De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2018.
De wandeling in PDF formaat.
Begin van de wandeling Jl Mangga Dua, hoek Jl Pangeran Jayakarta (Gelderlandsche weg / Jacatraweg).
Portugese kerk![]() Portugese of Buitenkerk. In Utrecht, of in elke andere willekeurige Hollandsche stad, kun je zulke kerkbanken en kaarsenkronen zien, en ook zulke gele klinkertjes, maar in Indië hebben we niets anders dan het schamele restje, dat Batavia als door een wonder nog bezit. … kerken, zoals bij voorbeeld de Portugese of Buitenkerk, die precies zo in Leiden of Gouda hadden kunnen staan. 'In Utrecht, of in elke andere willekeurige Hollandse stad kun je zulke kerkbanken en kaarsenkronen zien, en ook zulke gele klinkertjes,' schrijft Willem Walraven vol heimwee in een brief van 1939. Tot aan 1725 waren de kolommen, die het dak dragen van hout. De preekstoel dateert van 1808. Met het zetten van deze nieuwe preekstoel werd tegelijk de kerkekamer vergroot door het verplaatsen van het beschot, dat dientengevolge aan weerskanten tegen het midden van dat gestoelte kwam te rusten. Het tegenwoordige orgel is mogelijk hetzelfde, dat er in 1804 stond en aan de Binnenkerk behoorde. [Oud Batavia I, 307] [Het Indische Leven, 3-39, 773] Op de achtergrond de Gouverneur-Generaalsbank met daarboven het orgel. → Meer informatie
De Portugese Buitenkerk. Ik zie het interieur van de kerk. Boudewijns moeder, een Mardijkse prostituee die een Javaanse moeder had zoals de koffieplukster van de reproduktie, en een zwerversachtige Mardijkse vader, afstammeling van de Portugezen die zich met Aziaten hadden vermengd, die als aantrekkelijke muzikale man waarschijnlijk bij veel meer vrouwen dan alleen bij die mooie Javaanse kinderen had gemaakt, was ondanks of juist door haar zondig beroep zeer gelovig. De Portugeesche Buitenkerk (Aldus genoemd omdat zij buiten de stad lag en gebouwd was voor de Mardijkers, Aziatische christenen, die zich van de Portugeesche taal bedienden.) is een zaalkerk in den vorm van een langsschip met de grootste afmetingen in de hoofdas. Zij werd in de jaren 1692-1695 gebouwd volgens een ontwerp van Ewout Verhagen en uitgevoerd onder toezicht van den kerkmeester Johan van Hoorn. [Oude Hollandsche Bouwkunst in Indonesië, 49] De gewijde bouwkunst in de XVIIde eeuw is slechts vertegenwoordigd door den Rotterdammer Ewout Verhagen, die in 1690 Fabriek en Hoofd van het Ambachtskwartier te Batavia was. [Oude Hollandsche Bouwkunst in Indonesië, 39] In het algemeen getuigde de uitvoering der kerkgebouwen van grooten eenvoud; de preekstoel, het orgel, de zitplaatsen voor de overheid konden alleen aanspraak maken op een artistieke bewerking. [Oude Hollandsche Bouwkunst in Indonesië, 26] Voor het vervaardigen der vier kaarsenkronen werd in 1697 het model der “groote kroon in de Hollandsche kerk” naar Bengalen gezonden. Zij dragen als reflector een koperen schild met het wapen van Batavia; ongelukkig is uit elke kroon een der acht groote en een der acht kleine armen gestolen. [Oud Batavia I, 306] Vele oude bouwwerken zijn gevallen onder de de sloopende hand der voorzaten, of bezweken in de loop der tijden door invloeden van het tropisch klimaat, doch het nederig bedehuis bleef Godlof! voor ons gespaard. [Nederlandsch Indië – oud & nieuw-6, 128] Door samenwerking van den Kerkeraad der Evangelische Gemeente te Batavia met de Stichting [Oud-Batavia] is het herstel van de Portugeesche Buitenkerk verzekerd. [Locale Techniek-7-3, 73] Berlage: Er heerscht daar wel een geheel andere sfeer, maar deze is van den Hollandschen geest doordrongen; zelfs de oude Portugeesche kerk herinnert zoowel van buiten als van binnen aan de groote [Hoog Duitse] Synagoge te Amsterdam. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-26, 305] [Mijn Indische Reis, 26] … het ontbreken van een toren [moet] wel toegeschreven worden aan de vrees voor aardbevingen. In een dergelijk geval werd de toren vervangen door een klokkestoel naast het gebouw. [Oude Hollandsche Bouwkunst in Indonesië, 25-26] Voor de Mardijkers werd hier Vrijdagsavonds gepreekt in eene loods, waarbij anno 1667 een klokkestoel werd geplaatst met dezelfde in 1675 te Batavia gegoten klok, die nog heden de gemeente oproept tot de godsdienstoefening in de Buitenkerk. [Oud Batavia I, 304-305] Een Mardijker, een ventje van Bengaalsch type, veel donkerder dan de Inlanders op den achtergrond. Nieuhof schrijft over de Bataviasche Mardijkers: “De kleeding der mans is meest na de Hollandsche wijze, ’t zij van gestreepte of andere stoffe met ope mouwen. Zij dragen broeken die hen tot op d’enkelen hangen en hebben hoeden op ’t hooft”. [Oud-Batavia Platen-Album, L 2]. Voor de verklaring van de naam Mardijkers zie [Oud Batavia I, 512, 516-518]. … den 19en October zestienhonderd-drie-en-negentig, werd de eerste steen gelegd. en hoewel er voor de algeheele voltooiing reeds in gepredikt was, zou thans eerst de inwijdingsplechtigheid plaats vinden. Bij den ochtenddienst, waarbij de Opperlandvoogd, mitsgaders de Raden van India tegenwoordig zouden zijn, zou bij uitzondering in het Nederlandsch gesproken worden, des avonds ten behoeve der Portugeesche gemeente in het Portugeesch, zooals destijds gebruikelijk was. [Nederlandsch Indië – oud & nieuw-6, 125] Uit ons predikbeurtenbriefje van 1791 ziet men, dat nog destijds op Vrijdagavond eene voorlezing in het Portugeesch in de Buitenkerk werd gehouden; gepreekt echter werd er toenmaals in het Maleisch. → [Oud Batavia I, 308] |
Grafsteen Gouverneur-Generaal Reiniersz.
In de kerk werd de lijkbaar over het open graf geplaatst, de ornamenten op het fluweelen kleed gelegd, dat de kist bedekte, en alzoo de doode held een nacht door hellebaardiers bij kaarslicht bewaakt, waarna de kist in den kuil werd neergelaten en de ornamenten daarboven gehangen in eene “wapenkas”. [Oud Batavia II, 166-167] |
Het Jassemkerkhof.
Niet minder aandacht dan de kerk verdient het kerkhof, dat, zooals gezegd, vrijwat ouder is dan het steenen gebouw. Meermalen is dit vergroot, onder anderen in 1738 met een deel van den vroegeren tuin van Zwaardecroon, die vlak achter de kerk zijne buitenplaats had aan den Gelderlandschen weg. [Oud Batavia I, 308-309] Met een béétje veine kon men nog lang op de ziekenlijst pronken na voor eeuwig van aardsche beslommeringen verlost en op het Buitenkerkhof weggestopt te zijn. [Oud Batavia I, 334-335] |
Het graf van Zwaardecroon.
Zwaardecroon![]() Buiten sta ik nog even stil bij Zwaardecroon’s laatste rustplaats, het enige graf van een gouverneur-generaal uit den Compagniestijd, dat hier, omdat het op een pauperskerkhof lag, bewaard is gebleven. Ik loop over het kerkhof, ‘het Jassenkerkhof’, tientallen malen omwoeld, steeds voor nieuwe graven. De klok hangt in de houten stelling, naast de kerk, om de hoek. Het is er nog allemaal, en ik verheug mij daarover! Hier is iedereen een ‘Weledele Heer’. Als je in Batavia nog eens tijd hebt, ga dan eens kijken naar de Portugeesche Buitenkerk, aan den weg van Jakatra, bij de Jassenbrug. Voor den ingang, aan de rechterhand, ligt het graf van den eenigen gouverneur-generaal uit den Compagniestijd, dat nog intact is: Hendrik Zwaardekroon. Welnu, op zijn zerk (of eigenlijk is het een koperen plaat, die er op ligt) staat: ‘de weledele Heer Hendrik Zwaardekroon’. Dat was toen, in 1728, voldoende voor een ex-gouverneur-generaal. Meer informatie… Henricus Zwaardecroon. Er spreken alles behalve welwillendheid en openhartigheid uit dit gezicht. Een zwarte schaduw werd op zijn bewind geworpen door zijn bevel tot de onmenschelijk wreede terechtstelling – zonder afdoende bewijzen – van Pieter Erberveld. De afgrijselijke gedenksteen in de Bataviasche benedenstad doet veelmeer de herinnering voortleven aan een onverantwoordelijke misgreep zijner rechters dan aan de onbewezen misdaad van Pieter Erberveld. Bij het overlijden van zijn voorganger Van Swol in 1718 wenschte geen der betrokken raadsleden gouverneur-generaal te worden en ook Swaardekroon weigerde drie malen, zag zich evenwel genoopt het ambt te aanvaarden. Eerst in 1720 werd hij hierin door de Heeren Zeventien bevestigd. [Indië, geïllustreerd weekblad, 4, 339] Zwaardecroon heeft bij het gemeen willen slapen, en is als belooning van zijn Christelijken zin ongestoord gebleven in zijne laatste woning, terwijl alle andere Gouverneurs-Generaal uit den Compagniestijd behalve Van Overstraten, Alting en Siberg, die op Tanahabang rusten, al lang opgeruimd zijn. [Oud Batavia I, 309] Wij staken met eene pont over de Mookervaart, naar Kali-dras, en ontwaarden langs de oevers dezer vaart verscheiden fraaije buitengoederen, onder anderen het landverblijf, hetwelk de Gouverneur-Generaal Zwaerdekroon te Kadawong aangelegd en bewoond had, en waar hij in 1722 de koffijboomen, welke hij voor het eerst uit Arabië ontboden had, onder zijne oogen deed aankweken. Deze eerste proefneming viel volkomen naar wensch uit, en van toen af is de koffijboom allengs over geheel Java geplant geworden. Langzamerhand werden de zaden onder de Inlandsche bevolking van Batavia, Preanger en Cheribon verspreid en weldra breidde de koffieaanplant zich uit. In 1712 werd een duizendtal ponden Javakoffie in Nederland verkocht, [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 669] Zwaardecroon […] werd […] in 1718 gouverneur-generaal, welke waardigheid hij tot 1725 bekleedde. Onder zijn bewind breidde de – toen nog jonge – koffiecultuur op Java zich aanzienlijk uit. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 1565-1566] |
De Gereja Sion ligt aan de Jl Pangeran Jayakarta (Jacatraweg).
Jacatraweg
De Jacatrasche weg moet in de 18e eeuw de lustwarande van Batavia zijn geweest; de schrijvers uit dien tijd zijn niet uitgepraat over z’n heerlijkheden; men kan zich dien denken als een aaneenschakeling van sierlijke en aanzienlijke buitenverblijven – thuynen genoemd – van mooien aanleg en met rijke plantenweelde; verblijven die stellig niet onderdeden voor de buitenplaatsen aan de Vecht en andere in het vaderland; [Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw-1, 117-119]
Meer informatieHet is om tenminste de ongezonde uitwasemingen der stinkende grachten, en dus eene van de voornaamste oorzaken der ziekten, te vermijden, dat de vermogende lieden hun verblijf in tuinen buiten de stad houden, en het drinkwater van den Blaauwenberg laten komen, terwijl het dáár buitengemeen goed is. Deze tuinen zijn over het geheel zeer fraai aangelegd, bijzonder die aan den weg van Jacatra gelegen zijn.
Volgens den Britschen veroveraar van den O.I. Archipel, lord Minto, had in 1811 ieder huis te Batavia, voor zoover aan het water gelegen, een boven het kanaal uitgebouwde ‘zitsteyger’, van waar een trap naar den waterkant afdeelde. Hier was een zekere oppervlakte afgeperkt door een staketsel, waarbinnen zoowel meesteres als dienstmaagd (op verschillende uren) een bad nam. [Nederlandsch Indië – oud & nieuw-2, 89] |
Links, op ruim 100 m. en in de bocht van de Jl Pangeran Jayakarta, staat de Toyota Showroom. Dat is ongeveer de plaats van de voormalige woning van Erberfeld.
Pieter Elberfeld![]() [Robinson – Piekerans van een straatslijper I, 21] In de oude stad had Po Him een ander huis, dat nauwelijks minder somber was, en dit stond niet ver van het muurtje waarop de Compagnie de kop van de verrader Pieter Erberveld had geplant; de doodskop, met een lanspunt er door en een schand-inscriptie er onder, was in de loop der eeuwen tot een integraal cementen kop bijgepleisterd; toch droeg de aanwezigheid ervan niet bij de beminnelijkheid van het stadsdeel. Zij zeide dan: ‘Mijn boodschap is deze! Het Indo-geslacht zal nooit tot vrijheid komen, nooit die plaats in de Indische samenleving innemen, waarop het door zijn afkomst recht heeft, zoolang de kop van Pieter Erberfeldt als een teeken van schande aan den Jacatraweg blijft staan!’ ![]() Dan gebeurt er iets vreeselijks. Hij hoort de oude, verrafelde stem van Pieter Erberfeld, den donkeren halfbloed, die beschuldigd van verraad tegen de Oost-Indische Compagnie, daarvoor onder onmenschlijke martelingen moest boeten. Voor Halims oogen zweeft zijn bloedige, half ontvleeschte schedel, boven op een piek, waarvan de punt er door heen steekt. Vervolgens toert Martien naar de verre benedenstad, naar het luguber schandmonument van Pieter Erberfeld, Coens antipode. Een blinkend doodshoofd, doorboord met een piek, boven een immer blauw beschaduwde muur, waarop een onteerend inschrift. Twee eeuwen geleden zou hem, den socialist, hetzelfde overkomen zijn! Peinst hij, starend naar de schedel, die prijkt onder jarenlange pleisterkalk. Meer informatieErberfelt (Pieter) was een vermogende halfbloed Europeaan die (naar op de pijnbank verkregen bekentenissen) een uitgebreide samenzwering op touw zette om alle Europeanen te vermoorden en daarna zelf hoofd van de regeering te Batavia te worden. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 297-298] Waar Valentijn verhaalt van de samenzwering en het landverraad van de mesties Pieter Erberveld, die op 22 April 1722, 59 jaar oud, met de Javaan “Cartadria alias Radeen genaamd” op de meest afschrikwekkende wijze werd terechtgesteld, laat hij er een vers op volgen dat hij op 25 September van hetzelfde jaar ontving en waar de initialen L. V. B. onder staan. Ook werd het huis van Erberveld, dat op de weg van Jacarta stond, neergehaald en vernield. Daar werd een gedenkteken opgesteld, gemetseld van steen, met een doodshoofd erbovenop met een pen erdoor dat het hoofd van Erberveld verbeeldt, en met een blauwe zerk waarin in het Nederlands en Javaans deze woorden zijn gehakt: uit een verfoejelijke gedagtenis tegen den gestraften landverrader, Pieter Erberveld, zal niemand vermogen ter dezer plaatze te bouwen, timmeren, metzelen, of planten, nu, often eenigen dagen. Batavia den 22 April Ao. 1722.
Ze fietsten naar buiten, soms langs Goenoeng Sari, langs de oude Jacatraweg waar het muurtje was waar de schedel van Pieter Elberfeld op een staak was gezet. Voorbij die schedel werd de weg hoe langer hoe stiller en ze konden een zijpad inslaan dat eigenlijk geen zijpad was. Ze gooiden hun fietsen neer en hurkten in de schaduw van een boom. Iskander speelde op zijn fluit. Melissa neuriede een tegenmelodie. Ze vergaten dat het laat werd. Verder dan de Jacatraweg ben ik met Wasito nooit gekomen en dat alleen maar omdat hij het nodig had als illustratie voor zijn betoog over Elberfeld en diens afgehakte hoofd. En ook voor zijn verhaal over het gezag van de Nederlanders in Indië, waaraan volgens hem nogal wat ontbrak. Die Elberfeld was een Indo geweest en in de achttiende eeuw werd hij gevierendeeld, zogenaamd omdat hij complotteerde tegen het Nederlandse gezag. ... het hoofd van Pieter Both, witgekalkt als de muur waarop het aan een speer vastgestoken stond ... Zij vertelde mij dat zij sinds de jaarlijkse verplichte schoolexcursie naar de bezienswaardigheden van Oud-Batavia steeds moest denken aan Pieter Eberveld, de op 14 april 1722 terechtgestelde samenzweerder tegen de Compagnie, wiens witgepleisterde doodshoofd, op een spies gestoken, nog altijd te kijk stond op een brok muur aan de Jacatraweg. Over dezen armen drommel, more sinned against thans sinning, en zijn schandsteen aan den weg van Jacatra is echter reeds zooveel geschreven, dat wij dien ouden vriend hier liever met een knikje voorbijgaan. [Oud Batavia I, 547] Het is een oud verschijnsel, en wijlen dr. De Haan heeft ons met het proces-Erberfeldt uit de verre Compagniestijd aangetoond wat er soms viel te bereiken met een gang naar de schout. Deze traditie is nog op verre na niet uitgestorven in Indië. Een aanklacht, gestaafd door een paar lieden, waarbij de aangeklaagde buiten staat is, of buiten staat wordt geacht, het tegendeel te bewijzen, brengt iemand in de gevangenis en overstelpt hem met allerlei ander leed. Het gedenkteken is herplaatst. Zie de Wandelingen Jakarta 2 (Museum Fatahillah) en 5 (Begraafplaats). [Het Indische Leven, 3-20, 386-387] – [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-4, 37-38] |
Ga rechtsaf: Jl Pangeran Jayakarta.
Ga linksaf: over de brug: Jl Jembatan Batu (Djembetan Batoe).
De Maleische benaming der brug is Djambatan Senti; daarom heet de Buitenkerk in de Chineesche geschiedenis van Batavia “de kerk te Siënti-ti”. In het Bataviasche Portugeesch was seenti (Port. cinta) een gordel. Misschien gebruikte men dit woord dus ook voor: singel (eigenlijk: cingulum, gordel), zoodat dan Djambatan Senti zou beduiden: de singelbrug, of de brug over de buitengracht. [Oud Batavia I, 304, Noot] |
Ga rechtsaf: Jl Pinangsia Timur. (Buitenkaaimanstraat)
Ga de brug over de Kali Ciliwung over
en ga meteen rechts weer een brug (met een hek) over.
Ga rechtdoor, langs de parkeerplaats.
Rechts: Sekolah Dasar Negeri 1.
Verder loopt ’t hardnekkige gerucht dat een groot aantal Nederlandsche krijgsgevangenen, namelijk die oorspronkelijk uit Batavia kwamen, hier aangekomen zijn uit Tjimahi en in Glodok in een naburige school ondergebracht. Ligt verder transport in de bedoeling? [Jansen – In deze halve gevangenis, 49a] |
Links: Glodok Plaza.
Op dit terrein lagen in het begin van de 20ste eeuw het ‘Dwangarbeiders Kwartier’, voordien het ‘Kettingkwartier’ geheten, de ‘Strafgevangenis voor Doortrekkenden en Psychopathen, afd. Glodok’ en het Stadsverband.
Gevangenis![]() Nadat wij over eene kleine, slechte brug waren gegaan, bevonden wij ons op eene plaats, die met grachten omringd was, welke eene soort van klein eiland vormden. Hier zagen wij het verblijf der dusgenoemde kettinggangers of misdadigers, die tot de ketting of tot dwangarbeid veroordeeld zijn. Twee groote, luchtige zalen kunnen van tweehonderd tot tweehonderd vijftig van deze ongelukkigen bevatten; zij worden met veel menschlievendheid behandeld; men doet hen aan wegen, aan kanalen en andere openbare werken arbeiden. Ik heb ook eerste berichten van na de capitulatie uit Batavia. De toestand is er niet bijster aangenaam. De Japanners treden er zeer streng op. Vele hoge ambtenaren zijn al in arrest gesteld. De resident van Batavia, mr. Abbenhuys en burgemeester ir. Voorneman zijn geboeid door de straten naar de Glodok-gevangenis gevoerd. En toen Van der Capellen in 1824 een apart Stadsverband oprichtte, waar hulpbehoevenden werden verpleegd en gevoed en vrouwen met venuskwalen werden afgezonderd, was dit helaas weder in de onmiddellijke nabijheid van het in 1822 gebouwde nieuwe Kettingkwartier. De zieke gevangenen bleven inmiddels steeds onder behandeling op het Stadhuis. Toen eindelijk in 1846 de stadhuisgevangenis werd opgeheven en eene aparte gevangenis werd gebouwd beoosten Molenvliet, kwam men waarlijk alweer op den inval om het Stadsverband, dat tot dusver bij het Kettingkwartier stond, bezuiden deze nieuwe gevangenis te plaatsen, zoodat het denkbeeld, dat ziekenverpleging in verband staat met vrijheidsberooving, zich bij den Inlander wel onwrikbaar moest vastzetten. [Oud Batavia I, 288-289] Meer informatie
Te Glodok worden uitgeoefend de kuiperij, blikslagerij, vlechterij, timmerwerk, zagerij, smederij, steenklopperij en zeepfabricatie. [De Locomotief, 19 October 1911] Na twee dagen werden ze versterkt met alle overige Bataviasche stadwachten. Dat ging zoo. De Japanners deelden de officieren mee dat de compagnie van Van Karnebeek volledig gefusilleerd zou worden (met hun vrouwen en kinderen om 't nog een graadje erger te maken), wanneer ze niet zorgden dat 24 uur later de heele Stadswacht in Glodok arriveerde. De officieren vertrokken toen en trommelden met telefoons en boodschappers de heele Stadswacht bij elkaar. De menschen werd gezegd dat 't om een soort registratie ging. Ze namen niets mee. De Indo-Europeanen, die als ‘staatsgevaarlijken’ op 25 januari j.l. zijn gearresteerd, zijn 10 dagen geleden uit Soekamiskin geboeid naar het station gebracht om op transport naar Batavia te worden gesteld, waar zij in de Glodok-gevangenis zijn opgesloten. Toen ’n paar honderd jonge Indo’s bij zoo’n opwekking wat te nadrukkelijk “neen” zeiden, werden zij in de Glodok’sche gevangenis geworpen, mishandeld en uitgehongerd; zij voedden zich op het laatst met ratten en wat een cel verder aan eetbaars kan opleveren, en slechts een klein gedeelte keerde levend terug. Lang niet in alle gevallen werd door de Japanse militaire rechtbanken de doodstraf opgelegd. Hoevelen tot gevangenisstraffen werden veroordeeld, is niet bekend. Onze algemene indruk is dat het meestal lange straffen waren: levenslang of een periode van tien of vijftien jaar. Achteraf is gebleken dat dit vaak op een doodstraf neerkwam, want de toestanden in de gevangenissen waarin men de straf moest uitzitten, waren deplorabel. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 482] |
Ga in de zelfde richting verder: Jl Pinangsia Raya.
Het eerstvolgende kruispunt heette vroeger het Glodokplein, genoemd naar de Chinese wijk Glodok. Het plein is niet meer als zodanig herkenbaar. Links was een overtoom en vervolgens naar het zuiden de gekanaliseerde kali Ciliwung: Molenvliet. Het eerste gedeelte is gedempt. De wegen langs het kanaal heetten Molenvliet Oost en Molenvliet West, nu Jl Hayam Wuruk en Jl Gajah Mada. |
In 1661 werd de nieuwe vaart “Molenvliet” gedoopt, welke naam in den Compagniestijd eveneens toekomt aan het water, dat wij thans Rijswijk noemen, van de Cavadinobrug tot de Harmonie. De Groote Rivier benoorden den dam bij Noordwijk kon dus langzamerhand opdrogen, maar het bleek alras, dat bij bandjir de nieuwe vaart Molenvliet al het kaliwater niet kon verzwelgen. [Oud Batavia I, 134-136] |
Glodok![]() Geheel rechts op de foto: het gebouw van de vooroorlogse Pasar Glodok. Maar een der aantrekkelijkste gebouwen is ongetwijfeld de Pasar Glodok, een moderne winkelgalerij om een wijden binnenhof. Het terras boven de uitgangspoort is tentvormig overbouwd en als restaurant ingericht. Bovendien is de stijl van dien bovenbouw, hoewel niet direct gevolgd, toch in het karakter der Chineesche winkels gehouden. [Mijn Indische Reis, 31-32] Lie Min is een koffiestandje in de Pasar Glodok zelf aan de Pantjoran-zijde. Zijn perceel is maar vier bij vier meter groot en daarvan is de helft bezet door tafeltjes, leuningloze krukjes, toonbanken en de keuken. De rest is voor de gasten. Vermoedelijk komt het door het nauwe Gadja Mada en Hajam Wuruk (Molenvliet), dat ik een gevoel van vrijheid en onbezorgdheid krijg als ik op het Glodokplein arriveer. Want het is geen plezierritje van Hotel des Indes af naar de kota toe. Een smalle weg tussen een railingloze gracht en onhebbelijk tot vlak aan het asfalt opgedrongen pètaks, volkomen overbelast met alle denkbare middelen van vervoer en alle denkbare en ondenkbare listen en lagen om elkaar te passeren of de pas af te snijden in een onafgebroken vuurwerk van straatlawaai. Verkoop van meubilair door Europeanen is verboden. Je moet wachten tot de belastingdienst of de Japanners het gratis of nagenoeg gratis (bijvoorbeeld tegen verrekening met steungeld) komen afhalen. Maar de Arabieren loopen stilletjes huis aan huis. Ze zijn ondanks alles nog weldoeners. Er is een groote clandestiene handel van barang uit Europeesche buit afkomstig. Ook van Chineesche voorraden die boven de officieele marktprijs verkocht worden. Op Glodok is een 'zwarte markt', waar vrijwel alles te krijgen is. Meer informatieDe Chinese wijk Glodok. Maar het belangrijkste element der bevolking van Batavia na het Nederlandsche bestond uit de Chineezenkolonie, eene kolonie welke, ondanks nationale gebreken en ondeugden, boven de Nederlandsche uitblonk in ijver, werkkracht, ondernemingsgeest, aangeboren zin voor vrede, orde, gehoorzaamheid aan ouders en Overheid. [Oud Batavia I, 489] Daar de Regeering nu geene Chineezen meer in de stad wilde toelaten, bestemde zij in 1741 tot Chineesche ‘campong’’ het kwartier der Zuidwestervoorstad bezuiden de Sirih- of Lijnwatiersgracht [Jl Petak Baru]. (Nog in 1810 sprak men van de Chineesche ‘kampong’, dan weder van de Chineesche ‘kamp’). [Oud Batavia I, 494-495] Evenwel, om een bezoek aan deze buurten te brengen is wezenlijk een soort moed noodig. Reeds het Glodokplein is als eene verschrikking. In den drogen moesson met een dikke laag walgelijk stof bedekt, dat de wielen der op en afrijdende sado’s (Bataviaansch: verkorting van dos à dos) in dichte wolken doen opstuiven, in het natte jaargetijde één groote modderpoel, waar bijna geen doorkomen aan is, ligt het daar als een waarschuwing voor den argelooze, wien de lust mocht bekruipen om deze buurten te bezoeken. [Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw-1, 213] [1919] Ook uit een ander oogpunt heeft dit deel van Batavia, en meer in het bijzonder dat om het plein Glodok een slechte reputatie. Hier is het middelpunt van het uiteraard verre van stichtelijke nachtleven. [Indië, geïllustreerd weekblad, 3, 156] De Gemeente Batavia, doordrongen van de noodzaak in het oude stadsgedeelte verbeteringen aan te brengen; van haar taak ook daar een beteren hygienischen toestand te scheppen, heeft een plan ten uitvoer gebracht, waardoor de omgeving een veel verbeterd aanzien kreeg, ook a; kostte het de opruiming van een typisch stukje – semi permanent – oud Batavia. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-25, 437] Ook Java is in dit verband te noemen, waarheen de Chineezen niet alleen zijn gelokt, goedschiks, door hun behoorlijke verdiensten en andere voordeelen voor te spiegelen, maar desnoods ook door dwang. Zoo moest op last der Hooge Regeering Reyersen ‘met soogrooten macht als hij bijeenbrengen can, Chinesen langs de gantsche kust van China trachten sooveel volxc, mannen, vrouwen en kinderen, te bekomen, als doenlijck is, zoo om U daer mede te behelpen als omme Batavia, Amboyna en Banda te peupleren’. [De Taak, 2, 21], [De Taak, 2, 20-22], [De Taak, 2, 27-28] Van de Chineezen en andere vreemde Oosterlingen, oorspronkelijk in eigen wijken opeen gehoopt, beginnen eerst na opheffing van het wijkenstelsel de meer welgestelden den weg der Europeanen te volgen en zich tusschen hen te vestigen, wat naast de toeneming van het Europeesche element zelve en de welvarende jaren tusschen 1908 en 1920 (in Batavia nam het aantal Europeanen toe van 8 000 tot ruim 20 000!) een der oorzaken voor den woningnood is geworden. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-26, 125] |
Rechts: Jl Pintu Besar Selatan (Buiten Nieuwpoortstraat).
|
Recht vooruit: Pasar Glodok
![]() [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 57-58] |
Steek over en ga schuin-rechts: Jl Pancoran (Pantjoran).
Pantjoran![]()
Meer informatieDe matrozen, die voor de schepen op de reede water kwamen halen, moesten door al die drukte dikwijls uren aaneen met hunne schuiten bij de Waterplaats liggen wachten. Ze maakten soms van de gelegenheid gebruik om in hunne vaten smokkelgoed, zooals specerijen, aan den wal te brengen, en dit, zoowel als hun langdurig omhangen op Pantjoeran, gaf aan de plaats eene bizondere reputatie als warme buurt, waar druk geborreld, gevochten en geminnemald werd. [Oud Batavia I, 388-389] Woensdagavond werd echter gerapporteerd dat op Pantjoran (nabij Glodok) een groep van ongeveer veertig demonstranten rondtrok. Het waren allemaal niet-hier geboren Chineezen (z.g. singkehs), kleermakers, met een grote Cantonneesche vlag, voorzien van op witte vanen geschilderde opschriften in Chineesche karakter, waarvan de inhoud in vertaling ongeveer luidt: ‘De menschen uit het volk moeten zich vereenigen en gezamenlijk opmarcheeren! Thans moet men actief zijn!’ [De Locomotief, 19 Februari 1927 (3,1)] Wat me van Glodok vooral bijstaat is fietstaxi’s bedolven onder kinderen die met ernstige zwarte oogjes rondkeken op weg naar school; winkels en stalletjes en kramen; de lucht van gedroogde vis; een krankzinnige die midden op straat placht te zitten en onvermoeibaar tierde; flarden Chinese opera uit luidsprekers; en niet te vergeten de maaltijden in de Rode Tafeltjes en andere fabuleuze restaurants. [Nieuw! 157-158] |
Rechts: (42) Fortuna Hotel, op deze plaats stond Restaurant “Tay Tong”.
Er dreef een lucht van carbid, walmende olie, vis en paardenmest. Inlands en Chinees publiek slenterde in dichte drommen over de trottoirs. Beneden naast het restaurant was een bioscoop; alle muren van het gebouw en van de aangrenzende huizen waren bedekt met aanplakbiljetten die woeste taferelen van achtervolging, moord en doodslag te zien gaven in schelle kleuren. [Jansen – In deze halve gevangenis, 76] |
Rechts: (46 Restaurant) Ayam Goreng, op deze plaats stond Restaurant Tiong Hoa.
Het Glodokplein, waar nog altijd het Chinese restaurant Thiong Hwa stond, dat met z'n balkon aan de voorzijde uitkijkt op het straatgewoel beneden. Toen ik een jongen was, gingen wij, mijn vriendjes en ik, er al bami eten wanneer we verhit van de fietstocht terugkwamen [Fabricius – Hoe ik Indië terugvond, 94] |
Ga voor de brug rechtsaf: Jl. Toko Tiga Seberang.
Aan deze straat lag Restaurant “Jin Sie”.
Jansen spreekt over Restaurant “Jit”, het is de samensteller echter niet bekend waar voor WO II een restaurant van die naam heeft gelegen. Na de oorlog was er wel een Restaurant Jit Lok Joen, aan de Jl Hos. Cokroaminoto (Javaweg hoek Besoekiweg).
… en dan barst een orkaan-regen los, terwijl wij al in Jit zitten. We zijn de eenige gasten, zij in een zwart mantelpakje, op 't voorterras. In het donker van de straat zie ik een vrachtauto passeeren met een flikkerende bajonet en schimmen van krijgsgevangenen. Misschien zijn er kennissen bij, misschien zelfs ziet haar eigen man daar zijn vrouw zitten met een vreemde in 't verlichte restaurant, terwijl hij ergens heen gebracht wordt om nog een paar kisten te lossen of half verroeste auto's weg te zeulen. [Jansen – In deze halve gevangenis, 114] |
Ga rechtsaf, de verkeersbrug over, daarna linksaf en verder langs de rivier: Jl Tambora IV (Blandongan).
Rechts: 16-20 Chinese huizen.
|
Ga de brug over de Kali Krukut over.
Rechts: Jl Tambora V (Gang Blandongan)
![]() |
![]() |
![]() |
Anno 2015 | 1920 voormalige bouw |
“Hollandsche huisje, dat nu bidhuisje is geworden”. [Helaas niet meer aanwezig] |
Achteraf heb ik nog aan enkele dingen gedacht, die we hadden kunnen gaan zien. Zoo kun je b.v. gemakkelijk te voet even gaan naar Gang Blandongan, waar dat Hollandsche huisje staat, dat nu bidhuisje is geworden. Er is een plaat in het album van De Haan van. |
Rechts: Masjid Tambora.
![]() ![]() Onze Hollandsche tegeltjes, die trouwens eene alleraardigste versiering vormen, werden te Batavia zoo geliefd, dat men zelfs inlandsche graven, ja, wat nog erger is, moskeeën met deze voorstellingen van menschen en dieren ziet getooid, welke vloeken tegen het Koranverbod om levende wezens na te bootsen, een verbod, dat anders zóó streng is nageleefd, dat men nagenoeg nooit een Oud-Hollandsch meubel in eene inlandsche woning ontdekt, waaraan niet de mensch- en dierfiguren, het “beeldwerk”, verminkt zijn. [Oud Batavia II, 67] |
Ga terug en ga rechtsaf de tweede (een brede, betonnen) brug over.
Ga linksaf, langs de rivier.
Ga rechtsaf: Jl Kamenangan VIII en volg deze straat naar links en naar rechts.
Ga rechtsaf: Jl Kemenangan III (Tasebio),
Links: 47 Gereja Katolik Santa Maria de Fatima. Tot 1955 huis van de Kapitein Chinees.
’s Ochtends en ’s avonds open.
Rechts: een voorstelling van de verschijning van Maria aan drie kinderen in Fatima in Portugal.
Kapitein-Chinees![]() Hun opperhoofd, waartoe in elke gemeente een er aanzienlijkste en achtenswaardigste Chinezen door het Gouvernement benoemd wordt, heeft den titel van Kapitein, en oefent een groot gezag over hen uit. De Kapiteins der Chinezen en hunne Luitenants worden gewoonlijk levenslang aangesteld ten zij het Gouvernement hen om een of ander misdrijf mogt afzetten. Wij begaven ons, na dit alles bezigtigd te hebben, naar het Chinesche kamp, waar wij bij den Kapitein dezer natie een kopje thee zouden drinken. De Chinezen zijn over het algemeen zeer wellevend en vriendelijk jegens de Europeanen, en zien het gaarne, dat men spijs en drank bij hen gebruikt. Meer informatieNaast de Majoor-Chinees komen de Kapitein-Chinezen en de Luitenant-Chinezen, tegenwoordig bij voorkeur gekozen uit de bende der vuile-akkoorden-Chinezen. Hoeveel niet-gefailleerde of niet geokkordeerde Chinezen zijn hoofden hunner natie, Regering? En als ik droom van de Chinese kamp en van het geknoei en het gescharrel, daar bedreven door de Chinezen en de Europeanen vice versa, dan rijst voor me op dat magistrale Multatuli-woord; “stik in koffie en verdwijn!” en ben ik geneigd uit te roepen: “stikt jelui daar in Indië in jelui Chinezen en verdwijnt!” Voor die laatsten werd door de Indische Chinezen zelf gezorgd; zij vormden afgescheiden, in aparte wijken wonende gemeenschappen die sinds de zeventiende eeuw onder eigen gezagdragers ressorteerden: de ‘officieren der Chinezen’ (de rangen liepen van luitenant tot majoor); dezen waren jegens het Nederlandse gouvernement, eerst dat van de Compagnie, later dat van het koninkrijk, verantwoordelijk voor doen en laten van de gehele groep. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 112-114] … want zonder Chineezen zou er nooit iets van belang door onze Compagnie op Java zijn verricht. Dat de Regeering dit vanouds volkomen inzag, blijkt uit de bizondere positie, welke zij hun Kapitein inruimde of liever toeliet in te nemen, want van eene regeling zijner bevoegdheden is zeer weinig sprake. [Oud Batavia I, 497-498] Op het groote voorerf van den kapitein-Chinees waren langs de zjjden lange, met atap overdekte gaanderijen van bamboe opgesteld, waar een massa speeltafels, voor de gasten, op kleinen afstand van elkaar stonden, elk verlicht door een eenvoudige staande petroleumlamp. Ieder tafeltje was bezet door een viertal partners. Hierbij behoeven we slechts te denken aan de Chineesche bouworde, met hun doorgebogen nok van steen en tegels: met hun houten console's, die horizontaal groeien uit de stijlen, waar de Westerling een karbeel, hetzij recht, hetzij gekromd, zou aanbrengen. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-12, 7] Bij de bespreking van lichtbeelden van oude Chineesche huizen en tempels was duidelijk merkbaar de liefde [van Berlage] voor de Chineesche Bouwkunst, zooals hij die van nabij had leeren kennen in Nederlandsch-Indië. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-27, 78a] |
Volg de straat naar links.
Ga vlak voor de hoek van de straat linksaf. Een terrein met meerdere Chinese tempels met aan het eind de Klenteng Jin de Yuan – Dewi Wihara Dharma Bhakti – Deze Chinese Hoofd-Tempel is in 2015 door brand ernstig verwoest.
Klenteng![]() Daarna begaven wij ons naar den grooten, aan Koan Im Ho Tjouw gewijden tempel der Chineesche gemeente, gelegen aan Klenteng, achter Pasar Glodok, welke ons als de fraaiste was beschreven. Den hoogopgaanden steenen muur, die slechts aan één der zijden onderbroken wordt door een klein poortje, omgaande, stonden wij weldra voor den hoofdingang van dit heiligdom, een in Chineeschen stijl opgetrokken ruime poort, waarboven eenige Chineesche karakters zijn aangebracht, den aard van het gebouw vermeldende. [Het Indische Leven, 5, 668-670] Meer informatie
Onder de regeering van den gouverneur generaal Camphuys, in 1686, kwam het college van predikanten de regeering weer aan boord met het verzoek om in een land, waar de ‘ware gereformeerde religie’ de godsdienst van staat was, die Baäls-altaren der Chinezen neer te halen. Waarop Zijn Edelheid den eerwaarden broederen den raad gaf om ‘soodanigen minsamen ijver tot inwinning en bekeering van de herten der Heydenen en Mooren aan te wenden, dat den verderen aanwas dier tempels daaruyt van selfs vervallen, en met geen rigueur in dese dangereuse tyden sal behoeven ondernomen te worden’. [Nederlandsch Indië – oud & nieuw-4, 69] [1918] In de Warna Warta bepleit ‘Aladin’ de intrekking der regeeringssubsidiën ten behoeve van den Christelijken godsdienst. Als het der Nederlandsche regeering ernst is, zegt de schrijver, om zoowel den Islam als den Chineeschen godsdienst te eerbiedigen, waarom worden de bidhuizen van de Mohammedanen en de Chineezen dan niet door den staat onderhouden? [De Taak, 2, 135] [1920] Voor bezoldigingen en toelagen van predikanten, Rooms-Katholieke geestelijken, hulppredikers en Inlandsche leeraren bij Inlandsche Christen-gemeenten, bijdragen aan kerkfondsen enz. wordt uitgetrokken f 1.001.860, vorig jaar f 967.560. [De Taak, 3, bijlage, 23] [Uit Idee 1254] ‘t Was voorzeker ’n groote onbillykheid van de Wet, verschil te maken tusschen burgers en burgers, naar de wyze waarop zy meenden God te moeten dienen. De Staat heeft daarmee niets te maken en wel om de eenvoudige reden, dat de gehele godsdienst geen onderwerp van publieke zorg wezen kan. |
Verlaat het terrein aan de rechter zijkant.
Steek de Jl Kemenangan (Petak Sembilan) over (of ga eventueel links ‘even kijken’).
Petak Sembilan![]() Via een klein pasartje komt dit kronkelgangetje uit op Petak Sembilan de weg die met een bocht via Petak Hong Giap en Toa Se Bio weer terugkomt op Toko Tiga en Pantjoran. Dit is de Klentèngbuurt waar vele tempels staan en uitstekende restaurantjes. Het samenstel van deze wegen omsluit de woonbuurt Kalimati, een zeer dicht bevolkt wijkje dat doorkruist wordt door een warnet van steegjes en slopjes, die voor de helft doodlopen. Hij begint met te wijzen op de groote onreinheid van onze pasars, welke voor den vreemdeling zeer interessant zijn, maar voor den hygiënist pijnlijk om aan te zien. [De Locomotief, 22 Juni 1917] Meer informatieIk was wel vaker met de jongens mee geweest om te biljarten in dat gemoedelijke koffiehuis aan Petak Sembilan bij de Chinese tempel. Het was er inderdaad altijd onbetaalbaar gezellig, met veel goed eten van allerlei verkopertjes van de straat, met veel slecht biljarten, met veel brouhaha en veel bravado. Maar wat was dit alles vergeleken bij Rosa in een koel, stil huis? |
... en ga rechtdoor Jl Kemurnian II (Gang Torong).
|
Ga linksaf en daarna rechtsaf: Jl Kemurnian I (Gang Petak Baroe).
Ga rechtsaf: Jl Gajah Mada (Molenvliet West).
Toen de Nederlanders in Indië kwamen was er echter nog geen suikernijverheid en eerst later is de O.I. Compagnie ertoe overgegaan in den omtrek van Batavia eenige suikermolens op te richten, die door Chineezen werden gedreven met verplichting het product aan de Compagnie te leveren. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 1334-1338] |
Rechts: Novotel. Wat naar achteren ligt: Candra Naya.
![]() ![]() [1 April 1922] Zondagavond had in de mooie woning van den Majoor-Chinees van Batavia, den Heer Khouw Kim An, een luisterrijk feest plaats ter gelegenheid van het huwelijk van een zijner zonen met een juffrouw Tan. [Het Indische Leven, 3-33, 649] [Ido – Indië in den goeden ouden tijd I, 32] |
Links: Het gedempte Molenvliet.
![]() [Ten Brink – Oost-Indische dames en heeren I, 8-10] Molenvliet vóór de demping → |