De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2018
De wandeling in PDF formaat.
Begin van de wandeling Jl Medan Merdeka Barat (Koningsplein West) hoek Jl Budi Kemuliaan (Scottweg).
Rechts:
Op de hoek van Koningsplein West lag op nr. 21 Hotel Andreas v/h Benvenuto en op Scottweg 2 woonde tandarts T. Gude.
Scotweg![]() Daar wees de man hun een kamer waar tien veldbedden met opgebonden groene kelamboes stonden: vijf tegen elke muur, met een onderlinge tussenruimte van telkens een halve meter. Een paar roestige spijkers dienden om de kleren op te hangen. Van meubels geen spoor. De hotelbaas kon het ook niet helpen. [Van der Hoogte – Huis in de nacht, 9-11] |
Volg de Jl Budi Kemuliaan in westelijke richting.
Links: Komplek Bank Indonesia.
Rechts: zijstraat Budi Kemuliaan II (Gang Museum – voordien Spruitje Menteng).
In 1820 vertrok Scott naar Batavia, waar hij de zoogenaamde kampong Scott bouwde, aan weerskanten van Gang Scott en Gang Boentoe, tot aan de spruit Menteng; zijn eigen huis stond aan den noordoosthoek van Gang Scott. In 1827 is die gang doorgetrokken tot Tanahabang. [Oud Batavia I, 444a] De loop van het riviertje Menteng is te herkennen aan de bochten in de weg. |
Rechts lag, op voormalig nr. 8, het Hoofdkantoor van de Oudheidkundige Dienst.
Hij was zelfs te knap om het niet te brengen tot assistent-resident; daar hij toen al verschillende javaanse kronieken had vertaald en archeologische studies had gepubliceerd van betekenis, gaf men hem een erepost bij de Oudheidkundige Dienst; gedurende elf jaar reisde hij toen heel de archipel af, alle beelden beschrijvend die hij vinden kon. [Du Perron – Het land van herkomst, 324-326] |
Vervolgens lag rechts op voormalig nr. 14, Pension Irene.
HollandscheLeo [Vroman] woonde in een pension aan de Scottweg, maar hoe moet men zich zo'n Indisch pension indenken? Op het midden van het grote 'erf' stond het hoofdgebouw, een woonhuis uit het begin van deze eeuw, met een achtergalerij, een binnengalerij, een voorgalerij en een paar grote kamers die op de galerijen uitkwamen. Een aantal daarvan was in gebruik als ‘kantoor' en als woonruimte voor de beheerder of pachter. Om het hoofdgebouw heen, maar op hetzelfde erf, was in plaats van de vroegere 'bijgebouwen' een reeks kleine kamertjes neergezet met een open voorgalerijtje. Een zo'n kamertje bewoonde Leo. |
Aan de overkant lag Hotel van Zanen, later Hotel Taruma geheten.
Het hotel, Taruma in de Jalan Budi Kemulian, is van het vooroorlogse type, een enorme voorgalerij met de bekende pilaren en een grote marmeren trap naar beneden. Binnen in de lounge is het koel en stil. Wij zijn de enige blanken, de rest van het hotel wordt bewoond door Indonesische zakenlieden en ambtenaren die 's ochtends in een drom het hotel verlaten, aktentasje onder de arm. [Vervoort – Vanonder de koperen ploert, 202-203] |
Links: Rumah Sakit Budi Kemuliaan (Verloskundige kliniek Boedie-Kemoeliaän).
Kliniek![]() ‘Ja,’ zeg ik, ‘ik heb hier achttien jaar gewoond. Ik ben als meisje van negen jaar gekomen, en gebleven tot na het Jappenkamp. Tijdens de internering is mijn dochter geboren, in de Indonesische kliniek Budi Kemuliaän, bestaat die nog?’ De indruk die ze opdeed was een overheersend wit, overal waarheen ze keek. Witte, eerbied afdwingende rust. Lange eindeloze gangen, op de tenen lopen en zacht praten. Zusters die geruisloos liepen. [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 52-53] |
Ga de brug over de kali Tanah Abang over.
Fientje de Feniks![]() Terwijl ik op een avond het Weekblad voor Indië inkeek, stuitte ik op foto’s bij een moordzaak die toen in Indië een cause célèbre was, de moord op Fientje de Feniks. Zij was een halfbloed prostituée en de vriendin van een halfbloed die Gramser Brinkman heette; op een dag werd haar verminkte lijk opgevist uit de kali Tanah Abang: het ruwe goed van een zak dreef er half omheen en haar voeten, die eruit staken, waren met een touw vastgebonden; haar borsten waren afgesneden. [Jansen – In deze halve gevangenis, 377] |
Ga rechtsaf: Jl Abdul Muis (Tanah Abang West).
Ruytenburg bezat eene uitstekend welingerichte woning op Tanabang. Hij buigt zich naar Henriëtte, om haar te berichten, dat hij thuis is – het rijtuig rolt krakend over paden van kiezelgruis in een keurig onderhouden tropischen tuin en staat eindelijk stil bij de voorgaanderij eener aanzienlijke, bataviasche heerenhuizinge. De jongen met den pajong springt ijlings tevoorschijn. Ruytenburgs gelaat plooit zich wat deftiger, schoon hij de nieuwe goevernante met voorkomende beleefdheid het rijtuig helpt uitstijgen. [Ten Brink – Oost-Indische dames en heeren I, 179-180] |
Links: Jl Tanah Abang II (Laan Trivelli).
Links van de linker hoek van deze zijstraat.
![]() [Fabricius – Een reis door het nieuwe Indonesië, 20-21] |
Rechts van de rechter hoek van de zijstraat.
De Overseas Broadcasting Service begon haar activiteiten in een kantoor op Kebon Sirih 24 te Djakarta. Na verloop van tijd werden binnen deze dienst twee afdelingen zichtbaar, een monitor- of luisterdienst die berichten van buitenlandse tenders opving en redigeerde en een programma-afdeling waar uitzendingen werden voorbereid. De laatste afdeling werd nog in 1942 geleidelijk overgeplaatst van Kebon Sirih 24 naar Tanah Abang West 24. [Jansen – In deze halve gevangenis, 12] |
Ga linksaf de zijstraat in: Jl Tanah Abang II (Laan Trivelli).
Rechts: In het begin van de 20ste eeuw werd het hier gelegen schietterrein bebouwd en kwam hier het zogenaamde ‘Artillerie Kamp’. Vóór de Jl Kesehatan stonden rechts onderofficiers-woningen.
Rechts: Militair terrein.
Over Tanah Abang naar Laan Trivelli. Aan de rechterkant is een soort militair kampement (van vroeger), verspreide huizen over een veld, verderop herken ik een heel klein paviljoentje: daar woonde ‘een meisje waarmee je niet mag omgaan’. Ze was mooi, en dik, met blonde krulletjes en een porseleinen huid en porseleinblauwe ogen, en ze kreeg al een orgasme, en langdurig en luidruchtig ook, vertelden haar eigenlijk niet zo aardige vrienden, als je een pink op haar schouder legde. [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 53] |
Links en rechts: Jl Kesehatan (Laan Canne).
Bij deze zijstraat stond in de periode augustus ’42 tot augustus ’43 de eerste buitenpoort van het interneringskamp Tjideng.
In de loop der tijd is het kamp naar het westen toe verkleind. Bij de Japanse capitulatie stond de buitenpoort op de brug over de kali Cideng.
TjidengInterneringskamp Tjideng. Eind augustus '43 werden de ca. vijf-en-twintighonderd vrouwen, kinderen en oudere mannen die zich in het Kramat-kamp bevonden, naar het Tjideng-kamp overgebracht (dat tegelijk tot de helft van zijn omvang werd teruggebracht en dus zeer aanzienlijk voller werd). [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 764-765] Het interneringskamp voor vrouwen en kinderen uit Batavia heeft bestaan van augustus 1942 – augustus 1945. In de laatste periode woonden hier ook vrouwen en kinderen uit andere kampen op Java. In de laatste oorlogsmaanden zaten hier meer dan 10 000 vrouwen en kinderen in ongeveer 220 woonhuizen. In 1946 werd het een opvang- en doorgangskamp. |
Aan de andere kant van Laan Trivelli herkende ik het huis waar in de de eerste jaren van de internering mevrouw Willinge, als kamphoofd, haar moedige strijd voerde tegen de beruchte kampcommandant Sonei. En tegen de kampbewoonsters, in het begin nog uitermate verwende dames die moord en brand schreeuwden toen het aantal baboes dat de wijk mocht binnenkomen drastisch werd verminderd. Als Europese vrouw kon je toch niet zelf je huishouding doen! Daar was het klimaat niet op berekend! [Fabricius – Hoe ik Indië terugvond, 199] |
Ga de brug over de Kali Cideng (Tjidengkanaal) over. Op deze brug stond vanaf augustus ’43 de buitenpoort van het kamp.
Honderden jaren later, nu, de man is dood, trekken de pianotonen – klinken ze wel precies zoals die man ze heeft bedoeld? – onzichtbare sporen door de warme lucht boven de roerloze bomen in een kleine tuin, over het roerloze water van het Tjidengkanaal tot aan de overkant waar donkere mensen, Javanen, Soendanezen, Indo's en niet-Nederlandse blanken nog vrij rondlopen, of ligt ook daar het leven verlamd onder de steeds voelbaarder druk van de Japanse bezetting? [Ferguson – Hollands-Indische verhalen, 57-59] |
Rechts: Jl Cideng Barat, 1ste gebouw (plaats van de woning van de Japanse kampcommandant).
Kampcommandant![]() Tjideng had van april '43 tot april '44 een commandant die, aldus een ex-geïnterneerde in april '46, ‘er altijd voor gezorgd heeft dat alle orders van Headquarters zo mild mogelijk werden doorgegeven. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 754-755] Berucht maakte zich vooral de Japanner die van april '44 af als commandant van Tjideng optrad: luitenant Kenitsji Sonei. Als commandant van het vrouwen- en kinderkamp Tjideng trad hij nog onbarmhartiger op. Strafappèls waren schering en inslag en daarbij liet hij toe dat grote apen het kamp binnenkwamen die vrouwen en kinderen beten; eind september '44 gelastte hij voor alle vrouwen en kinderen, ook voor de zieken, een appèl dat duurde van zeven uur ’s avonds tot middernacht en de volgende dag een dat duurde van half twee ’s middags tot elf uur ’s avonds. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 755-757] |
Links: op de hoek, Maxx Coffee (Plaats van het kantoor van de Japanse kampcommandant).
Sonei![]() Op het kantoor werden zij ondervraagd en daarbij ernstig mishandeld. Ik zag alles door de openstaande deur van het gedek; zij stonden namelijk niet in, maar buiten voor het kantoor. De ondervrager werd algauw opzijgezet door Sonei. Deze ging vreselijk te keer en sloeg er verschrikkelijk op los; de dames schreeuwden heel erg. In de zeer vroege ochtend werden we op een vrachtauto geladen; op een andere wagen stond de éne collo die we mochten meenemen. Dat was bij mij, zoals trouwens bij vele anderen, nog altijd een hutkoffer. Die viel van de truck af, en aangezien hij niet op slot was viel hij open, alle rommel over de straat. En wie raapte het stuk voor stuk op en stopte het allemaal weer terug in de koffer, zuchtend en hoofdschuddend? Sonei, de beruchte beul van Tjideng. Na de oorlog is hij als oorlogsmisdadiger opgehangen. |
Links: 2de pand (is ongeveer de plaats van het Poortgebouw en het Administratiekantoor).
De dag was begonnen met slagen op de kamp-tongtong en alle vrouwen dachten dat ze niet uit mochten. Maar er stond alleen een mededeeling op 't bord dat ze vooral moesten buigen en tabé toean zeggen tegen de 18-jarige Japansche jongen die de ingang bewaakt. De vader van F. kwam aan de poort afscheid nemen omdat hij zich vanmiddag om 5 uur voor interneering melden moest. Vader en dochter mochten niet met elkaar spreken. Hij vertrekt met 20 andere 'zieken’ naar Bandoeng onder geleide, moest eten meenemen. Batavia herbergt dus blijkbaar geen civiele geïnterneerden meer. [Brouwers – Bezonken rood, 72-73] |
Vervolg de Jl Tanah Abang II (Verlengde Laan Trivelli).
Appèlplein![]() Van dat Tjideng-kamp herinner ik mij vooral: de ‘koempoelans’ of appèls, die meerdere malen daags werden gehouden, op een plein in de schroeiende zon, en waarop iedereen die in het kamp verbleef diende aan te treden, hetzij zuigeling, hetzij oude van dagen, hetzij gezond, voor zover er nog iemand gezond was, hetzij op sterven na dood. Alle vrouwen en kinderen stonden in blokken aangetreden om door de Jap te worden geteld, en nòg eens te worden geteld, en nog eens te worden geteld, maar altijd was er wel iets waardoor het aantal gevangenen niet bleek te kloppen met de gegevens daaromtrent in de administratie van de kampleiding, zodat deze koempoelans vele uren in beslag konden nemen. |
Rechts 98, groot pand.
![]() ![]() [Brouwers – Bezonken rood, 22-23] |
Ga rechtsaf: Jl Musi (Moesiweg).
Lanzing zat in hetzelfde kamp als Jeroen Brouwers. ‘Cideng was zonder meer vreselijk. Er zaten tienduizend vrouwen en kinderen in een gebied waar maar plaats was voor tweeduizend. Er waren vlooien, kakkarlakken en bergratten. De riolen liepen over en kampcommandant Sone was een berucht, maanzieke oorlogsmisdadiger die het kamp terroriseerde met zijn woede-uitbarstingen over futiliteiten’. Maar, voegde hij er aan toe, ‘verder viel het leven, tenminste zolang ik er was, wel mee’. De kinderen speelden de hele dag op straat. Wij hinkelden, rolschaatsten en knikkerden op het brede asfalt van Laan Trivelli. We maakten hutten in de bomen en speelden indiaantje met zelfgemaakte pijl-en-boog. Van de onderstellen van oude kinderwagens maakten we karretjes, waarmee we op de Moesiweg races of behendigheidswedstrijden hielden. Ruimte genoeg. |
Ga de 2de straat linksaf: Jl Batanghari (Batangharieweg) de noordgrens van het kamp.
Fietsend langs het Batanghariveld zag ik dat men pakjes over het gedek gooide en daarmee via heiho’s ruilde. De hele ochtend was reeds, o.a. door de assistent-blokleidster, hiertegen gewaarschuwd. Ook daags tevoren was het al uitdrukkelijk verboden, echter zonder resultaat. [Omstreden Paradijs, 238-240] |
Ga linklsaf: Jl Kampar (Kamparweg).
![]() ‘Personen die in nood verkeren’ (d.w.z. ‘personen voor wie het moeilijk is, in hun levensonderhoud te voorzien’), ‘dienen onderworpen te worden aan internering en bewaking, groepsgewijs, op een aangegeven plaats.’ ‘Heel Batavia in rep en roer’, schreef een Nederlandse vrouw na het verschijnen van verordening no. 33 in haar dagboek en dit sloeg niet alleen op allen die in de beschermde wijken hun intrek zouden moeten nemen maar ook op diegenen, ‘meest kleine lieden met nòg minder geld ’, die zonder dat iets bepaald was ten aanzien van hun opvang, die wijken op stel en sprong moesten verlaten. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 346-347] |
Ga rechtsaf: Jl Kapuas.
Ga linksaf: Jl Kuantan.
Ga op het eind rechtsaf: Taman Bawang.
Ga linksaf: Jl Citarum (Tjitaroemweg).
De kampongjeugd aan de overzijde van de spoorweg joelde en jouwde ons uit en verrijkte ons repertoire van scabreuze scheldwoorden en uitdrukkingen, die ik helaas allemaal vergeten ben. Toen wij er woonden zaten we elke middag in lichte stoeltjes op het grasveld aan de voorkant, en keken naar de dijk, en de lucht waar de zonsondergang zich even grandioos en rood-oranje voltrok als in de Nederlandse tijd. We dronken thee, lazen een goed boek, gaven elkaar Engelse conversatie-les; over de dijk rolden soms vele treinen van waaruit gele gezichten onder groene helmen nieuwsgierig naar ons keken. [...] Maar wat volkomen veranderd was, dat was de overkant. Die is nu helemaal volgebouwd met een weliswaar schilderachtige, doch hoogst rommelig verzameling bilik-huizen. Er is, tussen de weg en de spoordijk, gewoon een grote kampong bijgekomen. En als je op de weg staat zie je helemaal niets meer, noch van de dijk, noch van de lucht. Ik krijg het benauwder dan in de Jappentijd! [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 54-55] |
TjitaroemwegIn een van die huizen, Tjitaroemweg 7, woonden wij met nog een tiental andere personen in de keuken, – wij bewoonden de aanrecht. Mijn moeder sliep op die aanrecht, en mijn grootmoeder, mijn zus en ik sliepen er in: mijn grootmoeder op de plank die het inwendige van de aanrecht in een boven- en een benedenhelft verdeelde, mijn zus en ik 'gelijkvloers', onder de slaapplaats van mijn grootmoeder. |
![]() ![]() [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 54-55] |
Ga linksaf: Jl Brantas (Brantasweg).
Rechts: was een plantsoentje.
In 't Kramatkamp is de avondklok ingesteld om 't gescharrel van jonge getrouwde vrouwen – de barmeisjes etc. – met jongens van 16 te voorkomen. In 't Tjidengkamp worden daar 's avonds plantsoentjes voor gebruikt. Enkele vrouwen zijn daar zwanger van Japanners. [Jansen – In deze halve gevangenis, 238a] |
Halverwege de Jl Brantas liep de grens van het kamp naar het noorden.
[Oktober1942] Het getto voor Europese vrouwen in Batavia – het Tjidengkamp – wordt van prikkeldraad voorzien, vanwege de ‘speciale bescherming', die de vrouwen van de bezetters zullen genieten. [Fabricius – Hoe ik Indië terugvond, 30-31] |
Ga bij de Kali Cideng linksaf: Jl Cideng Barat.(Tjidengweg West).
[1945] Ik was het kamp nog niet binnen, of ik had al ’n dozijn dreumesen achter me aan, die bij den ingang uitkijk hielden naar sensaties. Twee pakten me dadelijk stevig bij de hand en wilden weten bij wie ik zijn moest. ‘Ben jij ’n pappie?’ vroeg een klein meisje me, trouwhartig naar me opkijkend met heel lichtblauwe oogen. En toen ik ‘ja’ knikte, wilden ze allemaal tegelijk weten ‘’Wiens pappie ben jij dan?’ Ze reden, staande op vrachtauto’s tot voor een van de toegangen. Ze stonden stil. En nog voor ze naar beneden konden springen, stroomde een bende schreeuwende kinderen op hen af. Wat schreeuwden ze? Pappies, jongens, pappies! Er zijn weer pappies aangekomen! |
![]() ![]() Ga linksaf: Jl Cideng Timur. (Tjidengweg Oost). [Bouwer – Het vermoorde land, 125] |