Laatste waarnemingen zijn gedaan in 2017.
De wandeling in PDF formaat.

Op weg naar de Kraton.

Kraton

Vanochtend trok ik er weer met Mies op uit; voor het hek ving de tocht aan met het al zo vertrouwde onderhandelen met de betja-bestuurder, daarna in een zoet, zoet vaartje via de ook al vertrouwde, brede, rommelige, gezellige wegen naar de kraton, het verblijf van de sultan van Jogja wiens vorstelijke rechten en voorrechten door het Nederlandse bewind altijd zorgvuldig in stand zijn gehouden. De kraton ligt aan het eind van de winkelstraat Malioboro, je hobbelt er in je betja kaarsrecht op af, de sultan moest immers kunnen zien wie er aankomt! Maar vlak voor het kratonterrein wordt rechts afgeslagen, met een bocht komen we aan de officiële ingang, waar het in de schaduw onder de grote zware bomen weer een gemoedelijke drukte is.
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 98-101] 


ILW Yogyakarta 1A Kraton Hoofdpost en Telegraafkantoor Openingstijden musea (Het is verstandig deze tijden vooraf te checken).

 

Sonobudoyo
Siti Inggil
Kereta Karaton
Kraton

maandag 

X
X
9.00 – 16.00
X

dins.– zondag

8.00 – 15.30
9.00 – 11.30
9.00 – 16.00
9.00 – 15.00

vrijdag

8.00 – 14.00


9.00 – 12.30

← Kantor Pos (Hoofdpost- en Telegraafkantoor.).


Begin van de wandeling: Jl Trikora (Kadasterstraat) rechts van het Postkantoor.
Rechts: 4a – Pos Police (Politieposthuis). 
Links: 1 – Balai Pemasyarakatan Kalas I – BAPAS (Landraadsgebouw, 1904 – BOW).

ILW Yogyakarta 1A Kraton LandraadsgebouwEn traden zij als presidenten van den Landraad op, men zou er slechts bij winnen. Zij zouden géén tolk noodig hebben en zich direct in contact stellen met de beklaagden. Het eigenlijke volk spreekt maar één taal, zijn eigen. En 't moet nog komen, dat rechtzittingen gehouden worden in de landstaal, d. i. òf Javaansch, òf Madureesch, òf Soendaneesch! Waarom prefereeren de Landraadsvoorzitters Hollandsch sprekende djaksa's? men drukt zich 't best uit in die taal. Maar niet alle djaksa’s spreken Hollandsch!
[Kartini – Door duisternis tot licht, 369-370] [Aantekeningen Rechtswezen] 

Soetomo Martopradoto: Mijn zaak kwam voor de Landraad die mij niet behandelde als politiek activist maar als 'misleide jongeman'. Als getuigen à décharge verschenen meneer Stutterheim, directeur van mijn AMS en tevens leraar cultuurgeschiedenis, en dr Duyvendak die etnologie en geschiedenis gaf en die mijn buurman was in het internaat. Zij deden een goed woordje voor mij, zeiden dat ik een prima leerling was en dat op mijn gedrag niets viel aan te merken. [Verboden voor honden, 154-155] 


Recht vooruit: Alun-alun.

Alun-alun

ILW Yogyakarta 1A Kraton Sultans verblijf

Het Sultans-verblijf ligt hoog-ommuurd, als een stad in de stad. Het groote voor-plein, van den hoofdingang uit te overzien, is wijd als een veld. De waringinboomen, in onafgebroken rij langs de vier zijden van het vierkant staande – zij zijn geschoren en behouwen tot het fatsoen van reusachtige staatsie-pajongs, natuur-dingen, herschapen tot verheerlijking van den vorst – de geweldige waringinboomen lijken klein in die ruimte. Maar die ontzaglijke verhouding is het eenige dat den indruk van vorstelijkheid geeft. Wat achter de waringin-rijen te zien komt aan gebouwen is armoedig. Gebouwen is te aanzienlijk een woord voor die wanden van bamboe en daken van blad, die de bewakers van poort en plein beschutten. En wat achter een tweede poort en tweede plein te zien komt is weinig deftiger. Het geheel doet eer denken aan een geringe stadswijk dan aan de omgeving van een vorsten-woon.
[De Wit – Natuur en menschen in Indië, 49-50] 


Ga rechtsaf Jl Alun-alun Utara.
Rechts: Museum Negeri Propinsi D.I. Yogyakarta Sonobudoyo (1935, Karsten).
Bibliotheek en uitbreidingen aan de rechterkant, o.a. de grote pendopo (1937, De Vistarini).

ILW Yogyakarta 1A Kraton Museum SonobudoyoEr is bij de bouw naar gestreefd ‘een passende omgeving voor het geëxposeerde’ te scheppen, zodat het vanzelfsprekend met inachtneming der Javaanse traditie en bouwstijl is opgericht. Doch niet alleen daarom gaf men aan de bouw een Javaans karakter, maar ook – zoals Ir. K[arsten] terecht zeide – in het belang van het ‘kultureel-paedagogisch doel’ van het Museum als zodanig, voor welk doel de bouw als ‘museumobject’ van veel belang is.
Het lijkt dan juist, dat bij de opening van het Museum, toen veler belangstelling voor dit kulturele doel – in het bijzonder die van Inheemse hoofden en voormannen – in den gunstigsten zin aanwezig was, ook de Javaanse bouwkunst-zelve als onderwerp sterk naar voren werd gebracht. O.m. vestigde de spreker de aandacht zijner toehoorders op de vraag, of ‘de Inheemse bouwkunst nog levenskracht genoeg heeft, om een uitgangspunt te vormen voor een verdere ontwikkeling’. [Locale Techniek-5-2, 50] 

Soebadio Sastrosatomo: Op de mulo koos ik Frans en Javaans als facultatieve talen. Javaans bleef me boeien en na alles wat moeder me had meegegeven van de Javaanse cultuur en wijsbegeerte, kon ik mijn kennis verdiepen, notabene via het Nederlands. Later op de AMS en als volwassene las ik hierover de literatuur van mensen als professor Zoetmulder van het Java-lnstituut. Hij had toen zijn kantoor, in wat nu het Sonoboedoyo Museum is, aan het grote plein tegenover de keraton, het paleis van de sultan. Het hoofd van Sonoboedoyo, Sam Kooperberg, was dol op de prinsessen van het hof. [Verboden voor honden, 111] 


Links in de ingangspoort een steen.

Java-Instituut

ILW Yogyakarta 1A Kraton steen

“Het Museum Sono Boedojo is gesticht door het JAVA INSTITUUT.
Het werd geopend op 6 November 1935 9 Raewah 1866 door Z.H. den Sultan Hamengkoe Boewono VIII van Jogjakarta.”

Het Java-Instituut te Batavia stelt zich ten doel de ontwikkeling van de inheemsche cultuur van Java, Madoera en Bali te bevorderen. Het secretariaat is gevestigd te Jogjakarta (Gondolojoe 14). [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 475-476] 
Het Java-Instituut, daartoe in staat gesteld door een bijdrage uit het 25-millioenfonds, richt in Jogja, in aansluiting tot zijn museum Sana Boedaja, een kunstambachtschool op, voorlopig alleen voor hout-, zilver- en koperbewerking. [Locale Techniek-7-6, 178] 

Soebadio Sastrosatomo: Moeder hield zich intens bezig met de Javaanse literatuur en cultuur. Zij las onder meer de geschriften van bekende filosofen als Ronggowarsito en de Solose prins Mangkoenegoro IV, overgrootvader van Mangkoenegoro VII, die in Leiden studeerde. Later heeft het Java-Instituut zijn werken in het Nederlands vertaald. [Verboden voor honden, 106] 

 

ILW Yogyakarta 1A Kraton Java instituut WayangschermHet tooneel waarop deze poppen vertoond worden, bestaat uit een scherm van wit saronggoed. Bovenaan hangt een lamp; aan den benedenkant bevindt zich een dwars stuk zachte pisangstam, waarin de poppetjes, die aan een spits toeloopend latje bevestigd zijn, vastgeprikt worden.
[De Wit – Java, 135-138] 
Als de voorstelling begon waren alle poppen in de pisangstam gestoken. Een groep aan het linker uiteinde en een groep aan het rechteruiteinde. Daartussen was dan het toneel. De dalang greep de poppen die hij nodig had of de helper die het hele verhaal kende, gaf ze hem snel aan. Hij stak ze dan in het midden van de zachte stam en liet de figuren licht heen en weer zwaaien, zodat het leek of ze met elkaar praatten, voor elkaar bogen, van elkaar terugdeinsden of op elkaar toe kwamen.
[Zikken – Gisteren gaat niet voorbij, 132-134] 

Een soort van snijwerk, beter wellicht beitelwerk, heeft zich op Java ontwikkeld, gedragen door het reeds eeuwenoude schimmenspel, de wajang, waarvoor het de à-jour bewerkte figuren van perkament moest leveren. [Indië, geïllustreerd weekblad, 7, 805] 

 

ILW Yogyakarta 1A Kraton Java instituut WayangpoppenZóó, in een toko, lijkt zoo’n pop wat gek, de uitdrukking bizar en grotesk.
Maar kijk nu eens in dat schemere licht van den avond-nacht naar het fijne profiel van dien ranken prinsessen-kop; hoe het uitkomt met teêre, om te bréken gevoelige lijntjes, zóó als spitse bladeren staan in de atmosfeer, zooals bij heel ijle lucht in de verte lijnen van heuvelen. In dat profiel leeft de ziel van de prinses, en dááraan kent het inlandsche publiek haar, voelt het den stijl van haar voelen, den adel van haar natuur. En nú zie ik nog maar alléén het profiel, fijn als een schaduw in den nacht. Maar nú gaat de dalang zijn hand bewegen, die hij onder de pop houdt, en trekt hij aan de touwtjes. En als door een aetherisch, electrisch fluïde komt er leven in de pop. Een arm steekt zij uit, o! mooi! mooi! met een gebaar, nobel en teeder als het ópgaan van een melodie, en het lijf beweegt zacht vooruit met een langzaam golvende lijn, alsof een wijze ziel het voortstuwde ...
[Borel – Wijsheid en schoonheid uit Indië, 157-158] 

 

ILW Yogyakarta 1A Kraton Java instituut WayangmaskersDe verschillende vormen van wajang (golek, kulit, kelitik enz., al naar het materiaal en de gedaante van de poppen), zijn op Java en Bali altijd de volkskunst bij uitstek geweest.
[Haasse – Krassen op een rots, 118-119, 120] 

Het tooneel zooals wij dat kennen komt ook voor, nl. de zg. topèng (=masker), gespeeld door mannen en vrouwen, die telkens van masker verwisselen. Het masker wordt vastgehouden door een pinnetje in den mond. Soms spreekt één persoon voor allen. Hier worden opinie’s op bestuur en toestanden ten beste gegeven en vaak geridiculiseerd. Dit spel komt vooral in de Soendalanden veel voor.
[Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 1426, 1437-1439] 


Ga, na het verlaten van het museum eerst rechts- en daarna linksaf: Jl Alun-alun Lor.
Rechts: Masjid Agung.

ILW Yogyakarta 1A Kraton Masjid AgungStroomde er in de laatste dagen voor de Garebek-Moeloed groote scharen van mannen, vrouwen en kinderen naar den tempel van den kraton, ’t was inderdaad niet om te bidden, boete te doen, of god te danken voor zijne goedheid dat Hij hun een profeet had geschonken; van het een noch het ander hadden zij eenig denkbeeld. Men vergaderde in den tempel, omdat er de vorstelijke gamelang, de sekaten, werd geslagen, omdat iedereen daar kwam, omdat daar feest gevierd en niet gewerkt werd; immers de uitoefening der godsdienst werd overgelaten aan de honderde priesters, die met lange uitgestreken gezichten en neêrgeslagen oogen, in heiligen ernst bij elkander zaten.
[Rees - Herinneringen uit de loopbaan II, 190-191] 

Wanneer men door de waringinlaan tot den kraton van Djocja is genaderd en de lichte aloon-aloon heeft betreden, dan trekt het gepunte tempeldak van den Missigit den beschouwer als vanzelf naar de heilige plaats. Bovendien is het plein van Djocja met twee omrasterde heilige boomen, als het vorstelijke, van meer beteekenis dan dat van een gewone stad. En dan ligt de Missigit binnen een tweede ommuring, waardoor dubbel gewijd, zooals elke ommuring een gewijde ruimte schept. [Nederlandsch Indië oud & nieuw-9, 85-87].


Ga op de hoek van de Alun-Alun linksaf.
Recht vooruit: De noordelijke gebouwen van het Paleis: de Pagelaran en de Siti Inggil.
Het merendeel van de Paleis-gebouwen ligt zuidelijker en heeft een aparte ingang.
Pagelaran, entree en wachtruimte.

ILW Yogyakarta 1A Kraton PagelaranOp den Noorder aloon-aloon verrees, wij schreven daar onlangs over, een nieuwe Pagelaran, een massa beton, ijzeren paaltjes en dakijzer, waardoor ook aan de Noordzijde het gezicht op den kraton werd weggenomen.
En nu moeten ook de resteerende poorten aan hamer en beitel ten offer vallen, omdat het verkeer naar de kampong dat zoo hard noodig heeft. [Locale Techniek -4-2, 21] 

Wat ik bij het binnentreden van de Jogjase kraton het eerste mis is de prajuritan, de schilderachtige lijfwacht van de Sultan, gewapend met kris en lans en grotendeels gerecruteerd uit grijsaards. Gevechtswaarde twijfelachtig, om het zwak uit te drukken, maar het ging immers om de eer, de hormat? De laatste keer dat ik die dapperen zag, verdwenen ze met houterige oudemannenpasjes achter een kelir, een tegen kwade geesten opgesteld, met draken geornamenteerd stenen scherm in een der kratonpoorten; het oudje dat de rij sloot, sleepte een lange lans achter zich over de grond: hij was moe, moe. Symbolisch afscheid voor altijd!
[Fabricius – Een reis door het nieuwe Indonesië, 91] 

ILW Yogyakarta 1A Kraton Lijfwacht van den Sultan

Lijfwacht van den Sultan

ILW Yogyakarta 1A Kraton Prodjoerit officier

Prodjoerit-officier
De Sultan van Djocja bezit, behalve zijn groot en zeer schoon gamelang-orkest en zijn eigen danseressen, ook een eigen lijfwacht, zeshonderd soldaten, die in zeer fantastische kleurige costuums zijn uitgedost. Twee compagnieën ervan trekken onder tromgeroffel langs mij heen, zij zien er uit als deelnemers aan een gecostumeerden optocht, de ene helft heeft glimmend zwarte hoeden op, zwarte jasjes en geel en rood gestreepte broeken, de andere draagt groote koperen helmen en is in rood- en gouden wapenrokken gedost.
[Ammers-Küller – Wat ik zag in Indië, 48-50] 


Siti inggil, het hoger gelegen terrein waar officiële bijeenkomsten en ceremoniën plaatsvinden.

ILW Yogyakarta 1A Kraton Siti inggilEenige malen per jaar geeft hij echter groote feesten en toont zich dan een mild en aangenaam gastheer. Op den eersten dag der tiende, den twaalfden dag der twaalfde en den twaalfden der tweede maand van het mahomedaansche jaar hebben die garebegs feesten met veel luister plaats. Dan wordt de groote gamelang bespeeld en dansen de hofdames en danseressen hun zonderling karakteristieke dansen. Groote maaltijden worden dan aangericht en is de Sultan te midden van zijn hofstoet op de Sitingil – een met traliewerk omgeven estrade – te kijk voor zijn onderdanen, die met godsdienstigen eerbied hun gebieder, tevens hoofd van den Islam op Java, aanstaren en huldigen.
[Van Maurik – Indrukken van een Tòtòk, 244, 245-247] 

Toen wij die morgen den Kraton bezochten, trof mij vooral de Siti Tingil, letterlijk, de ‘hooge aarde’, die op mij hier meer indruk maakte dan deze zelfde plaats te Solo. Het is vóór het paleis, de verheven, overdekte pendopo, – zeer eenvoudig het dak rijzende op maar ijzeren of houten pilaren. Daar, op een gewijde plaats, troont de Sultan bij feestgelegenheid, naast zich den Rezident, die hem ge-armd dan heeft geleid naar zijn zetel, zetel geheel gelijk aan die van den Rezident zelve. Uit de Siti Tingil, van af de troonverhevenheid, ziet men, als uit een Perzische apadâna of troonzaal, over het wijde plein ruim rond en bij feesten zal de geheele, dan dicht opeen gepakte menigte, den Sultan daar met den Rezident zien zetelen.
[Couperus – Oostwaarts, 191-192] 


Bangsal Witono, de grote pendopo, midden achter, op Siti Inggil.

Bangsal Witono

ILW Yogyakarta 1A Kraton Bangsal WitonoILW Yogyakarta 1A Kraton djatihoutHet binnendak van gesneden djatihout was mooi. Een ook omkooide, verhevenheid rechts, dient bij feest voor den zetel van den Kroonprins; links is de plaats waar de dignitarissen met rijkssieradiën neêrhurken.
In dezen morgen, het zonlicht gedempt, maakt dit Kraton-emplacement een bijna geheimvollen indruk.
[Couperus – Oostwaarts, 191-192] 
Toen het bezoek was afgeloopen, nam de sulthan
weêr den arm van den resident en begaf zich met grote statie naar een hoogte vóór het plein van zijn paleis, waar zich ook een pandopo bevond. Daar zat de machtige vorst in alle heerlijkheid op zijn gouden stoel en liet zijn blikken gaan over de duizende onderdanen die zijn troon omringden; naast hem de resident en de blanken in europeesch hoftenue; dicht achter hem neêrgehurkt zijn persoonlijk gevolg, misschien wel vijfhonderd kamerheeren en hofdames in javaansch hoftenue,
[Rees - Herinneringen uit de loopbaan II, 195-196] 


Ga terug naar de ingang en ga linksaf: Jl Pekapalan.
Rechts: Museum Kereta Keraton (Rijtuigenmuseum).

Gouden koets

ILW Yogyakarta 1A Kraton Rijtuigenmuseum Kanjeng Nyai JimatILW Yogyakarta 1A Kraton Rijtuigenmuseum Kyai GarrudayaksaILW Yogyakarta 1A Kraton Rijtuigenmuseum Kareta Roto Praloyo

Links: Kanjeng Nyai Jimat, de oudste koets (midden 18de eeuw), koets van H.B.I.
Midden: Kyai Garrudayaksa, de gouden koets.
Rechts: Kareta Roto Praloyo - Begrafeniswagen die gebruikt is bij begrafenis van H.B. IX in 1988.

In een groot gebouw zie ik tenslotte de rijtuigen van den Sultan, zijn gouden koets hij zich naar de officieele plechtigheden in het paleis van den Gouverneur begeeft, en een merkwaardige verzameling van phaëtons, berliners, landauers, wijde open wagens met hooge dunspakige wielen, het soort van rijtuigen waarin een halve eeuw geleden de beau-monde van Parijs, Londen of Amsterdam ‘wandelritten’ maakte. Al die voertuigen zijn onder zeer stoffige stoflakens geborgen en de vleermuizen vliegen lustig van de eene koets naar de andere.
[Ammers-Küller – Wat ik zag in Indië, 50] 


Ga linksaf: de ingang van de Kraton.
Entree op de eerste hof. [Op kleine plattegrond: A.]

ILW Yogyakarta 1A Kraton Ingang KratonHet Kraton, waar ik heen wilde, bleek heel ver weg te zijn. Een van mijn begeleiders ried me aan een busje te nemen. Een bemo of opIet. Het is iets groter dan een besteleend en er moeten 16 mensen in, eerder gaat het niet rijden. [...] Het Kraton was mooi, natuurlijk, en de gids een lief meisje.
[De Vreede – Mijn reis, 31] 
De kraton bestaat uit een serie pleinen met gebouwen erop en eromheen.
Naarmate je dieper doordringt in het paleisgebied worden de pleinen meer privé. De woningen mogen uiteraard niet bezocht worden, er verblijven nog heel wat familieleden van de sultan in het paleis, de toeristische bezichtiging beperkt zich tot de pendopo-achtige gebouwtjes, open bouwsels die bestaan uit een dak op pilaren.
[Vervoort – Vanonder de koperen ploert, 85-86] 


Doorgang naar de 2de hof [B].

ILW Yogyakarta 1A Kraton DoorgangILW Yogyakarta 1A Kraton PlattegrondBoven de poort is een ‘singha’ aangebracht, het dreigende masker, half dier half mensch, met de hangende tong, dat men overal in Indië ziet en voor de poort staat, karakteristiek voor een Oostersch verblijf, een losse muur als een soort van scherm, om te vermijden dat onbescheiden voorbijgangers een blik naar binnen kunnen werpen.
[Ammers-Küller – Wat ik zag in Indië, 50-51] 


Rechts: Bangsal Srimenganti [C].

ILW Yogyakarta 1A Kraton DanszaalDanszaal.

Ik zit hier al een uur in het Kraton, tegen een paal geleund, bij een dansvloer te wachten op de danslessen. Het gamelanorkest, dat al een tijdlang heeft zitten spelen, drinkt nu thee. De glazen en bekers hebben hier dekseltjes, tegen het invallen van vliegend ongedierte.
[De Vreede – Mijn reis, 59-60] 

En hier is de danszaal, waar de srimpi’s, dochters van hofregenten, wel zouden dansen een dezer avonden, zoo het niet strenge rouw ware om het overlijden van den ouden Sultan: Hamangkoe VII: Hij die het Heelal in den schoot draagt. De initialen H. B. VII, zien wij overal rondom, vooral op een groot spiegelglazen schutsel, een doorzichtig schutsel, ik vraag mij af waarvoor .... Deze prachten zijn wel eens onlogiesch en niet altijd goed van smaak.
[Couperus – Oostwaarts, 194-196] 


Links: Trajumas [D].

Trajumas

ILW Yogyakarta 1A Kraton de Gamelan

Pendopo met o.a. de Gamelan.

Nu beginnen de gamelanspelers aan hun repetitie. Ze zitten in het binnenste van de pendopo, aan één uiteinde van de grote ruimte, allen met roerloze gezichten onder hun hoofddoeken en velen ook weer met een brilletje op. Een van de solo-zangeressen vooraan, met een lief stemmetje, raakt telkens de draad kwijt, dan kijkt ze vragend naar haar buurman; de oude heer zingt haar dan met flakkerende bariton haar partij glashelder voor. Het orkest geeft wonderbaarlijk mooie geluiden af, middels slag- en blaasinstrumenten, ik kan daar dag en nacht naar luisteren. De toeristen komen dichterbij, ze mogen op de binnengalerijen zitten mits ze hun schoenen uittrekken.
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 121-122] 


Ga door de Danapratapa, de poort tussen 2de en 3de hof [E]. Links: Mondolo Sono (Muziektent).

ILW Yogyakarta 1A Kraton DanapratapaILW Yogyakarta 1A Kraton Mondolo SonoEen rustige wereld, maar van een andere, naïevere, minder gecultiveerde rust dan de stilte in het oude vorstenverblijf met zijn schijnbaar verlaten reeksen van galerijen, in de schaduw van sawohbomen, de traditionele beplanting van een kratonerf, omdat die boomsoort langzaam groeit, dat wil zeggen de tijd heeft, alle tijd, alle rust.
[Haasse – Krassen op een rots, 169-170] 


Rechts, wat naar achteren: Gedong Koening [F].

ILW Yogyakarta 1A Kraton Gedong KoeningILW Yogyakarta 1A Kraton PlattegrondZoo, tusschen hoogere en lagere hovelingen naderen wij de ontvang-zaal. Stel u nooit wanden voor; open zijn altijd deze hofruimten. Gesneden djati-hout met bladgoud overdekt, is het binnendak. Steeds de stilte, die heerscht door deze wijdten, met hier en daar het zwijgend gedobbel tusschen de hurkende trawanten....
Dit is de eigenlijke Kraton; daar is de Gedong Koening – het Gele Huis – waar de Sultan woont met dichtbij de kantoren; in het binnenhof zitten in kooien vechthanen en een neushoren-vogel te treuren.
[Couperus – Oostwaarts, 194-196] 


Rechts: Bangsal Kencono [G].

Troonzaal

ILW Yogyakarta 1A Kraton Bangsal Kencono

De troonzaal hier recht tegenover; in het binnendak prachtige gouden caissons, gesneden hout met bladgoud overdekt: de talrijke smalle binten zijn als zoovele zonnestralen.
[Couperus – Oostwaarts, 194-196] 
Het europeesche gezelschap volgde nu, en kwam weldra aan de pandopo van den sulthan, die even als de paus, op een gouden tabouret was gezeten.
[Rees - Herinneringen uit de loopbaan II, 192-193] 
De ‘zaal’ is een ‘pendoppo’, zooals ook door mindere hoofden, bij welgestelde loerahs zelfs, gebouwd wordt voor ontvangst van gasten: maar in het prachtige. Een marmeren, rondom met treden oprijzende vloer; gebeeldhouwde, beschilderde en vergulde pijlers; en een koepeldak dat prachtig rood en goud uitstraalt van een gouden hoogte. De gouden troonzetel van den Sultan, waarnaast de vergulde leuningstoel staat van den resident, glanst in het midden van al dat wit en rood en goud.
[De Wit – Natuur en menschen in Indië, 54-55] 


Achter de Bangsal Kencono ligt de Prabayeksa [H].

Binnenzaal

ILW Yogyakarta 1A Kraton Prabayeksa

Op de achtergrond, in de diepte van een galerij, brandt het vlammetje van de vorstelijke aanwezigheid, meer dan twee eeuwen geleden ontstoken (toen het rijk van Mataram werd gesplitst in Jogjakarta en Surakarta), en dag en nacht bewaakt door een speciale dienares; daar bewaart men ook de heilige speren, die bij plechtigheden in het gevolg van de sultan worden meegedragen.
[Haasse – Krassen op een rots, 168-169] 

Door de spiegelglazen wanden der troonzaal heen flikkert bont als een zwerm kapellen op een bloembed een geheele schaar kleine meisjes, op den marmeren vloer van een tweede, lager gelegen zaal neergehurkt, [...]
Achter die tweede marmeren zaal gaan weer treden omhoog naar een derde, op den achtergrond waarvan in nissen tusschen rood en gouden wanden, twee staatsiebedden schemeren, met zijden kussens bespreid.
[De Wit – Natuur en menschen in Indië, 54-55] 


Rechts: Bang Salmanis, de eetzaal [J].

ILW Yogyakarta 1A Kraton Bang SalmanisILW Yogyakarta 1A Kraton FeestmaaltijdIn het midden is de Probojoso of Dalem. De eigenlijke woning van den Sultan met een rijk met zwaar verguldsel en fijn snijwerk versierde pendopo met marmeren vloer, de Bangsa Kentjono geheeten, waar bij recepties en feesten de gasten worden ontvangen; op zij van de pendopo is de eetzaal, eene lange, open gaanderij, die een driehonderdtal gasten bevatten kan. [Indië, geïllustreerd weekblad -6, 379a 

Feestmaaltijd in den Kraton te Djokjakarta op 11 Februari 1939, ter gelegenheid van het huwelijk van eenige prinsen en prinsessen, zoons en dochters van den vorigen Sultan. →


Rechts: achter de eetzaal liggen privévertrekken.

De Dalem is het hart des Kratons,
Dat ook nog weer door eigen muren
Gescheiden is van het overige paleis.
Hier toeft de vorst, met zijne gemalinnen,
De vrouwen van zijn harem – ‘t zijn velen in getal –
En al heur jonge dienaressen.
[Fabricius in: Indië – Indonesië, 52] 

Bij de poort naar het vrouwenverblijf was de bedug, waarop bij naderend gevaar alarm werd geslagen. Een eindje verder stond een kanon uit de tijd van de Oost-Indische Compagnie. De dunne, geaderde handen van de gids bewogen zich over het oude ijzer. 'Hiermee is tegen de Nederlanders gevochten,' zei hij.
[Gomes – Sudah, laat maar, 95-96] 


Ga terug richting de poort, maar houd rechts-aan.
Rechts: ambtenaren [K].

ILW Yogyakarta 1A Kraton hoogwaardigheidsbekledersAan de overkant van de in schel zonlicht blakerende binnenplaats, onder een afdak, zit een rij hoogwaardigheidsbekleders van de Kraton in hofdracht: kaïn en donker hooggesloten jak en kunstig geplooide hoofddoek, de sierkris achter in de gordel gestoken.
[Haasse – Krassen op een rots, 168-169] 
Het zijn allemaal familieleden bevestigt de gids, en allemaal ambtenaren van de kraton.
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 98-101] 


ILW Yogyakarta 1A Kraton PlattegrondGa vóór de hoogwaardigheidsbekleders rechtsaf naar de 4de hof.
Steek de hof over.
Links: het Batikmuseum [L].
Ga rechtdoor door de poort naar de 5de hof en ga rechtsaf.

 


Rechts, op het pad:

ILW Yogyakarta 1A Kraton blimbingDe gids maakt ons opmerkzaam op de blimbing, een vijfhoekige vrucht die hier in overvloed aan de bomen groeit en allerlei vijf-delingen symboliseert. 'Als een jongen zo'n bloesem geeft aan een meisje hoeft hij geen ba of boe te zeggen, het meisje moet wel ontzaglijk stom zijn als ze het niet snapt,' licht de gids voor in een levendig Nederlands dat niet helemaal past bij zijn statige klederdracht en gerimpeld koppie. 'De vijf kanten van de blimbing, dat zijn ook de vijf hoofdzonden van de mens: hebzucht, dronkenschap, narcoticum, de rest ben ik vergeten, maar móórden, dat is daarvan alleen maar een stáárt ja mevrouw, dat komt voort uit al het andere! Moorden...' hij schudt zijn hoofd. 'Maar als de sultan ons roept om te vechten gaan wij!'
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 98-101] 


Rechts: de portrettengalerij [M].

Toch hebben zij eens hier – zoals te zien is op foto's in de portrettengalerij – naar Javaanse hoftrant bruiloft gevierd, en hun in glinsterende tooi gehulde bruiden in haar rood en gouden draagstoelen te paard begeleid naar de plaats van de officiële huwelijksvoltrekking, niet anders dan jonge mannen uit hun geslacht dat honderd of tweehonderd jaar geleden plachten te doen.
[Haasse – Krassen op een rots, 169-170] 


Ga linksaf, daarna is rechts: Portrettengalerij met werken van Raden Saleh [N].

Raden Saleh

ILW Yogyakarta 1A Kraton Raden SalehDaarboven hangen grote schilderijen van de bekende Raden Saleh te vergaan.
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 98-101] 
Raden Saleh, de éénige Javaansche kunstschilder van beteekenis was een der merkwaardigste figuren van zijn tijd.
[Ido – Indië in den goeden ouden tijd I, 48-49] 
In een kleine zijgalerij zijn geschilderde portretten van vroegere vorsten uitgestald, onder andere een groot doek van Raden Saleh, voorstellende sultan Hamengku Buwana VII. Hij wordt geflankeerd door twee vrijwel identieke vrouwenbeeltenissen, in gelijke dracht van donkere sarong en diepblauw lang jak: de eerste gemalin, die hem slechts een dochter schonk, en de tweede, 'een meisje uit de desa', die de moeder van zijn zonen werd.
[Haasse – Krassen op een rots, 169-170] 


Ga terug naar de 4de hof en houd daar links aan.

Een prins – hij schijnt een oudere broer des Sultans te zijn, maar geboortig uit een bijvrouw – zit gehurkt midden in den tuin, op den grond, rookgerij vóór zich, volgelingen achter zich. Hij neemt geen notitie van de toeristen, die daar gaan, met hun speciale permissie, want het is geen Vrijdag, de dag van toelating tot den Kraton.
[Couperus – Oostwaarts, 193] 


Ga door de poort; links en rechts in de poort zijn deuren naar expositieruimten [O].

ILW Yogyakarta 1A Kraton expositieruimtenIn een langwerpig huis achter op het kilometersgrote erf zijn de geschenken uitgestald waarmee westerse vorstenhuizen in de loop der eeuwen de sultans hebben bedacht: een gruwelijke verzameling van monstruositeiten, krullerig porselein, theekopjes met portretten erop.
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 98-101] 

de afschuwelijke kitschige geschenken (Victoriaanse inktstellen en pendules, siervazen en soepterrines) die in het verleden staatshoofden en andere officiële westerse bezoekers de vorsten van Jogja durfden aan te bieden.
[Haasse – Krassen op een rots, 170-172] 


Ga rechtdoor naar het Museum van de laatste Sultan HB IX [P].

ILW Yogyakarta 1A Kraton Museum laatste SultanILW Yogyakarta 1A Kraton onderscheiding orde gouden arkIn de 2de zaal links foto’s van het gymnasium in Haarlem (H.B. rechts achter), student in Leiden (H.B. midden voor) en de bul, die men krijgt bij de toelating tot het corps na de groentijd.
H.B. kookte in Nederland vaak, vandaar het keukengerei.
In de 3de zaal imitatie poesaka’s en in de 4de zaal naast officiële onderscheidingstekenen een onderscheiding van de orde van de gouden ark ...

Ginds zijn de Poesaka’s uitgestald; de antieke heilige dingen: gouden vazen, sirihdoozen, gouden kalkoenen en draken, Garoeda’s – de vogels van Vischnoû – schilden, speren met vergiftigde punten, krissen, lansen. Elk van deze voorwerpen heeft een naam en ik wil u niet zoo vele namen noemen: alle deze Regalia te zamen heeten de Depàtjàrà of Kèpraton; de plaats waar de Sultan ons ontving, zijne officieele ontvangzaal vóór de gewijde verhevenheid van het Bed, heet Poerbàjèskà
[Couperus – Oostwaarts, 196-197] 

Als we de kleurrijke pendopo’s hebben gezien mogen we een nieuw gebouwtje bekijken dat gewijd is aan de in 1988 overleden sultan Hamengku Buwono IX, ofwel sultan Henk zoals onze gids hem noemt (‘de huidige is sultan Piet’). Opgevoed in Nederland (middelbare school in Haarlem, studie in Leiden) werd hij toch een belangrijke figuur bij het totstandkomen van de Indonesische Republiek.
[Vervoort – Retourtje tropen, 159-162] 


Ga terug
naar de ingang van de Kraton.