als zijn schepping beschouwen mòcht – was aandoenlijk en verheffend. Hij ook was een van die voortreffelijke onbaatzuchtige werkers onder de Europeanen die zich met bezieling gaven aan hun taak, – en wier namen nu, behalve bij enkele ouderen, vergeten zijn. [Koch - Verantwoording, 130] |
Steek over en vervolg de route in westelijke richting.
Links: 24 (Villa op de hoek met Jl Cisangkuy – 1934, Aalbers).
... maar een aantal huizen aan de luxueuze Wilhelmina-, Irene- en Beatrix-boulevards wordt voor deze Japanners ontruimd. De bewoners krijgen twee uur tijd om op te krassen. De kans is daarbij groot, dat de Japanners intussen weer van gedachte veranderen en hun mensen ergens anders onderbrengen. De huizen blijven dan eenvoudig leeg staan. [Bouwer – Het vermoorde land, 125a]
[1945] De andere straatnamen worden Indonesisch. De 'Wilhelmina-Boulevard' wordt 'Djalan Fadjar' (Dageraadweg) en de 'Beatrix- Boulevard' wordt 'Djalan Tjahaja' (Lichtweg). De meeste namen staan op de een of andere manier in verband met de komende ‘zelfstandigheid'. [Bouwer – Het vermoorde land, 325d]
De nieuwe villa-wijken lijnen hunne wat naakte, nog boomlooze emplacementen uit. Het heeft het rulle van Scheveningen en verkleint in uw vergissing de lagere heuvelen daar ginds tot een vaag duinlandschap. Onrechtvaardig is echter deze misprijzing. Bandoeng is een opkomende stad van toekomst. Over vijf jaar zal de natuur geholpen hebben alle deze lacunes tusschen het nieuwe bouwwerk met boomen en bloemen en groen te vullen. [Couperus – Oostwaarts, 133-134] |
Steek de Jl Cisangkuy (Tjisangkoejstraat) over, passeer links een parkje en steek de Jl Cilaki (Tjilakistraat) over.
Links: Kantor Gubernur Jawa Barat – ‘Gedung Sate’
(Departement van Verkeer en Waterstaat, voordien Gouvernementsbedrijven – 1921, Gerber).
Het gebouw westelijk van het hoofdgebouw is van ‘na de revolutie’.
Verkeer en Waterstaat
Temidden van de nieuwe woonbuurten, op een open heuvelachtig terrein, lagen de gebouwen van Gouvernements Bedrijven, een wit, paleisachtig complex. Op de top van het hoofdgebouw verhief zich een ornament, dat enigszins deed denken aan een ijzeren pin met stukjes vlees eraan geprikt, geliefkoosd attribuut van de rijsttafel. Waarschijnlijk heette om deze overeenkomst Gouvernements Bedrijven in de volksmond Roemah Sateh. [Haasse – Zelfportret als legkaart, 87-88]
De centrale bibliotheek was gevormd door samenvoeging van de boekerijen van het departement, de SS, de PTT-dienst, de dienst voor waterkracht en electriciteit, de dienst van de mijnbouw, en omvatte ruim 200.000 delen. Zij was na het Bataviaasch Genootschap, de grootste bibliotheek van Nederlands-Indië.[Koch - Verantwoording, 197-198]
Meer informatieNaar we vernemen heeft den minister het voorstel bereikt, tot het overbrengen van het departement der gouvernementsbedrijven naar Bandoeng. [De Locomotief, 29 Maart 1917]
Naar we vernemen heeft de minister van koloniën aan de regeering getelegrafeerd, dat hij in beginsel accoord gaat met de overbrenging van het departement van gouvernementsbedrijven naar Bandoeng. De kwestie zal voor de begrooting van 1918 aanhangig worden gemaakt. [De Locomotief, 1 Juni 1917]
Zentgraaff wijzigde toen zijn taktiek en lanceerde in de Java-Bode de beschuldiging dat ik, als bibliothecaris van het departement van Verkeer en Waterstaat te Bandoeng [en redacteur van Kritiek en Opbouw], een paar duizend boeken gestolen had. [Koch – Batig slot, 183]
[1942] Alle eigenaars van partikuliere auto's moeten die vandaag en morgen voorrijden bij het departement van Verkeer en Waterstaat. Daar zal dan de onmisbaarheid van het voertuig voor bedrijf of anderszins worden vastgesteld. Ingeval een rijvergunning wordt verleend, moeten daarvoor f 100, (Ned. Indische valuta) als ‘kosten van onderzoek' worden betaald. [Bouwer – Het vermoorde land, 30a]
[Tourism in Netherland India, Officiële vereeniging voor toeristenverkeer, 1935, 2]
[1942] De direkteuren van de Dienst der P.T.T. en van het departement van Verkeer en Waterstaat, de ingenieurs Hillen en Van Haaften, die nog op hun kantoren werkten, zijn met al het andere hogere Europese personeel ontslagen. Laatstgenoemd departement is onder militair toezicht gekomen onder een generaal, die driemaal per dag verse bloemen in zijn direktie-kamer wil hebben. [Bouwer – Het vermoorde land, 139]
[1942] Het Japanse personeel van het departement van Verkeer en Waterstaat in Bandoeng, dat al op 1 mei j.l. in dienst had moeten zijn, is nu pas uit Japan gekomen. Het bestaat uit twee ingenieurs en drie klerken. Direkteur is een zekere Watanabe, een neef van de Japanse resident van Bantam. Hij verzocht zijn Indo-Europese sekretaresse dezer dagen een knoop aan zijn broek te naaien [Bouwer – Het vermoorde land, 135c]
[1943] Het is vrijwel zeker, dat deze gefingeerde zaak door Indonesische employés van het departement bij de Kenpeitai aanhangig werd gemaakt, omdat zij de hogere baantjes niet konden krijgen en op deze wijze Indo-Europeanen op een zijspoor willen zetten. Wat dan gelukt is ook. De Indo-Europeanen zitten inderdaad in kampen of gevangenissen. De begeerde baantjes zijn echter ingenomen door Japanners. De Japanse direkteur van het departement, die zich krachtig voor de vrijlating van de gearresteerde Indo-Europese employés had ingezet, is naar Tokyo teruggeroepen. [Bouwer – Het vermoorde land, 176]
[1945] De veiligheidstoestand te Bandoeng was destijds précair. Het gedeelte van de stad bezuiden de spoorlijn was in handen van pemoeda’s en een Europeaan die zich daar waagde liep gevaar vermoord te worden. Verscheidenen zijn dan ook spoorloos verdwenen. De pemoeda’s hadden bovendien het grote gebouw van het departement van Verkeer en Waterstaat, in het noordelijke gedeelte van de stad, bezet en ondernamen van daar uit strooptochten. [Koch - Verantwoording, 247-249]
[Wolff Schoemaker:] Alleen juist begrip van vreemde vormen stelt in staat de essentieele trekken daarvan zonder gevaar tot nieuwe motieven om te scheppen en met tact in harmonisch verband te schikken. De onaannemelijkheden, waartoe oppervlakkige kennis van Oostersche elementen bij den drang om deze toe te passen, leidt, demonstreert het gebouw der Gouvernements Bedrijven te Bandoeng. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-26, 190]
Uit een verslag van een lezing van ‘Dr. Berlage over moderne Indische bouwkunst en stadsontwikkeling.’ Gehouden voor de Haagschen Kunstkring op 31 Januari 1924: De spreker sprak waardeerend over het werk van de Irs. Karsten en Gerber, terwijl aan Architect Mooyen de eer werd gegeven als baanbreker van de Moderne Indische Bouwkunst genoemd te kunnen worden. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-27, 78c] |
Tegenover ‘Gedung Saté.
Verplaatsing departementen
Onze schat was een menselijk schedeldak, het heuvelgebied waar wij dagelijks ronddoolden, een verwaarloosd, sinds lang in onbruik geraakt Chinees kerkhof. Deze ontdekking hielden wij zorgvuldig geheim voor onze speelgenoten. Wij voelden ons uitverkoren omdat wij een plek hadden waar het wèrkelijk griezelig was. [Haasse, Zelfportret als legkaart, 88-89]
Onlangs werd ons geseind dat de heer Idenburg zich naar Bandoeng zou begeven om aldaar terreinen uit te kiezen voor het naar Bandoeng te verplaatsen departement van Oorlog. Naar wij thans vernemen, overweegt de Regeering niet slechts het overbrengen van genoemd departement, maar ook de verplaatsing van alle civiele departementen naar Bandoeng, waar terreinen voor de gebouwen zullen worden gereserveerd. Daar wij herhaaldelijk het wenschelijke betoogden van eene verplaatsing der departementen uit het warme Batavia naar het koele Bandoeng brengen wij dit bericht met voldoening. [De Locomotief 8 Februari 1910]
|
Ga de Jl Diponegoro terug in oostelijke richting.
Ga rechtsaf: Jl Cilaki (Tjilakistraat).
Rechts: 73 Kantor Pusat Pos – Museum Pos.
Open: ma-vr: 10 – 16, za: 10 – 13, zo: dicht.
 Hoofdbestuur van de Post-, Telegraaf- en Telefoondienst.
“Museum Pos” ligt in de linker vleugel, linker hoek: Postzegels uit de periode 1945 – 1948, brievenbussen, fietsen, postzegelautomaten van 12½ ct. etc.
Verslag van de gemeenteraad in Semarang: Ingewilligd wordt het verzoek van den gouvernements post-, telegraaf- en telefoondienst om toestemming tot plaatsing van brievenbussen op de reeds in de Loc. vermeldde plaatsen, onder voorwaarde, dat er ook twee bussen in het heuvelterrein zullen worden neergezet. [De Locomotief, 31 maart 1917]
[1925] Het Postbestuur heeft speciale maatregelen tegen de verspreiding van pornografische lectuur genomen. [Indië, geïllustreerd weekblad, 9, 104] |
Dat werd zaterdagavond nog eens duidelijk gedemonstreerd, toen laat in de avond de bewoners van de Tjilaki- en de Tjimanoek-straten werden opgeschrikt door stenen, die door de ruiten werden geslingerd en deuren en ramen, die werden ingeslagen. De eerste gedachte was: Razzia's! Bij nader onderzoek bleek echter, dat een troep dronken Japanners – burgerambtenaren nogal liefst! – bezig was uit pure baldadigheid de ruiten in Europese woningen in diggelen te gooien. [Bouwer – Het vermoorde land, 254-255] |
Ga rechtsaf: Naamloze straat met slagboom.
Ga even rechts en daarna rechtdoor: Jl Cimandiri (Dammeweg).
Rechts: Achterkant ‘Gedung Saté’.
Deze tuinen waren het ontspanningsoord bij uitstek voor alle kinderen van de buurt. Omdat het verboden was, klommen wij in de stille siësta-uren, of later op de middag, tegen zonsondergang, wanneer de gebouwen leeg waren, over de muurtjes die de tuinen van het open veld scheidden. De perken en grasvelden, de dichte bosjes van kembang-sepatoe en sokka-struiken, de heggen, bedekt met kamperfoelie en dikke witte en rose trossen bruidstranen, boden eindeloos veel mogelijkheden tot verstoppertje en rovertje spelen. Niets was opwindender dan met zijn tweeën of drieën tegelijk gebukt te sluipen langs de getraliede souterrain-vensters van GB; wij verbeeldden ons dat daar de verschrikkelijkste dingen verborgen gehouden werden. Uit deze fantasieën werd een nieuw spel geboren, dat al gauw vermakelijkheden als hardlopen en verstoppen verdrong en maandenlang onze voorkeur had. [Haasse, Zelfportret als legkaart, 87-88]
[1925] Een bij herhaling voorkomende fout bij den tuinaanleg in Indië is, dat de beplanting te dicht op de gebouwen wordt aangebracht, niet alleen, dat daardoor het gebouw verontreinigd wordt – opspatten van modder bij regens – maar wat erger is, het geheele gezicht op den onderbouw – het plint – gaat verloren, waardoor aan het gebouw de basis ontnomen wordt. Duidelijk komt dit tot uiting bij het zoo schitterend gelegen Departement Van Gouvernementsbedrijven te Bandoeng. De onderbouw, bestaande uit een zeer bewerkt natuursteenplint, dat millioenen verslond en het grootsche bouwwerk in hoofdzaak draagt, zal over eenigen tijd geheel aan ’t oog onttrokken worden. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-28, 51] |
Volgens een kaart uit 1928 blijkt dat in het oorspronkelijke plan, het gebouw ook uit het zuiden bereikt kon worden via twee brede wegen met een plantsoen tussen de rijbanen: de Roelofsenstraat, de huidige Jl Banda doorgetrokken naar het noordoosten en de De Katstraat, de huidige Jl Cisanggarung doorgetrokken naar het noordwesten. |
Ga terug en rechtsaf: Jl Cisanggarung (De Katstraat).
Ga rechtsaf: Jl Cimanuk (Tjimanoekstraat).
Ga (schuin) rechts: Jl Progo (Progostraat).
Links: 32 (Het verbouwde huis van de familie Haasse).
Huis Haasse
 Met mijn man loop ik nog eenmaal in de ochtendkoelte door de lanen, langs huizen en tuinen waar ik eens 'uit spelen' ging, langs het plantsoen waar ik, in de smalle schaduw onder pas geplante flamboyantboompjes na het rustuur sigarenbandjes of filmsterrenfoto's ruilde met klasgenoten van de lagers school. Ik sta op de berm voor ons vroegere huis in de Progostraat, aan de voet van de glooiing die tot het gebouw van Gouvernements Bedrijven reikt: eens een parkachtig aangelegd terrein met bosjes en bloeiende struiken, nu braakliggend land, met hier en daar een maisveldje, een rij pisangbomen. [Haasse – Krassen op een rots, 138]
|
Ga terug naar de Jl Cisanggarung.
Ga rechtsaf en houd links aan: Jl Citarum.
Links: SMAN 20 (M.U.L.O.-school van het Indo-Europeesch Verbond – 1927, AIA - Ghijssels)
Binnenkort zal een begin gemaakt worden met en bouw van een nieuwe I.E.V.-Mulo-school te Bandoeng, die Juli a.s. gereed zal zijn. Het bouwwerk met 11 schoollokalen, op ruim 90 duizend gulden begroot, zal komen te staan te Kebon Djamboe, iets buiten de stad. [De Locomotief, 2 Februari 1927 (3,1)]
[November 1942] Voorlopige opvangkampen zijn ingericht in de Van der Cappellen-school aan de Rembrandtstraat, in de M.U.L.O.-school van het Indo-Europese Verbond aan de Tjitaroemstraat en in het Chinese Palace-Hotel aan de Grote Postweg [Kebondjatiweg]. De toestand in de reeds bestaande interneringskampen wordt met de dag slechter. [Bouwer – Het vermoorde land, 139-140]
[Oktober 1943] Nu echter schijnen de meeste mannenkampen in de stad te worden ontruimd. De geïnterneerden gaan naar de grote kampementen in het nabije Tjimahi. Gisteren zijn de mannen uit het kamp in de Zeelandiastraat en vandaag die uit het kamp in de Tjitaroemstraat daarheen gebracht. Dit heeft een grote drukte in de stad veroorzaakt. Honderden vrouwen, moeders, dochters en verloofden waren op straat in de buurt van de kampen, maar werden door een sterke politiemacht op een afstand gehouden. [Bouwer – Het vermoorde land, 213-214]
Evenals inheemse organisaties als de Sarekat Islam en de Mohammadijah ging het IEV zich al kort na zijn oprichting beijveren op het gebied van het onderwijs. Omdat veel gezinnen van Indische Nederlanders in nogal behoeftige omstandigheden verkeerden, werd in '20, toen bekend werd dat spoedig in Bandoeng een Technische Hogeschool zou worden gevestigd, een IEV-studiefonds opgericht om begaafde kinderen uit die gezinnen het studeren mogelijk te maken. Het IEV had voorts verscheidene eigen Mulo-scholen, een school voor technisch onderwijs, een vakschool voor meisjes en een vroedvrouwenschool. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 354] |
Rechts: Taman Cimanuk; een Moskee op een voormalig plein (Tjitaroemplein).
Tjitaroemplein
Op een goede middag, niet zo lang geleden, meenden een Europees jongetje van een jaar of 12 en een Indonesische ijsventer vier kabouters te hebben gezien, die uit een gat onder een boom op het Tjitaroemplein kwamen. Beiden zijn nog steeds zeer positief in hun verklaringen en zweren, bij al was hun heilig is, dat zij ‘echte' kabouters hebben gezien. Men is in het gat gaan graven, doch vond geen vier kabouters, maar wel vier kikkers. Men sprak het vermoeden uit, dat de vier kabouters zich dan in kikkers hadden veranderd. Hoe het zij: de gravers lieten de kikkers leven en het verhaal ging de stad rond, met het gevolg, dat iedereen naar het Tjitaroemplein toog om – zo mogelijk – de kabouters óók te zien. [Bouwer – Het vermoorde land, 261-262]
In Bandoeng verschenen 4 kabouters die uit 'n boom te voorschijn kwamen. Een zit er nog in de Heetjanstraat. [Jansen – In deze halve gevangenis, 307]
De eerste kabouter ... was gekleed in fel oranje, de tweede in rood, de derde in wit en de laatste in helder blauw. Ze vertelden aan enkele mensen dat zij, onder de grond lopend, helemaal van Holland waren gekomen om de boodschap over te brengen van de Hollandse regering voor het komende bevrijdingsplan. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 971-972]
|
Ga rechtdoor: Jl Ciliwung (Tjiliwoengstraat).
Rechts: SMK Negeri 2 (Dick de Hoog School, ambachtsschool van het IEV).
Indo-Europeanen
Tegen die achtergrond werd in juli '19, vier weken nadat de Vereniging Insulinde haar naam had gewijzigd tot Nationaal-Indische Partij (in het Maleis noemde zij zich de Sarekat Hindia, het Indisch Verbond), het Indo-Europees Verbond opgericht. Zijn latere, door de leden warm gewaardeerde, ja vereerde voorzitter, F. K. (‘Dick’) de Hoog, noemde zijn organisatie eens ‘de meest Indisch-georiënteerde onder de Europese en de meest Nederlands-georiënteerde onder de Indonesische’ – het begrip ‘Indonesische’ was daarin evenwel in geografische, niet in politieke zin gebruikt. Geen van de in politieke zin Indonesische organisaties was uit volle overtuiging gezagsgetrouw en het IEV was dat juist wèl. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 352-354]
Het complex was van november ’42 tot februari ‘44 interneringskamp voor 550 mannen en jongens uit de stad en omgeving; ze zijn overgebracht naar het kamp Baros, Tjimahi.
|
Passeer een de ‘parkstrook’ en ga vervolgens rechtsaf: Jl Taman Cibeunying Utara.
Het interneringskamp Tjihapit. Elders op Java namen de interneringen, aansluitend op de voor Batavia geldende verordening no. 33, meer tijd in beslag. In Bandoeng, waar in januari en februari '42 veel vrouwen met hun kinderen naar toe getrokken waren, werd in oktober (in de maand dus waarin op de 13de een grote razzia op mannen plaatsvond) bekendgemaakt dat alle volbloed Nederlandse vrouwen, kinderen en boven-zestigjarige mannen in november, voorzover zij er niet al woonden, naar een villawijk, de Tjihapit-wijk, moesten verhuizen, ‘maar’, schrijft dr. van Velden, ‘velen weigerden te gaan. De internering geschiedde tamelijk ongeorganiseerd en met veel meer strubbelingen dan elders’ – het duurde hier enkele maanden, nl. tot maart '43, voordat de leden van de betrokken groepen allen in de Tjihapit-wijk ondergebracht waren: ca. zevenduizend personen. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 349]
Het interneringskamp Tjihapit, vernoemd naar het riviertje Tjihapit dat door de wijk loopt, werd van november ’42 tot oktober ’45 bevolkt door maximaal 13 500 vrouwen en kinderen. De Europese leiding van het grootste vrouwen en kinderkamp van Bandoeng was in handen van mevrouw W. Diepenveen-Lindner en van mevrouw A. Droog-Hartgerink. Het kamp werd begrensd door de Tjiliwoengstraat (Jl Ciliwung) – Houtmanstraat (Jl Supratman) – Groote Postweg (Jl Ahmad Yani) – Riouwstraat (Jl Martadinata) – Tjihapitweg (Jl Cihapit).
Bewoners van huizen in de Tjihapit-wijk begrensd door de Tjitaroemstraat-Riouwstraat en Grote Postweg-Oost hebben schriftelijk aanzegging gekregen om hun huizen vóór de 25e a.s. te ontruimen. Beide wijken worden vrouwenkampen. Dat blijkt o.m. daaruit, dat de in de wijken reeds wonende Europese vrouwen moeten blijven waar zij zijn. Zij krijgen alleen geïnterneerde vrouwen bij zich in huis. De beide wijken bestaan uit deels behoorlijke, deels eenvoudige en kleinere kampong-woningen. Er zal zeker een run ontstaan om tenminste in de fatsoenlijke huizen te worden ingekwartierd. De ontruiming betreft 600 gezinnen. [Bouwer – Het vermoorde land, 138-139]
Er wordt beweerd, dat in de Tjihapit-wijk van het Bandoengse vrouwenkamp nu 13.000 vrouwen en kinderen zijn opgesloten. Zij slapen zelfs in voor- en achtertuinen onder de blote hemel of op de voorgalerijen. [...] Het gevolg is, dat er soms 40 tot 50 personen in de huizen wonen. Het grootste deel van de Tjihapit-wijk bestaat uit kampongwoningen met een of twee kamertjes. [Bouwer – Het vermoorde land, 203a]
|
Ga linksaf: Jl Cibuni (Tjiboeniweg).
Steek de Jl Bengawan over.
Ga rechtdoor: Jl Rasamala (Rasamalaweg).
Tjihapitkamp
Complex klein-woningbouw ‘Houtwijk’ van het gemeentelijk Woningbedrijf.
De Europese vrouwen in Bandoeng zullen in november in kampen worden ondergebracht. De wijken zijn al door de Japanse autoriteiten aangewezen en wel de Tjihapit-wijk en de Karees-buurt. [Bouwer – Het vermoorde land, 131]
Als uitvloeisel van alle tegenwerking, die de Japanners ondervinden, hebben ze al een besluit uitgevaardigd, waarin het aan alle Europeanen en Indo-Europeanen in de stad is verboden te gaan verhuizen. In talrijke gevallen n.l. kwamen Indonesische gemeenteambtenaren oproepen rondbrengen en kregen dan te horen: ‘Oh, die mevrouw? Die woont al lang niet meer hier. Die is verhuisd en ik weet niet waarheen'. En niemand heeft aangifte gedaan. Zodat het hele bevolkingsregister in de war ligt.[Bouwer – Het vermoorde land, 142b]
|
Ga rechtsaf: Jl Saninten (Sanintenlaan) – no.’s 35-39 zijn niet verbouwd.
beschermingskamp
De Japanse opperbevelhebber en gouverneur-generaal is in Bandoeng geweest en schijnt het vrouwenkamp te hebben geïnspecteerd. Het is jammer, dat dergelijke inspekties door hoge pieten vrijwel nooit tot verbetering leiden. Wat kan het gen. Harada tenslotte schelen, of zich dezer dagen in het kamp – en ook in de mannenkampen – een voedselvergiftiging heeft voorgedaan, waarvan enige gevallen een dodelijke afloop hadden? Dat past precies in zijn kraam, aangezien zo'n onverhoopt voordeeltje de nagestreefde uitroeiing van de Europeanen alleen maar bespoedigt. Wat doet het hem, dat het vrouwenkamp met de dag voller wordt? Is het niet prachtig, dat er gemiddeld 25 vrouwen en kinderen in een huis (en vaak huisje) wonen? [Bouwer – Het vermoorde land, 201]
|
Links: Pleintje.
Gaarkeuken
Om op het vrouwenkamp terug te komen: het eten zal van nu af aan door de gaarkeukens worden verstrekt. Geld moeten de vrouwen 'in bewaring' geven. [Bouwer – Het vermoorde land, 171a]
‘Mijn zus was een stuk ouder en werkte in de gaarkeuken. Bijdehante tante, ze bietste van alles voor ons bij elkaar.' ‘Waarschijnlijk in Jalan Saninten die gaarkeuken.' ‘Saninten! Natuurlijk, daar werkte ze!’ Ik schrijf haar vanavond dat ik de Ananaslaan teruggevonden heb, maar in welk huis we zaten – ik moet hier toen met dichte ogen hebben rondgelopen en ik was toch al twaalf.’
‘Veertien, meneer, misschien al veertien.’ Regensberg keek de chauffeur verbaasd aan.[Springer – Bandoeng-Bandung, 119]
|
Rechts: (Sanintenlaan Nr. 7)
De Bandoeng Sityo maakt hierbij bekend, dat aan alle volbloed (totok) Hollandsche vrouwen in Bandoeng, die tot dusverre nog buiten de Beschermingswijk, “Tjihapit" wonen, worden bevolen om onmiddellijk naar genoemde beschermingswijk te verhuizen. Voor hun verhuizing zijn zij verplicht: 1 zich te vervoegen bij het Posthuis van de Beschermingswijk “Tjihapit" Sanintenlaan No. 7 ter verkrijging van een verklaring; [Bouwer – Het vermoorde land, 302c] |
Ga linksaf en daarna rechtsaf: Jl Suren (Houtstraat).
Steek de Jl Cendana (Barentzstraat) over en ga rechtdoor: Jl Suren (De Rijpwijk).
Op T-kruising recht vooruit.lag de pasar.
De voedseltoestand in het kamp is zeer precair. Uiteraard waren de geïnterneerde vrouwen niet in staat om grote voorraden aan te leggen (geld- en plaatsgebrek) en zij hebben al geteerd op wat zij nog hadden sedert het kamp werd gesloten. Er komt maar weinig binnen. Er is een kleine markt, waar door de Japanners officieel toegelaten Indonesische verkopers mogen komen handelen. Zij maken natuurlijk misbruik van hun monopolypositie en vragen schandalig hoge prijzen. [Bouwer – Het vermoorde land, 168] |
Ga terug en linksaf: Jl Cendana.
Ga linksaf: Jl Bengawan (Bengawanlaan).
Links: no. 59 (voorheen 57). Op de plaats van de garage, rechts, is nu een computerwerkplaatsje.
Garage
Nu de meeste vrouwen en kinderen zijn vertrokken, wordt eind november 1944 een klein deel van het kamp ingericht als jongenskamp voor de achthonderd achter gebleven jongens, onder leiding van een aantal vrouwen. Carel Jan verhuist met zes leeftijdgenoten uit het Emma Hofje naar een garage op de Begawanlaan 57. Het Tjihapitkamp wordt voorts in een noord- en een zuidhelft verdeeld. De Japanners geven opdracht eerst de noordhelft van het kamp te ontruimen.
In de garage zaten geen ramen. Er was wel elektrisch licht, dat hadden we daarvoor in het vrouwenkamp ook. We lagen op een matrasje met aan het hoofdeind een koffertje met spulletjes die we nog hadden. Op de muur had ik allerlei plaatjes geplakt en naast mijn hoofd een foto van mijn moeder. In mijn papier-maché koffertje zaten wat kleren, mijn postzegelalbum, mijn dagboek, een bijbeltje. In de Bengawanlaan waren vijf of zes van die naast elkaar gelegen grote Indische huizen volgestopt met jongetjes, onder leiding van een paar dames. Een paar jongens gingen dagelijks in de gaarkeuken eten halen, andere moesten gras snijden en de goten schoonmaken en wij van de sjouwploeg trokken er iedere ochtend met grote fouragekarren op uit om het andere deel van het kamp te ontruimen. De spullen moesten op het Oranjeplein worden verzameld. [Vindplaatsen, 74-75]
|
Ga terug en ga linksaf, houd rechts aan en ga langs de noordkant van het plein Jl Taman Pramuka (Oranjeplein).
Rechts, op de hoek met Jl Martadinata lag Hotel Pension Ten Brink.
Alleen maar een kale kamer waar je water kunt koken, dacht ik, dat is al genoeg. Toen de regen ophield stelde Chris mij voor om de straat op te gaan en om kokend water te bedelen. We staken het grote plein over waaraan het hotel lag, in het hoekhuis aan de overzijde stond een metershoge kerstboom waarbij kinderstemmen ‘Stille nacht’ zongen. ‘Daar zullen we maar niet om water vragen’, zei Chris. We sloegen een zijstraat in, hier en daar brandde licht achter dichte gordijnen. Daar klopten we aan, maar niemand deed open. [Vuyk – Kampdagboeken, 17-19] |
Ga linksaf: Jl Martadinata (Riouwstraat).
Links: Taman Pramuka (Oranjeplein).
Oranjeplein
In het begin van de jaren 20 is de aanleg van de wijk begonnen bij Het Oranje Plein. (Krt 1921) [Januari 1943] Het 'beschermingskamp' is nog niet gesloten. De geïnterneerde vrouwen mogen er op bepaalde uren van de dag uit om te gaan winkelen. Er is maar één ingang, aan het ... Oranjeplein. In maart zal het kamp worden gesloten en het karakter van een getto voor vrouwen en kinderen krijgen. [Bouwer – Het vermoorde land, 153-154]
Het gebouwtje midden op het plein diende tijdens de kamp-tijd als toko. De keuken lag in de zuidhoek van het plein.
We zijn eerst naar die gaarkeuken gegaan. We kregen er rijst met groentesoep, een heel goede groentesoep. Vriendelijke jonge meisjes in schone jurken deelden de soep uit. Een oudere dame hield toezicht en maakte hier en daar een praatje. Ze droeg een grijze zijden japon, onberispelijk gestreken. Haar haar was nog gepermanent.‘Voelt u zich nu al wat beter mevrouwtje?’ zei ze en gaf mij een schouderklopje. Je kon aan alles merken dat ze gewoon was aan liefdadigheid te doen en het moet naar voor haar geweest zijn dat wij toen nog niet gewend waren om liefdadigheid te ontvangen. Ik antwoordde niet, maar dat hoefde niet. Ze was al weer verder en aan een ander schouderklopje bezig.[Vuyk – Kampdagboeken, 15-16]
|
Links: Jl Taman Pramuka 183-185, noord van het riviertje Ci Hapit.
Kantoor kamp-oudste / ‘Dameskantoor’. Het beste overzicht van het te verrichten werk en de daarbij ingedeelde krachten bieden cijfers voor het vrouwen- en kinderkamp Tjihapit naar de stand van 27 februari '45 toen dat kamp, waaruit velen verplaatst waren, nog 4853 geïnterneerden telde, onder wie 1210 kinderen beneden de tien. Bij de kampleiding en de leiding van de verschillende takken van dienst waren toen 77 vrouwen betrokken die de beschikking hadden over 27 ordonnansen. In totaal hadden 2 877 vrouwen een vaste taak ten behoeve van het kamp: 800 bij het jeugdcorvee, 240 als verzorgsters van kleuters, 305 bij de menagedienst, 297 als groenteschoonmaaksters, 112 bij de medische dienst, 136 als straatveegsters, 410 als ‘meubelvrouwen’ (helpsters bij het versjouwen) – wij hebben slechts de grootste groepen opgesomd. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 761-762] |
Links: hoekhuis Jl Martadinata 87 The British Institute (Kantoor Japans / Indonesische Kampleiding).
Kampkantoor
Nadat het donker was geworden slopen wij weer naar Tjihapit terug en waren de helden van de buurt. Mijn moeder had erg in angst gezeten. De volgende keer werden we gepakt en moesten een maand lang elke dag een reusachtig kantoorgebouw dweilen, aan de rand van het kamp, waar de leiding zat, die voornamelijk uit Indonesiërs bestond. Een van hen, een klerkje met een goudgerande bril op, riep iedere dag als wij ons meldden: 'Door de stront die blandas, door de stront halen wij jullie.' Ik moest de eerste keer dat hij ons uitschold, huilen van schrik. Robin Hood hield zich goed en rapporteerde mijn zwakheid honend aan onze andere vriendjes. [Springer – Tabee, 70-71]
|
Ga verder Jl Martadinata.
Ga linksaf: Jl Johar (Djoharlaan).
Ga rechtsaf: Jl Mangga (Manggalaan).
Mijn moeder kreeg ruzie met de Buitenzorgse kennis en wij verhuisden naar een minuscuul bediendenvertrekje in de Manggalaan, dat gedeeld moest worden met mevrouw Frequin uit Tjitjalengka en haar zoontje Kiki. Deze Kiki, een dikkig gevalletje, moest elke dag met andere tienjarige onderkruipsels gras knippen in de laantjes van het kamp en vuilnis ophalen, dat buiten de poort verbrand werd. Omdat er geen gereedschappen waren, trok hij iedere ochtend naar zijn werk met het nagelschaartje van zijn moeder. Geregeld kwam hij met blauwe plekken thuis wanner de Indonesische opzichter hem wegens povere resultaten weer had geslagen. Hij had irritante praatjes. 'Weet jij waarom een vrouw iedere maand bloedt?' Ik was lichtjaren ouder dan hij (bijna veertien) maar ik wist het niet en het kon niet waar zijn. [Springer – Tabee, 71-73] |
Steek de Jl Anggrek over.
Ga de 2de straat linksaf: Jl Jeruk (Djeroeklaan).
Ga rechtdoor: Panti Sosial Tresna Werdha Senjarawi – Jalan Jeruk 7.
(Verlengde Djeroeklaan 19, Emma Hofje, een bejaardencomplex).
Emmahofje
 Adres van moeder en zoons Schneider (Springer) van december 1942 – november 1944 Gesprek met F. Springer: In april 1942 moesten we ons door de Japanse autoriteiten laten registreren. Pas in oktober kregen we een adres toegewezen: Verlengde Djeroeklaan in de wijk Tjihapit. Mijn moeder is met een vriendin die met drie kinderen inmiddels uit Buitenzorg bij ons was komen wonen, vanuit de Kistlaan gaan kijken waar dat was. [Vindplaatsen, 67] Wij zagen onze eerste naakte vrouwen, de gezusters Van Beek, die in de kamer naast ons woonden. In de twintig en voor de oorlog al 'berucht in de soos', zoals mijn moeder zei. Die twee blonde wezens gingen elke middag op het platte dak van de bijkeuken naakt liggen zonnen. [Springer – Tabee, 71]
|
Ga linksaf, op het eind ligt de kerkzaal.
Ook traden wel kampcabarets op – Corry Vonk, de echtgenote van krijgsgevangene Wim Kan, deed dat eens in de week met een klein gezelschap, eerst in het kamp Tjihapit (Bandoeng), later in het kamp Kampong Makassar (bij Batavia). [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 788-789]
Bekende namen uit het Indische culturele leven traden op. Corry Vonk en haar vrouwelijke collega’s van Wim Kans ABC-cabaret, dat door het uitbreken van de oorlog in Indië gestrand was, gaven vele voorstellingen in “t Zaaltje’ en mij (waarom weet ik niet meer, het zal wel toeval geweest zijn) mij had ze uitgekozen uit de jongetjes en meisjes die met hun neuzen tegen de ramen van “t Zaaltje’ geplakt haar repetities begluurden, om haar ‘assistent’ te zijn. [Vindplaatsen, 70] |
Ga bij het verlaten van het complex rechtsaf: Jl Tanjung (Tandjoenglaan).
Ga rechtsaf: Jl Belimbing (Blimbinglaan).
Passeer het riviertje Cihapit (Tjihapit).
'Wel een verdomde hoop vuilnis iedere dag. Ik moest die met andere jongens 's ochtends heel vroeg met een kar ophalen en buiten de kamppoort brengen. Rótwerk, man!’ ‘U bent dus uw beroemde leven begonnen als vuilnisman, meneer Regensberg. Héél ver geschopt als ik het zeggen mag.' Regensberg lachte, een beetje vertederd, een beetje gestreeld. ‘Nou, als vuilnisman ben ik lelijk mislukt. We hadden vaak geen zin om die kar helemaal naar de poort te slepen en lazerden onderweg het vuil in een soort kanaal of riviertje dat dwars door het kamp liep. Twee jongens stonden dan op de uitkijk, maar een mevrouw zag het en lapte ons erbij. Voor straf vloeren dweilen in het kampkantoor. Weinig Jappen, wel veel Indonesiërs werkten daar, geloof ik. Nog nooit zo veel schoppen onder mijn kont gehad. Slechte vuilnisman, nog slechtere vloerendweiler. Kort daarna ging ik naar het mannenkamp. Opgeruimd staat netjes, zei mijn zus, maar daar had ze later spijt van. [Springer – Bandoeng-Bandung, 118-119] |
Rechts: JL Nanas (Ananaslaan)
De auto reed bijna stapvoets een doolhof van stegen door en de chauffeur noemde nog meer namen op. 'Jalan Blimbing, Jalan Mangga, Jalan Jeruk, Jalan Sawoh. Een hele vruchtenmand bij elkaar, meneer.' Regensberg veerde overeind. 'Jalan Nanas, Ananaslaan, daar woonden wij!’ Petieterige huisjes, onooglijke erfjes. Een vrouw keek, over een heg gebogen, hun wagen nieuwsgierig na. 'We hadden met ons drieën een achterkamertje, nou ja, kámertje! Over uitpuilen gesproken – er woonden in de kamptijd wel twintig vrouwen en kinderen in zo'n huisje. Maar dat kán toch helemaal niet! Zal ik mij dus ook wel verbeelden.' [Springer – Bandoeng-Bandung, 117-118] |
Steek de Jl Bengawan over.
Links: Taman Anggrek (Wilhelminaplein).
Rechts: SMP Santa Ursula (Mariaschool).
Men kan zich de verdeeling tusschen openbare en bijzondere scholen zoo voorstellen, dat de eerste bestaan op kleine plaatsen voor alle Europeesche kinderen, op de groote voor kinderen der minder gegoeden. Beter gesitueerden prefereeren vaak het bijzonder onderwijs; Roomsch Katholieke scholen, die tezamen een vierde van alle Europeesche leerlingen trekken, zijn talrijker dan de protestantsch Christelijke en de neutrale. [Insulinde, 172] Merkwaardig is, dat op de Europeesche lagere scholen de helft der inlandsche leerlingen door meisjes wordt gevormd. De jonge inheemsche vrouw vindt men thans als leerlinge aan alle verder gaande schooltypen; met 28 meisjes-studenten is zij in de Hoogeschoolwereld vertegenwoordigd. In totaal gaan er 500.000 meisjes school; zij vormen ongeveer een derde van de schoolgaande jeugd. Men kan er zeker van zijn, dat in een volgende generatie al haar kinderen onderwijs zullen genieten! [Insulinde, 202-203] |
Ga schuin rechts: Jl Anggrek (Wilhelminastraat).
T – kruising met Jl Supratman (Houtmanstraat)
Links: Jl Supratman 5de huis van de hoek: nieuwbouw.
17 dec. 4 kaarten + 1 foto van Ol ontvangen. Alles van ± 1 jan. – 1 juni. Had mijn briefkaart nog niet ontvangen. Goede berichten. Woont met Puck in Houtmanstraat 11. Speelt elke zaterdag en zondag. Reuze blij. Slaap 's nachts met de briefkaarten in bed. Hans en ik ieder naar een verschillend werkkamp. Luit. de Boer heden een brief geschreven naar overste Pick om voor ons beiden ziekenkamp 1 aan te vragen. Lig steeds op in bed met zwerende voet. Heden door Jan Mulder van top tot teen gewassen. [Kan – Burma dagboek, 196]
De Nederlandse cabaretière Corry Vonk geeft in haar overvolle kamp-'woning' iedere zaterdagavond kleine voorstellingen. [Bouwer – Het vermoorde land, 181] |
Ga rechtsaf: Jl Supratman.
Rechts: Achter de schutting: grote tuin van het klooster...
Rechts: 1 Biarawati Ursulin (Klooster, Noviciaat en Weeshuis van de zusters Ursulinen).
Ook uit de hospitalen ontsnappen Nederlands-Indische militairen. Ofschoon om begrijpelijke redenen het aantal ontsnappingen veel kleiner is dan uit de krijgsgevangenenkampen, wordt het aantal toch geschat op 10 tot 15 per week. Verpleegsters en verplegers hebben van de Japanners bevel gekregen in de ziekenzalen het gerucht te verspreiden, dat machinegeweren rondom de ziekenhuizen zijn opgesteld. Dit verhinderde niet, dat in de afgelopen nacht weer 4 patiënten uit het 'Ursulinen Klooster' aan de Houtmanstraat drosten. Een is er gearresteerd en vanmorgen geëxecuteerd. Bezoeken aan de hospitalen zijn daarom ook verboden en alle verpleegsters worden ontslagen. [Bouwer – Het vermoorde land, 53] |
Het laatste deel van de wandeling is “facultatief” en ligt 600 m. vanaf de kruising met de Jl Yani.
Steek Jl Ahmad Yani (Groote Postweg) over en ga rechtdoor: Jl Jakarta (Daendelsweg).
Volg de weg naar links.
Links: no. 29 Rumah Tahanan (LOG, ‘s Lands Opvoedings Gesticht).
LOG
Het LOG, dat gebouwd was om maximaal driehonderd jeugdige delinquenten te huisvesten, kreeg nu in totaal drieduizendzevenhonderd krijgsgevangenen binnen de muren: sommigen sliepen in slaapzalen of andere ruimten, anderen in open galerijen, nog anderen buiten de gebouwen in de openlucht. Er waren uiteraard veel te weinig kranen en wc’s, daarentegen waren er kleren- en wandluizen te over. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 721-722]
[Mei 1942] Van goed ingelichte Indonesische zijde heb ik gehoord, dat de massa-internering van mannelijke Europeanen niet eerder behoeft te worden verwacht dan midden juli a.s. Indo-Europeanen komen pas begin September aan de beurt. Twee kampen worden voorlopig ingericht: het Landsopvoedingsgesticht (L.O.G.) voor volbloed- en het Klooster 'Maria Sterre der Zee' voor Indo-Europeanen.[Bouwer – Het vermoorde land, 78]
Meer informatie[17juli 1942] De eerste totoks (volbloed Hollanders) hebben zich vandaag bij het Landsopvoedingsgesticht – L.O.G. – voor internering gemeld, gelijk hun door de bezetters was bevolen. Ik heb velen zien gaan met hun koffertje, slaapmat etc. Sommigen werden weggebracht door vrouwen en kinderen. Slechts een betrekkelijk klein contingent schijnt aan de oproep geen gevolg te hebben gegeven en is ondergedoken. [Bouwer – Het vermoorde land, 105]
moeten zich op 19 augustus a.s. en volgende dagen in totaal 3300 volbloed-Hollanders voor internering in het L.O.G. aanmelden. Het lijstje van de ‘uitrusting' bevat nu ook een matras en een klamboe (muskietennet). In het L.O.G. is maar voor circa 800 mannen plaats, maar dat deert de Japanners niet. [Bouwer – Het vermoorde land, 114]
We werden bij aankomst onderzocht en gecontroleerd op een nogal oppervlakkige wijze. We hadden heel wat verboden dingen o.a. geld naar binnen kunnen smokkelen als we dat geweten hadden. De controle werd uitgevoerd door Indonesiërs met slechts een paar Jappen op de achtergrond. Dat alles gebeurt op het grasveld voor de ingangspoort. [Kadt, de – Jaren die dubbel telden]
Toen de capitulatie had plaatsgevonden, werden de meeste mannen krijgsgevangen gemaakt. Mijn vader werd geïnterneerd in het voormalig hoofdkwartier van het KNIL in de Technische Hogeschool in Bandoeng. Eind maart 1942 kwam hij voor het laatst een uurtje thuis. Kort daarna werd hij met andere krijgsgevangenen tijdelijk geconcentreerd buiten de stad in het ’s Lands Opvoedingsgesticht, het LOG. [Vindplaatsen, 65]
Ik nam afscheid van vrouw en kroost en meldde mij bij het LOG te Bandoeng. Dit was het tot interneringskamp ingericht Landsopvoedingsgesticht (het tuchthuis voor jeugdigen). De helft van de mannen ging weer naar huis, de rest werd geïnterneerd. Niemand snapte er iets van. Later bleek mij dat de regent een lijstje had moeten opmaken van de nog niet opgepakte mannen. Tevens moest hij 50% daarvan uitkiezen die voor directe internering in aanmerking kwamen. Een delicate taak! Enfin, ik kwam terug en iedereen vond het raar. Wat een geroddel! Niemand van de lieftallige Europese dames die je feliciteerde. Jaloezie en laster waren in ruime mate mijn deel. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 328]
Ik stapte des morgens om half negen in een dos-à-dos en liet me naar het LOG rijden. Aan de poort werd mijn koffertje met kleren enz. gevisiteerd en mij werd een plaats aangewezen in een grote loods, die reeds gedeeltelijk met gevangenen gevuld was. Een bultzak had ik niet mee mogen nemen, zodat ik onmiddellijk op zoek ging naar een brede plank of deur, waarop een dun matje werd gelegd, waardoor ik niet op de vochtige cementen vloer zou behoeven te slapen. Tegen de muur bevestigde ik een tweetal planken, waarop de onontbeerlijke utensiliën geplaatst werden. [Koch - Verantwoording, 239-240]
De Kadt bleek een man te zijn met een enorme belezenheid en een formidabel geheugen. Toen wij gelijktijdig in de door de Japanners tot interneringskamp bestemde gebouwen van het Lands-Opvoedingsgesticht te Bandoeng opgesloten waren, waar wij ongeveer anderhalf jaar bleven alvorens naar elders te worden gezonden, was hij de vraagbaak voor wie zich een datum van een of ander feit of de naam van een schrijver of een citaat van Shakespeare of Goethe of een stelling van een filosoof wenste te herinneren. [Koch - Verantwoording, 225]
Concordia is leeg geworden. Daar zetelt nou 'de nieuwe orde'. En in 's landsopvoedingsgesticht kibbelt de bloem van onze natie met energie, maar zonder gratie over 'de taken van gewicht'... [Kan – Burma dagboek, 11]
Het optreden van de Japanners tegen de ruim 3000 Hollanders, die zich gisteren in het L.O.G. voor internering aanmeldden, verschilde aanzienlijk van dat een maand geleden. De geïnterneerden moesten redevoeringen aanhoren, waarin Japanners van zichzelf beweerden, dat zij toch eigenlijk de beroerdsten niet zijn. De geïnterneerden moesten urenlang in de brandende zon staan, tot een Japanner vroeg, of hun hersens nu lekker warm waren. Ja? Goed zo, zei de Japanner, dat hebben jullie met onze mannen, vrouwen en kinderen ook gedaan. [Bouwer – Het vermoorde land, 115]
De geïnterneerden in het L.O.G. moeten de Indonesische bewakers aanspreken met 'Toean agen' (Meneer de agent). De direkteur van het interneringskamp is een vroegere employé van het 'Tjioda'-warenhuis. Hij heeft openlijk toegegeven, dat hij de belandas haat als de pest. [Bouwer – Het vermoorde land, 121b]
Het brengen van pakjes aan burgergeïnterneerden voor het komende Kerstfeest is door de bezetters toegestaan. Zij mogen echter geen etenswaren bevatten, juist datgene waaraan de gevangenen het meest behoefte hebben. Ook mogen er geen matrassen worden afgegeven. Het eten in de burgerkampen is zo slecht, dat de mannen in het L.O.G. – naar stellig wordt beweerd – dezer dagen als protest een driedaagse hongerstaking hielden. [Bouwer – Het vermoorde land, 149a]
Alle zelfgemaakte etenswaren zijn gisteren uit de pakjes gehaald, die aan het L.O.G. mochten worden afgegeven voor de burgergeïnterneerden. De Japanners vreesden, dat er briefjes en nieuwsberichten in de broden en koeken waren gebakken. Lucifers, messen, papier en potloden gingen er ook uit. [Bouwer – Het vermoorde land, 166-167]
In het L.O.G. ontstond een gevecht tussen geïnterneerden en Japanse bewakers, toen laatstgenoemden een kamponghond, die het kamp was binnengelaten en door de geïnterneerden ondanks alle eigen ontberingen goed werd verzorgd, doodstaken met een bajonet. De voedseltoestand in de mannen- en vrouwenkampen is bedenkelijk. [Bouwer – Het vermoorde land, 186b]
[Augustus 1945] Bandoeng maakt zich gereed om geïnterneerden en krijgsgevangenen, zodra zij uit de kampen komen, op te vangen en te verzorgen. De hulpaktie staat order leiding van Eric Wester, Zweeds consul, die al met het hoofd van de kampen in Tjimahi, Shirekawa kontakt heeft opgenomen. Het landsopvoedingsgesticht (L.O.G.) wordt ingericht tot noodhospitaal.[Bouwer – Het vermoorde land, 384] |