De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2017.
De informatie in PDF formaat. 

1ste gaanderij, 2de helft, balustrade – 2de gaanderij, 1ste helft.

Deze rondgang betreft een zeer beperkt aantal reliëfs waarover wat bekend is.
De rondgang bevat twee van de tien reliëfs uit de serie over vaartuigen.

Het begin van de rondgang is: de westelijke trap. 
En op die plaats is de nummering van de reliëfs in de balustrade boven 186 en beneden 64.

Links: balustrade’
Boven (192)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 192 schildpadEen ander maal werd de Bodhisattwa geboren in de gedaante van een reusachtige schildpad. Op zekere dag leed een schip met vijfhonderd kooplieden aan boord schipbreuk en de schildpad redde hen door ze op zijn rug te nemen en aan land te brengen. Toen hij daar in slaap was gevallen besloten de kooplieden hem te doden en op te eten. Het dier werd wakker en toen hij begreep wat de bedoeling was, offerde hij zich op om hun honger te stillen.
Ik heb dit op zichzelf niet speciaal belangrijke voorbeeld gekozen, omdat zich een merkwaardige gewoonte gehecht heeft aan het reliëf van de schildpad met de schipbreukelingen. De vele kleine figuurtjes op de rug van het dier wekken de gedachte aan “een grote familie”:. Bovendien heeft de lange kop van een schildpad steeds zekere phallische relaties. Wie de vorstelijke begraafplaats in Kota Gedé bij Jogjakarta bezocht heeft, zal zich de waterschildpadden met hun eigenaardig gevormde witte koppen herinneren, waaraan geofferd wordt om kinderen te krijgen. Ook bij het Borobudur-reliëf met de schildpad offert men geregeld wierook en bloemen. [Borobudur, 87-88] 


Boven (193)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 193 zeemonsterOns reliëf geeft het schip weer in de volle zee, als gewoonlijk verlevendigd met visschen. Uit den rechter benedenhoek duikt het gevaar op, belichaamd in een reusachtig zeemonster, de makara met krokodil-achtige kop. Het vaartuig onderscheidt zich van de beide voorgaande doordat aan voor- en achtersteven een buiten het boord uitgebouwd gedeelte voorkomt. De blokkenlijst is onzichtbaar. Uit de stuurinrichting kunnen we niet wijs worden. Op de achterwaarts uitgebouwde kampagne staat mogelijk de roerganger, doch het is niet duidelijk hoe het roer is aangebracht. De sterk voorover hellende mast is naar voren en naar achteren met touwen getuid en voorzien van een vierkant zeil. De beeldhouwer is er in geslaagd den noodtoestand te doen aanvoelen. Het zeil flappert naar voren en is gewis onklaar geraakt; de onderste ra steekt als boegspriet naar voren. De bemanning klampt zich met armen en beenen aan al wat houvast biedt. Een der schepelingen is te water geraakt en wordt door een ander aan dek geheschen. Uit den aard der zaak heeft hij zijn heupkleed verloren; vandaar dat ’s mans ‘heimelijckheydt’ te zien is, ongekend verschijnsel overigens op de bij uitstek kuische Boroboedoer-reliefs, waar, enkele voorstellingen van kinderen en zuigelingen uitgezonderd, nimmer een naaktfiguur voorkomt. [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-8, 227-245 – 5] 


Boven (194)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 194 drenkelingenHet tafereel 194, dat de schildpad weergeeft met negen drenkelingen op den rug, is uiterst merkwaardig omdat het onder de 1460 sprekende sculpturen van den Boroboedoer het éénige is, dat bij de huidige bevolking in reuk van heiligheid staat en door haar vereerd wordt. Uit den aard der zaak ontgaat haar de ware beteekenis en interpreteert zij het naar eigen opvatting. Zij ziet de drenkelingen aan voor kindertjes en de Javaansche of Chineesche vrouw, die kinderzegen verwacht, gaat naar dit reliëf om te offeren en vervulling van haar wenschen af te smeken. Het is een in wijden omtrek verbreide traditie en men vindt de kindertjes, alias drenkelingen dan ook altijd rijkelijk besmeerd met borèh-zalf. [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-8, 227-245 – 5] 
[Men ziet] ... even voorbij die [west]poort dat van den Bodhisattwa als schildpad een menigte schipbreukelingen reddend; een reliëf, dat door de tegenwoordige bevolking ter verkrijging van kinderen vereerd wordt. [Korte Gids, 15-16] 
De Heer als schildpad in zee neemt de in doodsgevaar verkeerende bemanning van een zinkend schip op zijn rug, en draagt die naar den wal. En daartussen in: Een oud zeeman in ruste, die toch nog eens weer gaat varen om een schat voor anderen te halen.
[Dermoût – Boeddha-ring, 79] 


Boven (221)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 221 lotusvijverEr is heel wat te doen om en nabij de lotusvijver waar zo te zien het hele dorp water komt putten. Er zit bovendien een grote slang tussen de lotussen. Wat die er doet is niet bekend, want het is weer een “niet geïdentificeerd” verhaal.
Rechts dragen twee man een rechte pikulan, die belast is met een bronzen watervat. Op Borobudur komen nooit de later gebruikelijke naar beneden of naar boven gebogen pikulans voor. Altijd is het een rechte stok. [Borobudur, 167-168] 


Onder (79)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 79 reshi heremietEen reshi of heremiet, die wat zijn uitrusting betreft (snoer, hoge hoofdtooi, drietand, waterkruik, nap) sterk doet denken aan de bekende heilige mannen of yogi’s die men heden ten dage nog in Benares en elders in India tussen de mensenmenigten kan aantreffen. Hij is hier in gesprek met een haas – zij het met een lange staart – die zich in het vervolg van het verhaal in het vuur rechts zal storten om zijn vriend van de hongerdood te redden. Het gebeuren herinnert aan het djataka van de vier vrienden [3de rondgang, 24]. Hier wordt echter de haas door de reshi gered, waarna hij met goed gevolg om regen bidt. Ook dit vervolg is in hetzelfde reliëf, een van de aan djataka’s gewijde panelen van de balustrade der 1e gaanderij, afgebeeld, maar komt op dit reliëf niet meer voor. Het vuur zal evenals op reliëf 3 van de 2de rondgang – waarbij het om een bezwering gaat – het offervuur van de heremiet zijn. Afgezien van hun vermagerde lichaam en enkele requisieten zijn de asceten te herkennen aan hun hoge haardos, opgebouwd uit ineengestrengelde haartressen. Ze worden bijeengehouden door lappen of banden die op den duur gaan domineren dat ze een tulband vormen. [Borobudur, 208] 

 

[Noordwest hoek]

(Boven 232)
(Onder 80)

Onder (80)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 80 dobbelspelOp de onderste reeks treft men o.a. in den N.W. hoek een voorstelling van het dobbelspel [Korte Gids, 15-16] 

Armoede kan gevolg zijn van het spel. In dit reliëf, een scène uit een van de djataka’s, zien wij twee spelers met een soort verkeerbord tussen zich in. Het gaat hier dus niet om een eenvoudig dobbelspel, maar iets meer gecompliceerds met dobbelstenen en inzetstukken, die in vakken geplaatst moeten worden. Om het bord in de juiste positie te krijgen, moeten wij het in gedachten naar achteren omklappen, zodat het zijn horizontale stand krijgt. De beeldhouwer heeft het om alles goed duidelijk te maken van een zo hoog standpunt uit weergegeven, dat het vertikaal lijkt te staan. [Borobudur, 176] 


Onder (89)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 89 gamelan orkestEn iets verder een zeer oud type van gamelan-orkest [Korte Gids, 15-16] 

Een bespeler van een xylofoon en rechts daarvan een man met een bel aan een gebogen stander.


Boven (273)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 273 upakarmaHet is in Voor-Indië de gewoonte dat aan het begin van de traditionele studie een plechtigheid (upakarma) plaats heeft, waarbij de leerlingen tegenover de leermeester hun wens en vast beslotenheid uiten, hun studie te beginnen en tot een goed einde te brengen. Dit geschiedt niet alleen in woorden maar ook door een speciaal handgebaar, waarbij de handen op elkaar worden gelegd met de duimen tegen elkaar. [Borobudur, 155-156] 

In het beeldhouwwerk, dat het geweldige Baraboedhoer-monument versiert is een der altijd weer terugkeerende voorstellingen, de houding van diepe nederigheid en zelfvergetende toewijding, aangenomen door elken mindere tegenover zijn meerdere, door een dienaar tegenover zijn heer, door een zoon tegenover zijn vader, door een krijgsman tegenover zijn vorst. 
[De Wit – Natuur en menschen in Indië, 85] 

 

[Opgang Noord]

(Boven 279)
(Onder 96)

Boven (300)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 300 danseresILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 300 landschapEen danseres begeleid door een trommel en een dwarsfluit.

Zijn wij dan even moe van dit mollige en vleeschlijke en zien wij op, dan zien wij in den blauwen hemel, in de groene palmgaarden en voelen dat deze kunst reeds overrijpheid naderde. [...]
Terwijl ik critizeer, voel ik mijn ontgoocheling onrechtmatig. En zie dan naar boven en rondom in lucht, licht en landschap. En dan is het dadelijk of iets naders van deze vroegere wijdingsdienst en kunst tot mij drijft en mij verzoent, terwijl ik daar sta op die rots, eenzaam uitstekend in den Oceaan der Tijden, die al dit leven van diepe gedachte over hemelsche dingen verzwolg....
[Couperus – Oostwaarts, 203-204] 

Achter de stroom van reliëfs uit het leven van Buddha en Bodhisattwa’s zie je soms boven de balustrade uit de achterkant van een Buddhafiguur die naar de bergen staart. De lange oorlellen tot halverwege de nek, het achterhoofd beplant met bolle krulletjes, wat Bob smalend een kapsel van weespermoppen noemt. Overal pinakels tegen de blauwe lucht waar strakke witte wolken in drijven.
[Wolkers – De kus, 261-262] 


Onder (107)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 107 kleiIn dit reliëf dragen twee mannen klompen klei aan, terwijl op de voorgrond met de hand potten worden gevormd en afgewerkt door er met een houten plak tegen te kloppen. [Borobudur, 174] 

 

[Noordoost hoek] 

(Boven 325)
(Onder 112)

Boven (336)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 336 landbouwerEen landbouwer stuurt met één hand zijn ploeg en drijft met de andere met een stok zijn runderen aan. Het is een lichte haakploeg, bestaande uit een trekboom, een staart die in de zool overgaat en een strijkboord dat met touwen ter zijde daarvan is vastgebonden. Het werk betreft meer het omwoelen van losse vochtige grond dan zwaar en diep omploegen. [Borobudur, 163] 


Ga de trap omhoog naar de 2de gaanderij en ga daar linksaf.

Links: 2de gaanderij, balustrade.

Aan de binnenzijde van de 2e balustrade zijn weer korte verhalen van mensen en dieren uitgebeeld, in dezelfde trant als die van de balustrade van de 1ste gaanderij. Het is echter niet uit te maken of ze een vervolg daarop vormen of niet. Van deze serie van eveneens 128 paneeltjes zijn slechts hier en daar enkele djataka’s [beschrijvingen van vroegere levens van de Boeddha] herkend. [Borobudur, 85] 

Rechts: 2de gaanderij, hoofdmuur.

Niet minder dan 460 reliëfs zijn gewijd aan één tekst, de Gandawyuha, waaraan een ander geschrift, de Bhadratjari, als slot is toegevoegd. Het zijn de 128, 88, 84 en 72 reliëfs, die [...],het totale oppervlak van de hoofdmuren van de 2e tot en met 4e gaanderij en de balustraden van de 3e en 4e voor zover zij met verhalende reliëfs bedekt zijn, vullen. [Borobudur, 91] 
Het ontbreekt de samensteller aan te veel gegevens, om wandelingen over de volgende gaanderijen samen te stellen.

Rechts: (16)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 16 Bodhisattwa MandjuçriDe Bodhisattwa Mandjuçri.

Ik kwam in de wereld van de bodhisattva's, de half-boeddha's, die het lijden zowat overwonnen hadden. Ze hadden afstand gedaan van hun bezittingen, maar waren nog niet helemaal los van de aarde. Ze waren nog op weg. Ze moesten nog een trapje hoger.
[Gomes – Sudah, laat maar, 93-94] 


Links: (21)

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 21 bevallingILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 21 bakerkroonEen reliëf van Borobudur dat gezien het verband waarin het voorkomt, al is het verhaal niet geïdentificeerd, op een bevalling betrekking moet hebben. De kraamvrouw wordt door een helpster ondersteund, terwijl een andere haar benen masseert. Er is nogal wat agitatie omheen. Als het al misschien niet alles geheel naar wens verloopt ..
Het gevolg van de veronderstelde kraamscène geeft een jonge moeder of verzorgster met enige helpsters te zien, die een soort diadeem op het hooft draagt, blijkbaar een “bakerkroon”, die ook in een van de latere scènes van het Ramayana op de Brahma-tempel van Prambanan voorkomt. [Borobudur, 152-153] 


[Trappen zuidkant] (32)

Rechts: (41)

Krom heeft aangetoond dat hier de Gandawyoeha is uitgebeeld. Deze heilige tekst behoort met de Lalitawistara tot de ‘negen Dharma’s’ en schildert de lotgevallen van den geestelijken zwerver Soedhana Koemara, die op zoek is naar de Waarheid. Het hier bedoelde tafereel geeft volgens Krom op de linker helft het bezoek te zien van den held dezer cyclus bij den slaaf Paisa van Koelagara. Op de rechter helft is het schip uitgebeeld, waarmede de reis volbracht werd.

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 41 Gandawyoeha

Er wordt duwend geroeid; de koppen der roeiers zijn duidelijk zichtbaar. Ter plaatse van de achterzijde van het schip is het reliëf erg verweerd, zoodat het roer zich slechts onduidelijk afteekent.
Bijzondere vermelding verdienen de vierbeenige standaards, welke zich verheffen op den voor- en achtersteven. Op de laatstgenoemde is de eigenaardige vlag bevestigd, welke bij het vorige afbeelding reeds ter sprake werd gebracht. Scherp teekenen zich de sporten af, waarmede de tweebeenige mast is voorzien.. Een matroos is blijkbaar bezig het vierkante ra-zeil op te rollen; een der brassen hangt slap naar omlaag. De stand van de vlag op den achtersteven bewijst, dat er niet gezeild wordt. In de topversiering van den mast treedt wederom een variatie op. Boven het schijfblok is een kussenvormige versiering aangebracht, die men in de Boroboedoer-reliëfs herhaaldelijk terugvindt op standaards, welke den aanzienlijken door volgelingen worden nagedragen.
Het is opvallend dat afb. 10 het eenige vlerkvaartuig te zien geeft, waarbij de boegspriet ontbreekt. Wij achten het zeer waarschijnlijk dat dit verband houdt met de compositie van het reliëf. Onmiddellijk naast den voorsteven van het schip begint het tafereel te land en zooals op de Boroboedoer-reliëfs gebruikelijk is, werd op de grens een boom geplaatst, die ten doel had de eene episode van het verhaal af te scheiden van de volgende. De beeldhouwer stoort zich in dergelijke gevallen niet aan de eischen der werkelijkheid. Voor den boegspriet was er eenvoudig geen plaats! [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-8, 247-249] 


Links: (43).

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 43 monumentenDat de buddhistische kunst ons, ook op Indonesische bodem, nog wel eens voor andere, zij het dan kleinere raadsels en “afwijkingen” stelt, kunnen wij zien uit enkele voorbeelden van bestaande monumenten en van voorstellingen in reliëfs van Borubudur zelf [Borobudur 104] 


Links: (44).

Bob wil eerst die steile trap op naar boven naar de top, maar als hij in een gaanderij een reliëf ziet van een groep gehurkte vrouwen loopt hij toch weer naar binnen. Als hij fotografeert houd ik zijn wandelstok voor hem vast en bekijk de reliëfs die een bruingele uitslag hebben van algen en korstmossen. Het is of de beeldhouwers die fijne gezichten met sensuele naar voren komende monden en geloken oogleden met hun vingertoppen uit de poreuze steen geklopt hebben. Je kan je niet voorstellen dat ze daar met beitel en moker aan hebben staan hakken.
’Ik heb nog nooit zulke mooie vrouwen gebeeldhouwd gezien,’ mompelt Bob. ‘Ik word maar buddhist'.
[Wolkers – De kus, 259-261] 

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 44 Balinese lègongOp de muziek van een orkest dansen twee danseressen met sterk uitgebogen heupen in de richting van het zijwaarts gestrekte (bij de rechter figuur gebogen) been. De rechterarm is bij beiden gestrekt, de linker ter hoogte van de schouder gebogen. Bij zulke dansen van een danspaar zijn de bewegingen vaak volledig identiek, zoals bij de Balinese lègong.
Links van de danseressen een klankpot waarboven men de handen klapt (de pot is gedeeltelijk met water gevuld). Het is een ghatawadya, een instrument dat in Zuid-India nog zeer geliefd is en dat een sonore toon aan de klanken van het orkest toevoegt.
In dit reliëf en een aantal andere danstaferelen staat bij het orkest een baardige man, die met handenklappen de leiding van de dans heeft. Verre nazaten van hen zijn de tjantang balung, tot in recente tijd in de kraton van Surakarta, mannen met baarden, die in beschonken toestand dansen uitvoerden: “een duizendjarig ambt”. [Borobudur, 196] 


[Zuidwest hoek] (48)

Rechts: (54)

Sudhana op weg naar een volgende leermeester.

ILW Borobudur Mendut Tempelvoet 4e 54 SudhanaHet is dus wel duidelijk dat in buddhistische kringen naast 55 ook aan 110 een speciale waarde werd gehecht, in het bijzonder wanneer gedacht werd aan het aantal leermeesters dat Sudhana, en in het algemeen een toekomstige Bodhisattwa in de loop van zijn geestelijke ontwikkeling, diende te bezoeken. Hierin zullen wij dan ook wel de verklaring moeten zien voor het feit dat er 110 reliëfs zijn, waardoor de minder vooraanstaande Kalyanamitra’s vertegenwoordigd zijn, alhoewel hun aantal geen 110 en goed beschouwd zelfs geen 55 is. Om op 110 reliëfs te kunnen komen moeten dan ook enkele bijzondere maatregelen getroffen en concessies gedaan worden. Niet alleen zijn ongeveer 20 reliëfs gewijd aan reistaferelen (54) en door de leermeesters behandelde onderwerpen voor zover deze niet te abstract waren om uitgebeeld te kunnen worden, maar zelfs heeft het onderzoek, laatstelijk door Fontein, tot de conclusie geleid dat Sudhana’ pelgrimstocht in de 2e gaanderij tweemaal achter elkaar is behandeld, eerst in 16-72 en vervolgens nog eens in de volgende reliëfs 73-125! [Borobudur, 93] 


5de Rondgang
Bovenste terrassen en terug naar de ingang.