De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2017.
De informatie in PDF formaat.
![]() Aan den directeur van het Departement van B.O.W. werd nogmaals verzocht, den bouw van de brug over de Progo nabij Mendoet te willen doen bespoedigen; het werk vordert echter niet merkbaar en het verkeer is reeds meer dan 5½ jaar gestremd. De communicatie tusschen de beide oevers van de Kali Progo wordt onderhouden door een bamboe vlot, doch in tijd van banjir is het onmogelijk om anders dan via Magelang, dus langs een grooten omweg, den Boro Boedoer te bereiken. [De Locomotief, 4 Maart 1910] Toch blééf de toestand ellendig tot ...het hoog bezoek [van de G.G.] kwam! Nu wordt de weg naar de Boroboedoer keurig in orde gemaakt, in een kolfbaan herschapen, vlak als een handpalm – máár ten koste van de andere wegen, [De Locomotief, 16 October 1911] |
|
![]() ![]() |
Aan de buitenkant van de trap, links.
![]() |
Boven aan de trap.
Ook de hoofdfiguur van het tegenoverstaande paneel, de yaksha Atawaka, is omringd door in bomen klimmende en spelende kinderen. Eén slaat met een stok mangga’s uit een boom, een ander bedekt zich met een hand de ogen tegen de vallende vruchten. [Borobudur, 154-155] [Sommige kinderen hebben] een bij kinderen in de Hindu-Javaanse iconografie vaak voorkomend sieraad of embleem, dat als een halve maan achter de nek opsteekt. Men heeft voor dit voorwerp verschillende verklaringen gegeven, die geen van alle bevredigend zijn (slippen van een hoofddoek, een aanduiding van een monnikskleed, de voorloper van de vorstelijke gelung tjentung van de wajangfiguren enz.). [In de afbeelding links] is het aan het haar bevestigd en heeft het een ornamentpatroontje, zoals bij een metalen sieraad verwacht kan worden. Was dit niet het geval, dan zou men aan een soort aureool kunnen denken. Niet ieder kind heeft het, waarschijnlijk alleen kinderen van hogere rang. [Borobudur, 154] |
Binnen in de tempel.
Mendut
Met deze Rots der Eeuwen, die de Boeroeboedoer is, zijn de heiligdommen van den Mendoet, Prambanan en Tjandi-Sewoe de prachtvolle riffen, waarop Hindoeïsme en Boeddhisme zich nog staande hielden, trots den stormvloed der tijden. Misschien is de Mendoet-tempel wel in zijn beknoptheid het allerschoonste wat van dezen godsdienst en uiterste beschaving bleef. De drie beelden der Trimoerti – de Drie-eenheid van Bhrama, Vishnoe en Aiwa (of wellicht Boeddha zelve tusschen Avalokiteçara en Manguri) – die hier afzonderlijk rijzen in vrij kleine ruimte, waar steeds nog het bloemen- en geuroffer gebracht wordt – als sprak Mohammed nooit van den eenigen god! – rijzen hier onder de typische Hindoesche, pyramide-achtige, zich opbouwende verdakking in ontstellende grootschheid voor uw verrasten blik. Voor zoover een menschelijk beeldhouwer ooit wist te geven uitdrukking van goddelijkheid aan de torenende steenmassa, die zijn beitel vroom bewerkte, is dit in volmaaktheid geschied bij deze kolossen, die bijna blank als marmer daar in die geheimvolle, enge, schemerhoogte van het pyramidale heiligdom tronen. Çiwa, de Matadewa, de “Groote God”; Vishnou, de berijder van het fabeldier Garuda, den zonnearend; Bhrama tusschen hen beiden, de Schepper van het Heelal. Nauwelijks is het mogelijk u af te rukken van de overweldigende schoonheid dezer plots geopenbaarde hemelsche schoone titanen.
[Couperus – Oostwaarts, 205-206] Eerst stapten we uit bij de Tjandi Mendut, terzijde van de weg. Geur van gras, een kleine tempel, van binnen heel hoog, gebouwd van vernuftig op elkaar gestapelde stenen omdat men toen nog geen bogen kon maken. We liepen de stenen trap op, binnen bevond zich een boeddhabeeld waarvoor kleurige hopen bloemblaadjes lagen als offerande van de vooral Chinese boeddhisten (hoewel het boeddhisme zich ook onder de Indonesiërs sterk aan het verbreiden is). Naast het grote boeddhabeeld waren aan weerskanten kleine beelden van boddhisatva's, heiligen die de laatste stap naar het Nirvâna niet zetten omdat ze de mensheid willen blijven helpen – alle drie de beelden rustend op dubbele lotusbloemen. [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 87-88] En niets grandioser, in zijn serene menselijkheid, dan de Boeddha Manoeshi van Mendoeth. [Cohen – Van anarchist tot monarchist, 195] [Legende:] Met vrouw en kind wordt hij ingemetseld, en in den schoonen Mendoet-tempel, dicht bij den Boroeboedoer gelegen, vindt het volksgeloof ze versteend terug in de drie kolossale standbeelden. [Het Indische Leven, 5, 812-813] Het heiligdom Mendut vond ik mooier: heel stil en gaaf zit daar in een hoge, taps toelopende stupa een twee-en-een-half meter hoge Boeddha. Heel rustig, met zijn vingers veelbetekenend vervlochten. Ik was de enige bezoeker. Onder de waringinboom zat een oud vrouwtje, en de onvermijdelijke kindertjes riepen het onvermijdelijke Hello! [De Vreede – Mijn reis, 40-41] Meer informatie
Afbeelding uit het boek ‘Indrukken van een Tòtòk’ pagina 249 met als onderschrift: Boeddha-Beeld in den tempel van Mendoet (Midden-Java). → De Mendoet. – Om de belichtingskwestie, die bij de restauratie van deze tempel rees, is veel te doen geweest. Men heeft zelfs gemeend, dat door een venster oorspronkelijk een hooge lichtstraal het in deze tempel zetelend Boeddhabeeld verlichtte. Van Erp toonde aan, dat voor deze aanname geen voldoende grond aanwezig was. Inderdaad is de lichtbundel, die ook na dichting van het z.g. lichtgat nog in den tempel valt alsnog te sterk en te veel van boven invallend; door een aanzienlijken portaalbouw is het vroeger getemperd geweest. [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-15, 77, 79] |
De Pawon tempel.
![]() In de tempel Mendut, de oudste der drie gebouwen, is de uit één steen gebeeldhouwde drie meter hoge Buddha een indrukwekkende manifestatie van eerbetoon aan de verkondiger van de leer der verlossing. Minder dan twee kilometer daarvan verwijderd, gescheiden door de rivieren Elo en Progo, ligt de kleinere tempel Pawon, een juweel van Javaansche tempelarchitectuur. Naar alle waarschijnlijkheid diende deze tempel tot oponthoud ter zuivering van het gemoed, alvorens de Borobudur te betreden. Op minder dan anderhalve kilometer afstand van de tempel Pawon verrijst een stenen heuvel van terrassen, de Borobudur met haar honderden Buddha’s. [namo buddhaya, 4] |
De tot dusverre beschrevene tempels worden in grootschen bouwtrant en pracht nog verre overtroffen door het ontzaggelijke kunstgewrocht, onder den naam van Boro-Bodor bekend, waardoor het distrikt Boro, in de residentie Kadoe, eene welverdiende vermaardheid bezit. [Olivier – Tafereelen I, 308-309, 313] De Borobudur is de vrijwel volmaakte uitdrukking van de eenheid van godheid, mens en natuur. [Haasse – Krassen op een rots, 188-189] |
Naar de Borobudur.
Borobudur: ondanks mijn scepsis is de restauratie inmiddels toch voltooid. Het is er meteen erg toeristisch geworden, een bezoek in de vroege ochtend of late middag is het meest aan te bevelen. [Vervoort – Vanonder de koperen ploert, 213] |
De kaartverkoop is in ‘Pintu Masuk’.
De entreeprijs is voor niet-Indonesiërs 260.000 Rp., voor Indonesiërs 30.000 Rp.
![]() a. voor Europeanen en daarmede gelijkgestelden f 0.50 per persoon voor volwassenen en f 0.25 per persoon voor kinderen; b. voor Vreemde Oosterlingen f 0.25 per persoon voor volwassenen en f 0.12½ per persoon voor kinderen; c. voor Inlanders f 0.05 per persoon voor volwassenen en f 0.025 per persoon voor kinderen. [De Locomotief, 23 Juni 1910] |
Na de ingang loopt de weg in een ¼ cirkel naar de oostelijke kant van de Borobudur.
Na deze allee volgen de trappen naar het plateau waarop de stoepa is gebouwd.
Veertig kilometer ten noordwesten van het huidige Yogyakarta verrees rond 800 de Borobudur, het grootste boeddhistische bouwwerk ter wereld. De verbluffende tempelpiramide werd versierd met duizenden bas-reliëfs en tientallen Boeddhabeelden. Cultureel staan wij dichter bij Europa of Amerika dan bij Boroboedoer of Mahabharata of bij de primitieve Islam-cultuur op Java en Sumatra.
|
Voor dat men de (oostelijke) trap van de Borobudur beklimt voor een rondgang op een van de terrassen, is het verstandig om eerst – linksaf – naar de zuidoost hoek te gaan, voor een wandeling rond de tempelvoet.
De positie van de balustraden ten opzichte van elkaar is daarbij zó, dat de hoofdmuren van de vierkante terrassen op de lage bovenbouw voor een deel aan het oog worden onttrokken. Dit maakt het bijzonder moeilijk zich van buiten af een beeld te vormen van de opzet. [Borobudur, 18] En dit was dan een tempelring, het middenstuk van de ring leek een miniatuur tempeltje: vier vierkante verdiepingen, drie ronde, precies zoals de Boroboedoer, onderaan breed, naar boven smaller toelopend, bovenop in de zevende verdieping een bolle witte steen – een kleine koepel, een stoepa zou het kunnen zijn?[Dermoût – Boeddha-ring, 76-78] |
De heuvel was bestemd en riep den meester aan. |
Daarna krijgt men, achtereenvolgens boven en achter elkander gelegen, vier gaanderijen, weliswaar veelhoekig, maar toch zoo, dat, als men het plan beschouwt, de ronde vorm van den geheelen opzet bewaard blijft. Aan den buitenkant zijn die gaanderijen telkens afgesloten door balustrades en zoowel de binnenwanden dier gaanderijen als de balustrades zijn met basreliëfs versierd. Erbovenop verheffen zich telkens reeksen van nissen, ombouwd als waren het miniatuur-tempeltjes en bevattend een Buddha-beeld. [Korte Gids, 7-8] |
![]()
de sfeer der Vorm of Rupadhatu: en de sfeer der Vormloosheid of Arupadhatu: Het complex bevat 504 Buddhabeelden, waarvan 72 in opengewerkte stupa’s en 432 in nissen op 5 balustrades. Van Bharabudhara zou door adaptatie aan het Javaans de naam Borobudur afgeleid kunnen worden, [namo buddhaya, 10] |
De zuidoost hoek van het heiligdom.
![]() |
Op de verborgen voet is de Wet van het Karma in beeld gebracht, d.w.z. men ziet er hoe allerlei goede en slechte daden beloond of gestraft worden in volgende levens, hemels of hellen. [Korte Gids, 15] |
Van rechts naar links:
![]() ![]() |
Links van deze reliëfs:
![]() |
Stichting![]()
Meer informatieDe legende: Wanneer hij binnen tien dagen, ter verheerlijking van Boeddha, een tempel schept, naar het ontwerp zooals het hem wordt voorgelegd, versierd met Boeddha-beelden, galerijen, klokken en bas-relief, dan slechts is vergeving en kwijtschelding van zijn straf mogelijk. [Het Indische Leven, 5, 812-813] De oude heersers van het rijk Kaling waren intusschen naar Oost-Java uitgeweken en brachten daar de Hindoe-Javaansche cultuur. In de tweede helft der negende eeuw keerden zij weer naar Midden-Java terug, waar de Palembangvorsten hun invloed verloren hadden. Het strekte zich uit over Midden- en Oost-Java. De kern van het rijk lag eerst in Midden-Java, doch verplaatste zich in het begin der tiende eeuw naar het Oosten ( Kediri). [Geïllustreerde Encyclopaedie, 498, 502-503] En wat het vreemde is, is dit: stelt men den bouw van den Boeroeboedoer omstreeks 900 na Chr., dan vergete men niet, dat de Hindoesche beschaving zich slechts een kwart eeuw later verplaatst heeft naar het Oosten van Java, al zoû het vermetel zijn, den bouw van den Boeroeboedoer niet langer te laten duren dan deze vluchtige vijfentwintig jaren. Ongeveer in het jaar 915 heeft zich een ons onbekend feit voorgedaan, waardoor het vanaf dien tijd met de Hindu-rijken in Midden Java volkomen uit geweest is, terwijl daarentegen het centrum der beschaving naar Oost-Java verlegd werd. De tempels werden verlaten en vervielen. In dat verval heeft uit den aard der zaak ook de Borobudur gedeeld. Na de latere vestiging der Mohammedaansche rijken had men alle belangstelling in het monument verloren, hoewel het bestaan ervan bekend was. De aandacht werd het eerst weer op den Borobudur gevestigd tijdens het Engelsche tusschenbestuur, toen in 1814 de landvoogd Raffles er door Cornelius de eerste opname liet doen. Sinds dien tijd is de belangstelling levendig gebleven, hoewel het nog geruimen tijd duurde voor het monument ook maar behoorlijk schoongemaakt was. Allengs begonnen zich de sporen van verder verval te vertoonen, zonder dat de sinds 1880 vernomen klachten vooralsnog tot afdoende maatregelen aanleiding gaven. [Korte Gids, 19-20] In de jaren 1907-1911 werden onder de bekwame leiding van Van Erp het herstel en de restauratie van dit bouwwerk ter hand genomen en later zijne beschrijving en uitvoerige afbeelding samen met N.J. Krom uitgegeven. [Indië, geïllustreerd weekblad, 7, 377] Van Erp heeft echter niet kunnen verhinderen, dat het de sporen van zijn hoge ouderdom en van voortdurend, na de blootstelling zelfs versneld, verval vertoont. [Borobudur, 17] Van 1973 tot 1983 vond een, voornamelijk door de UNESCO gefinancierde, uitgebreide restauratie plaats. |
Ga links het trapje op en ga vervolgens, over het ‘buitenste terras’ naar de noordwestkant, van waar men ‘van onder de bomen’ een goed zicht heeft op het complex.
Al wandelend kunnen onderweg enkele vormen van het beeldhouwwerk worden bekeken: de boeddha-beelden, de waterspuwers en de omlijsting van nissen en poorten.
Daaraan zijn in den loop der tijden allerlei bespiegelingen vastgeknoopt, waarvan voor de kennis van den Borobudur deze van belang is, dat men als den oorsprong van alle zijn een oer-Buddha (Adibuddha) aannam, een volkomen abstract wezen dat zich openbaart in vijf zoogenaamde Dhyani-Buddha’s of Meditatieve-Buddha’s, onder wie de vier windstreken en het zenith verbeeld zijn en aan wie de vijf zintuigen zijn toegewijd; volgens een bepaald stelsel stond aan hun hoofd een zesde Dhyani-Buddha als beheerscheer van den geest, waaraan de zintuigen onderworpen zijn. Deze meditatieve Buddha’s moeten dus wel onderscheiden worden van den historischen, hoewel ze uiterlijk precies op dezelfde wijze worden voorgesteld. [Korte Gids, 10-12] ![]() Als Beheerscher des Zuidens ligt de linkerhand in den schoot, opwaarts open, de rechter over de knie, palm naar boven eveneens. Dit is de Mudrâ der Weldadigheid. |
Van de mijmerend over het land turende Boeddha-beelden is nog slechts een klein gedeelte in het bezit van een hoofd. Kwade tongen beweren dat de oudheidkundigen die tijdens het Engelse tussenbestuur op gezag van gouverneur Sir Thomas Stamford Raffles de toen geheel overgroeide stoepa weer blootlegden, als souvenir een Boeddha-kop hebben meegenomen. [Fabricius – Een reis door het nieuwe Indonesië, 94-96] Huis met de Olifant, vanwege het beeld op het voorerf [van het Nationaal museum in Jakarta], dat in de vorige eeuw geschonken werd door een hoge gast van de stad, een koning van Siam – in ruil overigens voor een scheepslading onschatbare sculpturen van de Borobudur. [Haasse – Krassen op een rots, 40-41] |
![]() De oorsprong en beteekenis van de makara verliezen zich in het duister; daarover valt weinig met zekerheid te zeggen. [...] de meest gebruikelijke voorstelling is de hibrydische en wel die, samengesteld uit een olifantskop en een vischlijf. [Het Nederlandsch-Indisch huis -1, 195-205] |
[Haasse – Sleuteloog, 58-61] |
De waterspuwers.
Tot die overoude motieven behoort o.a. het makara-ornament. De rol, die het op zich zelf staande, speelt in de Hindoe-bouw- en sierkunst op Midden-Java is groot, doch buitengewoon op den voorgrond tredend is de verschijning in verbinding met zijn supplement, het Kala-ornament, een leeuwenkop-motief, waarmee het tezamen vormt het z.g. Kala-Makara-ornament.
Spuiers en gootmuilen zijn gehouwen in den vorm van gedrochtelijke dieren. |
In zijne beheersching van het Westen, liggen des [Dhyani-]Boeddha's beide handen over elkaar met den rug omlaag in den schoot, de duimtoppen elkander lichtelijk rakend. Dit is de Dhyâna-Mudrâ; die der mijmering aangenomen onder de schaduw van den roerloos breidenden Bodhi-boom. De Overpeinzing daarover – beide handen op elkaar rustend, palmen opwaarts. ... aan den Westkant [Amitabha], met de beide handen in den schoot (houding van overpeinzing). [Korte Gids, 12-13] |
De noordwest hoek van de Borobudur: een vlakte bij de voormalige pasanggrahan.
Noordwest hoek
Op het voorerf van de Borobudur stond de waringin, waar je even tegenaan kon leunen om het complex in zijn geheel te overzien. Een piramide die op een grote koepel leek, met kleine koepeltjes op de galerijen. De tempel lag op een heuvel, omringd door bergen en vulkanen, rijstvelden, bamboe en palmbomen. Ik stond midden in het Indonesische land. Een massief heiligdom dus en ook alweer kleiner dan ik gedacht had. Ik onderging mijn bezoek aan de Boroboedoer als een inwijding, al begreep ik toen niet welke levensfase ik verliet, en in welke ik binnentrad. Hoe geschonden en vervuild ook, de ommegangen met hun glorieuze reliëfs waren een openbaring voor me, oneindig veel indrukwekkender dan het gebeeldhouwde reuzenprentenboek dat ik er als achttienjarige in had gezien toen mijn ouders mij voor de vakantie meegenomen hadden naar dat ‘Wonder van de Vorstenlanden’. Meer informatieWanneer men nu echter van eenigen afstand, bijvoorbeeld van de pasanggrahan, de silhouet van het geheel tegen de avondlucht ziet uitkomen, dan bemerkt men dat de lijn, die den omtrek van de geheele massa aangeeft, een cirkelvormige is. Het heele complex van galerijen en terrassen is dan als het ware een ingedrukte bol, of liever een bolsegment, waarvan de klok op den top slechts de bekroning is. [Korte Gids, 5-7] Moeten we er nog lang bij stilstaan, dat de hoogte van Borobudur vergeleken bij andere Oudjavaanse bouwwerken, om nog maar te zwijgen van Voor- en Achter-Indische torentempels, vrij gering is in verhouding tot het oppervlak van zijn basis? Niet meer dan 31.50 m bij een breedte van 113 m tussen de ware hoeken en 123 m in de assen, Het feit valt moeilijk te ontkennen, en wanneer we in het verlengde van een der diagonalen gaan staan, spreekt het gedrukte karakter nog duidelijker. Bezoekers van enige generaties geleden waren dan ook nog wel eens wat teleurgesteld. [Borobudur, 11-12] Wat eindelijk de onmiddellijke omgeving van het heiligdom aangaat, men kan aannemen, dat zich in de nabijheid (wellicht op de plaats van de pasanggrahan) het klooster bevond, dat tot woonplaats strekte voor de bij elken stûpa behoorende monniken. [Korte Gids, 9-10] |
Ga verder met de wandeling, terug naar de oostelijke opgang.
Het Noorden beheerschende, ligt den [Dhyani-]Boeddha de linkerhand in den schoot, open naar boven; de rechter heft zich voor de borst, in duidenis van vreesloosheid. |
Als Beheerscher van het Oosten ligt de linkerhand in den schoot open en hangt de rechter met den rug af van de knie: in dit gebaar raakte de [Dhyani-]Boeddha de aarde aan om haar tot getuige te nemen van zijne goddelijkheid. Aan den Oostkant [Akşobhya], met de rechterhand voor de knie naar beneden hangend, terwijl de rug naar buiten gekeerd is (houding van de aarde tot getuige nemen); [Korte Gids, 12-13] |
De oostelijke trap wordt beschouwd als de ingang.
De trappen aan de noord- en westkant worden gebruikt om af te dalen.
Het is alleen op grond van het feit, dat de door de reliëfs voorgestelde verhalen, voorzoover bekend, alle beginnen bij de poort aan de Oost-zijde, dat men de gevolgtrekking gemaakt heeft, dat die ingang, dat is dus de van de pasanggrahan afgewende en naar het dorp gekeerde, de hoofdingang was. [Korte Gids, 10]
Bij de rondgang hield men eerbiedig de rechterzijde van het lichaam naar het heiligdom gekeerd en bewoog men zich dus “in de richting van de wijzers van een uurwerk’, zoals de prozaïsche term luidt. [Borobudur, 22] Midden in de voorkant van de Borobudur loopt een steile trap tussen de bonkige muren recht omhoog, de hoge treden zijn flink afgebrokkeld, een leuning is er niet, ik neem vertwijfeld de ene stap na de andere, duizelig van de vele mensen die met mij mee naar boven klimmen, duizelig van de vele mensen die tussen de anderen door bezig zijn aan de afdaling. Op het eerste plateau kun je naar links en rechts van de trap af om een deel van het heldenepos te zien zoals dat, onbegrijpelijk ragfijn, is uitgekerfd in de ruwe steen. Ook heb je van hieraf een wijd uitzicht over groene velden, over huisjes, bomen, bossen, bergen, in groene, blauwe, bruine en gele tinten, en in vormen die zich helemaal meebuigen met de natuurlijke krachten. [Couperus – Oostwaarts, 202-203] |
De reliëfs: Elke galerij of verdieping is versierd met kunstig bas-relief beeldhouwwerk, voorstellend: de verschillende levensperioden van Boeddha, van af zijn geboorte tot aan zijn oplossing in de Nirwana. De voet van het complex *] Afgezien van deze uitvoerige serie zijn op Borobudur geen taferelen uit het laatste leven van Ҫakyamuni [de Buddha] op aarde uitgebeeld maar wèl tal van gebeurtenissen uit zijn vorige levens, de djataka’s. [Borobudur, 69, 71] Wie de trappen van de Borobudur beklimt ende ommegang maakt langs de terrassen, vraagt zich bezorgd of hoeveel er van de duizend jaar lang aan weer en wind blootgestelde reliëfs nog te redden zal blijken. Van vele is nauwelijks meer te zien wat ze voorstellen. |
De rondgangen.
Om een deel van de reliëfs van de gaanderijen te bekijken is een selectie gemaakt, die verdeeld is in drie hele en één halve rondgang.
Voor de 3de en 4de gaanderij zijn geen rondgangen beschreven.
1ste Rondgang
1ste gaanderij vanaf de oostelijke trap.
Hoofdmuur boven,
gehele serie van 120 reliëfs. Het leven van de Boeddha tot eerste preek in Benares.
2de Rondgang
1ste gaanderij vanaf de oostelijke trap.
Hoofdmuur beneden,
86 van de 120 reliëfs. Verhalen over de vorige levens van Boeddha en van anderen heiligen.
3de Halve-rondgang
1ste gaanderij van de oostelijke trap via zuidelijke naar de westelijke trap.
Balustrade boven 134 van de ½ van 372 reliëfs. Verhalen vorige levens van de Boeddha.
4de Rondgang
1ste gaanderij van de westelijke trap via noordelijke naar de oostelijke trap.
Balustrade boven en beneden 11 reliëfs
en daarna
2de gaanderij van de oostelijke trap via zuidelijke tot de westelijke trap.
Hoofdmuur en balustrade boven en beneden 7 reliëfs.
Na iedere rondgang kan men via een trap de bovenste terrassen bereiken.
5de Rondgang
Bovenste terrassen en terug naar de ingang.