De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2018
De wandeling in PDF formaat.
Begin van de wandeling Jl Medan Merdeka Barat (Koningsplein West) hoek Jl Budi Kemuliaan (Scottweg).
Rechts:
Op de hoek van Koningsplein West lag op nr. 21 Hotel Andreas v/h Benvenuto en op Scottweg 2 woonde tandarts T. Gude.
Scotweg![]() Daar wees de man hun een kamer waar tien veldbedden met opgebonden groene kelamboes stonden: vijf tegen elke muur, met een onderlinge tussenruimte van telkens een halve meter. Een paar roestige spijkers dienden om de kleren op te hangen. Van meubels geen spoor. De hotelbaas kon het ook niet helpen. [Van der Hoogte – Huis in de nacht, 9-11] Meer informatieGisteravond op de wandeling even wezen kijken bij een trottoirvisser. Voor hen, die nog niet weten wat dit is, even de toelichting: van de kali’s uit zwemmen sommige moddervissen regelmatig de riolen op. Wie dus bij zo’n rioolgat gaat staan hengelen als een Hollandse peueraar bij een bijt in het ijs, kan nog wel een zootje vis verschalken en zich bovendien nog gelukkig prijzen eens in z’n leven midden op straat te hebben gevist. |
Volg de Jl Budi Kemuliaan in westelijke richting.
Links: Komplek Bank Indonesia (1963 – Groenewegen).
Rechts: zijstraat Budi Kemuliaan II (Gang Museum – voordien Spruitje Menteng).
In 1820 vertrok Scott naar Batavia, waar hij de zoogenaamde kampong Scott bouwde, aan weerskanten van Gang Scott en Gang Boentoe, tot aan de spruit Menteng; zijn eigen huis stond aan den noordoosthoek van Gang Scott. In 1827 is die gang doorgetrokken tot Tanahabang. [Oud Batavia I, 444a] De loop van het riviertje Menteng is te herkennen aan de bochten in de weg. |
Rechts lag, op voormalig nr. 8, het Hoofdkantoor van de Oudheidkundige Dienst.
Hij was zelfs te knap om het niet te brengen tot assistent-resident; daar hij toen al verschillende javaanse kronieken had vertaald en archeologische studies had gepubliceerd van betekenis, gaf men hem een erepost bij de Oudheidkundige Dienst; gedurende elf jaar reisde hij toen heel de archipel af, alle beelden beschrijvend die hij vinden kon. [Du Perron – Het land van herkomst, 324-326] |
Vervolgens lag rechts op voormalig nr. 14, Pension Irene.
Hollandsche
Leo [Vroman] woonde in een pension aan de Scottweg, maar hoe moet men zich zo'n Indisch pension indenken? Op het midden van het grote 'erf' stond het hoofdgebouw, een woonhuis uit het begin van deze eeuw, met een achtergalerij, een binnengalerij, een voorgalerij en een paar grote kamers die op de galerijen uitkwamen. Een aantal daarvan was in gebruik als ‘kantoor' en als woonruimte voor de beheerder of pachter. Om het hoofdgebouw heen, maar op hetzelfde erf, was in plaats van de vroegere 'bijgebouwen' een reeks kleine kamertjes neergezet met een open voorgalerijtje. Een zo'n kamertje bewoonde Leo.
[Nieuwenhuys – Een beetje oorlog, 116-117a] Meer informatieHij gaf mij de sleutel van een flat in een complex op Scottweg – er was grind en er waren hoge bomen, en struiken met paarse en rode bloemen – en stelde mij voor aan een kleine donkere dame met één arm, mevrouw Wijmer, die voor mij zou koken, en haar man die iets met verzekeringen deed, en hun dochter Bea, die veel lachte, heel mooi was, bovendien voor onderwijzeres studeerde en een goede vriendin van Tineke was en meteen van mij. Er bestaat praktisch geen lievere persoon geloof ik namelijk. Als ik thuis kwam en tsch tsch tsch riep kwam hij aanhollen, van boom tot boom, glipte omlaag en sprong in mijn nek, urineerde in mijn hals en werd zo naar binnen gedragen om met mij te lunchen (nadat ik mijn pak had uitgetrokken). Dan deden wij samen een dutje, hoewel hij soms even wakker werd en een hoekje uit de grote Balinese tekening scheurde dat ik dan met pen en inkt moest herstellen.
|
Aan de overkant lag Hotel van Zanen, later Hotel Taruma geheten.
Het hotel, Taruma in de Jalan Budi Kemulian, is van het vooroorlogse type, een enorme voorgalerij met de bekende pilaren en een grote marmeren trap naar beneden. Binnen in de lounge is het koel en stil. Wij zijn de enige blanken, de rest van het hotel wordt bewoond door Indonesische zakenlieden en ambtenaren die 's ochtends in een drom het hotel verlaten, aktentasje onder de arm. [Vervoort – Vanonder de koperen ploert, 202-203] |
Links: Rumah Sakit Budi Kemuliaan (Verloskundige kliniek Boedie-Kemoeliaän, 1935 – Burhoven Jaspers).
Kliniek![]() ‘Ja,’ zeg ik, ‘ik heb hier achttien jaar gewoond. Ik ben als meisje van negen jaar gekomen, en gebleven tot na het Jappenkamp. Tijdens de internering is mijn dochter geboren, in de Indonesische kliniek Budi Kemuliaän, bestaat die nog?’ De indruk die ze opdeed was een overheersend wit, overal waarheen ze keek. Witte, eerbied afdwingende rust. Lange eindeloze gangen, op de tenen lopen en zacht praten. Zusters die geruisloos liepen. [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 52-53] Meer informatie
|
Ga de brug over de kali Tanah Abang over.
Fientje de Feniks![]() Terwijl ik op een avond het Weekblad voor Indië inkeek, stuitte ik op foto’s bij een moordzaak die toen in Indië een cause célèbre was, de moord op Fientje de Feniks. Zij was een halfbloed prostituée en de vriendin van een halfbloed die Gramser Brinkman heette; op een dag werd haar verminkte lijk opgevist uit de kali Tanah Abang: het ruwe goed van een zak dreef er half omheen en haar voeten, die eruit staken, waren met een touw vastgebonden; haar borsten waren afgesneden. [Jansen – In deze halve gevangenis, 377] Meer informatieLange jaren geleden werd zekere Fientje de Feniks vermoord gevonden. De Politie deed geruimen tijd – vaak op de zonderlingste manier – nasporingen; ten slotte werden de Europeaan Brinkman en de inlander Mardjoeki als de daders aangewezen. Rechtsgang werd tegen hen verleend, het geding duurde verscheidene weken, beide moesten op vrije voeten worden gesteld. Het werd nooit bekend wie het misdrijf pleegde. ‘Maar het gáát toch niet, dat ik aan de galg moet sterven! Hebben ze dan geen medelijden met me? Ja, ik ben schuldig geweest, maar – de galg? Is er dan niemand die medelijden heeft en mij vergif wil geven? Toe help me dan, o God, help me, heb dan medelijden’. Zo heeft Brinkman de laatste dag en nacht van zijn verwoeste leven gesmeekt en gebeden! En ik heb dit uit de mond van iemand, die hem voortdurend gehoord heeft, tot wie de smeekbeden vaak gericht waren. |
Ga rechtsaf: Jl Abdul Muis (Tanah Abang West).
Ruytenburg bezat eene uitstekend welingerichte woning op Tanabang. Hij buigt zich naar Henriëtte, om haar te berichten, dat hij thuis is – het rijtuig rolt krakend over paden van kiezelgruis in een keurig onderhouden tropischen tuin en staat eindelijk stil bij de voorgaanderij eener aanzienlijke, bataviasche heerenhuizinge. De jongen met den pajong springt ijlings tevoorschijn. Ruytenburgs gelaat plooit zich wat deftiger, schoon hij de nieuwe goevernante met voorkomende beleefdheid het rijtuig helpt uitstijgen. [Ten Brink – Oost-Indische dames en heeren I, 179-180] |
Links: Jl Tanah Abang II (Laan Trivelli).
Links van de linker hoek van deze zijstraat.
![]() [Fabricius – Een reis door het nieuwe Indonesië, 20-21] |
Rechts van de rechter hoek van de zijstraat.
De Overseas Broadcasting Service begon haar activiteiten in een kantoor op Kebon Sirih 24 te Djakarta. Na verloop van tijd werden binnen deze dienst twee afdelingen zichtbaar, een monitor- of luisterdienst die berichten van buitenlandse tenders opving en redigeerde en een programma-afdeling waar uitzendingen werden voorbereid. De laatste afdeling werd nog in 1942 geleidelijk overgeplaatst van Kebon Sirih 24 naar Tanah Abang West 24. [Jansen – In deze halve gevangenis, 12] |
Ga linksaf de zijstraat in: Jl Tanah Abang II (Laan Trivelli).
Rechts: In het begin van de 20ste eeuw werd het hier gelegen schietterrein bebouwd en kwam hier het zogenaamde ‘Artillerie Kamp’. Vóór de Jl Kesehatan stonden rechts onderofficiers-woningen.
Artillerie Kampement
Laan Trivelli 20: Artillerie Kampement Laan Trivelli.
1e Afdeeling Houwitsers; 1e Bataljon Luchtdoelartillerie; 1e Compagnie Kustartillerie. [Telefoonboek Batavia 1941, 90] Meer informatieLater verhuisde de familie naar Laan Trivelli, waar Linda’s vader een onderofficierswoning toegewezen kreeg uit een reeks, die grensde aan tangsi ‘houwitzer’. Wanneer pap naar zijn werk ging, hoefde hij nooit over straat te gaan, want in de hoge heg van daon luntas, die het erf omsloot, had hij bij de gudang een opening gemaakt. Daar kon hij in en uit gaan om naar zijn werk in de tangsi te gaan. Door een klein incident in die dagen op laan Trivelli, leerde Linda het verschil van opvatting kennen bij de ‘sense of humour’ tussen Oost en West. Het deed zich voor toen haar vader ziek was van een waarschijnlijke buikgriep, nadat de familie Van Brasem op ziekenbezoek was geweest. Bij het afscheid zei de Heer Van Brasem tegen mam: ‘Ati-ati ja met Piet, awas kalo dia mati !’ Diep gekwetst kon mam na hun vertrek alleen maar staan huilen en klaagde haar nood bij haar vader, die juist voor enkele dagen was overgekomen. Schuin tegenover het huis op laan Trivelli stond een groot huis met een brede oprit. Linda herinnerde zich met wat een ontzag en nieuwsgierigheid de bewoners ervan werden besproken door haar familieleden. In dat grote huis woonde namelijk een ‘tuan-besar’. Een sinjo, aan wie te zien was hoe dol hij op zijn moeder was. Het sprak bijzonder sterk tot hun verbeelding om te zien, met hoeveel tederheid en attenties hij zijn moeder omringde. “Dat was pas en zoon om trots op te zijn”, zei Tjang. |
Rechts: Militair terrein.
Over Tanah Abang naar Laan Trivelli. Aan de rechterkant is een soort militair kampement (van vroeger), verspreide huizen over een veld, verderop herken ik een heel klein paviljoentje: daar woonde ‘een meisje waarmee je niet mag omgaan’. Ze was mooi, en dik, met blonde krulletjes en een porseleinen huid en porseleinblauwe ogen, en ze kreeg al een orgasme, en langdurig en luidruchtig ook, vertelden haar eigenlijk niet zo aardige vrienden, als je een pink op haar schouder legde. [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 53] |
Links en rechts: Jl Kesehatan (Laan Canne).
Bij deze zijstraat stond in de periode augustus ’42 tot augustus ’43 de eerste buitenpoort van het interneringskamp Tjideng.
In de loop der tijd is het kamp naar het westen toe verkleind. Bij de Japanse capitulatie stond de buitenpoort op de brug over de kali Cideng.
TjidengInterneringskamp Tjideng. Eind augustus '43 werden de ca. vijf-en-twintighonderd vrouwen, kinderen en oudere mannen die zich in het Kramat-kamp bevonden, naar het Tjideng-kamp overgebracht (dat tegelijk tot de helft van zijn omvang werd teruggebracht en dus zeer aanzienlijk voller werd). [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 764-765] Het interneringskamp voor vrouwen en kinderen uit Batavia heeft bestaan van augustus 1942 – augustus 1945. In de laatste periode woonden hier ook vrouwen en kinderen uit andere kampen op Java. In de laatste oorlogsmaanden zaten hier meer dan 10 000 vrouwen en kinderen in ongeveer 220 woonhuizen. In 1946 werd het een opvang- en doorgangskamp.Meer informatieUit de bedoelde mededeling bleek dat er twee beschermde wijken zouden komen: de Kramat-wijk en de Tjideng-wijk, en uit de overige artikelen van verordening no. 33 dat allen die niet tot de te isoleren groepen behoorden maar wel in die wijken woonachtig waren, vóór 1 oktober de wijken moesten verlaten, dat de verhuizingen in oktober dienden te geschieden en dat wie er nadien niet woonachtig was, een speciale vergunning nodig zou hebben om er binnen te gaan. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 346-347] ‘De slag is gevallen' voor de Europeesche vrouwen in Batavia. Iedereen die geen man heeft ter bescherming moet verhuizen naar 2 kleine wijken, een achter Tjideng en een op Kramat. Het heeft nog 6 weken de tijd. Er moet eerst weer geregistreerd worden. Ieder gezin zou één kamer krijgen. Meubilair kan en mag natuurlijk niet meegenomen worden. De 'vijandelijke' vrouwen en kinderen, die naar die buurten moeten verhuizen mogen alleen huisraad voor dagelijkse levensbehoeften meenemen. Wat gebeurt er met 't meubilair van de Europeanen in Batavia? Wordt 't in beslag genomen of voor 'n appel en 'n ei (in duizenden huizen!) verkocht? Een staaltje van anti-blanke mentaliteit van het straatplebs is gegeven op de eerste dag van de verhuizing van Hollandsche vrouwen naar de 'beschermde wijken'. Er werd hier en daar gejoeld. Dat is nu afgeloopen. Er verhuizen iedere dag tientallen vrouwen en er wordt eerlijk geloot voor de Tjideng- of Kramatbuurt. De vrouw van de G.G. is al vertrokken. Zaterdag, 3 oktober 1942. De echtgenote van gouverneur-generaal, mevr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer heeft een Japans aanbod van de hand gewezen om buiten het getto voor Europese vrouwen te blijven wonen. Zij gaat met de andere vrouwen het kamp in. De in het 'kamp' – deze term is al algemeen gebruikelijk – gelegen percelen zijn door de oorspronkelijke bewoners ontruimd. In de loop van deze maand moeten de vrouwen het getto betrekken. Als een verbannen vorstin was mevrouw Mijers met haar koffers, bultzak en klamboe op de vrachtwagen geklommen die haar en andere vrouwen uit haar wijk naar het interneringskamp Tjideng zou brengen. Niet een keer had zij omgekeken naar Non en de bedienden, die tot aan het begin van de oprit met haar meegelopen waren om haar bagage te dragen. In september kreeg het GESC een nieuwe taak toebedeeld: het moest zorg dragen voor de huisvesting in de Kramat- en Tjideng-wijk waarin de Japanners de Nederlandse vrouwen, kinderen en oudere mannen wilden afzonderen. Toen die wijken in de loop van oktober ontruimd waren, liet het GESC de woningen schoonmaken; het regelde verder de verdeling van die woningen en het subcomité voor de transporten nam de verhuizingen voor zijn rekening. Ook richtte het GESC in beide wijken kampwinkels in, waarheen het regelmatig hoeveelheden goederen liet overbrengen. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 368-369] |
Aan de andere kant van Laan Trivelli herkende ik het huis waar in de de eerste jaren van de internering mevrouw Willinge, als kamphoofd, haar moedige strijd voerde tegen de beruchte kampcommandant Sonei. En tegen de kampbewoonsters, in het begin nog uitermate verwende dames die moord en brand schreeuwden toen het aantal baboes dat de wijk mocht binnenkomen drastisch werd verminderd. Als Europese vrouw kon je toch niet zelf je huishouding doen! Daar was het klimaat niet op berekend! [Fabricius – Hoe ik Indië terugvond, 199] |
Ga de brug over de Kali Cideng (Tjidengkanaal) over. Op deze brug stond vanaf augustus ’43 de buitenpoort van het kamp.
Honderden jaren later, nu, de man is dood, trekken de pianotonen – klinken ze wel precies zoals die man ze heeft bedoeld? – onzichtbare sporen door de warme lucht boven de roerloze bomen in een kleine tuin, over het roerloze water van het Tjidengkanaal tot aan de overkant waar donkere mensen, Javanen, Soendanezen, Indo's en niet-Nederlandse blanken nog vrij rondlopen, of ligt ook daar het leven verlamd onder de steeds voelbaarder druk van de Japanse bezetting? [Ferguson – Hollands-Indische verhalen, 57-59] |
Rechts: Jl Cideng Barat, 1ste gebouw (plaats van de woning van de Japanse kampcommandant).
Kampcommandant![]() Tjideng had van april '43 tot april '44 een commandant die, aldus een ex-geïnterneerde in april '46, ‘er altijd voor gezorgd heeft dat alle orders van Headquarters zo mild mogelijk werden doorgegeven. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 754-755] Berucht maakte zich vooral de Japanner die van april '44 af als commandant van Tjideng optrad: luitenant Kenitsji Sonei. Als commandant van het vrouwen- en kinderkamp Tjideng trad hij nog onbarmhartiger op. Strafappèls waren schering en inslag en daarbij liet hij toe dat grote apen het kamp binnenkwamen die vrouwen en kinderen beten; eind september '44 gelastte hij voor alle vrouwen en kinderen, ook voor de zieken, een appèl dat duurde van zeven uur ’s avonds tot middernacht en de volgende dag een dat duurde van half twee ’s middags tot elf uur ’s avonds. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 755-757] Meer informatieDat kamp heette Tjideng. Het was het kamp van de zeer gevreesde, zeer beruchte commandant de Japanse kapitein Kenitji Sone; in 1946 werd hij als oorlogsmisdadiger geëxecuteerd; ik herinner mij hem; hij persoonlijk heeft mijn moeder afgeranseld en met zijn bespoorde laarzen getrapt en ik persoonlijk heb dat gezien. En terwijl hij zich zoo stond op te winden, trilde zijn gebalde vuist en zwollen de aderen op zijn voorhoofd, ‘je zou nog meelij met hem krijgen ook, want misschien kon hij er wel niets aan doen; hij was beslist maanziek. Hij vertelde zelf aan onze leidsters, dat ze hem in hun eigen belang vooral nooit moesten tegenspreken wanneer hij weer eens ‘gilah’ werd!’ Vlak buiten het kamp, naast het huis van Sonei, woonden twee Jappenvriendinnen, een moeder en een dochter. Zij mochten geregeld het kamp in en vielen ook binnen de menage van het kamp. Op de bewuste 21 juni komt de moeder langs het Japse kantoor en roept van buiten naar binnen zoiets van: ‘Toean Nippon, liat Batanghari’ (Meneer de Japanner, ga eens op het Batanghariveld kijken!). |
Links: op de hoek, Maxx Coffee (Plaats van het kantoor van de Japanse kampcommandant).
Sonei![]() Op het kantoor werden zij ondervraagd en daarbij ernstig mishandeld. Ik zag alles door de openstaande deur van het gedek; zij stonden namelijk niet in, maar buiten voor het kantoor. De ondervrager werd algauw opzijgezet door Sonei. Deze ging vreselijk te keer en sloeg er verschrikkelijk op los; de dames schreeuwden heel erg. In de zeer vroege ochtend werden we op een vrachtauto geladen; op een andere wagen stond de éne collo die we mochten meenemen. Dat was bij mij, zoals trouwens bij vele anderen, nog altijd een hutkoffer. Die viel van de truck af, en aangezien hij niet op slot was viel hij open, alle rommel over de straat. En wie raapte het stuk voor stuk op en stopte het allemaal weer terug in de koffer, zuchtend en hoofdschuddend? Sonei, de beruchte beul van Tjideng. Na de oorlog is hij als oorlogsmisdadiger opgehangen. Meer informatieIn het kamp was nog volop te eten. Mijn moeder noteerde op 15 mei in haar dagboek: ‘Wat voedsel betreft hebben we het schitterend! Behalve maïsmeel en rijst krijgen we van Nippon nu ook nog bruine bonen, katjang idjoe (een soort erwten), goela djawa (inheemse bruine suiker), snoepgoed, zeep. Bijna elke dag vlees of vis! Om de drie dagen een ei. Wel weinig vruchten en bladgroente’. Al het voedsel, al die overvloeden moeten van Sonei, die er persoonlijk de instructies voor geeft, van de wagens af in de kuil worden gegooid. De knechten van de dood steken en snijden met hun sabels of bajonetten de zakken kapot zodat rijst neerklettert als regen, en meel verstuift zoals eelt verstuift dat men van zijn voeten heeft gevijld. De knechten van de dood gaan op het brood staan pissen, de knechten van de dood verbrijzelen ananassen, papaja's, sawo's, bananen, andere vruchten onder hun laarzen tot modder waar een zoetige geur van opstijgt. Met vlammenwerpers worden de twee wagens in brand geschoten en brandend de kuil in geduwd, waar alles dat branden kan begint te branden en alles dat verkolen kan verkoolt. Een wrede vent is die Sonai. Maar voorlopig ... hij is katholiek geworden. Hij heeft toch wel ingezien misschien. Of spijt of zo’ |
Links: 2de pand (is ongeveer de plaats van het Poortgebouw en het Administratiekantoor).
De dag was begonnen met slagen op de kamp-tongtong en alle vrouwen dachten dat ze niet uit mochten. Maar er stond alleen een mededeeling op 't bord dat ze vooral moesten buigen en tabé toean zeggen tegen de 18-jarige Japansche jongen die de ingang bewaakt. De vader van F. kwam aan de poort afscheid nemen omdat hij zich vanmiddag om 5 uur voor interneering melden moest. Vader en dochter mochten niet met elkaar spreken. Hij vertrekt met 20 andere 'zieken’ naar Bandoeng onder geleide, moest eten meenemen. Batavia herbergt dus blijkbaar geen civiele geïnterneerden meer. [Brouwers – Bezonken rood, 72-73] |
Vervolg de Jl Tanah Abang II (Verlengde Laan Trivelli).
Appèlplein![]() Van dat Tjideng-kamp herinner ik mij vooral: de ‘koempoelans’ of appèls, die meerdere malen daags werden gehouden, op een plein in de schroeiende zon, en waarop iedereen die in het kamp verbleef diende aan te treden, hetzij zuigeling, hetzij oude van dagen, hetzij gezond, voor zover er nog iemand gezond was, hetzij op sterven na dood. Alle vrouwen en kinderen stonden in blokken aangetreden om door de Jap te worden geteld, en nòg eens te worden geteld, en nog eens te worden geteld, maar altijd was er wel iets waardoor het aantal gevangenen niet bleek te kloppen met de gegevens daaromtrent in de administratie van de kampleiding, zodat deze koempoelans vele uren in beslag konden nemen. Meer informatieZelfs van het dagelijkse appel maakten we een spel. Voor dat appel moest de hele kampbevolking zich verzamelen op het stuk straat vlak bij de poort. Als de telling was afgelopen, holden we zo snel mogelijk dwars door de voortuinen en via gaten in heggen en hekken naar huis. Wie het eerst op het stoepje zat had gewonnen. Ik zag iedere dag dode mevrouwen: ze stuikten door hun benen tijdens de langdurige appèls in de hamerende hitte op het koempoelanplein (= appèlplein), ze vielen voorover of achterover of opzij tijdens de corveedienst, ze stonden niet meer op als het ’s morgens licht werd, of midden op de dag gingen ze zitten of liggen, deden hun ogen dicht en bleken dood te zijn. Toen mijn moeder voor straf een dag en een nacht op het koempoelanplein moest staan, wilde het dat toen juist de moesson begon. Door de slagregens heen bleef mijn moeder naar mij lachen: ik had mij om een hoekje van een van de huizen in de buurt verstopt en zwaaide naar haar en wierp haar kushanden toe, – ik werd niet nat onder mijn hoed. Op 6 Augustus valt de atoombom op Hiroshima, drie dagen later valt de atoombom op Nagasaki. ‘Hoe vreselijk de toestanden in deze kampen ook geweest mogen zijn, men mist er toch de opzettelijke van hoger hand geboden kwaadaardigheid van Hitlers’ kampen’. |
Rechts 98, groot pand.
![]() ![]() [Brouwers – Bezonken rood, 22-23] |
Ga rechtsaf: Jl Musi (Moesiweg).
Lanzing zat in hetzelfde kamp als Jeroen Brouwers. ‘Cideng was zonder meer vreselijk. Er zaten tienduizend vrouwen en kinderen in een gebied waar maar plaats was voor tweeduizend. Er waren vlooien, kakkarlakken en bergratten. De riolen liepen over en kampcommandant Sone was een berucht, maanzieke oorlogsmisdadiger die het kamp terroriseerde met zijn woede-uitbarstingen over futiliteiten’. Maar, voegde hij er aan toe, ‘verder viel het leven, tenminste zolang ik er was, wel mee’. De kinderen speelden de hele dag op straat. Wij hinkelden, rolschaatsten en knikkerden op het brede asfalt van Laan Trivelli. We maakten hutten in de bomen en speelden indiaantje met zelfgemaakte pijl-en-boog. Van de onderstellen van oude kinderwagens maakten we karretjes, waarmee we op de Moesiweg races of behendigheidswedstrijden hielden. Ruimte genoeg. |
Ga de 2de straat linksaf: Jl Batanghari (Batangharieweg) de noordgrens van het kamp.
Fietsend langs het Batanghariveld zag ik dat men pakjes over het gedek gooide en daarmee via heiho’s ruilde. De hele ochtend was reeds, o.a. door de assistent-blokleidster, hiertegen gewaarschuwd. Ook daags tevoren was het al uitdrukkelijk verboden, echter zonder resultaat. [Omstreden Paradijs, 238-240] |
Ga linklsaf: Jl Kampar (Kamparweg).
![]() ‘Personen die in nood verkeren’ (d.w.z. ‘personen voor wie het moeilijk is, in hun levensonderhoud te voorzien’), ‘dienen onderworpen te worden aan internering en bewaking, groepsgewijs, op een aangegeven plaats.’ ‘Heel Batavia in rep en roer’, schreef een Nederlandse vrouw na het verschijnen van verordening no. 33 in haar dagboek en dit sloeg niet alleen op allen die in de beschermde wijken hun intrek zouden moeten nemen maar ook op diegenen, ‘meest kleine lieden met nòg minder geld ’, die zonder dat iets bepaald was ten aanzien van hun opvang, die wijken op stel en sprong moesten verlaten. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 346-347] |
Ga rechtsaf: Jl Kapuas.
Ga linksaf: Jl Kuantan.
Ga op het eind rechtsaf: Taman Bawang.
Ga linksaf: Jl Citarum (Tjitaroemweg).
De kampongjeugd aan de overzijde van de spoorweg joelde en jouwde ons uit en verrijkte ons repertoire van scabreuze scheldwoorden en uitdrukkingen, die ik helaas allemaal vergeten ben. Toen wij er woonden zaten we elke middag in lichte stoeltjes op het grasveld aan de voorkant, en keken naar de dijk, en de lucht waar de zonsondergang zich even grandioos en rood-oranje voltrok als in de Nederlandse tijd. We dronken thee, lazen een goed boek, gaven elkaar Engelse conversatie-les; over de dijk rolden soms vele treinen van waaruit gele gezichten onder groene helmen nieuwsgierig naar ons keken. [...] Maar wat volkomen veranderd was, dat was de overkant. Die is nu helemaal volgebouwd met een weliswaar schilderachtige, doch hoogst rommelig verzameling bilik-huizen. Er is, tussen de weg en de spoordijk, gewoon een grote kampong bijgekomen. En als je op de weg staat zie je helemaal niets meer, noch van de dijk, noch van de lucht. Ik krijg het benauwder dan in de Jappentijd! [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 54-55] |
Tjitaroemweg
In een van die huizen, Tjitaroemweg 7, woonden wij met nog een tiental andere personen in de keuken, – wij bewoonden de aanrecht. Mijn moeder sliep op die aanrecht, en mijn grootmoeder, mijn zus en ik sliepen er in: mijn grootmoeder op de plank die het inwendige van de aanrecht in een boven- en een benedenhelft verdeelde, mijn zus en ik 'gelijkvloers', onder de slaapplaats van mijn grootmoeder.
[Brouwers – Bezonken rood, 20-21] Meer informatieVolgens het officiële programma zullen 4 vrouwen in een kamer worden ingedeeld. Inofficieel denken de Japanners aan 10 tot 15 personen in een kamer. Er is ook geen keuze met wie de vrouwen willen samenwonen. Zij krijgen eenvoudig een plaats toegewezen. Wat geeft het, of in het Tjidengkamp in Batavia ongeveer 10.000 vrouwen en kinderen in 300 woningen worden samengepropt? Juni 1945 ging mijn zus met haar rolschaats kopje onder in het open riool voor het huis waar wij woonden: zij verdween met dysenterie in het kampziekenhuis, en naarmate zij meer en meer leek te zullen verdwijnen, mijn grootmoeder achterna, lachte mijn moeder minder en minder, en als ze lachte dan korter en niet meer met haar tanden bloot. Het enige dat mij opwond was het verlies van de rolschaats die niet, gelijkertijd met mijn zus, uit het riool was opgevist. |
![]() ![]() [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 54-55] |
Ga linksaf: Jl Brantas (Brantasweg).
Rechts: was een plantsoentje.
In 't Kramatkamp is de avondklok ingesteld om 't gescharrel van jonge getrouwde vrouwen – de barmeisjes etc. – met jongens van 16 te voorkomen. In 't Tjidengkamp worden daar 's avonds plantsoentjes voor gebruikt. Enkele vrouwen zijn daar zwanger van Japanners. [Jansen – In deze halve gevangenis, 238a] |
Halverwege de Jl Brantas liep de grens van het kamp naar het noorden.
[Oktober1942] Het getto voor Europese vrouwen in Batavia – het Tjidengkamp – wordt van prikkeldraad voorzien, vanwege de ‘speciale bescherming', die de vrouwen van de bezetters zullen genieten. [Fabricius – Hoe ik Indië terugvond, 30-31] |
Ga bij de Kali Cideng linksaf: Jl Cideng Barat.(Tjidengweg West).
[1945] Ik was het kamp nog niet binnen, of ik had al ’n dozijn dreumesen achter me aan, die bij den ingang uitkijk hielden naar sensaties. Twee pakten me dadelijk stevig bij de hand en wilden weten bij wie ik zijn moest. ‘Ben jij ’n pappie?’ vroeg een klein meisje me, trouwhartig naar me opkijkend met heel lichtblauwe oogen. En toen ik ‘ja’ knikte, wilden ze allemaal tegelijk weten ‘’Wiens pappie ben jij dan?’ Ze reden, staande op vrachtauto’s tot voor een van de toegangen. Ze stonden stil. En nog voor ze naar beneden konden springen, stroomde een bende schreeuwende kinderen op hen af. Wat schreeuwden ze? Pappies, jongens, pappies! Er zijn weer pappies aangekomen! |
![]() ![]() Ga linksaf: Jl Cideng Timur. (Tjidengweg Oost). [Bouwer – Het vermoorde land, 125] |