Ten Brink – Oost-Indische dames en heeren II, 16-17

[Jakarta 4 – Berendrecht] 

“Je hebt geen verstand van die zaken, jongelief! De nonnaas van Java bewogen krachtiger snaren, dan er op jou lier zijn gespannen?’
“Dank u, meneer Pénurot. Ik denk maar aan de platte hollandsche spreuk: Onbekend maakt onbemind!”
“Tant pis pour toi! Je bent nog nooit bij mij aan huis geweest, hè?”
“Neen, waarom?”
“Omdat je dan nonna Sofie, mijn pleegkind, mijn huishoudster zou ontmoet hebben, – – ik weet zeker, dat je een lied op haar zou maken! Ze ziet er deksels goed uit!”
“Zoo meneer Pénurot!”
“Ja, meneer Maaning Scheiman! Kom sta op en rijd meê, dan zal ik u eens aan haar prezenteeren! Gaan de andere heeren ook meê?”
“Waarheen?” – vroeg Brandelaar, die in zijn druk gefluister met Jonkheer Eduard op de woordenwisseling tusschen de beide heeren niet gelet had.
“Naar mijn huis in de Berendrechtslaan, om mijne nieuwe platen en schilderijen te zien!” – zei Pénurot vlug.
“Ik ga meê!”- riep Maximiliaan.
“Mijn rijtuig staat u te wachten!” – voegde de ex-assistent er bij.
Brandelaar zag Van Spranckhuyzen aan, beide stonden daarna zonder aarzeling op, en volgden de twee anderen, die reeds vooruitsnelden.

 

Ten Brink – Oost-Indische dames en heeren II, 24

[Jakarta 5 – Harmonie] 

Donderdagavond. Alle lampen in de Sociëteit de Harmonie zijn ontstoken. Heden is het soirée musicale. De muziek ruischt vroolijk naar buiten. Rondom het gebouw is een druk gewoel van jeugdige leden en niet-leden der welgeliefde Sociëteit. Eene groote menigte van rijtuigen is op korten afstand gestationeerd. Een goed deel der elegante dameswaereld van Weltevreden is er aanwezig, om, naar den term van sommigen onder haar, te nontonnen. (Bastertterm, afgeleid van het werkwoord nontonni: een plechtig bezoek afleggen bij eene bruid. In Batavia gebruikt voor het luisteren naar muziek door dames in rijtuigen en de daarbij gebruikelijke begroetingen van vrienden.)
De felle hitte van den dag is een weinig geweken, de starren tintelen als van louter levenslust. De weg, die naar Rijswijk voert, is bezaaid met voetgangers en rijtuigen. De krijschende uitroep van den maleischen waronghouder klinkt galmend uit de verte. Het dreunen van rijtuigen en paarden over de brug naar Noordwijk voltooit het koncert van verwarde geruchten en gonzend gedruisch.

 

Ten Brink – Oost-Indische dames en heeren II, 43-45

[Jakarta 6 – Societeit] 

De calèche van de dames Nuyts van Weely reed in vlugge beweging het Waterloo-plein langs, om voor het Sociëteitsgebouw Concordia op te houden. De lange gestalte van den heer Nuyts van Weely, door den zwarte rok nog langer en schraler, sprong vlug te voorschijn, om zijne drie dames te doen uitstijgen. Bij het beklimmen van den trap der veranda zagen zij een dichten drom van jongelieden, die met zekere plechtigheid stonden te wachten – de officiële geleiders der dames. Twee jongelieden met een lintjen in 't knoopsgat sprongen daarop ijlings toe, om de dames Louize en Anna Van Weely naar de balzaal te geleiden, terwijl hare ouders onder een storm van begroetingen en buigingen reeds naar binnen streefden. Of het een bizonder toeval was, dan wel of er opzet in 't spel kwam, 't was Maximiliaan Maaning Scheinman, die Anna zijn arm bood.
“'t Is geloof ik, voor ‘t eerst, dat u eene soiree in Concordia komt bijwonen!" – zei hij, terwijl men de balzaal met zekere statige bedaardheid betrad.
“Voor 't eerst, meneer!" – antwoordde Anna.
“Ik had Donderdag het genoegen aan u te worden voorgesteld door uwe Mama!"
“Juist, meneer !"
Anna keek een weinig verlegen, want ze had deze omstandigheid reeds volkomen vergeten. Daarom was ze verheugd haar cavalier naar zijne bewering “gelukkig" te maken, met een paar dansen, die hij van haar allernederigst verzocht. Toen de familie Van Weely aan ’t hooger einde der zaal had plaats genomen, mengde Maximiliaan zich weder met een gelaat, dat van tevredenheid schitterde, onder de officiëele geleiders en stond hij zoo geheimzinnig te glimlachen, dat de jongelui hem aanstieten en opmerkzaam maakten, dat hij zijne plichten verwaarloosde en de dames alleen naar binnen liet gaan.
De verschijning der jonge dames Nuyts van Weely maakte vrij groote sensatie in de balzaal. Alle jonge dames waren ijverig in de weer om elkaar achter de waayers enkele invallende gedachten mee te deelen. 't Was karakteristiek, dat de meesten eene of andere aanmerking over het toilet der Van Weelys in 't midden brachten. Anna en Louize waren pas uit 't moederland gekomen, ze brachten nieuwe modes meê! Maar een feit was het tevens, daar beide met grooten smaak en eenvoud gekleed waren, dat ze werkelijk voordeelig uitkwamen bij het belachlijke, overladen gala van sommige oudgastische en lichtgeel getinte balbezoeksters. De dames Henkens, zelfs de knappe Christine met de kroezige zwarte krullen en Mejuffrouw Marie Dunsinger hebben het er razend druk over. Ze vonden de nieuw aangekomen dames Van Weely nu zoo ijselijk knap niet, als er over geroepen was. Die kleine blonde, met dat helder lichtgroene garneersel aan den witten japon was niet onaardig, dachten ze: die brunette met haar kolossalen stalen gesp aan haar rooskleurig ceintuur zag er al te trotsch uit – daar zouden ze het niet op hebben.

 

Ten Brink – Oost-Indische dames en heeren II, 56

[Jakarta 10 – Brug] 

Gedurende den rit zingt Van Sprankhuyzen al luider en luider, om plotseling te zwijgen, toen het rijtuig de brug van Kramat bereikt had. Daar stijgt hij uit en beveelt den koetsier om te wachten. Hij ijlt de brug over en slaat rechts om den weg op, die naar kampong Kwitang voert. Nu went hij zich links en gaat het nauwe voetpad in, dat naar midden van den kampong leidt. Na eenig heên en weder loopen, staat hij stil voor een klein bamboezen huis. Een licht flikkert door de reten. Op zijne teenen nadert hij de woning en klopt plotseling luide aan.

 

Ten Brink – Oost-Indische dames en heeren II, 88-89

[Jakarta 10 – Brug] 

Op eens stond hij een oogenblik stil. Hij dacht eene pooze na. Hij lachte nu zacht en lang. Hij had een zeer aardig idee, dacht hij. Hij liep haastig voort in de richting van Pasar Senen. Hij amuzeerde zich den gantschen weg over met zijn kompleet repertoire van fransche ariaas binnensmonds te zingen. Hij haastte zich voortdurend meer, zijn tred was een weinig onvaster geworden, maar toch geenszins wankelend. Soms keek hij nog uit gewoonte om, maar Pénurot was ziek – wie zou hem thands kunnen bespieden. Doch zoodra een bendi of een rijtuig hem voorbij reed, week hij behoedzaam ter zijde in de schaduw. Juist was hij de brug van Kramat genaderd. Haastig ging hij deze over. Daarna wendde hij zich rechts.
’t Is vrij donker in 't ronde. Wet fonkelen de starren boven zijn hoofd, maar de slagschaduw links langs de bamboezen woningen onder het hooge tropische loofdak zou hem volkomen verborgen hebben, zoo iemand hem daar mocht hebben gageslagen. Zijn voorzichtige tred kraakt over het grind aan de huizen – de honden bassen luid, waar hij voorbijgaat. Bij het eerste blaffen schrikt hij weder, maar eenige oogenblikken later ziet hij woedend naar de plaats, vanwaar het geluid kwam en balt hij er de vuist tegen. Eindelijk slaat hij links of een smal voetpad in naar den kampong Kwitang. Hij volgt een bamboezen pagar waarover de breede gelende pisangbladeren naar buiten wuiven. 't Pad wordt wat ruimer, hij komt op eene soort van driesprong, waar enkele klapperboomen hunne kruinen te zaâm strengelen. Juist treedt hem een Maleyer met een fakkel voorbij. Hij wil haastig uitwijken, maar struikelt bijna en tuimelt tegen den pagar. Een krachtige vloek klinkt, luide uit zijn mond. Maar hij herstelt zich aanstonds, daar hem breede lichtstromen uit een der nabijzijnde huizen te gemoet vloeyen. Het getingel van een gamelan klinkt uit die woning.

 

Ten Brink – Oost-Indische dames en heeren II, 217-218

[Jakarta 5 – Oger frères] 

Zoo spoedig Van Spranckhuyzen alleen was gelaten, ving hij haastig aan met behulp zijner koffers en doozen, een geheel nieuw en keurig toilet te, maken. Hij zou Lucy terugzien! Zij zou de leelijke sporen gewaar worden, welke de brandwonden op zijn gelaat en handen hadden achtergelaten. Zij was zeer bekrompen in haar oordeel en zeer snel in hare eerste gunstige of ongunstige opvattingen, hij moest alles doen, om op nieuw een aangenamen indruk bij haar te weeg te brengen. Wie er bij hem in zijne kamer aanwezig geweest ware, zoude de vernuftige zorg bewonderd hebben, waarmee hij hair en baard gladstreek en ordende, om zoo weinig mogelijk van de onbehaaglijke litteekenen in ’t oog te doen vallen. Met mistroostigheid bekeek hij daarna eene pooze zijne handen- hij kon toch niet met witte zijden handschoenen aan tafel verschijnen – gelijk hij tot nog toe in de tegenwoordigheid van Woodland met handschoenen zich vertoond had. In elk geval zorgde hij, dat zijn gewaad zoo net en elegant mogelijk was. Hij koos eene jas van zwart orléans, door de gebroeders Ogier voor deze reize expresselijk vervaardigd en putte zich uit, om zijn gewonen zwier in keurig linnengoed en cierlijke gestrikte dassen zooveel mogelijk aan den dag te leggen.