Uitgegeven door Architecten-bureau Ed. Cuypers & Hulswit, Batavia 1913-1916 (2x per jaar)

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 4-12

[Jakarta 2 – Binnenhospitaal] 

[1913] De vergrooting van het hoofdgebouw van de Javasche Bank te Batavia
[…] Het oude gebouw der Bank […] bestaat uit twee vleugels, een langs de electrische trambaan [het verlengde van Kali Besar Oost naar het zuiden] en rechthoekig daarop een vleugel langs de Java-Bank-straat, waarin zich ook de hoofdingang bevindt. […] de verbouwing [betreft] het maken van een derde vleugel, evenwijdig aan de Binnennieuwpoortstraat, rechthoekig op en in verbinding met den vleugel langs de Java-Bank-straat, zoodat het gehele plan een U-vorm krijgt met een aan 3 zijden afgesloten binnenplaats,
[…] na voltooiing [zullen] de ingangen van de Bank, voor het publiek zich uitsluitend bevinden aan de zijde van de Binnennieuwpoortstraat. Het voorterrein zal door ijzeren hekken met 2 afsluitbare ingangen, in aansluiting met het aangrenzende perceel, van den openbaren weg worden afgesloten, en zoo door gazons en oprijwegen worden verdeeld, dat er ruimschoots plaats is voor wachtende rijtuigen en auto’s, welke op den openbaren weg het drukke verkeer zouden kunnen stremmen. […]
In het bestaande gebouw geschiedde het laden, lossen en tellen steeds in een gedeelte der galerij links en rechts van den hoofdtrap naar de verdieping, welke het publiek moest passeeren. Om een en ander aan de nieuwsgierige blikken van het publiek te onttrekken werden tijdens het geld tellen wel enkele kamerschutten of houten afscheidingen geplaatst en was er ter bewaking voldoend personeel aanwezig, doch geheel safe en naar de eischen des tijds was deze inrichting niet. […]
De architectuur der gevels is in eenigszins modern-klassieken geest behandeld met kolommen, pilasters, kroonlijsten en attieken, waarbij ornamenteele versieringen aan kapiteelen, pilasters en vullingen geïnspireerd op de op Java in Boedhistische monumenten voorkomende motieven. […]
De muren van het gebouw zijn tot aan de bel-étage opgetrokken van inlandschen gebakken steen op een fundeering van gewapend beton, en verder van kalkzandsteen afkomstig van de toen juist te Batavia geopende kalk-zandsteenfabriek en welke den inlandsch gebakken steen in kwaliteit verre overtreft.
De kolommen aan de gevels en galerijen zijn uitgevoerd in betonsteen en de kapiteelen en reeds genoemde ornamentieke versieringen in beton gegoten. […] De drie lichtkozijnen in de hall voor het publiek worden geheel bezet met gebrandschilderd glas in lood, waarin naast de attributen van handel, nijverheid en industrie, de wapens van Batavia, Soerabaia en Semarang en eenige opschriften, betrekking hebbende op De Javasche Bank, ornamenteele versieringen zullen worden aangebracht, waarbij de kombang sepatoe als motief dient. Al deze glas in lood en gebrandschilderde glazen worden uitgevoerd in het atelier ‘Prinsenhof’ van den heer Jan Schouten te Delft.
De kap is geheel in ijzer geconstrueerd. De schuine dakvlakken zijn afgedekt met Hollandsche pannen op latten en regels van djattihout en de platten met houtcement.
Het torentje is geconstrueerd van beton op een ijzeren kern en zal met rood koper worden afgedekt.
Voor de goede ventilatie der kapruimte, welke voornamelijk als isolatie dienst doet, zijn een viertal ventilatietorentjes en verscheidene dakvensters met jalousiebordjes geprojecteerd, terwijl in de attiek op de kroonlijst een reeks rood kopen roosters worden geplaatst.
Zooals van zelf spreekt is aan de kluizen voor dit gebouw, welke elk ongeveer 21 x 7 M. binnenwerks groot zijn, en waarvoor de plannen zijn ontworpen door de firma Lips te Dordrecht, de grootste zorg besteed.
De wanden, vloer en plafond dezer kluizen zijn uitgevoerd in beton ter dikte van 0.65 M., gewapend met getorschte compoundstaal staven van 10 x 70 m.M. Om beide kluizen is een contrôlegang met hoekspiegels geprojecteerd, waardoor de controle zeer vergemakkelijkt is. Daar de bouwgrond door de kluis aanmerkelijk zwaarder wordt belast dan door den overigen bouw, was het noodzakelijk de kluizen geheel vrijstaand van den overigen bouw te construeeren en verder geheel te onderheien.
Met veel moeite is het gelukt hiervoor in Indië de stoommachine […] en de ruim 300 stuks benoodigde heipalen te verkrijgen.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis - 1, 13-17

[Jakarta 1 – Hong Kong] 

Het […] gebouw van The Hongkong and Shanghai Banking Corporation, in de wandeling Hongkong Bank genoemd, is in de jaren 1910/1911, volgens de plannen van het Architecten-Bureau Ed. Cuypers en Hulswit te Weltevreden, gebouwd op een terrein aan de Kali Besar West te Batavia, waarop vroeger een paar oude woonhuizen stonden […]
Het nieuwe gebouw heeft een breedte van + 19 M. bij een diepte van + 53 M. en is aan de voorzijde over het trottoir heen gebouwd, waardoor een gaanderij ontstaat tot bescherming tegen zon en regen.
Wanneer het plan van den toenmaligen rooimeester, om bij verbouwing van andere perceelen, deze eveneens over het trottoir heen te bouwen, wordt gehandhaafd, zal zoodoende langs de geheele Kali Besar een flinke doorloopende galerij, die beslist noodig is, worden gevormd. […]
De moeilijkheid van verlichting der vertrekken van den begane grond, welke zich bij ingebouwde perceelen van groote diepte als dit voordoet, is hier opgelost door van de drie beuken waarin de middenbouw verdeeld is, twee zijbeuken slechts ter hoogte van een verdieping, welke lager is dan die van het overige gedeelte van het gebouw, te doen opgaan.
Hierdoor was het […] mogelijk den begane grond van het middengebouw door hooggeplaatste bovenlichten aangenaam en goed te verlichten en te ventileeren.
De begane grond welke geheel in gebruik is bij de Hongkong Bank bevat in het voorgebouw […] behalve de overdekte gaanderij, twee entree’s waarvan er een [de rechtse] naar de verdieping leidt […] De verdieping […] is […] zoo ingericht dat ze desnoods kan verhuurd worden in 3 stukken […]
[De voorgevel] bestaat uit 5 traveeën, waarvan de 2 buitenste een weinig hooger zijn opgetrokken en met een topgevel bekroond, om zoodoende de plaats der entrées te markeeren. In deze topgevels zijn kozijnen geplaatst welke met jalousiebordjes bezet, dienst doen als ventilatieopeningen voor de kapruimte van het voorgebouw.
Bij de drie tusschenliggende traveeën steekt het dakvlak ver over den muur heen en beschermt zoodoende het onderliggende gevelvlak met de daarin gelegen ramen der verdieping tegen regen en zon.
Daar de beganegrond-verdieping op verlangen der Directie zeer hoog moest worden en de vloer daarvan 1 M. boven het trottoir moest liggen, kregen de traveeën der begane grond in de voorgevel zeer rijzige verhoudingen, zoodat om een harmonisch geheel met de eerste verdieping te verkrijgen, een onderverdeeling door horizontale lijsten moest worden aangebracht.
Aan de eindtraveeën zijn luifels aangebracht om de uit auto’s of rijtuigen stappende bezoekers bij het binnengaan tegen den regen te beschermen.
De eenige versiering van den gevel bestaat uit de glas in loodramen der in de boogopeningen geplaatste bovenlichten, welke de gaanderij tegen den inslaanden regen moeten beschermen, en het tegelfries met opschriften [1910 – The Hongkong and Shanghai Banking Corp.n – 1910]; doch ook dezer versieringen dragen weer een zuiver practisch karakter. […]
De uitvoering van den bouw werd na gehouden publieke aanbesteding opgedragen aan den aannemer Gaston te Weltevreden voor ongeveer 90.000 gulden.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 81-86

[Surabaya 1 – Javasche Bank] 

[1913] Het gebouw van de Javasche Bank te Soerabaia […] is na Medan, Solo en Makasser het vierde der door de architecten Cuypers en Hulswit voor bovengenoemde instelling in Indië ontworpen en inmiddels gereed gekomen groote agentschapsgebouwen. Het is gebouwd op een aan het Schoolplein en Werfstraat gelegen terrein, waarop vroeger het oude gebouw stond. […]
Groote geldtransporten worden aangevoerd door den ingang aan de Werfstraat, waarachter 2 trappen en een hellend vlak zijn gemaakt voor het binnenbrengen der geldkisten of vaten. […]
Voor de ventilatie der kapruimte zijn eenige ventilatietorentjes aangebracht, terwijl voor een goede verlichting […] op de kap een lantaarn geplaatst is, welke door een lichtkoker in verbinding staat met het daaronder liggende plafondlicht, dat bezet is met glas in lood van de firma Janssen te Amsterdam. […]
De meubelen van dit bankgebouw zijn, evenals die voor Solo en Makassar, uitgevoerd in blank djattihout naar voor de Javasche Bank vastgestelde typen volgens het ontwerp van het Architecten-Bureau Ed. Cuypers en Hulswit.
De gevels van dit gebouw zijn, evenals die van het agentschapsgebouw te Solo, uitgevoerd in strenge klassieke vormen.
Op de hooge sokkel, die maar even door de sousterrein-ramen wordt onderbroken, verrijst de bovenbouw, welke bekroond wordt door een overstekende lijst. Op deze lijst is de attiek geplaatst, welke boven de hoofdpartijen tot tympan is verwerkt en die verder aangenaam onderbroken wordt door de daarin opgenomen vensters welke de kapruimte verlichten. De vrij steile dakvlakken waarvan de bovenlijn zeer streng is gehouden, worden bekroond door de reeds genoemde ventilatietorentjes.
Boven de entree [geheel links] is ter beschutting van de buitentrap een houten luifel aangebracht.
De ornamentale details zooals de vullingen van de tympans, de kapiteelen der kolommen en de vullingen onder de bel-étageramen, zijn in beton uitgevoerd met toepassing van motieven ontleend aan Boedhistische bouwwerken op Java.
De modellen hiervoor zijn naar teekeningen van de architecten uitgevoerd door de beeldhouwers Van de Bossche en Crevels te Amsterdam.
De geheele gevel is als pleisterwerk behandeld en in grijze tint afgewerkt. Om de hinderlijke aansluitingen in het pleisterwerk te voorkomen, is de gevel door horizontale voegen in kleine vakken verdeeld.
Het gebouw, dat een lengte heeft van ongeveer 38 M. bij een gemiddelde breedte van 17 M., maakt in overeenstemming met het karakter der daarin gevestigde onderneming, een solieden en ernstigen indruk.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 109

[Jakarta 2 – Assurantie] 

[1913] Voordat de Koloniale Zee en Brand-Assurantie-Maatschappij, het gebouw aan de Binnen Nieuwpoortstraat te Batavia, vroeger in gebruik bij de NILLMIJ, betrok, werd dit volgens de plannen van het Architecten-Bureau Ed. Cuypers en Hulswit verbouwd. […] De begane grond is nagenoeg onveranderd gebleven. […] Aan den voorgevel zijn drie ingangen gemaakt. Geheel links is de ingang van het achtergedeelte van den beganen grond, dat als goedang is verhuurd. Geheel rechts is de ingang van het voorgedeelte van den beganen grond, dat als kantoor is verhuurd en daartusschen bevindt zich de ingang van de kantoorlokalen der Koloniale. Een trap met twee bordessen voert van hier naar de verdieping waar ze uitkomt in de ruimte voor het publiek, die van de daarachter liggende kantoorruimte voor employés door een pui met toonbank is afgescheiden. […]
[…] de voorgevel [is] heel eenvoudig gehouden. De kap boven de ruimte voor het publiek is met een groot overstek behandeld. De kozijnen, consoles en boeiingen aan den voorgevel zijn bruin-rood, de ramen en afsluitlijstjes van de onderkant van het overstek licht-geel en de onderkant van het overstek zelf gebroken wit geschilderd.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 117-119

[Jakarta 3 – Jacatrasche weg] 
[Jakarta 4 – Reynier de Klerk] 

1913] Was het opgesloten blijven binnen de benauwende stadsmuren, gedurende tientallen jaren na de stichting van Batavia (1619) geboden, wegens de onveiligheid daar buiten, in het laatst der 17e en het begin der 18e eeuw, vestigden velen, die er de middelen toe hadden, zich buiten de stad.
Het Molenvliet omstreeks 1656 in zuidelijke richting voor rekening van den Chinees Beng Kong gegraven, met recht om tollen te heffen, en dienende om inlanders met producten naar de stad te trekken, heeft de eerste gelegenheid geboden, tot het kiezen van een woonplaats in een frisscher omgeving dan de stad kon bieden.
Later volgde de aanleg van den Jacatraschen weg, in zuidoostelijke richting, hoofdzakelijk den loop van de Groote Rivier, de Tji Liwoeng, volgende tot aan het buitenfort Jacatra, dat voor verzekering der veiligheid in de omstreken moest dienen en eerst in 1809, ingevolge het besluit van Daendels werd opgeheven en geslecht.
De Jacatrasche weg moet in de 18e eeuw de lustwarande van Batavia zijn geweest; de schrijvers uit dien tijd zijn niet uitgepraat over z’n heerlijkheden; men kan zich dien denken als een aaneenschakeling van sierlijke en aanzienlijke buitenverblijven – thuynen genoemd – van mooien aanleg en met rijke plantenweelde; verblijven die stellig niet onderdeden voor de buitenplaatsen aan de Vecht en andere in het vaderland; de kronkelend stroomende rivier aan de zuidzijde van den weg droeg natuurlijk bij tot de veraangenaaming der verblijven; aan den oever of boven de rivier gebouwde ‘speelhuizen’ vervulden de plaats der koepels in de vaderlandsche dreven. […] Thans is de weg verlaten, onaanzienlijke inlandsche woningen hebben de plaats ingenomen van de Europeesch-Indische lustverblijven; schaarsch is er de passage langs de klappertuinen en de schamele inlandsche hutten of kleine warongs, die uit het groen aan de wegboorden opduiken.
Het Molenvliet; daar is ’t ook nu nog levendig, daar is groot vertier; ja, op sommige uren van den dag is er een drukte van af- en aangaande voetgangers, zware vrachten dragende koelies en klontongs, voertuigen van allerlei aard, als in ’n Europeesche stad. Zijn ook langs deze vaart vele van de Hollandsch-Indische buitenwoningen verdwenen en vervangen door kleine Chineesche of inlandsche toko’s, grootere Chineesche woningen e.a.; van de eerste zijn toch ook nog ettelijke bewaard gebleven, waaronder echter de meeste wel uit het laatst der 18e of het begin der 19e eeuw zullen dagteekenen.
Onder de oudere en merkwaardigste behoort het huis [Reinier de Klerk]; dit is wel een eenvoudig, maar deftig gebouw; op vrij grooten afstand van den weg gelegen en geflankeerd links en rechts door twee diep naar achteren uitgebouwde bijgebouwen, krijgt men den indruk, dat het een aanzienlijk heerenhuis moet geweest zijn. In 1764 woonde er de latere Gouverneur-generaal Reynier de Klerk (1779-1780), terwijl het in 1797 bewoond werd door den Raad van Indië Johannes Siberg, die er vermoedelijk na zijn aftreding als Gouv. Gen. (1805) tot aan zijn dood, Juni 1817, zal gewoond hebben.
De platte grond van het hoofdgebouw vormt een rechthoek, in negen ongeveer even groote ruimten verdeeld, waarvan het middenvertrek zijn licht door de ramen aan den voorgevel ontvangt. Nog in 1898, toen het gebouw als weeshuis in gebruik was bij de Nederl. Hervormde Diakonie, was vóór den voorgevel een uitbouwsel met een Grieksch front aangebracht, in gebruik als kerk voor de weezen.
Het is begrijpelijk dat van den deftigen eenvoud en de harmonische lijnen van het gebouw toen niet veel te bespeuren was. Korten tijd daarna is het huis, door de bemoeiing vooral van nu wijlen Mr. L. Serrurier door de Regeering aangekocht en in zijn oorspronkelijke gedaante hersteld. Thans staat het oude huis weder ongerept dáár en is er het hoofdbureau van het mijnwezen in gevestigd, zoodat het nu wel als een goed onderhouden staal van den degelijken en deftigen bouwtrant onzer 18de eeuwsche voorouders nog vele tientallen van jaren zal blijven getuigen.
De bovenlichten der deuren in het huis zijn alle van kunstig houtsnijwerk voorzien […] in de mooi en weelderig gesneden krullen zijn de 18de eeuwsche schulpvormen duidelijk te herkennen
Is dezer voormalige woning van de bovengenoemde hooge Compagniesdienaren of Gouverneurs-Generaal in ruste, door een gunstige samenloop van omstandigheden voor het nageslacht bewaard gebleven, andere, ja, verreweg de meeste zijn verdwenen; geen spoor is er meer van over.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 120-121

[Jakarta 9 – Hospitaal] 

Met het geleidelijk verlaten van de oude stad, door de meer gegoeden inwoners, in den aanvang der 19e eeuw en het zich vestigen te Welevreden, in de nabijheid van de plaats waar eerst de militairen gehuisvest werden, aan het tegenwoordige Waterlooplein, werden ook al die buitenverblijven aan het strand verlaten.
Door de verhuizing naar hooger gelegen gedeelten viel echter ook weêr een reeds vroeger op dat landgoed Welevreden gestaan hebbende vorstelijke woning ten offer aan de behoefte aan plaats en ruimte voor de uit de stad gewekenen; de tijd voor de uitgestrekte landgoederen in de nabijheid der woonplaatsen was ook daar voorbij.
De aanzienlijke woning [...] waar o.a. G.G. Petrus Albertus van der Parra gedurende zijn gouverneurschap (1763-1775) woonde, althans veelmaals verbleef, waar later ook nog Pieter Gerardus van Overstraten (1797-1801) verblijf hield, werd met de daarbij behoorende uitgestrekte gronden, onder het bestuur van Daendels in 1809 voor 135000 Rds aan de Regeering verkocht en ‘de behuising geappropieerd tot een Caserne en Pavillons of officierswoningen voor een bat.on van 1000 man.’
Tot die bezitting, bekend onder den naam ‘het land Weltevreden’ behoorden de gronden, waarop kort daarna o.a. het zoogenaamde Paleis (gouvernementshuis), het officieren- en troepenkampement en de pasar Senin wijk (de markt werd reeds op het landgoed gehouden) gevestigd werden.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 161-168

[Bandung 1A – Toko 'De Vries']

De plannen voor het [...] nieuwe tokogebouw van de Maatschappij tot voortzetting der zaken voorheen J.R. de Vries & Co. te Bandoeng [Boek- en papierhandel, huishoudelijke artikelen, dranken, provisiën enz] zijn gemaakt door het Architecten-Bureau Ed. Cuypers en Hulswit te Weltevreden en behooren tot de eerste plannen, welke na de oprichting in 1909 door dit Bureau in Indië zijn gemaakt.
De oude toko van de firma de Vries [...][was] evenals de meeste Indische toko's niet als toko gebouwd, doch een oud woonhuis, dat door het uitbreken der binnenmuren, het vergrooten der gevelramen en het inrichten der voorgalerij tot étalage voor de nieuwe bestemming was bruikbaar gemaakt.
De nieuwe toko is gebouwd op een terrein in het centrum der gemeente Bandoeng, gelegen aan den grooten Postweg, tegenover den Bragaweg, in de onmiddellijke nabijheid van de Societeit, het hotel Homann en het Preanger Hotel. Aan de Westzijde wordt het terrein begrensd door den Kantoorweg en aan de Oostzijde door een gang [andersom], welke toegang geeft tot het achterliggende erf. De voorgevel en beide zijgevels zijn ongeveer op de terreingrens of in de rooilijn gebouwd.
Het terrein is aan de achterzijde aanmerkelijk lager dan aan de voorzijde, zoodat de gang naast het gebouw sterk helt en de vloer van de goedang, welke reeds bestond en nu met het nieuwe tokogebouw is verbonden, ongeveer 2.50 M. lager ligt dan de vloer van den nieuwen toko. De groote Postweg loopt voor het gebouw van het Oosten naar het Westen sterk op, zoodat de vloer van den nieuwen toko, welke bij den kantoorweg ongeveer 2 treden boven den grooten Postweg ligt, aan het andere einde van den voorgevel daar ongeveer 6 treden boven uitsteekt.
Daar de Bragaweg vanaf den Postweg naar het Noorden ook oploopt, was het voor een goed effect noodig den vloer van den nieuwen toko zoo hoog te leggen als practisch toelaatbaar was.[...]
Het gebouw heeft bij een lengte van 49,34 M. en een breedte van 24,60 M. een totale oppervlakte van ongeveer 1200 M². Op de beganen grond bevindt zich de groote winkelruimte, welke door 8 pijlers in 15 vakken is verdeeld en waarin zijn afgescheiden een sigarenwinkel op den hoek bij den Kantoorweg, [en] elf etalagekasten aan den Postweg [...] Om een goede, gelijke en niet te sterke verlichting te verkrijgen, zijn de étalageramen niet te groot genomen en de ramen daarboven door twee stijlen in drie vakken verdeeld, welke bezet zijn met glas in lood.
[...] de voorgevel [is] eenvoudig doch zakelijk opgevat. Een hoofdingang en twee kleinere ingangen breken op aangename wijze de ramenreeks en verdeelen den gevel in de lengte in vier deelen, elk bestaande uit drie etalageramen. Tot bescherming der entrée's en de etalageramen tegen de zon is een luifel aangebracht, welke ongeveer 1.25 M. buiten den gevel uitsteekt [...] terwijl het groote kapoverstek met daaronder geplaatste tegelfriezen den gevel afsluit. Deze tegelfriezen zijn, evenals de tegelafdekkingen op de onderdrempels der etalageramen, afkomstig uit de fabriek der firma Hulst te Harlingen [...] Een achtkant kamertje, op verlangen van den principaal boven den sigarenwinkel geprojecteerd, is als eenvoudig torentje in den kap verwerkt.[...]
Plaat XVI – Toko De Vries te Bandoeng.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis - 1, 169-174

[Jakarta 1 – Rotterdam] 

Het gebouw van ‘De Internationale Crediet- en Handelsvereeniging Rotterdam’ te Batavia is het vierde der nieuwe kantoorgebouwen in de benedenstad Batavia, waarvan door het Architecten-Bureau Ed. Cuypers en Hulswit te Weltevreden de plannen zijn gemaakt.
Behalve een bewijs van het opgewekte leven, dat heden in handelskringen te Batavia heerscht, kan men hieruit ook besluiten, dat de idee, welke voor eenige jaren in handelskringen de ronde deed, nl. het handelscentrum uit de ongezonde benedenstad Batavia te verplaatsen naar het hooger gelegen Weltevreden, voorgoed van de baan is.
Het beschikbare bouwterrein, gelegen aan de Kali Besar Oost, hoek Theewaterstraat, heeft een breedte van 19,50 M. bij een lengte van 57 M. en is over de gehele oppervlakte bebouwd.
Op de beganen grond zijn ondergebracht de kantoorlokalen van de Rotterdamsche Lloyd, terwijl de verdieping de lokalen bevat van de Internationale Crediet- en Handelsvereeniging Rotterdam, gewoonlijk ‘Internationale’ genoemd. […]
Langs den gevel aan de Kali Besar is op den beganen grond een passage gemaakt, welke, behalve als beschutting der daarachter liggende vertrekken tegen de zon, ook dient als publieke wandelgang, evenals men bij meerdere oude en nieuwe gebouwen aan de Kali Besar aantreft. […] In de galerij langs de Kali Besar is een bevloering gemaakt van geribde gele harde trottoirtegeltjes afkomstig van de firma Braat te Amsterdam. […]
De ingang van de Lloyd bevindt zich op den hoek van Kali Besar en Theewaterstraat en die van de Internationale in het midden van den gevel aan de Theewaterstraat.[…]
De trap, welke van ingang aan de Theewaterstraat naar de verdieping leidt, komt daar uit in een hal […] Deze hal verdeelt de verdieping in twee gedeelten, welke door een open galerij langs den zijgevel weer met elkaar en met de hal in verbinding staan. […]
De buitenmuren zijn in portland-cementspecie afgepleisterd en in gebroken witte kleur afgewerkt. […]
De architectuur der gevels is eenvoudig gehouden; door de groote kapoverstekken, luifels en gaanderijen zijn, voor zoover dit mogelijk was, de verschillende vertrekken tegen zon beschermd.
De hooge kap, welke als isolatieruimte dienst doet en geventileerd wordt door de met jalousiën bezette dakvensters, wordt aan de voorzijde geflankeerd door een tweetal torentjes, welke met rood koper zijn gedekt.
Aan de gevel in de Theewaterstraat wordt de gevelpartij, waarin zich de hoofdingang van het kantoor van de Internationale bevindt, bekroond door een topgevel, waarin een door de firma Van de Bosche & Crevels te Amsterdam in zandsteen gebeeldhouwd wapen van Rotterdam.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 175

[Surabaya 1 – Lindeteves Stokvis] 

[1914] Het nieuwe gebouw voor de Ned. Indische Maatschappij tot voortzetting der zaken voorheen Van der Linde & Teves & R.S. Stokvis & Zonen te Soerabaia, waarvan de plannen zijn gemaakt door het Architecten-Bureau Ed.Cuypers & Hulswit te Weltevreden, zal worden gebouwd op een terrein, gelegen op den hoek van Bibis en Aloon-Aloon.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis - 1, 193

[Semarang 1 – Landgerecht]

Dat evenwel […] ook wel iets fraais kan gegeven worden in ouderen bouwtrant kan blijken uit […] een huis te Semarang, dat in de tweede helft der 18de eeuw, gedurende een reeks van jaren, predikantswoning (pastorie) is geweest en dat later tot geweermakersatelier werd ingericht. Geheel afwijkende van den oud-Bataviaschen bouwtrant, aangenomen voor de aaneengesloten stadshuizen daar, die alleen een klein achtererf of binnenplaats hadden, zou uit dit Semarangsche gebouwtje kunnen worden afgeleid, dat elders – buiten Batavia – ook in vroeger tijd wel aan bewoning op wat ruimer erven, ook in steden is gedaan.

 

Het Nederlandsch-Indisch huis - 1, 195-205

[Borobudur 0 – Makara] 
[Borobudur 0 – Kala-Makara] 
[Borobudur 0 – Waterspuwers] 

Makara-motief aan den Boroboedoer, door T. van Erp, 1913.
De Indische bouwkunst kenmerkt zich door eene groote beperking in het aantal harer versieringsmotieven. Dit gemis aan veelheid is in zekeren zin een harer deugden, want het vasthouden, een tiental eeuwen achtereen, aan die oude motieven, leidt in bloeiperioden tot een ontwikkeling en verfijning, die bij grooteren rijkdom aan motieven wellicht nooit bereikt zou zijn geworden.
Tot die overoude motieven behoort o.a. het Makara-ornament. De rol, die het op zich zelf staande, speelt in de Hindoe-bouw- en sierkunst op Midden-Java is groot, doch buitengewoon op den voorgrond tredend is de verschijning in verbinding met zijn supplement, het Kala-ornament, een leeuwenkop-motief, waarmee het tezamen vormt het z.g. Kala-Makara-ornament.
Dit heerscht oppermachtig in de Midden-Javaansche monumentale kunst, is daar het siermotief bij uitnemendheid, dat met groote liefde, met eindelooze variatie toegepast wordt in alle bouwdeelen, die zich daartoe leenen. Men vindt het o.m. bij trapboomen, bij de afdekking van nissen, vensters en poorten, in antefixen van kroonlijsten, in spuiers; rustende op pilasters, vormt het de traditioneele omlijsting van met figuraal beeldwerk versierde paneelen. [...]
De oorsprong en beteekenis van de Makara verliezen zich in het duister; daarover valt weinig met zekerheid te zeggen. [...] de meest gebruikelijke voorstelling is de hybridische en wel die, samengesteld uit een olifantskop en een vischlijf.
In hoeverre de Makara ontstaan kan zijn onder invloed van de Grieksche kunst, is nog een open vraag, doch de archeologen schijnen het toch er over eens te zijn, dat die invloed is aan te wijzen in het verschijnsel, dat de Makara het geijkte attribuut wordt van den Indischen liefdesgod Kama. De dolfijn van Aphrodite zou daarbij tot voorbeeld hebben gediend. [...]
Als vrij zeker mag worden aangenomen dat de Makara, [uit de Indische traditie] op Java komende, het vischlijf verloren heeft. In de op zichzelf staande stukken, zoowel als in de combinatie met het Kala-motief, is tot nu toe, voor zoover ons bekend, het vischlijf nog niet aangewezen kunnen worden. We zien daar dus alleen den olifantskop.
Alle Kala-Makara-ornamenten zijn tot twee groepen terug te brengen, t.w. eene met enkelvoudige Makara’s en de andere met dubbele Makara’s. Het eerste is minder frequent en komt in hoofdzaak alleen voor bij trapboomen. Het tweede vindt daarentegen een zeer uitgebreide toepassing, voornamelijk in de omlijsting van nissen, vensters, poorten, enz. De in het midden gelegen Kala-kop is dan geflankeerd door twee symetrisch geplaatste Makara’s. De verbinding heeft in den regel plaats door een met bladmotieven versierden band, die zich aan de achterzijde van de gemeenlijk naar buiten gewende Makarakoppen ontwikkelt om te verdwijnen in den muil van den Kala-kop. [...]
In den wijd opengesperden muil, op de tong, zit een gestileerde leeuw met opgeheven voorpoot. Kiezen en hoektanden zijn verlijnd, de groote slagtand is in harmonischen zwaai naar boven omgelegd. De slurf, naar boven opgerold, houdt een stengel met lotusbloem, waaruit een zaaddoos neervalt op den leeuwenkop. Achter het spleetoog ontwikkelt zich een hoorn, omgelegd achter de gestileerde oorschelp. Een achter den hoorn gelegen versierde band sluit het ornament af. Bovenzijde van kop en slurf zijn met bladarabesken versierd.
[...] een makara [...] toegepast als waterspuwer. [Een] fraai exemplaar werd met nog een viertal andere tijdens de restauratie gevonden bij de ontgraving van het Stoepaplein. [...] Oorspronkelijk telde Boroboedoer honderd waterspuwers, gelijkelijk verdeeld over de vijf hoofdmuren der gaanderijen. Alleen in den ondersten muur evenwel vinden we Makara-spuiers; alle tachtig hooger liggenden hebben het kala-koptype. Ook hierin vinden we dus wederom bevestigd dat de Makara beneden-ornament blijft in tegenstelling tot den Kala-kop, die steeds als bovenstuk fungeert. [...]
De trapboomstukken kwamen voor ten getale van 8, de spuier-makara’s ten getale van 20; in de 20 poorten werd de makara aan voor- en achterzijde 80 malen, in de 432 nissen 864 malen verwerkt. Men voelt bij zoo groote herhaling de beeldhouwer allicht kan vervallen tot suf copieëren. Met voldoening kan geconstateerd worden dat men die klip over het algemeen glansrijk wist te omzeilen. Elk stuk is als het ware met vrije hand, met onverflauwde liefde gebeiteld en daardoor levendig gebleven.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 213

[Jakarta 3 – Glodok] 

[1914] De Chineesche wijk […] wij bedoelen dat gedeelte van de oude stad Batavia, dat ligt ten Westen en Noordwesten van het zoogenaamde Glodokplein. Evenwel, om een bezoek aan deze buurten te brengen is wezenlijk een soort moed noodig. Reeds het Glodokplein is als eene verschrikking. In den drogen moesson met een dikke laag walgelijk stof bedekt, dat de wielen der op en afrijdende sado’s (Bataviaansch: verkorting van dos à dos) in dichte wolken doen opstuiven, in het natte jaargetijde één groote modderpoel, waar bijna geen doorkomen aan is, ligt het daar als een waarschuwing voor den argelooze, wien de lust mocht bekruipen om deze buurten te bezoeken. Want daarachter liggen dicht opeengebouwd, de huizen, die in de meeste gevallen meer den naam van krotten verdienen, overbevolkt en ontzettend verwaarloosd. Smalle steegjes en sloppen kronkelen daar tusschendoor, soms gedeeltelijk overdekt met katjangmatten, zoodat zij in een geheimzinnig schemerduister gehuld zijn, waardoor slechts hier en daar, waar zich in deze overdekking reten of gaten vertoonen, het zonlicht in felle bundels omlaag schiet, waarlangs dan de vettige blauwwalmende en onaangenaam riekende dampen, die hier de gehele ruimte vullen, omhoog schijnen te kringelen.[…]
Grachtjes, waardoor een vuil bruin troebel vocht vloeit, dat tal van ongerechtigheden met zich mee voert, dragen er het hunne toe bij om de verpestende atmosfeer in dit van in tropenhitte zwoegende, van met vuil en stof overdekte menschen meer dan overvulde stadsgedeelte, nog te vergrooten, hierin gesteund door de geuren van trassi, gezouten visch, gedroogde huiden en wat al die vele verplaatsbare gaarkeukens verder nog aan twijfelachtige geuren de lucht injagen. […]
Een dorado voor al wat besmettelijke ziekte is, een hel voor iemand met zwakke reukzenuwen, maar tevens een juweel voor hem, wiens oog in de eerste plaats het schilderachtige, wat dergelijke buurten bijna immer bezitten, weet te ontdekken.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 215-216

[Jakarta 3 – Buiten Nieuwpoortstraat] 

[…] In de eerste plaats nu moeten wij ons afvragen, welke wijken, vanaf de vestiging van Batavia, den Chineezen waren toegewezen […] Dit waren tot het jaar 1740 (het beruchte jaar, waarin de gruwelijke Chineezenmoord plaats greep, die aan meer dan 10000 menschen het leven kostte), de wijk, welke tegenwoordig Kali Besar genoemd wordt, rechts en links van de Roea Malakka, daarna dat gedeelte, dat ligt ten westen van [het zuidelijk deel van] de Kali Besar en de Kali Kroekoet, de huidige wijken Patekoan, Passar Gelap en Toko Tiga met als zuidelijke grens de Bacharachtsgracht, die toentertijd met de Kali Kroekoet verbonden was.
Ging men de Kali Kroekoet over, dan kwam men in de Zuider- of Nieuwpoortsche voorstad, d.i. dat gedeelte van Batavia, dat nog door de breede Buiten-Nieuwpoortstraat in tweeën gedeeld wordt. Hier in deze voorstad, moeten tal van Europeesche woningen gestaan hebben en dit zou ook niet anders hebben kunnen zijn, waar toch bijv. de bekende geschiedschrijver Valentijn opgeeft, dat zich in het jaar 1723 te Batavia 894 groote en 1414 kleine Hollandsche huizen bevonden. Het grootste aantal van deze huizen moet toen reeds buiten de wallen van Batavia […] gestaan hebben.[…]
[Rond 1800 trokken de Europeanen richting Weltevreden] En de Chineezen, wier aantal als met reuzensprongen vooruitging, die daarom alleen al heel wat minder eischen aan de plaatsen hunner vestiging konden stellen […] [namen] de door de Europeanen verlaten plaatsen in.

 

Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 221-223

[Yogyakarta 1A – Bastaman] 

Raden Saleh Sarief Bastaman [geboren in 1814] behoorde tot een regentenfamilie, welke zich, blijkens den titel Sarief, een Arabischen oorsprong toekende. Hij was verwant zoowel met den regent van Pekalongan als met den in ongenade gevallen regent van Semarang, Soero Adi Menggolo, Reeds in zijn prille jeugd toonde hij aanleg voor teekenen en het ontwerpen van kaarten. Omstreeks 1826 werd hij opgemerkt door den schilder A.A.J. Payen (geb. te Brussel in 1792, in 1838 professor aan de schilderacademie te Doornik, waar hij in 1853 overleed). Deze was in 1817 toegevoegd aan den hoogleeraar Reinwardt, den stichter van ’s Lands Plantentuin te Buitenzorg, die in het genoemde jaar uitkwam als ‘Directeur van den Landbouw, Kunsten en Wetenschappen op Java en de naburige eilanden’. Payen stelde groot belang in den begaafden knaap. Met goedkeuring van Raden Saleh’s familie nam hij hem mee op zijn dienstreizen en gaf hem les in teekenen, in meetkunde en perspectief. Zoo kwam Raden Saleh in de Preanger, waar hij te Tjiandjoer bij den toenmaligen resident Baron van der Capellen een gastvrij onthaal vond. Prof. Reinwardt stelde mede belang in den veelbelovenden jongen. Hij verbond hem aan zijn dienst en zelf gaf hij hem les in het Nederlandsch, terwijl Payen hem langzamerhand ook in de schilderkunst inwijdde. Zoo groot waren Raden Saleh’s vorderingen, dat hij op aanbeveling van den Gouverneur-Generaal Van der Capellen en van Prof. Reinwardt, in 1830 met den Inspecteur van Financiën de Linge naar Europa vertrok, om voor rekening van het Indisch Gouvernement verder te worden opgeleid. Niemand minder dan J.C. Baud (Gouverneur-Generaal van 1833-1836, Minister van koloniën van 1840-1848) werd hem een vaderlijke vriend en een pleegvader. Maar ook Koning Willem I stelde veel belang in den ijverigen, jongen kunstenaar. Door zoo hooge voorspraak gesteund, waren de beste leermeesters bereid hem voort te helpen op den weg der kunst. Achtereenvolgens werkte hij bij den landschapschilder Schelfhout en bij den historieschilder Corn. Kruseman, die beiden behoorden tot de meest gevierde kunstenaars van hun tijd. In het museum in den Haag oefende hij zich door het maken van copieën naar werken van groote meesters, o.a. naar den wereldberoemden ‘Stier’ van Paulus Potter. Reeds daardoor kwam zijn voorliefde aan den dag voor het dierenschilderen, waaraan hij zich later geheel zou wijden. Raden Saleh had zich intusschen reeds naam gemaakt door de stukken, die hij geregeld op tentoonstellingen in den Haag en te Amsterdam inzond; meest voorstellingen van dieren, maar ook portretten en een enkel landschap. Hij verkeerde in de eerste kringen en werd overal gevierd als een man, die bij zijn aangeboren hoofsche manieren, de omgangsvormen van de Westersche samenleving geheel tot de zijne had gemaakt.
In 1841 begon hij een groote kunstreis door een groot deel van Europa, door Duitschland, Oostenrijk, Italië en Frankrijk. Gedurende vijf jaren woonde hij te Dresden, waar hij grooot aanzien genoot. In korten tijd had hij zich ook de Duitsche taal, evenals later het Fransch, geheel eigen gemaakt. Bij verschillende Duitsche vorsten was hij een welkome gast, met den Groothertog van Saksen-Coburg-Gotha verkeerde hij zelfs op vriendschappelijken voet. In het jaar 1846 kwam hij in Parijs, waar hij grooten opgang maakte. Op een gecostumeerd bal o.a., waar de beroemdste letterkundigen van die dagen aanwezig waren, was hij gekleed in schitterend Javaansch kostuum. Algemeen noemde men hem toen ‘Prins Djalma’, naar een der hoofdpersonen in den wereldbekenden roman ‘De wandelende Jood’ van Eugène Sue, een boek, dat in die dagen iedereen had gelezen. [...]
In het gezelschap van den beroemden Horace Vernet, schilder van tafreelen uit Afrika, maakte Raden Saleh hierop een reis naar Algiers, waar hij de stof vond voor vele zijner groote stukken, op welke leeuwen voorkomen. In het jaar 1848 te Parijs teruggekeerd, was hij er ooggetuige van de Februari-omwenteling.
Hierna is hij nog eenigen tijd in den Haag geweest, waar hij ook door Koning Willem II zeer werd onderscheiden. Reeds in 1845 was hij benoemd tot Ridder in de [Luxemburgse] Orde van de Eikenkroon.
In het jaar 1851 keerde Raden Saleh naar Java terug, waar hij zich onverpoosd bleef wijden aan de schilderkunst. Hij vestigde zich te Batavia, waar hij zich onder meer beijverde voor den aanleg van den Planten- en Dierentuin. In de onmiddellijke nabijheid daarvan bewoonde hij een villa, die hij naar zijn eigen plannen en teekeningen, door Javaansche werklieden had laten bouwen. Toenmaals, omstreeks 1864, was de Raden nog gehuwd met eene vermogende Europeesche dame, van welke hij zich later heeft gescheiden. Sedert vestigde hij zich te Buitenzorg, in het dal der Tjidani, vlak achter het hotel Bellevue.
Nog eenmaal heeft hij een reis naar Europa gemaakt, nu vergezeld van zijn jonge vrouw, een schoone Javaansche uit Soerakarta. Kort nadat hij weer in zijn vaderland was teruggekeerd, is hij, ongeveer 66 jaar oud, te Buitenzorg overleden.

 

Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 223-225

[Yogyakarta 1A – Bastaman] 

[Dr. Herman F.C. ten Kate:] Raden Saleh heeft vooral dieren geschilderd, maar ook landschappen en portretten. S. Kalff zegt van hem: ‘Hij begreep het wilde dier gelijk de zusteren in de kunst ( Henriette Ronner en Rosa Bonheur) het tamme’. Van Europeesche meesters leerde Raden Saleh ‘een jagende wolkenlucht zich in woelend water te laten spiegelen’. En de wijze waarop hij ‘op de flanken der bergen Merapi en Meraboe de avondzon doet gloeien, tart navolging’. Andere van Raden Saleh’s schilderijen zouden, volgens den heer Kalff, bewijzen dat hij ‘in het Indische landschap trekken wist op te merken, die aan de waarneming van westersche kunstenaars ontgaan’. Eén ding is zeker; dat zoowel in de landschappen als in de dierentafereelen van Raden Saleh een warmte en lichtgloed is uitgedrukt, die ik wel is waar ook bij Payen vind, maar overigens dikwijls mis bij andere kunstenaars die in Indië hebben geschilderd, b.v. bij Mari te Kate en bij du Chattel. Zoo deze en andere Europeesche schilder-teekenaars het felle licht der tropische zon als het ware opzettelijk vermeden in hun werk terug te geven, zoo schijnt het dat raden Saleh geen doek kon of wilde schilderen zonder er het intense daglicht van zijn geboorteland op te tooveren.

 

Het Ned.-Indisch Huis - 1, 254-256

[Bandung 1A – Nederlandsche Handel Maatschappij]

[1914] Het gebouw van de Nederlandsche Handel Maatschappij.
Het nieuwe agentschapsgebouw der Nederlandsche Handel Maatschappij te Bandoeng is gebouwd op een terrein aan den Grooten Postweg in de nabijheid van de agentschappen van de Javasche Bank, de Ned.-Ind. Escompto Mij en der Ned.-Ind. Handelsbank. Het is het tweede agentschapsgebouw door het Architecten-Bureau Ed. Cuypers & Hulswit te Weltevreden ontworpen voor genoemde Maatschappij.
De uitvoering werd opgedragen aan het Technisch Bureau Hulswit & Fermont te Weltevreden.[...]
In afwijking van andere agentschapsgebouwen heeft dit gebouw geen geldkluis, doch worden de waarden in vrijstaande brandkasten opgeborgen.
De gevels van dit gebouw zijn opgetrokken in klassieke vormen en in pleisterwerk uitgevoerd. De schuine dakschilden der kap zijn met roode pannen en het plat met mastiek gedekt.
Alle ramen zijn tegen inbraak aan de buitenzijde voorzien van gesmeed ijzeren hekken. [...]
Alle bovenlichten in de kantoorruimten zijn bezet met gekleurd glas in lood, en de onderramen met wit spiegelglas.
Bij het geheel is er naar gestreefd om op eenvoudige wijze een waardig effect te bereiken.
Het terrein is van den Grooten Postweg afgescheiden door een gesmeed ijzeren hek op gemetselden voet met dito penanten.
In een goede ventilatie der kapruimte, welke als isoleerlaag tegen de felle hitte moet dienst doen, wordt voorzien door een viertal luchtkokers, welke de hoeken van het dak bekronen.
Alleen die materialen, die in Indië zeer moeilijk of in 't geheel niet waren te verkrijgen, zijn direct uit Europa betrokken.
Zoo leverde de firma de Vries, van Amsterdam, welke intusschen een filiaal oprichtte te Bandoeng, de verlakte ijzergaaspaneelen der kasafscheiding en de hang- en sluitwerken voor de deuren en ramen, uitgezonderd die voor enkele hoofddeuren, waarvoor speciale sloten geleverd werden door de firma Lips te Dordrecht.
Het glas in lood der bovenlichten werd volgens ontwerp van het Architecten-Bureau Ed. Cuypers & Hulswit vervaardigd in de ateliers der firma Janssen te Amsterdam, terwijl de spiegelruiten der onderramen geleverd werden door de firma Bouvy te Dordrecht.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 1, 266

[Surabaya 1 – Lindeteves Stokvis] 

Lindeteves. De bouw waarmede aan het eind van het vorige jaar [1913] is begonnen, vordert goed zoodat de opening waarschijnlijk begin 1915 kan plaats hebben.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis - 2, 77

[Jakarta 4 – Reynier de Klerk] 

Aan deze uit de 17de eeuw dagteekenende huizen oordeelde men glasruiten in de vensters minder noodig dan jalouzieën. De laatsten waren noodwendig om het felle licht en de felle hitte af te keeren, de eersten werden vrij algemeen vervangen door gevlochten rotan. Het was meer de mode dan de behoefte, die omstreeks de helft der 18de eeuw de Engelsche schuiframen met glazen ruitjes invoerde, en de rotanvensters in onbruik deed raken. Deze laatsten waren meer in overeenstemming geweest met ’s lands wijs; ze werden zoowel aan de Portugeesche als aan de inlandsche huizen gevonden.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis - 2, 78

[Jakarta 4 – Reynier de Klerk] 

Aan sommige huizen te Batavia, uit eene latere periode dagteekenende, maar nog naar hollandsch model gebouwd, werd eenige architectonische versiering ten koste gelegd. Aldus het eenvoudig, maar deftig gebouw op Molenvliet, in de 18de eeuw gesticht, dat eenmaal bewoond werd door de gouverneurs generaal Reinier de Klerk en Joan Siberg. De voordeur, besloten tusschen hooge pilasters met versierde kapiteelen, had aan de bovenzijde een fraai uitgesneden lichtpaneel en aan weerszijden drie ramen, terwijl de bovenverdieping er zeven telde. In 1898 diende het tot weeshuis van de Herv. Diakonie. Sedert werd het door de regeering aangekocht, in den oorspronkelijken toestand hersteld en ingericht tot hoofdbureau van het Mynwezen.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis - 3, 1-10

[Jakarta 5 – Dordrechtlaan] 
[Jakarta 5 – Dordrecht] 

ILW Jakarta 5 Rijswijk Levensverzekering Maatschappij Dordrecht te Weltevreden

Het nieuwe gebouw van de Levensverzekering Maatschappij Dordrecht te Weltevreden is volgens de plannen van het Architecten Bureau Ed.Cuypers & Hulswit te Weltevreden gebouwd op een terrein aan Noordwijk.
Het hoofdgebouw, waarin de kantoren van de Levensverzekering Mij. zijn ondergebracht, is gebouwd op de Westelijke terreingrens langs Noordwijk, zoodat aan de andere zijde ruimte bleef voor een weg welke het achtergedeelte van het terrein in twee ongeveer gelijke helften verdeelt. Deze nieuwe weg, welke Dordrechtlaan is genoemd, kan later in Noordelijke richting tot Batoe Toelis worden doorgetrokken.
Aan de nu doodloopende Dordrechtlaan zijn een negental woningen gebouwd in verschillende typen […]
Het hoofdgebouw […] bevat op den begane grond twee door de Mij. verhuurde winkelhuizen en den ingang met trap naar de verdieping.

ILW Jakarta 5 Rijswijk Levensverzekering Maatschappij Dordrecht te Weltevreden PlattegrondElk der winkelhuizen bevat een tokoruimte met 2 ingangsdeuren en twee daarachter gelegen kamers. Een gang naast de kamers verbindt de tokoruimte met de aan den achtergevel gelegen galerij […]De verlichting der hall [op de eerste etage] geschiedt door eenige lichtramen [in de achtergevel] welke boven de toilets geplaatst zijn. Deze ramen zijn bezet met glas in loodpaneelen welke door de firma Lindeman te Amsterdam zijn geleverd en de wapens bevatten van Dordrecht, Holland en Indië.
De ruimte in de kap is bestemd voor archief en wordt door eenige dakvensters en het koepeltje op den nok goed verlicht en geventileerd.
Deze kapruimte zorgt met de galerijen langs voor- en achtergevel er voor dat de lokalen op de verdieping zoo koel mogelijk blijven.
Het gehele gebouw is opgetrokken van kalkzandsteen en in- en uitwendig gepleisterd. De verdieping- en zoldervloer met de daarbij behoorende kolommen, binten, lateien en hoofdtrap zijn uitgevoerd in gewapend beton door het filiaal Weltevreden der Hollandsche Mij. tot het maken van werken in Gewapend Beton. […]
De gehele bouw werd gedurende 1913 door de firma Gaston en van der Horst te Weltevreden uitgevoerd voor een bedrag van ongeveer f 155.000.

ILW Jakarta 5 Rijswijk Dordrechtlaan 1

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis - 3, 37-45

[Jakarta 1 – MUCH] 
[Jakarta 2 – MUCH] 

De reeks van nieuwe kantoorgebouwen welke het een na het ander aan de oevers van de Kalie Besar verrijzen is in het begin van dit jaar door de voltooiing van het nieuwe kantoorgebouw van de Maatschappij voor Uitvoer en Commissiehandel, in de wandeling kortweg Much genoemd, weder vermeerderd. Zooals het Nieuws van den Dag voor Ned. Indië bij de opening van het gebouw schreef zijn wij daardoor opnieuw een stap genaderd tot den gouden tijd, waarin alle bureaux aan de Groote Rivier van Batavia, die nog van eeuwen her dateeren, als feniksen uit hunne asch verrezen zullen zijn en als moderne handelspaleizen een sieraad zullen vormen der bemoste boorden van den helderen, snelvlietende stroom, waaraan wij onze dagelijksche boterham verdienen.
Na de gebouwen van de Hongkong and Shanghai Banking Corporation en de Internationale Crediet en Handelsvereeniging Rotterdam […]en het gebouw der Firma Reiss en Co […] is dit gebouw het vierde dat volgens plannen van het Architecten Bureau Eduard Cuypers en Hulswit aan de Kali Besar te Batavia is gebouwd.
Het nieuwe gebouw der Much bestaat feitelijk uit twee gebouwen, n.l. het hoofdgebouw aan de Kali Besar dat door de Much zelf wordt gebruikt en een gebouw aan de Binnen Nieuwpoortstraat dat bestemd is om te worden verhuurd. Beide gebouwen zijn gescheiden door een ruime binnenplaats. […] Deze binnenplaats is vanaf de Binnen Nieuwpoortstraat te bereiken door een overdekten doorgang in het achtergebouw [in het midden van de gevel].
Van het beschikbare bouwterrein dat een breedte had van 18 Meter en een lengte van ongeveer 85 Meter, beslaat het hoofdgebouw een oppervlakte van 60 bij 18 Meter en het achtergebouw een oppervlakte van 16 bij 18 Meter.
Het hoofdgebouw bevat op den beganen grond langs den voorgevel een overdekte galerij welke aansluit bij dien van den aangrenzende perceelen en waarop uitkomen de drie ingangen van de goedang en die van de kantoorlokalen op de verdieping.
Door twee rijen kolommen is de goedang verdeeld in drie beuken waarvan de buitenste anderhalve meter lager zijn gehouden dan de middelste. Hierdoor was het mogelijk een reeks achterovervallende lichtramen te projecteeren […].
Twee smalspoor banen in de lengte van de goedang met de noodige draaischijven maken het mogelijk de goederen vanaf de ontpakplaats aan den voorgevel en de grobakplaats tusschen het voor- en achtergebouw overal in de goedang makkelijk op te slaan. […] Aan het andere einde van de monsterzaal zijn [op de verdieping] de eetkamers voor het personeel, het archief en een kleine werkkamer gelegen. […]
De gevels zijn met het oog op de bouwkosten zeer eenvoudig gehouden en alleen die elementen aangebracht welke uit een practisch oogpunt noodig waren. Zoo dienen de groote kapoverstek en de galerijen op de verdieping voor bescherming der muren tegen de zon en met jaloezieën bezetten dakvensters voor de ventilatie der kapruimten. […] Alle gevelmuren zijn gepleisterd en in een creme tint afgewerkt. […]
De uitvoering van het gehele gebouw werd opgedragen aan het Technisch bureau Hulswit en Fermont te Weltevreden. Met den bouw werd aangevangen in Mei 1914 en 1 December d.a.v. was men reeds zoover gevorderd dat het hoofdgebouw in gebruik kon worden genomen, terwijl half Februari het gebouw geheel gereed werd opgeleverd.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 7, 143-145

[Surabaya 1 – Amsterdam] 

Bovengenoemd Architecten- en Ingenieursbureau Hulswit, Fermont, Ed. Cuypers heeft bij voorbeeld voor de H.V.A. gebouwen ontworpen, die zullen gaan behooren tot het mooiste en practisch-beste wat op dit gebied in geheel het verre Oosten zal zijn waar te nemen. Men beschouwe met aandacht het ontwerp van den bouw van het H.V.A.- paleis op de plaats van den ouden Soerabaiaschen schouwburg. Een dergelijk monumentaal modern bouwwerk kent Indië nog niet en het is een triomf van architectonisch kunnen, dat in dit tropisch bouwwerk een tropisch karakter is gelegd, iets wat men niet altijd kan zeggen van Indische gebouwen waar à tort et à travers door de bouwmeesters Westersche beginselen zijn doorgevoerd. Wanneer men de trappen-hall van dit bouwwerk ziet, zal men moeten toestemmen, dat in zo'n omgeving de Chineesche suikerkoning zich aangenaam gestemd zal voelen, wat den vlotten gang van het zakendoen ten goede zal komen. De inrichting van deze kantoren is uitermate practisch en de plattegronden zijn gebaseerd op het z.g.n. 'eenheids-systeem'. Hierbij is de geheele plattegrond verdeeld in een aantal blokken van gelijke grootte in lengte en breedte en is elk vertrek in lengte en breedte een zeker aantal van deze blokken breed en lang. Dit heeft het zeer groote voordeel dat bij het gestaâg groeien van het bedrijf en het wijzigen van de bedrijfseischen van elke afdeeling de grootte van elk vertrek op zich zelf gewijzigd kan worden zonder groote bezwaren of kosten. Hierdoor is het tevens mogelijk de tusschen-afscheidingswanden verplaatsbaar te maken, zoodat men op deze wijze werkelijk kan spreken van een 'elastische' indeeling. Men kan zeggen, dat dit architectenbureau in Indië de oplossing heeft gebracht van het vraagstuk: 'combinatie van eischen van het tropisch klimaat en Westerse gemakken’.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw - 11, 3, 5, 7, 12-15

[Surabaya 1 – Amsterdam] 

Op 18 April 1925 is het nieuwe kantoorgebouw der Handelsvereeniging ‘Amsterdam’ te Soerabaja in gebruik genomen. […]
Mede tengevolge der omvangrijke voorbereidingen en werkzaamheden hieraan verbonden, had de firma Hulswit-Fermont-Cuypers inmiddels ter plaatse zelf een kantoor gevestigd, waarvan de leiding bij den Heer H. Estourgie berustte, terwijl voor de uitvoering van den bouw de Heer Oltmans c.i. een oud-hoofdingenieur der S.J. Stoomtram Mij., door de H.V.A. met de hoofdleiding werd belast.[…]
Het terrein, aan alle zijden door straten omgeven, maakte voor den bouw de toepassing van galerijen aan buiten- en binnenzijde mogelijk, een oplossing, welke voor de tropen, wegens den meest gunstigen lichtinval en ventilatie, zeker als de meest ideale moet gelden, doch door gebrek aan ruimte of om financieele overwegingen slechts zelden uitvoering kan vinden.
De eigenlijke begane grond werd als bel-étage geconstrueerd 2 M. boven het terrein gelegen, waardoor de daaronder ontstane ruimte beschikbaar kwam voor diverse doeleinden als rijwielbergplaatsen, goedangs, enz.
Voor de bovenverdieping werden eveneens de galerijen doorgevoerd en het dak over de volle bebouwingsbreedte geconstrueerd, waardoor nog een uitgestrekte zolderruimte werd verkregen.[…]
In den gevel is alleen in de middenpartij door verzwaring van het plint en in sierlijke oplossing van het fries boven de kolommen een verrijking gezocht; overigens bepalen de rondloopende galerijen en het groote dakoverstek, als kenmerk van tropische bouwwijze, in vereeniging met de gelijkmatige asverdeeling, uitvloeisel van den utiliteitsbouw, in hoofdzaak de architectuur van dit gebouw.
De afwerking van den gevel met kunstgraniet geeft daaraan een bijzonder cachet, dat gunstig afsteekt bij de doodsche pleistergevels, waaraan men in Indië in het algemeen gebonden is.
De ceramiek-versiering bij de klok en de rijk bewerkte bronzen lampen op den onder-rit brengen daarin een kleureffect, dat door de rijke lijnen van de siersmeedhekken nog iets wordt verlevendigd.[…]
Voor het totaalgewicht van ruim 15000 ton werden [voor de fundering] 750 stuks betonpalen [van 17 meter] gebruikt. […]
Omtrent de in het gebouw aangebrachte versieringen kan het volgende ter toelichting dienen: In de hall op den beganen grond zijn, aan beide zijden van de hoofdtrap, twee basreliefs geplaatst, voorstellende ‘Arbeid [en Kennis]’ en ‘De Vruchten van den Arbeid’.
De ontwerpen hiervoor werden op ware grootte geteekend (ieder relief is ruim twee meter breed) door den bekenden schilder en kenner van Indië W.O.J. Nieuwenkamp. Ze werden in klei overgebracht door den beeldhouwer Schultsz en naar aanwijzingen van den ontwerper in talrijke stukken in aarde gebakken en met licht gele glazuur overtrokken door de Aardewerkfabriek ‘De Porceleyne Fles’ te Delft. […]
Op het trapbordes tusschen de bel-étage en de 1e verdieping is een glas-in-lood-raam geplaatst, voorstellende de komst der eerste Hollanders voor Bantam. [...] Dit raam is ongeveer vier vierkante meter groot.
Ook voor dit gedenkraam maakte Nieuwenkamp het ontwerp op ware grootte en in kleuren. In de bekende ateliers van de firma Schouten te Delft is dit ontwerp op glas overgebracht en gebrand.
In het fries van de hall op de 1e verdieping zullen later eveneens voorstellingen in relief worden aangebracht, welke verschillende phasen van de suikerindustrie te zien geven, vanaf het planten va het suikerriet tot de verscheping van het product, benevens paneelen, die betrekking hebben op andere cultures van de H.V.A., n.l. die van agave, palmolie, thee, tapioca, rubber en koffie. […]

ILW Surabaya benedenstad Nieuwezijds Voorburgwal

Kantoor van de H.V.A. in Amsterdam aan de Nieuwezijds Voorburgwal 162.

Verder bevinden zich hier twee paneelen, voorstellende het kantoor der H.V.A. te Amsterdam en het oude kantoor der H.V.A. te Soerabaja. Deze beide paneelen zijn […] op het bureau van den architect te Amsterdam ontworpen.
In het middenvak der hall 1e verdieping is de bronzen plaquette van den Heer Reinike [‘Grondlegger van de cultuurbelangen van de H.V.A.] geplaatst, welke […] vervaardigd werd door Mej. Rueb te ’s-Gravenhage
De gebronsde koperen naamborden en lokethekken bij de afdeeling Kas evenals het siersmeedwerk der vlaggestokken werd in Indië aangemaakt, terwijl de bronzen lampen op de peristyle, de siersmeedhekken en de klok met omlijsting in Europa werden vervaardigd.

 

Het Nederlandsch-Indisch Huis - 16, 363, 365

[Jakarta 4 – Reynier de Klerk] 

Het tijdperk van verval [van de landgoederen rond Batavia] brak spoedig daarna [1792] aan en duurde nog voort toen de Indische regeering in 1899 blijk van hare belangstelling gaf door den aankoop van het landhuis van Gouverneur-Generaal Reinier de Klerk van de Ned. Hervormde Diaconie voor den prijs van f 85.000.-, zij het ook te elfder ure, toen afbraak voor de deur stond. […]
In 1925 volgde daarop de restauratie van het Huis Reinier de Klerk bij de inrichting tot archiefbewaarplaats, […]
Het landhuis in oud-Hollandschen stijl met alle kenmerken van een groot patriciërs-huis. Een voorhuis en trappenhuis ontbreken evenmin als een bovenhuis met uilenzolder. Het achterhuis met slavengebouwen is echter weer Indisch en doet eenigszins afbreuk aan het gesloten karakter der woning.