Orgaan der Vereeniging van Bouwkundigen in N.I., 1896-1897 (1ste jaargang)

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 1, 33 

[Yogyakarta 2 – Hoofdpost] 

In het begin van 1899 zal men in Djokja beginnen met de bouw van het nieuwe postkantoor, waarvoor de som van 22000 is uitgetrokken. Het zal verrijzen op de plaats, waar nu de oude gevangenis staat en dus een der mooiste punten van de stad innemen. Volgens de teekening, welke wij in de gelegenheid waren te zien, zal het gebouw die plaats echter niet bijzonder sieren, daar de gevel vrij stijf is en ook de geheele inrichting juist niet op sierlijkheid kan bogen. 't Is jammer, daar voor hetzelfde geld een mooier front te construeeren zou zijn.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 1, 56

[Jakarta 5 – Noordwijk] 

[Uit het verslag der B.O.W. over 1896:]
Bij Gouvts. Besluit van 20 Maart 1896 No 2, werd f 23307,- toegestaan, om op den weg langs Noordwijk te Batavia eene verharding van grint en asphalt aan te brengen.[...] Langdurig walsen is bepaald noodig om goede resultaten te verkrijgen. Het eerste gedeelte, van de brug Cavadino tot aan Gang Petjenongan, is onder den aandrang van het publiek, dat door de stremming der passage veel last ondervond, wel wat spoedig voor het verkeer geopend. De resultaten zijn dan ook minder goed dan op het vak tusschen Gang Petjenongan en het Hotel Wisse, waar langduriger gewalst is. De niet volkomen gewalste weg lijdt niet zoozeer door de wielen der voertuigen, als door de hoeven der paarden, die de grintkorrels lostrappen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 1, 86

[Jakarta 2 – Handelmaatschappij] 

[1898] Dat een tijdelijk verblijf in Europa, nadat men jaren achtereen onder het tropisch zonnetje heeft gewandeld, niet alleen wenschelijk, ja, menigmaal noodzakelijk is en op den goeden gang van het werk niet zonder invloed kan blijven, heeft de Nederlandsche Handel-Maatschappij reeds vele jaren geleden ingezien.
Waren echter de bepalingen, om van dit verlof gebruik te maken tot dusver voor velen te bezwarend, nu daarin eerlang een verandering wordt gebracht, zal menig geëmployeerde zich niet meer laten weerhouden de reis naar patria te aanvaarden. Met 1 Januari a.s. zal men nl. reeds na 8 jaren in dienst der maatschappij werkzaam geweest te zijn, rechten op een verlof naar Europa gedurende negen maanden kunnen doen gelden.
Dit verlof gaat gepaard met behoud van de helft van het laatstgenoten salaris, terwijl de kosten voor de heen- en terugreis van den verlofganger en diens gezin als 1e klasse passagier op een der Nederlandsche stoomschepen geheel ten laste der maatschappij komen.
De bepaling, dat het verlofstractement minstens f 200,- per maand zal bedragen, stelt ook de minder gesalarieerde in de gelegenheid een kouden neus te gaan halen.
Voorwaar mooie bepalingen, die menigen ambtenaar en minder gelukkigen handelsgeëmployeerden zullen doen watertanden.

Ter vergelijking: In die tijd was het salaris van een onderwijzer in de eerste drie jaar f 125,-, daarna 3 jaar f 150,-, de volgende 3 jaar f 300,- en daarna om de drie jaar een verhoging van f 50,-.
Een waterstaatsambtenaar begon met f 150 in de maand gedurende de eerste 7 jaar. Werd hij opzichter dan werd het salaris om de tien jaar met 50 gulden verhoogd. Bij 33 dienstjaren kreeg men een verhoging naar het maximum van 450 gulden.
Tijdens het verlof ontving men de helft van het maandsalaris.
Architecten in dienst van de BOW verdienden f 400 – 500.
[Samenvatting van de samensteller op basis van gegevens uit het Indisch Bouwkundig Tijdschrift -1,32,83 / -2,38]

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 2, 118

[Jakarta 10 – Halte] 

Voor het voltooien van den bouw en de verdere inrichting van de fabriek ter bereiding en verpakking van tjandoe [opium] voor de opiumregie, waarvoor, ongerekend den aanleg van een zijspoor van de halte Pengangsaän naar het emplacement van bedoelde fabriek, oorspronkelijk geraamd was f 278.080, is boven dit bedrag toegestaan de door den chef van den dienst der opiumregie nog noodig geraamde som van f 133.200, zoodat de kosten in Nederlandsch-Indië van den bouw en de inrichting der fabriek in het geheel nader zijn begroot op f 411.280.'

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 3, 253

[Jakarta 6 – Techn. School] 

[1900] De eerste afdeeling A. zal zijn de H.B.S. met 3 jarigen cursus benevens een naast de derde klasse op te richten handelscursus. De twee eerste studiejaren zullen alle leerlingen meemaken, het derde studiejaar zal in tweeën worden gesplitst. In de eene afdeling zullen plaatsnemen zij die de eigenlijke H.B.S. afloopen tot voorbereiding tot betrekkingen bij post en telegrafie enz. en tot verder onderwijs op eventueele speciale vakscholen. In de andere afdeeling der 3 kl. zullen zij plaatsnemen, die bekwaam wenschen gemaakt te worden voor den handel, den administratieve dienst der spoorwegen enz. Voor het 1e schooljaar dezer afdeling wordt gerekend op 40 leerlingen, op den duur zal de toeloop wel zoo sterk zijn, dat de 1e klasse zal moeten worden gesplitst.
Aan de afdeeling B. zullen de eischen tot toelating iets lager gesteld worden dan voor de afd. A. Het te geven onderwijs zal practisch en theoretisch zijn. Tot de practische vakken worden gerekend: smeden, bankwerken, timmeren, bouw- en werktuigkundig teekenen en terreinopneming. Evenals afd. A. zal deze inrichting 3 studiejaren tellen, elk voor zoover het niet-technisch onderwijs het teekenen en de practische oefeningen in de werkplaatsen betreft, één geheel uitmakend, doch overigens in 3 technische cursussen, respectievelijk voor machinisten, bouwkundigen en mijnbouwkundigen. De eerste twee cursussen zullen ontstaan door overneming van de Bataviasche ambachtschool waardoor mag aangenomen worden, dat beide cursussen elk met hun drie leerjaren zullen beginnen. Voor den mijnbouwcursus wordt voorloopig gerekend op het 1e studiejaar. Men mag aannemen, dat de geheele afdeeling B. bij den aanvang 100 leerlingen zal tellen.
Het schoolgeld zal geheven worden naar de draagkracht der ouders van f 5.- tot f 10.- per maand, terwijl voor begaafde min vermogende jongelieden gelegenheid zal bestaan gratis te worden toegelaten en zoo noodig de benoodigde leermiddelen kosteloos te ontvangen.
Wat de lokalen betreft, men zal zooveel mogelijk gebruik maken van de ruimte, die de Bat. Ambachtschool aanbiedt. Voor het teekenonderwijs op de technische cursussen en voor het practisch onderwijs zal men daarmee voorloopig kunnen volstaan, maar voor 't overige onderwijs is die ruimte ten eenemale onvoldoende. Het theoretisch onderwijs en de H.B.S. met 3 j.c. zullen in een afzonderlijk gebouw worden ondergebracht, waarvoor het oog is geslagen op het gebouw tot nog toe bij het mijnwezen in gebruik. [...]
De nieuwe richting te Batavia zal niet alleen voor Europeesche jongelui toegankelijk zijn. Integendeel heeft, ook bij de voorbereiding van deze zaak in Indië, de bedoeling voorgezeten, dat ook Inlanders en vreemde oosterlingen zullen worden toegelaten en dit ligt mede ook in de bedoeling ten opzichte van verdere speciale vakscholen. Het is het streven der Regeering de deelneming van deze zoo veel mogelijk te bevorderen. De noodige veranderingen in de verschillende voorschriften op het Europeesch onderwijs zijn in overleg en er zal op de begrooting van 1902 mee rekening kunnen worden gehouden.
Het minimum der jaarlijksche kosten wordt geraamd op f 84145, het maximum op f 120445. De bedoeling is één directeur aan te stellen over afd. A. en B., zijn bezoldiging zal bedragen f 800 's mds. met 3 vierj. verhoogingen van f 100 'mds. Verder zal het personeel bestaan uit

1 chef der werkplaatsen op
3 leeraren voor pract. ond. op
2 leeraren in bouwkundige en werktuigk. vakken op
5 leeraren op
1 leeraar in 't Duitsch op een toelage van
1 mijningenieur op een toelage van
1 amanuensis op
Voor bedienden en koelies wordt geraamd
Voor schrijf- teekenbehoeften afd. B.
Voor verbruiksartikelen in de werkplaatsen
Voor schoolbehoeften, meubilair enz.
Voor verlichting
Voor toelage aan den secretaris der comm. van toez.
f 350 met 3 vierj. verh. van f 50.- 's mds.
f 250 met 3 vierj. verh. van f 50.- 's mds.
f 550 met 3 vierj. verh. van f 100.- 's mds.
f 450 met 3 vierj. verh. van f 100.- 's mds.
f 400 's jaars.
f 200 's maands.
f 100 's maands.
f 600.-
f 820.-
f 2300.-
f 1350.-
f 375.-
f 300.

 

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 3, 265

[Bogor 1 – Groote Weg] 

[December 1900] Omtrent de drukte van het verkeer langs de wegen op Java zijn in 't algemeen weinig of geen gegevens bekend.
Als gemiddelde van eenige gehouden tellingen op de postwegen en de wegen ter hoofdplaats in Buitenzorg is met betrekking tot de sterkte van het verkeer gevonden voor het aantal trekdieren dat per dag – tusschen 6 uur 's morgens en 6 uur ’s avonds – den weg passeert [...].

Op de Grooten weg ter hoofdplaats
Op een paar andere wegen ter hoofdplaats gemiddeld
Op den postweg naar Soekaboemi en Tjiandjoer nabij de hoofdplaats Buitenzorg
Op den postweg naar Tjiandjoer op 9 paal [13,5 km] afstand van den hoofdplaats
Op den postweg naar Soekaboemi op 10 paal [15 km] afstand van de hoofdplaats
Op den postweg naar Batavia nabij de hoofdplaats Buitenzorg
Op den postweg naar Batavia op 11 paal [16,5 km] afstand van de hoofdplaats

6280 trekdieren
2714 trekdieren
  853 trekdieren
  137 trekdieren
  221 trekdieren
  440 trekdieren
  218 trekdieren

Ter vergelijking van deze cijfers met wat men voor andere landen opgegeven vindt, zij vermeld dat het aantal trekdieren per dag in de straten van Parijs gemiddeld bedraagt 4922 en dat dit aantal voor de groote wegen buiten de steden in Frankrijk gemiddeld 240 bedraagt.

In Duitschland rekent men dat een verkeer van 150 tot 400 trekdieren per dag alleen voorkomt in streken met eene sterk ontwikkelde industrie en dat een aantal van 400 tot 3000 trekdieren alleen in de onmiddellijke nabijheid van groote steden is te verwachten.[...]
Het blijkt derhalve dat de in Buitenzorg gevonden cijfers naar het aantal trekdieren per dag op een druk verkeer langs de wegen wijzen.
De zwaarte der lasten is hier echter veel geringer dan in Europa, in de eerste plaats omdat de paarden, die in Buitenzorg de hoofdmassa der trekdieren uitmaken, hier veel lichter en minder sterk zijn.
Asbelastingen van 1500 tot 3000 KG. zijn in Europa voor vrachtwagens het meest gebruikelijk.
De hier voor goederentransport algemeen gebruikelijke paardenkarren hebben gewoonlijk geen grotere asbelasting dan 800 en zelden van meer dan 1000 KG.
De buffel- en ossenkarren, die wel de zwaarste hier gebruikelijke vrachtvoertuigen zijn, worden gewoonlijk niet zwaarder beladen dan tot eene asbelasting van 1200 KG. en slechts zelden tot meer dan 2000 KG.'

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 3, 271

[Semarang 1 – Technische School] 

[1900] Voorlopig verslag – Indische Begrooting.
Wel wordt in de behoefte aan zoodanig onderwijs thans eenigermate voorzien door de gouvernements-burgeravondschool te Soerabaya en de particuliere ambachtscholen te Batavia en te Semarang, maar deze scholen bepalen zich in hoofdzaak tot het vormen van bouwopzichters en machinisten, terwijl de gelegenheid tot opleiding voor verschillende andere vakken ten eenemale ontbreekt. De particuliere scholen schieten dus te kort in het voldoen aan de bestaande behoefte.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 3, bijvoegsel juli, 8 

[Surabaya 1 – Gereja Katolik] 
[Surabaya 1 – R.K. kerk] 

[De 'Vereeniging van Bouwkundigen in N.I.' is gesticht in juni 1898. Haar 3de algemene vergadering hield zij in 1900 in Surabaya. Op de tweede dag werd een excursie georganiseerd.]
Des ’s morgens ten 8 ure vereenigden zich de heeren […] tot het bezichtigen van het in aanbouw zijnde R.K. Kerkgebouw, een voor Indië niet alledaagsch bouwwerk. De bouwmeester de heer Westmaas, was zoo vriendelijk het gebouw in nagenoeg al zijn onderdelen te doen bezichtigen, hetgeen natuurlijk den heeren zeer aangenaam was en waarvoor genoemden Architect bij die gelegenheid dan ook den welgemeenden dank werd betuigd van alle aanwezige leden der V.v.B.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 4, 179-181

[Malang – Fröbelschool]

[1901] Van de Vrije Maçonieke Vereeniging te Malang ging het denkbeeld uit om ter genoemde plaatse eene Fröbelschool te openen die, aan de meest mogelijke eischen voldoende, niet alleen voor betalende leerlingen zou dienen, doch tevens der kinderen van min- en onvermogenden gelegenheid zou schenken, Fröbelonderricht, aansluitende bij het onderwijs der Gouvernements lagere scholen, te ontvangen.
Door een paar leden der voornoemde Vereeniging werd met eenige dames en heeren van Malang een voorloopig Bestuur gevormd dat den 29sten Januari 1900 zijn eerste vergadering hield.
Ingevolge de besluiten dezer vergadering werden aan de ingezeten van Malang en omstreken inteekenlijsten gezonden, ter verkrijging zoowel van de noodige fondsen voor de oprichting, als van genoegzame bijdragen om de school in stand te houden.
Het rondzenden dezer lijsten werd met succes bekroond, zoodat met het hiermede verkregene en met de opbrengst eener voor het zelfde doel gehouden loterij van vrijwillig gegeven dameshandwerken, alsmede met eene door de Vrije Maçonnieke Vereeniging gegeven belangrijke gift, de voorbereidende maatregelen voor de oprichting der Fröbelschool konden genomen worden.
Den 16den Juni 1900 werd in eene voor dit doel belegde Algemeene Vergadering de Vereeniging 'Malangsche Fröbelschool' geconstitueerd en werd den 1sten Juli door haar eene Fröbelschool geopend. Daaraan werd eene in Nederland gediplomeerde en aldaar bij het Fröbelonderwijs werkzaam geweest zijnde dame als Hoofd der school verbonden.. Als schoolgebouw was een aan de Aloon-aloon gelegen woonhuis ingehuurd.
Al spoedig na de opening der school bleek dat zij in eene werkelijk bestaande behoefte voorzag. Het aantal leerlingen toch dat bij den aanvang ongeveer twintig bedroeg, was na betrekkelijk korten tijd reeds verdubbeld en bedroeg na verloop van een jaar reeds bij de 60.
Deze onverwachte snelle toename van het aantal leerlingen was oorzaak dat het als schoolgebouw gebruikte woonhuis te klein voor het doel werd en daarom naar andere gelegenheid moest worden omgezien. Een groter woonhuis huren was wegens den hoogen huurprijs der huizen te Malang en met het oog op de beschikbare fondsen niet wel mogelijk. Het Bestuur der Fröbelschool besloot mitsdien, na vooraf verzekerd te zijn geworden de gelden daarvoor tegen billijke rente te kunnen verkrijgen en nadat op daartoe gedane aanvrage de Regeering genegen werd bevonden tegen geringe vergoeding een stuk terrein voor dat doel af te staan, in eene speciaal daarvoor te houden Algemeene Vergadering een voorstel te doen tot het bouwen van een naar de eischen ingerichte school.
Het voorstel werd in die Algemeene Vergadering aangenomen, terwijl daar tevens een door ondergeteekende, in overleg met de Directrice der Fröbelschool en een in schoolzaken deskundige opgemaakt plan werd goedgekeurd. Voor de uitvoering van het bouwwerk werd ter Algemeene Vergadering door ondergeteekende belangeloos zijn hulp toegezegd.
Door de Regeering werd van het te groote erf der tegenwoordige meisjesschool een stuk afgestaan van 17 Meter breedte en 45 Meter diepte.
Het erf der Fröbelschool wordt dus begrensd: ten Noorden door het erf der meisjesschool, ten zuiden door het erf van den boekdrukker Jahn, ten Westen door de straat van de Aloo-aloon naar wijk Kasin, ten Oosten door het hotel Jansen. Dit ter informatie van oud-Malangers.
Het gebouw is ontworpen voor het geven van fröbelonderwijs aan 72 kinderen.
Aangezien het voor het fröbelonderwijs gewenscht is de leerlingen in 3 à 4 klassen van elk hoogstens 24 kinderen te verdeelen, zoo werden 3 lokalen ontworpen, elk voor een maximum van 24 kinderen. Een vierde lokaal kan echter bij eventueel later noodig blijkende uitbreiding der school daaraan op weinig kostbare wijze worden bijgebouwd.
De afmetingen van de lokalen zijn geregeld naar de plaatsing van drie rijen schoolbanken, elke rij van vier banken, elke bank voor 2 kinderen.
De drie lokalen zijn even groot. Elk lokaal meet binnenwerks 5.5 x 5.5 M. en heeft dus eene oppervlakte van ruim 30 M², gevende per kind 1.25 M². In de Gouvernements lagere scholen vinden 40 leerlingen plaats in een vertrek van 6.5 x 7 M., zijnde eene oppervlakte van 45.5 M², of per kind 1.14 M².
Het verst van den werkmuur gezeten kind is hoogstens 5 M. van dien muur verwijderd.
Het licht valt aan de linkerzijde der kinderen in. Luchtverversching kan worden verkregen door het oopenen van tuimelramen, aangebracht in den muur tegenover de lichtzijde.
De leervertrekken hebben hun blinde muren naar het Oosten en het Westen.
Door het aanbrengen van glasdeuren tusschen de lokalen onderling kan het Hoofd der School een direct toezicht uitoefenen over de drie klassen.
In het dak boven de voorgalerij werden vallichten aangebracht, waardoor het invallen van valsch licht, zoals dat bij de meeste Gouvernementsscholen plaats vindt, wordt opgeheven en een meer gelijkmatige en betere verlichting der lokalen wordt verkregen.
Bij de schoollokalen is ontworpen eene ontvang of wachtkamer, tevens dienstbaar voor het houden van bestuurs-vergaderingen.
Voorts werden ontworpen in aansluiting met de schoollokalen en met deze door overdekte galerijen verbonden, een kindertoiletkamer en een kamer voor berging van het speelgoed.
Met het oog op eventueele bijbouwing van nog een schoollokaal zijn, ter verkrijging van een uitgang van dit lokaal naar de galerijen de zooeven genoemde kamertjes iets achteruit gebouwd.
Achter het eigenlijke schoolgebouw werd de speelloods ontworpen. Een gedeelte dezer loods wordt speelkamer genoemd.
Dit gedeelte is van een steenen vloer voorzien en om afleiding van de aandacht der kinderen tegen te gaan, met een 2.50 M. hoog bamboevlechtwerk omwand, met uitsparing daarin van de deur- en raamopeningen. De bamboeomwanding werd geteerd en gezand en daarna gewit.
Deze speelkamer dient meer speciaal voor de door de kinderen te houden loop- en ringoefeningen.
Het overige gedeelte der loods heeft een zandvloer en is niet omwand. Hier is de plaats waar de kinderen spelen met kruiwagens, schoppen, enz.
Alhoewel de afmetingen van speelkamer en open speelloods voldoende groot zijn te achten, aangezien de klassen gewoonlijk slechts om de beurt van deze ruimte gebruik maken, zoo zou het toch wenschelijk zijn de oppervlakte eenige vierkante meters meer te doen bedragen.
Hier liet de ruimte van het beschikbare terrein niet toe eene grootere oppervlakte dan de ontworpene voor de loods te gebruiken.
De speelloods is met de schoollokalen verbonden door een overdekte toegang.
Inclusief eene flinke ophooging om het geheele gebouw, van fijne padasgrond, vorderde de bouw van deze fröbelschool, in eigen beheer uitgevoerd, een bedrag van rond f 5200.--.
Malang 20 September 1901.
A du Bois.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 5, 102

[Surabaya 3 – Brantas] 

[Samenvatting.] De Brantas splitst zich bij Mojokerto in de, naar het noordoosten stromende, Surabaya-arm en de, pal oost stromende, Porong-arm. Sinds 1898 wordt d.m.v. sluizen het water zo verdeeld, dat het grootste gedeelte via de Porrong-arm gaat.
De stuwen die tussen 1895-'99 bij Gunungsari en Gubeng zijn geplaatst, regelen de waterstand en de watersnelheid in de Kali Surabaya. Daarmede worden diverse zaken geregeld, zoals het grondwaterpeil, de afvoer van afvalwater en rioolwater, het doorspoelen van de rivier, de bezinking van slib in de opgestuwde riviervakken boven Gunungsari en Gubeng e.d.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 5, 143

[Semarang 2 – Burgerschool] 

[Juli 1902] Machtiging is verleend om in daghuur bijbouwingen en herstellingen te doen aan de hoogere burgerschool ter hoofdplaats Semarang, zijnde de kosten geraamd op f 36,600.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 5, 177

[Semarang 3 – Havens] 

[1902] Machtiging is verleend om in daghuur herstellingen en vernieuwingen te doen aan den baggermolen Oengaran, behoorende tot het baggermaterieel te Semarang, zijnde de kosten geraamd op f 7332.-
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-7, 68
De Locomotief 1904: ...de bekende lijdensgeschiedenis van de Semarangsche haven. Spreker schetste duidelijk de nadeelen welke de handel schier dagelijks, doch vooral in den westmoesson wanneer niet voldoende gebaggerd kan worden, ondervindt van de onvoldoende diepte in de rivier voor de opslaglokalen [...] en in het Havenkanaal van af de schutsluis tot de havenhoofden.
Gevolg van al deze bezwaren is dat de prauwen welke moeten lossen, niet coulant genoeg bediend kunnen worden, zoodat de goederen te lang daarin blijven opgeslagen.
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-13, 68
Soerabaiasch Handelsblad 18 Maart 1910: De regeering heeft onlangs een bedrag van circa f 50.000 ter beschikking gesteld voor de onteigening van de rechten, welke inlanders en Chineezen uitoefenden op vischvijvers en dessa’s, gelegen op het terrein, bestemd voor de aanleg van de nieuwe prauwenhaven en de eventueele toekomstige uitbreiding van die haven. Dezer dagen zijn aan de betrokkenen de hun toekomende sommen uitbetaald, zodat het terrein thans vrij is.
Intusschen is, naar de Loc. meldt, er nog geen spade in den grond gestoken. En wel om de volgende reden: Het Ministerie van Koloniën is in onderhandeling mat particuliere aannemersfirma’s in Nederland. Hoogstwaarschijnlijk zal dus de aanleg van de nieuwe haven in zijn geheel aan particuliere ondernemers worden uitbesteed. Wij vernemen dat daardoor de begrootingssom allicht kan worden overschreden, doch dat daar tegenover staat eene belangrijke bespoediging van het werk. Particuliere aannemersfirma’s als de hier bedoelde beschikken over een grooten voorraad materieel, speciaal voor grondverzet etc. geschikt, ’t geen bij uitvoering van het werk door het gouvernement, nog eerst zou moeten worden aangeschaft. Indertijd is duur van den aanleg geraamd op vier jaar; de particuliere aannemers hebben slechts 2½ jaar noodig. De vertraging van ’t oogenblik zal dus kunnen worden opgewogen door de snellere afwerking.
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-13, 128
Men herinnert zich dat herhaaldelijk de aanleg van havenwerken hier te lande door uitnemend toegeruste maatschappijen, zooals de East Asiatic Dredging Cy, ter sprake is gekomen. Te Soerabaja zal deze onderneming aan ’t werk gaan en nu lees ik in de Locomotief dat de aanleg van de nieuwe haven aldaar (Semarang) is opgedragen aan de heeren Ten Bokkel Huinink, Korthals Altes en Van Thiel de Vries, directeuren der East Asiatic Dredging Company.
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-16, 86
[1913] De 1200 meter lange kademuur werd gevormd door 35 caissons.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 5, 281 / - 6, 21

[Semarang 2 – Hoofdpost- en Telegraafkantoor] 

[1902] Het Bat Nbld. [Bataviaasch Nieuwsblad]: Volgens de Loc. zijn de projecten van het nieuw te bouwen post- en telegraafkantoor op den aloon aloon te Semarang, welke destijds aan den directeur der Burgerlijke Openbare Werken ter goedkeuring werden aangeboden, nu bij den Waterstaat zijn terug ontvangen, teneinde daarin eenige kleine wijzigingen te maken, die door den hoofdinspecteur van den post- en telegraafdienst noodzakelijk worden geacht. De opmaker van het plan, de hoofdingenieur Legerstee, zou van de Regeering een tevredenheidsbetuiging hebben gekregen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 6, 87

[Semarang 2 – Hoofdpost- en Telegraafkantoor] 

[April 1903] Machtiging is verleend tot bouw van een nieuw post- en telegraafkantoor ter hoofdplaats Semarang, zijnde de kosten geraamd op f 65243.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 6, 111

[Jakarta 10 – Opium] 

Mei 1903; machtiging is verleend om in daghuur ver-en bijbouwingen en herstellingen te verrichten aan de fabriek der Opiumregie te Salemba, afdeeling Meester-Cornelis (Batavia), zijnde de gezamenlijke kosten geraamd op f 18413.'

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 6, 154

[Semarang 2 – Hoofdpost- en Telegraafkantoor] 

De Locomotief Juni 1903: Het frontaanzicht maakt, volgens de teekening, een aangenamen indruk. Aan weerszijden van de drie reeds genoemde monumentale deuren geven drie vensters uitzicht op den bodjongschen weg, alles bekroond door fraai, flink, breed lijstwerk met in het midden een frontispice en de wijzerplaat van de klok in het midden daarvan en daaronder met ruisachtige letters: Post- en Telegraafkantoor. Het gebouw zal veel bijdragen tot de verfraaiing van onze stad.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 6, 155

[Jakarta 6 – K.W.S.] 

Bat. Nwblad Juni 1903: In de Preangerbode wordt gepleit voor de plaatsing van de Koningin Wilhelminaschool te Bandoeng. De Regeering overweegt, zooals onze lezers weten, het plan ergens één groot gebouw voor een technicum neer te zetten en het blad meent dat Bandoeng daarvoor de aangewezen plaats is, met haar gezond klimaat. De opkomende stad, het centraalpunt van Java, zooals Bandoeng genoemd wordt, eigent zich verder, voor die plaatsing door de aanwezigheid van de werkplaatsen der staatsspoorwegen en ondernemingen in de buurt, waar met machines van de nieuwste constructie wordt gewerkt en voor de leerlingen van het technicum veel kunnen leeren.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 6, 260

[Jakarta 6 – Nijverheidsonderwijs] 

[October 1903] De bijbouwing aan de Timmerloods der Koningin Wilhelmina School zal, naar wij vernemen, grootendeels door de leerlingen zelf worden uitgevoerd. Aan dergelijk practische oefeningen zullen die leerlingen, zoo komt het ons voor, heel wat meer hebben dan aan het maken van miniatuurlasschen en dergelijk knutselwerk. Een bekwaam en ervaren Waterstaats-ambtenaar, de heer Koot, aan wien ook het toezicht op den bouw der school voor den ambachtscursus, naast de militaire en civiele gevangenis, is opgedragen, wordt met het toezicht over den bouw belast. Van dezen ambtenaar die de eigenschap bezit goed met allerlei menschen om te kunnen gaan, zullen de jongelieden heel wat technische lessen en practische wenken kunnen ontvangen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 6, 274

[Surabaya 2 – Simpang Club] 

November 1903 schreef het bestuur van de Simpangsche Sociëteit een prijsvraag uit voor een ontwerp Sociëteitsgebouw. Daarbij werd o.a. vermeld: “Alle gebouwen tot de Sociëteit behoorende zijn de volgende: A. Hoofdgebouw. B. Feestzaal. Alleen op deze beide inrichtingen heeft de prijsvraag betrekking. Waarschijnlijk is het echter niet ongedienstig, den ontwerper een indruk te geven van wat er alzoo op het bouwterrein moet tot stand komen en wordt daarom medegedeeld, dat buitendien zullen moeten verrijzen: C. Machinegebouw. D. Muziektent. E. Gepleisterde vloer voor Skating Rink. F. Keuken en provisiekamer. G. Kasteleinswoning. H. Kegelbaan. [...]
Het eigenlijke sociëteitsgebouw moet bevatten:
a. ruimten voor 6 Engelsche biljarten van 3.80 x 2.00 M. en 4 carambole-biljarten van 2.609 x 1.47 M., verdeeld over minstens drie lokalen. De afstand tusschen de biljarten onderling en den muur moet minstens 2 M. bedragen.
b. een voorgalerij van ± 80 M²;
c. een conversatiezaal van ± 70 M²;
d. een speelzaal van ± 50 M²;
d'. een leeszaal van ± 72 M²;
e. een buffet waarachter servies, gevende gelegenheid tot bedienen aan drie zijden, van ± 80 M²;
f. een restauratiezaal van ± 50 M² met daaraan aansluitende galerij van ± 100 M².
g. een directiekamer van ± 25 M².
Het aanbrengen van een rondloopende galerij van 2 M. breedte verdient aanbeveling en deze mag niet ontbreken aan de tuinzijde. [...]
Art. 5. Achter het eigenlijke sociëteitsgebouw moet opgericht worden een feestzaal in pendoppotrant, d.w.z. vormende een rechthoekige, aan alle zijden open overdekte ruimte waarvan het middengedeelte van een dansvloer moet zijn voorzien, en daaromheen een rondgaande galerij.
De dansvloer moet minstens beslaan een ruimte van 300 M² en de rondgaande galerij breed zijn 3 tot 3½ M.
De feestzaal moet geheel afgescheiden zijn van het sociëteitsgebouw, doch van daar uit en ook per rijtuig regenvrij zijn te bereiken. [...]
Art. 14. Voor de ter bekroning waardig gekeurde ontwerpen worden uitgeloofd als:
eerste prijs f 700.-
tweede prijs f 350.-
derde prijs f 150.-.”
[Bovendien is te lezen wat het dagloon is van de verschillende arbeiders.] “Een koelie: 40 cent, een mandoer: f 1.-, een metselaar: f 1.-, een metselaarsbaas: f 1.75, een timmerman: f 1.-, een timmermansbaas f 2.-, een smid f 1.-, een smidsbaas f 2.-, een verver f 1.-, een verversbaas f 1.75, een steenhouwer f 1.20, een steenhouwersbaas f 2.-.”
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-8,13 – Soerab. Handelsblad: 3 Van de 46 inzenders kregen in december 1904 elk 400 gulden tegen afstand van hun projekt.
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-10, 67,153 – Het gebouw werd in 1906 gebouwd door architect Westmaas.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 7, 100

[Semarang 2 – Hoofdpost- en Telegraafkantoor] 

[Mei 1904] Uit Semarang wordt van het Bat. Nbld. onder meer het volgende geschreven:
Het nieuwe postkantoor dat al in het begin der volgende maand voor den dienst in gebruik genomen zal worden, is een waar sieraad onzer stad geworden. Wel verzinkt het als het ware in het niet naast het reusachtige residentie-kantoor, het z.g. stadhuis, maar daar staat tegenover, dat het dit logge gevaarte verre overtreft in sierlijken bouwtrant en aantrekkelijke lijnvormen. Als er een aanmerking gemaakt moest worden, zou deze alleen de electrische klok in den voorgevel kunnen betreffen; dit uurwerk toch, dat door een employé der bataviasche firma van Arcken gerepasseerd en op gang gebracht wordt, houdt er een wijzerplaat op na, die misschien geen al te slecht figuur zou maken op een dorps-kerktoren, maar die door zijn pre-historische afwerking, bepaald vloekt met het overigens zoo vriendelijke en moderne voorkomen van het heele gebouw. Enfin zoo iets is nogal tamelijk gemakkelijk te verhelpen! Hoe het ook zij, zoo’n wijzerplaat is in ieder geval slechts een zeer ondergeschikte bijzaak. Het voornaamste is dat we nu dan toch eindelijk eens voorgoed afscheid zullen kunnen nemen van het gebouw dat hier tot nog toe den naam van postkantoor droeg, zonder evenwel met zoo’n inrichting veel méér dan den naam gemeen te hebben. Er bestond zelfs niet eens gelegenheid voor het publiek om even een briefkaart te schrijven of een handteekening te zetten! In het nieuwe gebouw gaan we nu evenwel een ongekende weelde tegemoet! Als ons nu de broodkruimels maar niet gaan beginnen te steken! Vaart dus het publiek er wèl bij, ook van den aannemer kan hetzelfde gezegd worden, omdat hij het gebouw lang voor den vastgestelden termijn gereed heeft weten te krijgen, heeft de resident n.l. het voorstel gedaan aan de Regeering, om hem een gratificatie van f 5000 toe te kennen. Dat noem ik nog eens een buitenkansje!

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 7, 182

[Bandung 2 – Schaken] 

[1904] Op het verzoek van H. Biezeveld civiel ingenieur en P.A.J. Moojen, architect, te Bandoeng om den bouw van de etablissementen voor de bereiding van gouvernementskoffie; een assistent residentswoning te Soemedang een openbare lagere school te Bandoeng en dergelijke rijkswerken in het openbaar, dan wel ondershands te doen aanbesteden is te kennen gegeven dat het voornemen bestaat om den bouw van de beide eerste inrichtingen in het openbaar aan te besteden en dat die in het algemeen zal geschieden met werken waarvoor dat wenschelijk wordt geacht.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 7, 182

[Bogor 2 – Landbouw] 

[1904] Machtiging is verleend om het hoofdgebouw voor het departement van landbouw te Buitenzorg te bouwen, zijnde de kosten geraamd op f 18852.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 7, 195

[Jakarta 11 – Verbindingsweg] 

In 1904 werd gemeld dat 'Machtiging is verleend tot de uitvoering van de volgende werken: [...]
Het maken van een nieuwen verbindingsweg tusschen de buurten Tjikini en Kramat-Salemba afdeeling Meester-Cornelis (Batavia), waarvan de kosten zijn geraamd op f 30960.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 8, 4

[Bogor 1 – Roomsch Katholieke Kerk] 

8 november 1904, 'Nieuws van den dag voor Nederlandsch Indie:':
Te Buitenzorg wordt eene R.K. Kerk gebouwd, ontworpen door den Architect Hulswit, die ook hier de Kathedraal bouwde. [...] Hij is een van de weinige mannen in Indië die bouwen kunnen, d.w.z. die begrip heeft van architectuur: van de schoonheid, zetelend in samenvoegingen van steen en hout. Ook de Waterstaat bouwt in Indië; de Waterstaat telt zelfs architecten, maar deze beoefenen voor het merendeel de beroemde Indische Hondenhokken-renaissance. Er rust schijnbaar een fatum op alles wat de Waterstaat maakt; wat dit nijvere departement ook bouwt, het lijkt altijd op een pakhuis of een loods.
De Waterstaat bouwt dan ook naar voorgeschreven modellen. Voor een koffie-pakhuis wordt model 43a van de plank gehaald; voor eene controleurs-woning raadpleegt men model 67. Als het klaar is wordt het gewrocht met grijze verf bestreken – 'parelgrijs' noemen ze dat hier. Heel Indië, van Atjeh tot de Molukken, is met 'parelgrijs' geschilderd. Goddank, dat er een B.V. is, daardoor is ten minste de brug bij Antjol g r o e n!
Intusschen is ook op bouwkundig gebied een nieuw streven bemerkbaar, men heeft afgedaan met die lammenadige uitspraken: 'Het is in Indië: niet beter te krijgen', en 'We moeten bedenken dat we tusschen de Keerkringen wonen', frazen die doodend zijn voor alle streven naar iets beters. [...]
Maar we waren bij de Bouwkunst en de nieuwe richting die daarin zwak en aarzelend nog, is te bespeuren. De heer Hulswit is een der ijverigste in deze propaganda. [...]
In den gevel van zijne nieuwe Kerk te Buitenzorg mochten geene groote lichtopeningen zijn, met het oog op het daarachter te plaatsen orgel. In het midden van den gevel nu komt eene venstervormige nis, waarin het beeld der Madonna. Aan weerszijden daarvan heeft de architect twee lange smalle 'blinde' vensters geconstrueerd, breed ongeveer 1 Meter en hoog circa 5 1/2 meter.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 8, 42

[Bandung 1B – Lagere School]

[1905] Machtiging verleend tot de uitvoering van de ondervolgende werken: [...]
Bouw van een inlandsche school der eerste klasse voor 210 leerlingen te Bandoeng, kosten geraamd op f 6427.
Bouw van een inlandsche school der tweede klasse voor 210 leerlingen te Bandoeng, kosten geraamd op f 6001.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 8, 94

[Jakarta 6 – K.W.S.] 

[1905] Van de 22 candidaten voor opzichter B.O.W. zijn er slechts zeven geslaagd. Voorwaar een slecht resultaat. Onder de afgewezenen waren er die reeds het eindexamen K.W.S. hadden afgelegd.
In 1906 zullen slechts jongelui in 't bezit van het einddiploma K.W.S. dan wel Soerab. avondschool tot 't opzichters examen worden toegelaten.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 8, 110

[Jakarta 6 – K.W.S.] 

[1905] De jongelui die deelnemen aan het Opzichters-examen zijn in hoofdzaak oud-leerlingen der Wilhelmina-school te Batavia of van de Burger-avondschool te Soerabaja en ambachtscholen te Soerabaja of Semarang.
De KWS heeft eigen practijk, de BAS doet practijk bij de gouvernementsinstelllingen en op de ambachtschool.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 8, 173

[Yogyakarta 3 – Toegoe] 

[Uit een informatie voor BOW-ambtenaren:]
In 1905 had Jogya 3 hotels te weten: Het hotel 'Toegoe', beheerd door den heer L. van Blommenstein. Het hotel 'Mataram' beheerd door de eigenaresse Mevr. de Wed. J. Blaauw, geb. Smit en het hotel 'Centrum", beheerd door de eigenaresse Mej. L. David.
De twee eerste hotels liggen nabij het station der S.S. te Toegoe; het laatste meer in het centrum van de plaats.
De kosten bedragen als bijna overal f 5.- daags per persoon en f 90.-, f 100.- tot f 120.- 's maands voor internaat. Met families worden ook wel transacties aangegaan.
Alle drie hotels stationneeren aan het station Toegoe, bij aankomst van treinen, huurwagens, doch er bevinden zich aan beide stations dezer plaats steeds voldoende huurwagens (andongs), kostende f 0.75 per uur en f 0.25 per rit. Welk hotel het beste is, is moeilijk te bepalen en loopen de meeningen daaromtrent uiteen.
Huurhuizen zijn er zeer moeilijk te bekomen en zijn doorloopend duur en slecht. De meest primitieve of minst goede staan natuurlijk nog al eens ledig. De huurprijzen varieeren tusschen f 30.- en f 100.- 's maands.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 9, 22-23

[Malang – R.k. kerk]

[1906] Den 7en Januari j.l. had de plechtige inwijding plaats van de nieuwe R.K. Kerk te Malang, waardoor de R.K. gemeente aldaar in het bezit gekomen is van een harer waardig Kerkgebouw.
De plechtigheid der inwijding zelve kan, als van minder belang voor een vakblad, hier buiten beschouwing blijven en is bovendien reeds voldoende in de dagbladen besproken.
We bepalen ons daarom uitsluitend tot een korte beschrijving van het gebouw als "bouwwerk".
De kerk is gebouwd in Gotischen stijl, naar het ontwerp van den, op gebied van Kerkenbouw, zoo gunstig bekenden architect M. Hulswit te Batavia, en het werk werd uitgevoerd door den heer C. Vis, industrieel te Malang, die minste inschrijver was bij den 28en Maart 1905 gehouden aanbesteding.
[...] Links van den ingang bevindt zich het trapportaal, waarin een trap voerende naar orgel- en zangkoor; rechts van het orgelkoor een kamer tot bewaring van muziek.
Rechts van den ingang de doopkapel.
In den linker zijgevel zijn twee biechtkamers uitgebouwd; aan de linker zijde van het priesterkoor een sacristy voor priesters, rechts voor misdienaars. [...]
De vloeren bestaan uit een 10 c.M. dikke laag stampbeton, voorlopig bepleisterd met portland cement specie, welke pleisterlaag later, als de middelen daarvoor beschikbaar zijn, vervangen zal worden door een vloer van gekleurde tegels.
Het dak is gedekt met pannen, alleen de daken van sacristyen en biechtkamers met in leivorm gesneden gegalvaniseerd ijzeren platen en de dakvensters met z.g. fibro cement leiën.
De kap is gemaakt van dubbel ijzer, nok en gordingen hout; de schenkels omtimmerd, de diagonaal gewelfribben van hout, samenkomende in een houten ring, waarin een ventilatie-rooster.
De gewelven zijn nagebootst plafondijzer, een imitatie die wel protest heeft uitgelokt, doch erkend moet worden dat, alweer in verband met de beschikbare middelen, hier een vrij bevredigende oplossing gevonden is; ons viel het effect zeer mee en waarom ook niet, zijn er in Europa niet cathedralen met gewelven van hout, ja zelfs van papier maché?
De vierkante muurpilasters hadden we gaarne vervangen gezien door aaneengesloten ronde kolommetjes, ieder een eigen functie vervullend.
De ontwerper zal het zeker met ons eens zijn dat hieraan geen financieele bezwaren verbonden waren.
Om het geheele gebouw is onder de ramen een z.g. kettinganker in de muren gelegd met schieters in elk contrefort, alles van 1¼" rondijzer.
Een rondgaande verbinding, doch van T-ijzer, is ook aan de rechtstanden van de ijzeren kapspanten in de muren aangebracht.
De ramen, geheel van hout gemaakt, zijn beglaasd met z.g. cathedraalglas, in lood gevat, geleverd door de firma F. Nicolas en Zonen te Roermond.
Zooals reeds boven gezegd werd het werk uitbesteed op den 28en Maart 1905. Aangevangen werd er mede op den 30 Maart. Volgens bestek moest het geheel gereed opgeleverd worden 24 december 1905.
Reeds 31 October had die oplevering kunnen plaats hebben, doch het glas, dat door de directie zoude geleverd worden, liet op zich wachten; dat kwam eerst den 15en December in bezit van den aannemer.
Het inzetten van dat glas en het daarna nog één keer overschilderen der houtwerken kwam den 28en December 1905 gereed en werd dus op dien datum het werk gereed opgeleverd.
Om het erf van de kerk, langs den grooten weg, zal later een ijzeren hek geplaatst worden, waarvoor nu reeds voetmuur en kolommen gemetseld zijn.
De levering en plaatsing van dat hek is echter niet in de aanneming begrepen; ook niet in het daarvoor nu reeds uitgevoerde metselwerk.
Het maken en leveren van meubilair, wat zich voorloopig bepaald heeft tot banken en altaar, komt ook niet voor rekening van den aannemer, evenmin de installatie voor verlichting met aërogeen gas.
De kerkbanken werden echter toch grootendeels door den aannemer geleverd, het altaar door den heer Molijn te Soerabaia en de gasverlichtings-installatie door den heer Pareira te Malang, doch door den aannemer aangelegd.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 9, 74

[Semarang 2 – Hoofdbureau] 

[1906, De Locomotief schrijft:] Enige weken geleden deed ik onder geleide van de heer Hinse eene wandeling door de ruimten van het nog onvoltooide nieuwe hoofdgebouw der Ned.- Indische Spoorwegmaatschappij, een interessant stuk werk waardoor Semarang in 't bezit zal komen van het fraaiste gebouw van heel Java. [...] En toch wordt daar een mooi stuk werk verricht door ... Inlanders.
Door Inlanders! Want al de werklieden, metselaars, ververs, steenhouwers, timmerlieden, zijn Javanen. Dit was 't wat ons, bij allen eerbied voor 't architectonisch schoone dat de heer Hinse ons toonde, 't meest frappeerde. Die accuraat behouwen Europeesche bergsteen, die zuiver bemetselde gewelven, die keurig afgewerkte deuren en raamkozijnen – waaraan niets ontbreken mag daar het houtwerk ongeverfd blijft en zijn eigen deftigen djati-tint behoudt – dat alles kwam onder de handen vandaan van dien Inlandschen prutser die, zoo heet 't, nimmer een degelijk ambachtsman kan worden. Maar de heer Hinse verzekerde dat hij den Javaanschen timmerman niet achterstelt bij den Chineeschen, behoudens den ijver en de volharding van den laatsten en de kinderachtige gemakzucht van den eersten. De Javaansche ambachtsman moet aanhoudend worden aangespoord; hij kan zonder scherp toezicht niet regelmatig aan den gang blijven en 't is hem een behoefte, geprezen te worden nu en dan. Maar de Chinees kan geen bouwkundige teekening op kleine schaal 'lezen'; en dit kan de Javaansche ambachtsman wél!
Alvorens het loon te bepalen draagt de heer Hinse den werkman een proefstuk op. Naar zijn oordeel behoeven verscheidene van die proefstukken niet onder te doen voor werk van goed onderlegde Hollandsche ambachtslieden. Hij liet ons een Javaansche 'lasch' zien, de methode die de Javaan toepast om twee balken samen te voegen tot één; bij het vervaardigen van zulk eene lasch – die de oorsprong schijnt te zijn van de rosetversieringen aan de binten van een Inlandschen pendoppo – komt 't aan op gaaf en zuiver werk; de lasch moet sluiten als een bus; het proefstuk was onberispelijk, volmaakt afgeleverd, en in weinig tijds.
Op de steigers van den heer Hinse leert de een van den ander; mannen die als koelie in dienst zijn gekomen hebben zich allengs bekwaamd tot bruikbare steenhouwers. Inderdaad – om nu ook iets goeds betreffende den langen duur van den bouw te zeggen – die lange duur, het groot getal der voortdurend bezige ambachtslieden en de veelzijdigheid van den geheelen arbeid maken het gebouw der N.I.S. tot de beste ambachtsschool die er is, een school der practijk.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 9, 111

[Jakarta 7 – Compagnieskamer] 

[Gedeeltelijk samenvatting:]
In 1899 stelde Mr L. Serrurier in het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen voor om 'een klein begin hiermeede te maken, door van de Borneo Compagny [gevestigd in het gebouw Toko Merah] in huur te vragen de zijkamer van het kantoor dier Maatschappij aan de Kali Besar, van welk vertrek de heer Bosboom zegt, dat het, naar den stijl gemeubeld, thans nog een volkomen getrouw beeld zou vormen van een Kamer eener aanzienlijken Hollandsche woning uit het midden der 18e eeuw.'
Er werd een Commissie benoemd 'om de mogelijkheid na te gaan om de geheele betimmering van het bedoelde vertrek over te brengen naar 's Genootschaps museum en aldaar wederom op te bouwen.'
De volgende taak was 'om die Kamer geheel in dien stijl in te richten en te meubileeren, eene taak die Mr.Serrurier niet mocht volvoeren, daar hij in Juli 1901 door den dood aan de Directie ontviel.
Mevrouw de Wed. Serrurier-Ten Kate nam evenwel met de toenmaals voorgenomen reorganisatie van het Ethnografisch Museum eveneens bereidwillig op zich om de inrichting der Kamer tot een goed einde te brengen. Hiervoor was echter veel tijd benoodigd, aangezien de nog bij verre niet compleete voorhanden meubels moesten aangevuld worden, terwijl het te verrichten naaldwerk door allerhande tegenspoed vertraging ondervond.
Thans zijn alle bezwaren overwonnen en is het Genootschap een historisch monument rijker geworden, dat niet zal nalaten zijne aantrekkingskracht op de vele bezoekers uit te oefenen.'

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 9, 125

[Jakarta 1 – Heerenstraat] 

In de Compagniestijd waren de baljuw en de schepenen belast met toezicht op de openbare werken. Deze werkzaamheden mochten de Compagnie echter niets kosten. Zo gelastte Coen in 1620 dat het onderhoud aan wegen en bruggen ten laste van de stadsbewoners moest komen. Onder Van Diemen werd in 1637 ‘een last uitgevaardigd’ aan de bewoners van de Heerenstraat en de Prinsenstraat om die straten op te hogen en met koraalsteen te bestrooien. Bovendien moesten ze goten van gehouwen koraalsteen langs de huizen (laten) leggen.
Voor het uitdiepen van de stadsgrachten en het bouwen van kades en bruggen werd van de eigenaren en huurders van gronden, huizen en vaartuigen een zeer zware belasting gevorderd.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 9, 126

[Jakarta 1 – Zeekanaal] 

Omtrent de haven van Batavia wordt aangeteekend dat de 50 roeden lange westerkasteelsgracht tusschen de bolwerken ‘Diamant’ en ‘Parel’ omstreeks 1630 met groote kosten dieper werd gemaakt. Buiten den berm werden palen geheid en met planken beschoten. Spoedig bleek door den toenemenden landaanwas de gemeenschap met de reede hoogst moeilijk te worden en daarom werden in 1634 twee koraaldijken, ter lengte van 450 vademen, loodrecht op de kustlijn aangelegd. Deze hoofden werkten echter de opslibbing in de hand, zoals duidelijk blijkt uit de kaart van 1652 en schijnen in dat jaar verlengd en versterkt te zijn. In het verdere gedeelte van de 17de eeuw was men voorts steeds doende stadsgrachten op diepte te houden, die in de oostmoesson nog al eens droog vielen en den gezondheidstoestand benadeelden. Vooral werd de toestand zeer ongunstig toen de uitbarsting van de Salak op 4/5 Januari 1699 allen arbeid aan de stadsgrachten vernielde en alle vaarwaters in en om Batavia met zand en modder vulde. Hierdoor werd ook de landaangroei der haven zeer in de hand gewerkt; de kustlijn zoude alleen in dat Jaar 75 M. zijn vooruitgeschreden. In April werd last gegeven aan alle bewoners van eigen of huurhuizen langs de burgwallen en grachten om deze door hunne slaven tot op minstens 2 voet beneden laagwater uit te diepen en in 1702 werden de ingezetenen weder gelast de grachten voor hunne woningen uit te baggeren. In die tijd maakte de toenemende aanslibbing het bovendien noodig de bank voor de rivier telkens op te ruimen. Dit geschiedde aanvankelijk door handenarbeid. Zoo berichtte de Hooge Regeering den 30en November 1705 dat in den laatsten goeden moesson weer een aantal van 440 modderaars van Cheribon, behalve van 45 van Tjiasem en 50 van Pamanoekan waren gezonden, die evenals eenige jaren te voren tot het uitdiepen van de Bataviasche rivier als anderszins gebruikt en onlangs teruggezonden waren. Drie jaar later wordt andermaal vermeld dat de Cheribonsche vorsten een groot aantal Javaansche modderaars gezonden hadden. Van de zoogenaamde ‘modderjavanen’ zijnde jaarlijks door de Sultans van Cheribon en Bantam geleverde koelies, bezweken er honderden bij dit werk. […]
Sedert die dagen is onophoudelijk strijd gevoerd met den modderaanvoer en terwijl in 1628 de mond van de rivier lag tusschen het bastion Robijn en het tolhuis, waar thans de Uitkijk nog gedeeltelijk bestaat, waren twee eeuwen later in 1817 de havenhoofden tot 1350 M. voorbij dat punt uitgebouwd. Terwijl dit overeenkwam met eene gemiddelde verlenging van 7 M. per jaar, is na 1817 de verlenging nog veel sneller geschied en heeft aan de westzijde tusschen 1817 en 1874 niet minder dan 1825 M. bedragen. In 1832 werd de eigenlijke haven een dood zeekanaal, door de rivier bij den Uitkijk af te dammen en haar meer westelijk een nieuwe uitwatering te geven, de ‘Moera bahroe’.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 9, 142 e.v.

[Jakarta 4 – B.O.W] 

[Samenvatting van een aantal teksten betreffende B.O.W.: Bureau van Openbare Werken.]
In 1827 was het beheer over 's Lands civiele gebouwen, havens, zeehoofden, rivieren, kanalen, sluizen, waterkeringen, bruggen en wegen aan de Gouverneurs en Residenten. Zij kregen voor de uitvoering de beschikking over architecten en/of opzichters. In Batavia is dat Ingenieur der 1ste klasse J. Tromp, die aanblijft tot de reorganisatie van 1854. [IBT-9,142]
In 1854 wordt het Bureau van Openbare Werken opgericht o.l.v. een directeur der openbare werken met de rang van 'inspecteur van den waterstaat'. Met aan technisch personeel: 34 ingenieurs, waaronder 1 hoofdingenieur en 47 opzichters. Inclusief administratief personeel werd dit berekend op f 289,000 per jaar. […]
Rond 1900 wordt de schone bouwkunst beoefend door: De technische ambtenaren van de Waterstaat en van ‘s Lands Burgerlijke Openbare Werken, die van de genie en een klein aantal particuliere bouwmeesters.
De bouw van kantoren, scholen, woonhuizen, alles wordt echter gebouwd volgens vastgestelde modellen. ‘Waarom toch deze types?’, vraagt Du Bois zich af, ‘Zoude voor genoemde gebouwen, aan dezelfde gestelde eischen voor ruimte, licht, hygiëne en dergelijke voldoende, niet geheel andere ontwerpen zijn te maken, waarbij dan tevens bij al ‘t ander noodige ook aan de kunst iets kon worden gewijd? Werken deze ‘types’ niet kunstdodend op hen die met de uitvoering daarvan zijn belast? Zeker zeker, zij doen dit zelfs in hooge mate.
Uit een practisch oogpunt beschouwd is dit typestelsel overigens niet kwaad te noemen, vooral omdat men door de van het waterstaatspersoneel vereischte examens tot de veronderstelling kan komen, dat door de vrije hand te laten in het ontwerpen van landsbouwwerken, naar alle waarschijnlijkheid toch niet zouden worden verkregen hetgeen hier wordt bedoeld.’ […]
Indertijd werd door de Directie der Staatsspoorwegen alhier een zoogenaamd ‘typenalbum’ aangelegd, waarin alle mogelijke bij den aanleg van spoorwegen benoodigde gebouwen werden opgenomen.
Weder uit een practisch oogpunt beschouwd, is zulk een album voor de gebouwen als kolen-, machine- en goederenloodsen, baanwachterswoningen en dergelijke, alsmede kleine haltegebouwen en idem haltechefs woningen, nuttig te noemen. Ware het echter niet wenschelijker geweest behalve van typenalbum voor de gebouwen van geringere beteekenis als bovengenoemd een ‘kunstalbum’ te hebben samengesteld, bevattende plannen van stations en andere belangrijke bouwwerken, gebouwd naar uitgeschreven prijsvragen of ontworpen door bevoegde bouwmeesters. Wat zien wij hieromtrent o.a. in Nederland? Daar kent zich het personeel der Staatsspoorwegen niet de kennis toe tot het ontwerpen van gevels van de voor den dienst noodige stationsgebouwen, doch worden ervaren en daartoe geheel bevoegde bouwmeesters aangezocht.'’ [IBT-2,177]
In 1908 wordt het Departement van Gouvernementsbedrijven opgericht. Tussen 1908 en 1912 groeit het begrotingsbedrag voor publieke gebouwen van 1.6 naar 5.6 miljoen. [IBT-15, 205]
In 1911 deden 85 personen examen voor de functie opzichter van den Waterstaat en ’s Lands Burgerlijke Openbare Werken. Daarvan slaagden er 37, waaronder 4 Indonesische kandidaten. [IBT-14, 124]
Ondertussen is bij de B.O.W. een civiel ingenieur werkzaam: Snuyf. Hij werkt op het departement als bouwkundig ingenieur buiten het corps ingenieurs van de Waterstaat. In 1912 komt een tweede bouwkundig ingenieur: Van Hoytema. [IBT-15, 207]
Nu moet men niet denken dat op dit bureau alle ontwerpen voor gebouwen worden gemaakt; […] Voor belangrijke herstellingen, vernieuwingen en nieuwe werken, waarvoor de aan de hoofden van gewestelijk bestuur en aan de chefs der Waterstaatsafdeelingen toegevoegde krachten voldoende zijn, komen de ontwerpen nog op dezelfde wijze tot stand als vroeger […] Het bouwkundig bureau moet alleen daar optreden, waar die krachten te kort schieten. [IBT-15, 205]
1922 – Regeerings-almanak: 1 Architect, 38 Opzichters en 24 Teekenaars voor de Landsgebouwen. [IBT-25, 77]

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 9, 145

[Jakarta 9 – Generaal] 

Er werden tal van aanmerkingen gemaakt op het beheer van Hoofdingenieur Tromp betreffende de civiele werken. In een brochure dienaangaande uit 1851 vermeldt het volgende. Hertog Bernhard van Saksen Weimar Eisenach, was toen Legercommandant en het repareren van zijn woning ging zo traag, terwijl voor hem slechts een paar vertrekjes overbleven en bergen met puin maanden lang bleven liggen, dat volgens de schrijver, de Generaal terecht 'op eene waardige wijze zijne gevoeligheid daarover te kennen gaf in een schrijven aan de regeering.' De reden was echter bekend en voornamelijk gelegen in het gebrek aan kundig personeel, een gevolg van het uiterst zuinige beleid van de regering.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 9, 217

[Jakarta 6 – K.W.S] 

[1906] We hebben hier te Lande reeds enkele jaren eene Middelbare Technische School in de Koningin Wilhelminaschool; we zijn hiermede 't Moederland vooruit.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 10, 31

[Surabaya 2 – Brugdekken] 

In 1907 schrijft K. Berkhemer, Directeur der Soerabajasche gemeentewerken: Ter hoofdplaats Soerabaia zijn over de Kali Maas en de Pegirian rivier een 10tal bruggen gelegen, waarvan de kortste 24,30 M. en de langste 110 M. lang is en waarover een zeer druk verkeer plaats heeft. De bovendekken dezer bruggen bestaan allen uit blokjes kops djatiehout van de gewone afmetingen. Door het drukke verkeer en het zware transport slijten de blokjes spoedig uit. Gedurende de warme droge maanden in den Oostmoesson scheuren de blokjes schrikbarend, hetgeen alleen voorkomen kan worden door de dekken gedurende de warmste uren van den dag aanhoudend nat te houden.
Het uitslijten en scheuren heeft ten gevolge, dat de blokjesdekken veel herstellingen en spoedige vernieuwing noodig hebben, hetgeen nogal kostbaar is, daar een vierkante Meter blokjesdek te Soerabaia f 6,32 kost. Bovendien worden onderdekken door zulk een herhaald herstellen en vernieuwen van blokjes, spoedig verspijkerd, terwijl het uitvoeren van de werkzaamheden zeer hinderlijk is voor de drukke passage.
Deze omstandigheden hebben er mij toe geleid proeven te nemen met het opbrengen van een asphaltlaag op de blokjesdekken.
De resultaten van deze proeven hebben mijn verwachting verre overtroffen, zoodat thans in de afdeeling Soerabaia [...] alle djatiehouten brugdekken geasphalteerd zijn, ook de enkele dekken. Bij vernieuwing van de brugdekken worden thans dan ook geen blokjesdekken of ijzeren spoorplaten toegepast, maar wordt de asphaltlaag onmiddellijk op het enkele onderdek aangebracht.
De asphaltlaag is 3 c.M. dik en bestaat uit grint, asphalt en residu. [...] de kosten blijken [...] nog geen f 0,75 per M². [...] Aan de asphaltdekken, die te Soerabaia sedert anderhalf jaar bestaan, is tot heden niet de minste herstelling noodig geweest.
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-10,77 – De Java Bode meende er verstandig aan te doen het gemeentebestuur van Batavia expliciet te wijzen op dit artikel

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 10, 138

[Semarang 1 – Paradeplein] 
[Semarang 2 – N.I.S.] 

De Locomotief, 5 juli 1907: Sinds eenigen tijd is over den winkelstand en ook over den geldhandel van Semarang de lust tot bouwen vaardig.
Een goed teeken! Als de handelswijk eene sterke neiging toont om zich te verjongen, mag men aannemen dat de handel vertrouwen heeft in de toekomst. In eene ‘ville morte’ wordt niet gebouwd.
In de laatste drie jaren zijn te Semarang verscheidene nieuwe gebouwen verrezen en op het oogenblik bouwt men op vier, vijf punten tegelijk binnen het kleine bestek der eigenlijke handelswijk.
Dat er zo druk gebouwd wordt verheugt mij. Maar hoe wordt er gebouwd? Wordt er zóó gebouwd dat het oog er wat een heeft? Indien niet het dezer dagen gereed gekomen gebouw der N.I.S. aan de Bodjongschen weg het bewijs leverde dat er inderdaad óók wel iets zeer goeds gemaakt is, dan zou ik voor mij op de bovengestelde vraag moeten antwoorden, dat ik de nieuwe gebouwen onzer stad ronduit gezegd heel leelijk vind. Die nieuwe, hoog opgetrokken tokogebouwen in de Heerenstraat en op het Paradeplein mogen, wat het inwendige betreft, beantwoorden aan de practische eischen van den détailhandel .... met den besten wil kan ik aan die gebouwen niets moois vinden. Het nieuwe gebouw der Java’sche Bank belooft, voor zoover men er op dit oogenblik over kan oordeelen, ook al niet veel. De eenige reeds zichtbare versiering is een slecht gemetseld allerongelukkigst ballustrade’tje.... […]
Maar in Nederland hebben onze architecten reeds sinds lang nieuwe banen bewandeld, en met succès. Waarom wordt er dan in Indië nog – behoudens enkele uitzonderingen – zoo lelijk en eentonig gebouwd?
Er is op Java bijna geen enkel architect die als architect uit Nederland hierheen is gekomen. Onze Nederlandsche jonge bouwmeesters schijnen er nooit over gedacht te hebben dat er ook in Indië huizen te bouwen zijn en dat daaraan aardig geld is te verdienen. Er ligt hier een groot arbeidsveld zoo goed als geheel braak. Onze Indische huizenbouwers zijn zoo goed als allen gewezen opzichters bij den waterstaat of ex-officieren der genie. Ik ding op hunne technische bekwaamheden niets af maar ik beweer dat deze architecten niet zijn bouwmeesters die oorspronkelijk gevoeld hebben dat het huizenbouwen hunne roeping was. […]
Schoone voorbeelden ontbreken echter op Java. Alleen de tempelgebouwen uit en Hindoe-tijd hebben architectonische waarde; maar de tempels konden natuurlijk niet tot voorbeeld dienen voor woningbouw. Overigens is de Inlandsche bouwstijl een zeer eenvoudige en uniforme; de woningen der Javaansche grooten kunnen imponeeren door hare uitgebreidheid en eigenaardige annexen – wonderen van bouwkunst zijn zij zeker niet.
Onze Indische architecten staan dus voor de moeielijke opgave, iets geheel nieuws, een nieuwen Europeeschen bouwstijl voor Nederlandsch-Indië uit te vinden. Tot op dit oogenblik is hun dat nog niet gelukt. […] Reflector.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 10, 140

[Architect Moojen]  
[Bogor 2 – Proefstation]
 
[Jakarta 6 – K.W.S.]
 
[Semarang 1 – Paradeplein]
 

[De Locomotief 22 Juli 1907: Architect P. Moojen:] Om een juist oordeel te kunnen vellen over de deplorabelen toestand waarin de bouwkunst in Indië ongetwijfeld verkeert, moeten wij ons niet blindstaren op de werkelijke onbekwaamheid van de menschen, die geroepen werden, haar zoo goed en zoo kwaad als ’t ging, te dienen, maar behooren wij een schrede verder te gaan en onszelf af te vragen, hoe het gekomen is, dat wij in een toestand […]
Zeer jonge ingenieurs pas uit Delft, alwaar zij allen te weinig van bouwkunst leerden om er iets, en toch te veel om te willen erkennen dat zij er niets van af weten, beproeven hunne krachten op de ontwerpen der gouvernementswege op te richten monumentale en andere gebouwen. Wat daarvan terecht moet komen, valt gemakkelijk te begrijpen, de heeren bewegen zich immers op een gebied, waar zij de eerste schreden nog moeten leeren zetten! De nieuwste prestaties van dien aard zijn aan te wijzen in de gebouwen van het landbouwkundig laboratorium te Buitenzorg en de Koningin Wilhelmina-school te Welteveden, n.l. beide ontwerpen van één en hetzelfde jongmensch!
Waarom wordt door de ingenieurs [van B.O.W.] niet ruiterlijk erkend dat hunne bekwaamheid hier te kort schiet?.
Waarom wijzen zij er hun lastgever – i.c. de regeering niet op, dat hun opleiding niet gericht was op het ontwerpen van gebouwen, dat zij zijn ‘civiel’ ingenieurs, dat hun studie omvat waterbouwkunde en spoorwegbouw, maar in geenen deele architectuur?[…] De eenige verbetering, die in dezen aangebracht zou kunnen worden, zou moeten uitgaan van het Dept. der B.O.W. Dáár zou en geheel nieuwe afdeeling moeten opgericht worden onder leiding van een bekwaam architect.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 10, 153

[Semarang 1 – Westmaas]

[1907] De beide aan de straat gelegen gevels kan men gerust noemen een lust voor de oogen; behalve aan eischen van kunst en smaak voldoen ze aan de aldereerste eisch dat hun aanzien de bestemming van het gebouw uitdrukt.
De gevels waarvan de sokkel uit opgevoegd metselwerk in riviersteen uitgevoerd bestaat, wat zoo goed staat bij hooge gebouwen, zijn in twee onderling door eene kroonlijst gescheiden hoofddeelen verdeeld, waarvan 't onderste gepleisterd en 't bovenste gevoegd of gesneden is. Door in 't eerste breede diepe voegen te trekken is 't gebruik van steenblokken ('t zij kunst- dan wel natuursteen) nagebootst, iets wat we bij zoo vele fraaie gebouwen in Europa evenzeer opmerken en zulk eene aangename afwisseling geeft.
Door vooruitspringende penanten en teruggetrokken muurvlakken, waardoor sprekende lijnen en krachtige schaduwpartijen verkregen zijn, wordt de schoonheid van 't geheel aanmerkelijk verhoogd, waartoe vooral bijdraagt de toepassing van twee flinke avant-corps aan de einden van den langen - en in 't midden van den korte gevel.
De in dit laatste geplaatste fraaie ijzeren hekken, toegang gevende tot de vestibule, de doelmatige afwisseling in vorm en plaatsing der ramen, alsmede de eenvoudige nette dakraampjes, ijzeren luchtraampjes en eenvoudige dakvensters met de sierlijke ijzeren dakbekroning verhoogen allen de sierlijkheid van dit flinke nette gebouw.
We besluiten dan ook deze onze vluchtige beschouwingen met de opmerking dat we dit gebouw, wat zijne gevels betreft een der best geslaagde bouwwerken van den Heer Westmaas noemen en afbeeldingen daarvan gaarne onder de oogen brengen van alle lezers van ons Tijdschrift, overtuigd als wij zijn dat voor ons allen hieruit nog veel te leeren valt.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 10, 153-154

[Semarang 2 – Weeshuis] 

[1907] Door welwillendheid van den bekenden Architect Westmaas kwamen we in ’t bezit van teekeningen van de gevels van ’t Roomsch-Katholieke Weeshuis te Semarang, van ’t frontgebouw van ’t Protestantsch Weeshuis te zelfder plaatse, alsmede van de nieuwe Simpangsche Societeit te Soerabaja. [...]
Frontgebouw Protestantsche Weeshuis te Semarang:
De voorgevel van dit gebouw, gelegen aan den Bodjongschen weg te Semarang, schijnt op de teekening meer te beteekenen dan hij werkelijk is: Bij eene aandachtige beschouwing in natura valt hij erg tegen.
De al te sobere bekroning der raamopeningen, de afdekking der trapjes van den poortgevel, ’t magere bovendeel daarvan en ’t bij zulk een laag gebouw in ’t geheel niet passend attiek boven de kroonlijst, die ook al erg sober uitgevoerd is, kunnen ons niet bekoren, met de afsluitingsmotieven aan ’t bovendeel van het uiteinde van den poortgevel en van die van den geheelen gevel is zulks evenzeer ’t geval.
’t Flinke eenvoudige en toch nette ijzeren hek met de versiering der boogopening in de poort, zijn niet in staat den onbevredigenden totaalindruk te verbeteren.
Naar we vernamen is dit weeshuis uit erg beperkte beurs gebouwd en zal in verband daarmede wel weinig ten koste gelegd zijn aan dit frontgebouw.
De ontwerper is ons onbekend.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 10, 172

[Jakarta 6 – K.W.S.] 

Van de in 1904 71 gestarte leerlingen, slaagden er in 1907 19 voor het eindexamen en van hen 6 voor het opzichtersexamen van de B.O.W.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 10, 172a

[Jakarta 6 – K.W.S.] 

In 1907 was bijna 3 ton voor de gebouwen uitgegeven en de jaarlijkse uitgaven betroffen ruim f 200000.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 10, 178

[Surabaya 2 – Simpangsche Sociëteit] 

[1907] Onze hoog gespannen verwachting werd bij de allereerste beschouwing van dit gevelontwerp in 't geheel niet bevredigd, de totaal indruk is niet onverdeeld gunstig en hiertoe draagt in de eerste plaats bij de min of meer lompe bekroning van het toch reeds zoo sober geachte middendeel van dezen gevel; moge deze voor kantoor, magazijn of winkelpui op hare plaats zijn, voor zulk een groot Sociëteitsgebouw achten we ze niet geschikt, hier had iets geheel anders gedacht behooren te zijn en iets gemaakt moeten worden, dat slank en hoog een indruk van levendigheid en vroolijkheid zou teweeggebracht hebben uitdrukking gevende aan de bestemming van het gebouw.
Het torengebouw met zijne aardige nette dakversieringen en flinke sierlijke dakbekroning maakt zeker eene gunstige tegenstelling uit van 't overige van de gevel, ware dit daarmede in overeenstemming gebracht zoo zoude er een aardig geheel verkregen zijn.
Het attiek hoewel eenvoudig is geenszins smakeloos, terwijl de ijzeren dakbekroning mede bijdraagt ter verbetering van den totaalindruk.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 11, 30-31

[Semarang 1 – Paradeplein]
[Semarang 1 – Bank] 
[Semarang 1 – Sociëteit]
[Semarang 1 – Nederlandsch-Indische Handelsbank] 
[Semarang 1 – Tillema]

Overgenomen uit de Locomotief, 2 Januari 1908:
In de laatste twee, drie jaren is Semarang verscheidene groote nieuwe gebouwen rijk geworden. Door de verbouwing van de toko’s der firma’s ’t Sas, Spiegel, Zikel en Van Wingen heeft het Paradeplein een geheel ander aanzien verkregen. In de van Hoogendorpstraat verrees een nieuw kantoorgebouw voor de heeren Gijselman en Steup en andere firma’s; de nieuwe militaire Cantine en de nieuwe fabriek der firma Klaasesz zullen het aspect der Kerkstraat verbeteren. Het oude gebouw van den Landraad maakt plaats voor het kantoor der Weeskamer; de Java’sche Bank zal eerlang haar nieuwe gebouw in de Heerenstraat betrekken; de ‘Nederlandsche Handelmaatschappij’ zal binnenkort den eersten steen laten leggen voor een omvangrijk bouwwerk ter plaatse war eens de societeit ‘Harmonie’ stond, en over eenigen tijd begint de maatschappij tot voortzetting der zaken van Van der Linde en Teves op Tawang te bouwen. Bouwen is aanstekelijk; als ’t zoo doorgaat zal binnen enkele jaren het centrum onherkenbaar zijn voor oud-ingezetenen.
Uit architectonisch oogpunt beschouwd spant onder al deze aanwinsten de kroon het nieuwe gebouw waarin thans de kantoren van de ‘Nederl. Indische Handelsbank’, de Amsterdamsche Levensverzekering-maatschappij en de firma’s Pitcairn Syme en Co. en Peter en Co. zijn gevestigd. Gisteren werden belangstellenden in de gelegenheid gesteld dit groote, flink uitgevoerde bouwwerk te bezichtigen.
De rijzig opgetrokken gevels geven den beschouwer onmiddellijk den indruk van soliditeit, nog verhoogd door de fraai uitgevoerde monumentale djattiehouten toegangsdeuren. Ook vallen direct in het oog de zeer sierlijk uitgevoerde ijzeren hekwerken in de raamkozijnen aangebracht. Dit uit de hand vervaardigde smeedwerk is een staaltje van wat de Inlandche werkman vermag; wij dienen een welgemeend compliment te richten tot den Javaan Karidin uit wiens werkplaatsen dit hekwerk afkomstig is. […]
De bovenverdieping wordt geoccupeerd door de firma Pitcairn, Syme en Co. waarvan de chef, de heer Taylor, eveneens den toegang voor het publiek had opengesteld. De lokalen, waarvan er één afgestaan is aan de ‘Amsterdamsche’, zijn allen ruim, goed verlicht en geventileerd en staan met elkander in verband door een loggia.
Nog dient te worden vermeld, dat het vertrek, gelegen aan de Kerkstraat, verhuurd is aan de makelaarsfirma Peter & Co.
Wat betreft de inrichting van het gebouw als bankgebouw, kunnen wij deze niet anders dan roemen. Het plan werd zoodanig geprojecteerd, dat het resteerende deel nog aan vier verschillende huurders had kunnen worden afgestaan.
Hierdoor is voldaan aan de eischen, die aan een goed huurhuis gesteld dienen te worden, n.l. dat het gezamenlijke bedrag der huurpenningen zoo groot is dat er een hooge rente van het in het gebouw gestoken kapitaal door verzekerd wordt, zonder dat de afzonderlijke huren hoog te noemen zijn.
Met het afbreken van het oude perceel werd den 15en Mei j.l. een begin gemaakt; den 27en December d.a.v. werd het nieuwe gebouw in gebruik genomen. In slechts zeven maanden tijd heeft de ontwerper, de architect Harmsen, een werk afgeleverd, dat niet alleen door de rijzige gevels, doch ook door zijn sierlijke inwendige afwerking en doelmatige indeeling tot de beste bouwwerken op dit gebied in Indië behoort. Onzen lof mogen wij hem dan ook niet onthouden. Niet alleen den heer Oei Tjong Ham dienen wij als eigenaar geluk te wenschen met het gebouw, doch ook de stad Semarang.
Naschrift.
’t Is waarlijk streelend voor den Heer Harmsen – een jonge man, tot voor enkele jaren nog Opzichter 3de klasse van en Waterstaat hier te lande – om in zulk een korten tijd zulk een goeden naam als Architect te verwerven.
W.M. Jordaan

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 11,120

[Surabaya 1 – Suikersyndicaat] 

[1908] De suikerindustrie is in de laatste jaren in werkelijkheid wat zij vroeger in schijn was, n.l. een macht in den staat en wel sedert 't ontstaan van de machtige vereeniging, die men "Algemeen Syndicaat van suikerfabrikanten op Java" noemt, in welk Syndicaat de vele vroeger bestaande plaatselijke vereenigingen zijn opgelost en welke vereeniging sedert kort als een adviserend lichaam door onze Regeering erkend is, met opdracht aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur om alle voorstellen rakende 't direct belang der suikerindustrie door tusschenkomst van dit lichaam aan de Regeering aan te bieden.'

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 11, 184

[Semarang 1 – Lindeteves Stokvis] 

[1908] […] den eersten prijs [is] toegewezen aan het ontwerp ingezonden door de heeren A.G.Wind en T.Stoltz, architecten te Cheribon.
[Daaraan vooraf ging de publicatie:] Indisch Bouwkundig Tijdschrift-11,67
Prijsvraag voor een gebouw bestemd voor Kantoor en Magazijnen der Maatschappij tot voortzetting der zaken van der Linde & Teves. [...]
Het front aan de Noordzijde en de Oostzijde komt derhalve bijzonder in het gezicht en moet de opbouw daarvan dus eenigszins architectonisch bewerkt worden.
Dit is minder noodig aan de Zuidzijde, waar het terrein grenst aan de groote pakhuizen van Lindeteves.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 11, 212 / - 11, 230-231 / - 12, 8-11 / - 12, 131

[Malang – Hervormde kerk]

Tekst advertentie 1908:
Prijsvraag / voor eene Protestantsche nieuwe Kerk te Malang / Raming f 25000.- / Prijzen voor bekroonde ontwerpen: f 300.- en f 150.- / Inlichtingen te bekomen bij Ds. Idsinga aldaar.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 11, 228

[Jakarta 11 – Observatorium] 

Het Koninklijk Magnetisch en Meteorologisch Observatorium geeft in 1908 de publicatie 'Over den Regenval op Java' uit. In een begeleidend schrijven meldt zij dat de gegevens gebaseerd zijn op de waarnemingen van 110 officiële stations, maar tevens op die van ± 30 stations van de koffiecultuur, ± 370 irrigatiestations en van ± 180 particuliere ondernemingen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 11, 230-231

[Samenvatting – Wanneer het plan van eisen bekend wordt, ontstaat er kritiek. Met name t.a.v. de onbekendheid van de jury, onjuistheid in de verstrekte prijzen van o.a. materialen, de verregaande ontwerpeisen en het honorarium.
De redactie van het Indisch Bouwkundig Tijdschrift schrijft: "De geheele opzet hiervan ziet er erg leekachtig uit en het niet vooraf bekendmaken van de namen der Juryleden is zeker niet bevorderlijk aan eene algemeene animo tot mededingen; dat die namen pas na de bekroning der onderwerpen bekend gesteld worden is bepaald eenig en ongehoord.
Van een onzer meest bekende Indische Architecten ontvingen we dan ook een relaas van ernstige grieven tegen de wijze waarop deze zaak behandeld wordt en we gaan geheel accoord met zijne meening dat deze Prijsvraag niet anders dan fiasco maken zal."]

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 12, 7

[Jakarta 3 – Kapitein-Chinees] 

[Architect Snuijf schrijft in 1909 over nationale bouwkunst:] Hierbij behoeven we slechts te denken aan de Chineesche bouworde, met hun doorgebogen nok van steen en tegels: met hun houten console's, die horizontaal groeien uit de stijlen, waar de Westerling een karbeel, hetzij recht, hetzij gekromd, zou aanbrengen. Eerlijk gezegd weet ik daarvoor geen andere verklaring te geven, dan dat hier meer de voorliefde voor een bepaalde lijn, dan het constructief gevoel heeft voorgezeten. [...]
De Chineezen hebben geheel hun nationaal karakter behouden tot in laten tijd. Helaas merken we dat de Westersche invloed zich hoe langer hoe meer doet gelden, en hun speelsche uitingen plaats maken voor de strenge lijnen der Europeeërs.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 12, 8-11

[Samenvatting – De 'bekende architect' is Snuijf. Hij verzoekt de kerkenraad het plan van eisen te veranderen. 'Mocht men er geen gevolg aan geven, dan voel ik mij genoodzaakt in het belang der bouwkunst mijner gevoelens zoo wijd mogelijk bekend te maken, naar ik hoop met het gevolg dat ernstige mededingers zich nog wel eens zullen bedenken.'
De Kerkeraad gaat niet in op het verzoek en Snuijff publiceert.]

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 12, 54

[Bandung 5 – Wilhelmina] 

[1909] Benoemd tot Ridder in de Huisorde van Oranje de Opzichter 1e kl. B.O.W. A. du Bois, en zulks als blijk van waardering voor buitengewonen ijver en bijzondere toewijding betoond bij den bouw van het gasthuis voor ooglijders te Bandoeng.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 12, 131

Uit het Soerabajasch Handelsblad dd. 24 Mei 1909
De nieuwe kerk te Malang. Onze correspondent schrijft ons:
In December a.p. werd door den kerkeraad van de Protestansche gemeente alhier een verzoekschrift bij het kerkbestuur te Batavia ingediend om vergunning of toestemming tot den bouw van een nieuw bedehuis.
Een gunstig antwoord daarop is dezer dagen ontvangen. We schreven toen reeds, dat het bestaande kerkgebouw niet alleen oud is, doch ook geen stijl bezit en aan de tegenwoordige behoefte voldoet het niet meer. Een prijsvraag voor het ontwerp van de nieuwe kerk werd daarop uitgeschreven, waarbij alle teekeningen zonder kleur in zwarte lijnen moeten zijn uitgevoerd. Reeds vóór den vastgestelden datum van indiening dier ontwerpen, 15 April jl., werd een drietal antwoorden ontvangen. Ze waren van een motto voorzien en van een gezegeld couvert begeleid, waarin opgaaf van naam en woonplaats van den ontwerper. Buiten op het verzegeld couvert werd het motto van het ontwerp herhaald en een adres opgegeven om, zonder den naam van den inzender te kennen, zoo nodig met dezen te kunnen correspondeeren. Natuurlijk waren de teekeningen niet door de ontwerpers onderteekend.
Een jury, aangewezen door den kerkeraad van bovengenoemde gemeente, heeft den 17en Mei vergaderd om de ingekomen ontwerpen te beoordeelen. Tevoren werd bepaald, dat voor de bekroning waardig gekeurde ontwerpen twee prijzen worden uitgeloofd, namelijk: Eerste prijs groot f 300 en de tweede prijs ad f 150. Indien echter volgens het oordeel van de jury geen ontwerp voor den eersten prijs in aanmerking komt, heeft voornoemde kerkeraad het recht dien prijs niet uit te keeren. Van de drie ingekomen projecten mocht er slecht één worden bekroond, en wel met den tweeden prijs. Het bekroonde ontwerp blijft het eigendom van Malang's kerkeraad, terwijl de niet-bekroonde vrachtvrij zullen worden geretourneerd.
Eerstdaags zal dus het oude kerkgebouw voor afbraak geveild worden. Op het zelfde terrein zal dan de nieuwe kerk verrijzen, voor welks bouw een aanbesteding zal worden uitgeschreven. De bouwkosten zijn op f 25000 geraamd. De nieuwe kerk wordt dan binnenwerks 12 bij 18 meter met een consistoriekamer van 9 bij 18 meter. Beide localen vormen één gebouw en wel van een T-vorm, waarbij de horizontale lijn [van de T de consistorie] [...] en de vertikale [de kerk] [...] moet voorstellen. Het kruispunt der kappen van kerk en consistorie wordt door een torentje gebroken. Aan de voorzijde van het gebouw lang 12 meter komt een toren, waar ook de hoofdingang is. Aan de achterzijde van den toren op 2½ meter hoogte zal het orgel komen, terwijl daar tegenover op de zelfde hoogte aan den anderen kant de preekstoel wordt aangebracht. Het gebouw zal van steen zijn met eterniet dakbedekking en de vloer wordt met marmer belegd.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 13, 34

[Jakarta 12 – Menteng] 

[1910] De plattegrond is opgesloten tusschen moerassen ten Oosten en ten Westen, die de langgerekten vorm veroorzaakten. Slechts twee belangrijke plaatselijke verbreedingen zijn er aan te wijzen. In het Noorden de oude, beneden stad en daarmede verbonden door de lange strook langs het Molenvliet, het complex om Konings- en Waterlooplein. Vandaar af slingert zich eene staart langs den grooten weg, die haar voortzetting vindt in Meester Cornelis.
Om de uitbreiding van de stad in de hand te houden kocht de gemeente indertijd het particuliere land Menteng, het eenige goede hooge terrein, dat voor woningbouw bij uitstek geschikt is.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 13, 39

[Jakarta 11 – School] 

[Maart 1910:] De school te Weltevreden zal als gemengde school dienst doen, zoodat men daar het jongste volkje op de banken zal aantreffen. Om nu het meer levendige jongste goedje wat verder af te brengen van de oudere leerjaren om voor deze het onderwijs zoo min mogelijk te storen, heeft het gebouw de T-vorm gekregen. De balk ligt evenwijdig aan den weg en wordt gevormd door een vestibule of hall van ongeveer 5x13 M aan welks uiteinden twee leslocalen van de normale afmeting van 7x7 M liggen. Deze liggen dus geïsoleerd van de overige drie lokalen die achter elkaar, loodrecht op het midden der vestibule aansluiten.
Deze vestibule heeft echter meerdere practische voordeelen.
In de eerste plaats vormt zij bij regenachtig weer een fraaie speelplaats voor de kleineren. Wel is voor dat doel een speelloods opgericht doch bij eene afmeting van 6x15 M is deze onvoldoende voor 150 kinderen. De nu tot stand gekomen scheiding in het spel bevordert het toezicht, en klein en groot blijven op eigen terrein.
Een ander gemak is, dat men in tijd van nood hier nog eene klas kan onderbrengen. [...]
De lokalen voor de hogere klassen zijn echter te klein. Zij ‘behoorden minstens 7,5 x8,5 M te wezen, om gelegenheid te hebben langs alle zijden om de banken heen te kunnen loopen. Nu staan deze ter linker zijde en achterwaarts tegen de muur gedrongen.
Het bezwaar van sommige onderwijzers, dat dergelijke lokalen niet te bespreken zijn, is denkbeeldig. Eigenaardig is dat alle nieuwe kloosterscholen en die der broeders op Batavia en Buitenzorg, die afmeting hebben, terwijl daarbij bovendien de lichtwand geheel open is, d.w.z. er zijn geen kozijnen in, slechts boogopeningen.
De verlichting is zeer afwijkend van de normale in zooverre dat de lichtschepping van twee tegenovergestelde kanten plaats heeft. De overweging die hiertoe geleid heeft is de volgende. Veelal wordt geklaagd dat het licht in de schoollokalen onvoldoende is, en ter bevordering brengt men dan glazen dakpannen in de voorgalerij aan. Terwijl dit middel al weinig doeltreffend is als men niet geheele oppervlakken er mede indekt, heeft elke glazen pan reeds het nadeel dat de zon, die men wenscht buiten te houden, nu weer binnenschijnt.[...]
Met het oog hierop zijn langs alle zijden galerijen van voldoende breedte aangebracht. [...]
De ventilatie wordt verder krachtig bevorderd door ene rij openingen onder het plafond en boven het afdak. Deze openingen zijn gesloten met verglaasde Chineesche à jour tegels die zeer aardig staan. Hen, die deze soms mochten in toepassing willen brengen wordt er op gewezen dat deze niet direct in de muur zijn geplaatst, doch dat er een overgangsprofiel is gevormd [...]. Aldus vermijdt men de indruk van schietgaten, die men bij nalating van dit detail zou verkrijgen. De oplossing is ontleend aan Chineesche voorbeelden, die men overal aantreft.
Mede tot bevordering eener aangename temperatuur is het plafond geheel geconstrueerd van gewapend beton met zichtbare balken. Bovendien is op zolder gezorgd voor goede luchtstrooming, door het aanbrengen van jalouzieluiken in alle topgevels en verder in de opstanden van het torentje dat op het ontmoetingspunt der nokken is opgericht. [...]
Het meest bewerkelijk van detail is het houtwerk der omgaande galerijen. De stijlen zijn als achtkante kolommetjes bewerkt, en komen in de groote vakken gekoppeld voor. Zij staan op neuten die naar onder uitloopen en een krachtig aanzien geven. Zij dragen verder eerst een langsloof, waarop door tusschenstijltjes de architraaf rust. [...] Aardig zijn de waterspuwertjes van de kielkepers der galerij ter weerszijde van de ingang, die door den Chineeschen zinkwerker op eigen initiatief als drakenkopjes zijn bewerkt.
[Helaas, de resultaten van de zinkwerker zijn niet meer te zien, maar de rest wel! Er is echter in 2005 een moskee bijgekomen en het speellokaal is ‘multi purpose room’ geworden.]

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 13, 53

[Jakarta 5 – Paleis] 

[1910] Aan een Ingenieur der B.O.W. is opgedragen een project te maken voor een balzaal in het gouvernements-hotel op Rijswijk. De landvoogd achtte verandering van de troonzaal te kostbaar. Daarom zal een aparte balzaal gebouwd worden in den tuin, tusschen de beide hoofd-gebouwen van het paleis. Dit is een goed denkbeeld.’
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-17, 25:
Een Geslaagd Werk. Naar wij vernemen, is door de gouverneur-generaal bijzondere tevredenheid betuigd over de uitvoering van de bijbouwing aan en restauratie van het paleis op Rijswijk, waarvan de doelmatigheid en het comfort bij de jongste feesten gebleken zijn.
Bij missive van den gouvernements-secretaris is deze tevredenheidsbetuiging overgebracht aan den ingenieur voor de gebouwen van het departement der B.O.W. Snuyf, den oppersten leider van het werk. Van zijn kant endosseert de heer Snuyf deze erkenning van verdienste aan het adres van de betrokken uitvoerders, den Architect Vogelenzang en den Opzichter Tenret.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 13, 104

[Semarang 1 – Technische School]

[1910] Toen de behoefte aan technisch onderwijs zich meer en meer deed gevoelen, besloot de Regeering tot de oprichting van de K.W.School in Batavia, naast de toen reeds bestaande B.A.S. te Soerabaja. De K.W.S. werd op een kostbare wijze ingericht en is nu nog steeds het troetelkindje van de Regeering. […] Semarang bezat slechts een ambachtschool, een particuliere inrichting met subsidie van het gouvernement. […] maar leverde toch bouwkundigen af, hoewel in mindere mate dan Soerabaja en Batavia. In 1908 verscheen het Staatsblad […] De Semarangsche Ambachtschool werd [daarin] niet gelijkgesteld met de technische scholen te Batavia en Soerabaja. Door de bepaling in bovenbedoeld Staatsblad wordt dus aan jongelieden te Semarang, of eigenlijk in Midden Java de gelegenheid ontnomen om een akte voor bouwkunde te halen, want, zoals men weet, is het diploma voor opzichter van den Waterstaat de eenige akte voor bouwkunde, die in Indië gehaald kan worden, althans de eenige akte van beteekenis.
Het Bestuur van de Ambachtschool te Semarang zag in, dat het bestaan van de school, althans van de afdeeling voor bouwkunde, bedreigd werd. Aan de cursus werd een na-cursus toegevoegd waarmee getracht wordt, het onderwijs op te voeren tot eene hoogte gelijkstaande met die der technische scholen te Batavia en Soerabaja. […] Voordat de gelijkstelling verleend wordt zullen wij eenige jaren verder zijn. En wat moet er in dien tusschentijd gebeuren met de jongelieden, die voor het examen klaar of nagenoeg klaar zijn? […]
In het belang niet alleen van het technisch onderwijs, maar met het oog op het tekort aan waterstaatsopzichters, ook in dat van ’s Lands dienst, zal het overweging verdienen om bij de Regeering aan te dringen op een overgangsbepaling van zoodanige strekking dat […] examens voor opzichter v.d. Waterstaat alhier nog op den ouden voet worden afgenomen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 13, 164

[Jakarta 6 – K.W.S.] 

NB: In september 1910 zou ‘de Middelbare Technische School voor Bouwkunde [de latere HTS], opgericht door den Nederlandschen Aannemersbond, te Utrecht haar eerste semester openen. ‘ Het schoolgebouw bevond zich aan de Croeselaan ‘bij den Jutphaaschen weg’.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 13, 205

[Jakarta 12 – BOPLO] 

Het Bat. Nieuwsblad verneemt dat het plan bestaat om het land Kondangdia te bebouwen. Dit zal door een op te richten maatschappij tot exploitatie van woningen geschieden.
Het land is groot 2.900.000 M2. Er is plaats voor 1200 woningen met behoorlijke erven. Men zou echter besluiten tot den bouw van slechts 500 woningen in het centrum. De overige grond zal worden verkocht ver beneden de waarde. Architect Moojen heeft een ontwerp ingediend van een wegennet, gemaakt in navolging van het plan-Berlage ter uitbreiding van den Haag.
Op het land Menteng zou dan een Oranje-boulevard worden aangelegd, in aansluiting op den tegenwoordigen hoofdweg, en tevens de verbinding vormen met Weltevreden. De gansche hoofdweg wordt dan Oranje-boulevard [huidige Sultan Syahrir / Moch Yamin]. Daarlangs zal aan weerszijden de electrische tram haar lijnen leggen. In het centrum van Menteng en Kondangdia zal een groot park komen [met als centrum kruispunt Cokroaminoto – Suwiryo en met een ‘straal’ variëren van de afstand Cokroaminoto-Tanjung tot de afstand Suwiryo-Indramayu]. […]
De gelden tot uitvoering der plannen zijn reeds gevonden. Elk jaar zullen honderd huizen worden gebouwd, zoodat in 5 jaar tijd het nieuwe stadskwartier zal zijn verrezen.’

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 14, 170

[Bandung 2 –Schaken] 

De inrichting zal zeven klassen omvatten, en wijkt dus reeds daarin af van het vroeger geldend maximum van vijf. Ook de afmeting der lokalen is grooter geworden 7.5x8 M., instede van 7x7 M. welke maat, thans geldend is verklaard voor de nieuw te bouwen Europeesche openbare scholen.
Voorts is het middenlokaal achterwaarts verschoven en daardoor is een vertrek ontworpen voor de leeraren, waarin ruime bergkasten voor schoolbehoeften.
Om het geheel loopt een 3 M. breede galerij.
Voor de ventilatie is aangenomen het systeem dat bij alle nieuwere hoofdenscholen is gevolgd, t.w. luchtroosters onder het plafond en boven het galerij afdak.
Ten einde te voorkomen, dat het gebouw door de aanzienlijke frontlengte van rond 65 M., gepaard met eene gering hoogte, een nietig en gedrukt aspect zou krijgen, zijn de beide uiterste lokalen en het middelste hooger opgetrokken, en is daar de gevelmuur verplaatst naar de voorzijde der galerij.
De steunpunten der tusschen gelegen galerijen zijn in steen (gewapend beton) ontworpen, omdat bij uitvoering in hout of ijzer, de massa der gevels daartegen in te groote tegenstelling zou staan, en om de samenhang te verzekeren zijn de kolommen verbonden door een steenen koppelbalk, die verder geen dragende functie heeft. De muurplaat ligt er op een afstand boven, steunende op de naar boven verlengde kolommen. Dit heeft men gedaan, omdat door het aanbrengen van de balk in den hoogst mogelijken stand, deze door het overstekende dak te zeer aan het oog zou zijn onttrokken.
Men stelt zich voor de gevels – ook de kolommen en balken der galerijen – geheel uit te houden.
Alleen zal op den middengevel een tegeltableau van donkere toon de naam der school dragen, terwijl de beide uiterste gevels versierd zullen worden met eenig toepasselijk ornament uitgevoerd in reliëf-aardewerk uit de fabriek Brouwer te Leiden, dezelfde firma die het decoratief materiaal levert voor de binnenplaats van het Vredespaleis.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 15, 68

[Jakarta 4 – Molenvliet West] 

Frontgebouw van het Departement der B.O.W.[…]
Kamers voor de directeur en de secretaris. ‘de eerstgenoemde kamer meet ongeveer 8,5x10 M, waardoor gelegenheid bestaat behalve het gewone kantoormeubilair ook nog een tafel met de noodige stoelen te plaatsen voor het houden van conferenties […]. Op de verdieping is de geheele oppervlakte benut voor kantoorruimte. De vertrekken zijn hier over de galerij heengetrokken en zijn bestemd voor het kantoor der bouwkundig ingenieurs en voor teekenzalen voor het hun toegevoegd personeel.’
Wat betreft de architectuur is getracht het gebouw een karakter te geven zooveel mogelijk in overeenstemming met de geheele buurt […] Voor de hoofdmassa – de vierkante zware onderbouw, en het vooruitspringende dak – is de gedachte gegaan naar het tegenwoordige hoofdbureau van het mijnwezen [Landhuis Reinier de Klerk], terwijl voor de detailleering gekozen zijn de klassieke renaissance vormen. Deze zijn echter niet slaafs gevolgd […]. Zoo zijn bijvoorbeeld de kolommen beneden niet over de geheele verdieping hoogte genomen, doch slechts zóó hoog, dat de overblijvende opening geen verdere bescherming door luifels of i.d. noodig heeft. Toch is de ventilatie der galerijen niet gestoord, omdat boven de architraafbalken op à jour platen is gerekend.
Het dakoverstek van 2 M. waarborgt al in de eerste plaats vrij zeker tegen regeninslag, en geeft al vrij vroeg een voldoend breede schaduw, doch in de vroege uren worden aan de Oostzijde de blinden gesloten. In deze jalouzie bladen is echter het onderste gedeelte tuimelend aangebracht, dat men alsdan openzet waardoor licht en lucht ruim kunnen toetreden en de zon toch wordt buitengehouden.’
Is men er dus door deze inrichting in geslaagd luifels en andere uitstekende onderdelen zooveel mogelijk en in het front geheel te vermijden, het rustige van de architectuur is daardoor zeer gebaat. Doch niet minder werkt daartoe mede de zware afmeting der buitenmuren, van beneden twee en boven anderhalve steen dikte. Door de kozijnen gelijk met de binnenzijde te plaatsen kreeg de negge haar maximum diepte, waardoor soliditeit en rust krachtig naar voren treden, ook doordat de luiken der ramen nu niet ver uit den gevel steken, […]
Behalve op het comfort van closets en waterleiding is ook gerekend op electrische verlichting. Het net bestaat uit geïsoleerd draad in looden buis (z.g. Kullow-draad) waarvan de diameter zoo gering is dat dit zonder bezwaar in het pleisterwerk der muren kon worden ingelaten.
Dat het hieromschreven gebouw niet bepaald goedkoop is te noemen spreekt van zelf. De bouwkosten zullen voor het deel met verdieping ongeveer f 160 per M2 bebouwd oppervlak beloopen. Toch kan hiertegen van economisch standpunt beschouwd geen bezwaar bestaan. Een eenigszins kostbaar doch klein voorgebouw geeft nu karakter aan het geheele Departement, dat voor het overige zeer eenvoudig kan blijven.’

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 15, 118

[Jakarta 2 – Stadhuis] 

[Architect Snuijf in een artikel over bouwkunst:]
Behalve de innerlijke harmonie van de onderdeelen van een gebouw moet er harmonie zijn met de omgeving. Beschouw bijv. het stadhuis in de benedenstad te Batavia (het zoogenaamde residentiekantoor). Ter weerszijden van het middenrisaliet is bij beide vleugels een krachtig rhytme opgewekt, door de penanten tusschen de ramen, in het dak, te bekronen met een dakvenster. (Dit is om den anderen gedaan, zoodat door dit eenvoudig middel het effect wordt bereikt als ware de gevel in smalle en breede traveeën verdeeld. Waren zij niet aanwezig dan zou de gevel een monotone opvolging van gelijke raamopeningen en penanten zijn.) Dit kon hier geschieden, doordat het gebouw op een plein staat. Eene dergelijke toepassing bij een vrij hoog huis in een nauwe straat zou niet het minste effect sorteren.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 15, 119

[Jakarta 1 – Massiefijzeren stangen] 

[1912] Architect Snuijf in een artikel over bouwkunde:
Wil een voorwerp, hetzij muur of kolom, balk of boog, den indruk geven van soliditeit en ons dus bevredigen in verband met de belasting, die er op uitgeoefend wordt, dan moet dat voorwerp zekere afmetingen, zekere massa hebben.
De gewenschte massa is die, welke ons door ervaring, cultuur en overlevering als geëischte voorkomt. Tengevolge hiervan zal het voorkomen, dat men aan een bepaald constructiedeel meer massa moet geven, dan uit de statische berekening zou volgen. Doet men dit niet, dan zal het constructiedeel niet bevredigen. Een aardig voorbeeld hiervan, dat vergelijking toelaat, is te vinden op Kali-Besar Oost (benedenstad Batavia). Een rij kantoren heeft onder een galerij, waarboven (op de verdieping) de kantoren doorloopen of liever gezegd oversteken. Enkele kantoren zijn vernieuwd en men heeft hierbij het zelfde systeem toegepast. Bij de nieuwe lokalen heeft men het overstek der verdieping gesteund door gemetselde pijlers en bogen, bij de oudere gebouwen heeft men dit gedaan op rond-massiefijzeren stangen van ± 7 cm. middellijn. De nieuwe gebouwen doen rustig en soliede, de oude ondersteuning doet vrees ontstaan voor invallen. Toch zijn deze ijzeren steunen statisch voldoende sterk, want geen enkele knik of buiging is te zien en van instorten ervan hebben wij nooit gehoord. Het ijzer heeft bij deze constructie te weinig massa om te kunnen bevredigen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 15, 206

[Jakarta 7 – Gouvernement] 

Het front van het z.g.n. Gouvernementshotel aan het ruime Koningsplein te Weltevreden, een gebouw dateerende van 1857, geeft overigens wel den indruk dat die stijl voor een deftig gebouw in de tropen veel aantrekkelijks bezit.
Voor een vrijstaand gebouw, en dat zijn ze in Indië allen, geeft hij echter, streng doorgevoerd, aanleiding tot hooge kosten; men zou zich vergissen indien men meende dat de zij- en achtergevels van het Gouvernementshotel ook maar eenigszins het goede aanzien van den voorgevel weerspiegelden.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 15, 207

[Semarang 1 – Telefoonkantoren] 
[Semarang 2 – N.I.S.] 

[1912] Ik heb gemeend bij dit gebouw eenigszins langer te moeten stilstaan om te doen zien dat het voor de hand lag van de gelukkige omstandigheid dat een civiel ingenieur als de ontwerper en leider der uitvoering van dit gebouw aan het Departement der B.O.W. was verbonden, gebruik te maken om dezen aan het hoofd te stellen van het zoo onmisbaar gebleken bouwkundig bureau. Als adspirant-ingenieur en met het aan die betrekking verbonden traktement is de heer Snuyff met een paar opzichters zijn taak begonnen, doch al spoedig heeft de Regeering er in toegestemd dat voor hem een afzonderlijke traktementsregeling werd getroffen. Hij staat thans met den titel van bouwkundig ingenieur buiten het eigenlijke corps ingenieurs van den Waterstaat, en een tweede bouwkundige ingenieur, de heer Van Hoytema, werd dezer dagen uitgezonden. [...]
En wat is er nu sedert 1908 door dat bureau tot stand gekomen?
Om met de telefoonkantoren te beginnen, die vooral op Java noodig waren geworden sedert het Gouvernement de bestaande particuliere telefoonnetten overnam, verwijs ik naar dat van Semarang, dat een soortgelijk gebouw is geworden als dat van Weltevreden; de scheeve vorm van den plattegrond hangt natuurlijk samen met het beschikbare terrein. Het is gelegen naast het post- en telegraafkantoor.[...]
Het gebouw werd gezien als zeer modern en uitstekend aangepast aan de Indische omstandigheden. Elenbaas meldt, bij de bespreking van een ontwerp van Snuyff voor een telefoonkantoor zo’n tien jaar later, “in navolging van het bureaugebouw voor de N.I.S. te Semarang, is de beplanking op vrij grooten afstand van de dakbedekking gehouden, en de ruimte daartusschen behoorlijk geventileerd, waardoor de invloed van de directe beschijning der dakbedekking door de tropische zon op de temperatuur in de zaal wordt ontdaan.”

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 15, 208

[Pasuruan – SDN] 

Voor het dragen van het omloopende afdak is hier echter een steenconstructie gekozen en, omdat de terreinomstandigheden toelieten de speelloods afzonderlijk te bouwen, kon hier door het uitbouwen der hoeken de eentonigheid van de architectuur der omgaande gaanderij worden verbroken. Ook hier bestaat gelegenheid tot uitbreiding door het aanbouwen van lokalen aan de achterzijde. [Uit een inleiding van BOW-medewerker Elenbaas in Nederland op 23 maart 1912].

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 16, 17

[Pasuruan – Eiffeltoren] 

[1913] Ter vervanging van den vermolmden houten vlaggenmast bij de Residentswoning te Pasoeroean, werd met het oog op de dure houtconstructie, een vlaggenmast gemaakt bestaande uit een voetstuk, hoog 12 M., van gewapend beton en de nog bruikbare houten steng lang 9 M.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 16, 44

[Bandung 2 – Departementsgebouw] 

Bat. Nieuwsblad 10-2-1913: Te Bandoeng is een aanvang gemaakt met den bouw van het departement van oorlog; een groot bouwwerk, waarvan nu reeds gezegd kan worden dat het een monument zal worden van slechten smaak.
Het is niet algemeen bekend hoe het gebouw er uit zal zien. De omschrijving kan heel kort zijn: een blok steen zonder de minste architectonische waarde. Het toekomstig departementsgebouw is bestemd om, als alle bouwwerken der genie, een droevig figuur te maken, ondanks de toepassing van de traditionele pakhuisvormen, verouderde gevellijnen en slecht gecopieerde renaissancemotieven. Dat kan nu reeds opgemaakt worden uit de gebrekkige compositie en de fundamentele fouten in het ontwerp.
Wijziging in het project is formeel niet meer mogelijk. En zal dus, tenzij er nog een weg op gevonden wordt om het ontwerp te herzien, veel geld uitgegeven worden aan de uitvoering van een ontwerp van weinig competente bouwkundigen.
Waarom toch niet het bouwkundig bureau der B.O.W. geraadpleegd? Is zelfs samenwerking van dezen aard tusschen civiel en militair geheel onmogelijk?’

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 16, 173

[Malang – Gemeentehuis]

Te Soekaboemi en Malang worden, ingaande 1 april 1914, gemeenteraden ingesteld. Uit de algemeene-geldmiddelen in 1914 zijn daarvoor af te zonderen, behalve voor andere uitgaven, ook nog respectievelijk f 2590 en f 2590, welke alleen zullen zijn toe te kennen voor het geval de gemeenteraden al dadelijk mochten willen overgaan tot indienststelling van eigen personeel voor locale werken.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 16, 178

[Bogor 1 – Spoorweg]

De bedoeling n.l. is, dat – gezien het groote gebrek aan personeel vooral der 4e afdeeling – het thans in dienst zijnde Inlandsch personeel op de lijn Batavia-Buitenzorg op bepaalde voorwaarden als: tractement, diensttijd e.d. door de S.S. zal worden overgenomen. Het Europeesch N.I.S. personeel schijnt daarvoor niet in aanmerking te komen, omdat het bepalen van hiërarchie en tractement bij hen zooveel meer bezwaren heeft, terwijl het pensioenfonds in deze natuurlijk ook een woordje meespreekt.
Het is van algemeene bekendheid, dat de S.S. nog altijd lijdt – chronisch lijdt – aan wagen- en rijtuiggebrek. Alhoewel voor enkele miljoenen guldens een spoedbestelling voor materieel gedaan moet zijn in Europa, kan de uitzending eerst over een half jaar verwacht worden, zoodat als op 1 November a.s. de lijn B.-B. door den staat geëxploiteerd wordt, de S.S. genoodzaakt is materieel tijdelijk te huren van de N.I.S.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 16, 195

[Cimahi – Genie] 

Begin 1900 lag het Corps genietroepen in Tjimahi. Dat betrof toen de staf, drie compagnieën en de ‘spoorweg- en telegraafcompagnie’. De genie was belast ‘met alle bouw-technische aangelegenheden, het leger betreffende, in het bijzonder, zoowel in vredes- als in oorlogstijd, met het ontwerpen, den bouw en het onderhoud van ’s lands verdedigingswerken, en van de gebouwen en verdere inrichtingen, zoo voor het personeel als het materiaal van het legeren met het beheer der genie-voorraden.’

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 17-2

[Surabaya 2 – Kali Mas] 

Soer. Handelsblad van 1 December 1914: In verband met de tijdsomstandigheden zullen binnenkort de werkzaamheden aan de rivier bij Genteng (Soerabaia) zoo goed als stopgezet worden. Er zal echter in elk geval voor worden gezorgd, dat er zich geen stille gedeelten in het water vormen, opdat er geen waterplanten zullen kunnen ontstaan, die zooals bekend broeinesten van muskieten zouden worden.
Dezelfde tijdsomstandigheden zijn ook de oorzaak dat B.O.W. den verderen bouw van de Technische School op Sawaän (eveneens te Soerabaia) voorlopig gestaakt heeft.
Het stopzetten van diverse werken door B.O.W. heeft tengevolge dat tal van bouwkundigen hier en elders solliciteeren. Zoo loopen velen hunner vruchteloos de particuliere bureaux en die der gemeente af, in de hoop een plaatsing te krijgen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 17, 25

[Bandung 2 –“Paleis”] 

Soer. Handelsbl. Van 4 December 1913: De Preangerbode meldt, dat het maken van de projecten voor een paleis voor den legercommandant te Bandoeng opgedragen is aan den eersten luitenant der genie Schoemaker. De bouwkosten van het paleis zullen 250.000 gulden bedragen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 17, 67

[Bandung 1A – Sociëteit 'Concordia']

[1914] Men schrijft aan de Preanger-Bode:
Waar men in verband met den hoogeren levensstandaard de traktementen van alle categoriën van ambtenaren verhoogt of waar die positieverbetering in de pen is, denkt men er nog niet aan, de tractementen van de 2e-luitenants te verhoogen. [...] Hij moet voor dat huis zijn personeel aanhouden, welk personeel toch in ieder geval moet kunnen bestaan uit kokkie-baboe, huisjongen en kebon, hij moet bezoeken kunnen ontvangen enz. Ja, zelfs zou men van hem moeten kunnen eischen, dat hij lid van de Societeit is (hij zou daarvoor in Bandoeng f 8 moeten betalen), want hij moet toch aanwezig kunnen zijn bij officieele festiviteiten, die veelal in de Societeit worden gehouden.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 17, 76

[Architecten – Cuypers] 

Uit een artikel van een onbekend auteur over architectuur in het Bat. Nieuwsblad februari 1914:
Zelfs Ed. Cuypers goed geschoold architect, beschikkend daarbij over uitstekende bureau-krachten, schijnt in Indië geen ernstig werk te willen leveren en meent het Indische publiek het best te kunnen bevredigen door drukke groepeering, plompe massa's en overlading in details. Het renaissancistisch element, dat in zijn werk overheerscht, staat eene hoogere ontwikkeling daarvan bovendien in den weg.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 17, 76

[Jakarta 4 – Molenvliet West] 

[Uit een artikel over architectuur in het Bat. Nieuwsblad van Februari 1914 van een onbekend auteur:]
Eene bijzondere plaats in de Indische architectuurwereld wordt ingenomen door het bureau der B.O.W., waarvan als meest bekende uiting genoemd mag worden het departementsgebouw op Molenvliet-W., een der meest karakteristiek tropische bouwwerken in onze hoofdstad.
Al willen wij den stijl, welke hier toegepast is, niet verdedigen, toch dient er op gewezen dat ook met gemoderniseerde verouderde stijlvormen blijkbaar doeltreffend, eenvoudig, waar en rationeel gebouwd kan worden, zooals gezegd eigenschappen, waarnaar het moderne streeft.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 17, 76

[Yogyakarta 2 – Hoekhuis] 

Uit een artikel over Architectuur in het Bat. Nieuwsblad van Februari 1914 van een onbekend auteur:
In den woningbouw mag toch zeker de eigenschap van doeltreffendheid wel op den voorgrond gesteld worden en is een aardig topgeveltje, hoe oprecht ook in zijn naaktheid, bijzaak. In ons tropen-klimaat is een topgevel zelfs onlogisch; wij verlangen voor alles schaduw en regenwering, geen schijn-architectuur, geen valsche herinnering aan een Hollandsch buitenstadje.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 17, 82

[Bandung 4 – Heetjansweg] 

Febr. 1914: H. Heetjans, kapitein der genie bij het Indisch leger, wordt benoemd tot directeur Gemeentewerken.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 17, 188

[Bandung 2 – Insulindepark] 

[1914] De regeering heeft een bedrag van f 21000 toegestaan voor de aanleg van het Insulindepark te Bandoeng.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 17-2, 180

[Surabaya 1 – Spaarbank] 

Het Soer.Handelsblad van 26 November 1914 meldt: Hedenmorgen ten 11 uur had de aanbesteding plaats van het nieuwe kantoorgebouw der Spaarbank van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, dat eerlang zal verrijzen aan de Willemskade, hoek Roomsche Kerkstraat (te Soerabaia)
Er waren drie inschrijvers; ingekomen waren 4 inschrijvingsbiljetten.
A. Voor de werken in gewapend beton: Een inschrijver: Hollandsche Beton Maatschappij voor f 28.200
B. Voor de overige werken (zonder gewapend beton werken): Drie inschrijvers:
1. Bureau Groedo voor f 160.900
2. A.Zimmerman f 148.000
3. Holl. Beton Mij. f 157.000
De begrooting, door de Maatschappij zelve opgemaakt was voor A: f 30.000, voor B: f 154.600, Totaal: f 194.600
[Het bouwwerk werd gegund aan de Hollandsche Beton Mij.]

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 18, 147

[Malang – Oude brug]

Bat. Nieuwsblad 21 April 1915
Een unicum van Malang, dat vermeldenswaard is (een echte Kamperui) is de nieuwe Brantasbrug. De vroede bestuurders vroeger, waren tot de conclusie gekomen dat de passer midden in het Chineesche kamp onhygiënisch was, daarom werd een mooi terrein gekozen, oostelijk van het station, om de passer daarheen te verplaatsen; men zou dan tevens de resteerende grond aan huizenbouwers verkoopen, zoodat er een complex villa's zou verrijzen (Malang lijdt ontzettend aan huizennood); men droomde van een "villapark", nieuwerwetsch ingericht hotel etc. etc. en dat terrein moest verbonden worden met het centrum van de stad door een communicatieweg. Maar dit plan had het bezwaar, dat de Brantas zich juist sierlijk daartusschen slingert. Maar "where there is a will, there is a way "en een prachtbrug werd gebouwd van gewapend beton tegen den civielen prijs van, als ik mij niet vergis, ongeveer 15000 gld.
De snuggere bestellers van de brug vergaten in het contract de landhoofden (toegangswegen) te noemen, zoodat nu de brug er is, maar men er niet op of af kan komen. Door het moeilijke terrein zouden die landhoofden veel geld kosten, het beschikbare geld is voor de brug verbruikt, ergo blijft de brug staan zonder landhoofden. Maar dat is niet het eenige. De brug staat op de meest onpractische plek, waar de aan te leggen weg een S moet vormen met zware hellingen, en door de sappiekarrevoerders geen gebruik daarvan gemaakt zal worden, waar hij te bezwarend voor hun trekvee is. Zelfs voor auto's is het een lastige weg; immers door de S-vorm kunnen zij geen vaart zetten om de zware hoogte te halen en last not least heeft de Chineesche gemeente, toen zij hoorde van het verplaatsen van de passer, een rekest ingezonden aan den tegenwoordigen gemeenteraad om dit niet te doen, om vele gemotiveerde redenen, zoodat nu de passer blijft, waar ze is en de onhygiënische toestand van vroeger blijkbaar niet meer bestaat. De heeren "dronken een glas en de zaak bleef zooals die was" en nu zitten we met onze dure brug in onzen maag, die, doordat ze van gewapend beton is, niet verplaatst kan worden naar een betere plaats, zooals b.v. voor eene verbinding van Tjelaket met Oro-Oro Dowo door de z.g. Suermondstraat. Ik ben wel benieuwd, wat onze gemeenteraad in deze zaak zal besluiten, nu in dezen bezuinigingstijd. Wat er van het villapark en de villa's, 't schitterend "up to date hotel", etc. komen zal, ligt nog verborgen in rozige toekomstnevelen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 18, 269

[Surabaya 3 – Allée] 

[Uit een Stedebouwkundige causerie in het Soerabajasch Handelsblad Mei 1915.]
Wanneer men van het kleine stationspleintje de Goebengbrug over rijdt en rechts en links de kali, vóór zich de Simpangsche allée ziet, voelt men zijn hart luider kloppen van vreugde over zooveel schoons. Links herinnert de heldere kali met haar groene oevers en haar boomen en huisjes in het verschiet aan het kleine rivierke met zijn coquette Betuwsche dorpen; vóór ons herrijst de Velperstraatweg te Arnhem. Deze laatste indruk wordt nog sterker, als men de aardige huizen en met voortuinen langs Simpang beschouwt, en onwillekeurig met ons na een stoffige treinreis de bekentenis van het hart: Indië is nog zoo’n kwaad land niet en Soerabaia is de beste onder hare zusteren.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 18, 272

[Surabaya 2 – Apotik Simpang] 

[1915] ’t Is echter jammer, dat op dit markante punt van Soerabaja, dat de overgang is van de nieuwe naar de oude stad, zoo’n onbeteekenend gebouw staat. [...] [Daarom] zal elk Soerabajasch architect het zich een eer rekenen bij event. verbouwing der apotheek daar een gevel te zetten, die een blijvende herinnering zal zijn aan zijn scheppend talent.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 18, 273

[Surabaya 2 – Bültzinglöwenplein] 

[Mei 1915] Het Oost-Javarestaurant in een nieuw kleed gehuld, is de bekroning van het plein. Ge moet hier het mondaine leven zien. Zie het gewirwar onder de zuilengangen, zie het helle licht, dat uit de ramen u toeschittert, hoor het vroolijk gegons van stemmen en voel u nu eindelijk eens thuis in uw eigen Indië! [...] Vroolijk straalt het licht uit Oostjava’s machtigen koepel, opwekkend klinken de tonen van Oost-Java’s muziek.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 18, 310

[Bandung 2 –“Paleis”] 

Ook bij den bouw van het Hotel van den Legercommandant te Bandoeng wordt een ruim gebruik van Wadjak-marmer gemaakt, zoo o.a. voor de hoofdtrap, die toegang tot de verdieping geeft en voor vloeren. Een groot deel van het buitenwerk als sokkelplaten en plinten, wordt in Bobos-trachiet uitgevoerd, afkomstig van de groeven in Cheribon.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 19, 300

[Semarang 1 – Technische School]

[1916] Derde Technische School. In verband met den grooten toeloop van leerlingen naar de twee bestaande openbare technische scholen (Koningin Wilhelminaschool te Batavia en Koningin Emmaschool te Soerabaja) en met het oog op de stijgende vraag naar technisch onderlegde werkkrachten, zoowel voor openbare als particuliere bedrijven, deed zich reeds in begin van 1914 de behoefte gevoelen aan een 3de openbare school voor technisch onderwijs. […]
De school zal moeten worden gevestigd in Midden-Java, dat thans een vrij aanzienlijk aantal leerlingen levert voor de bestaande openbare technische scholen. Waar het gewenscht lijkt de onderwijs-inrichtingen niet te veel op enkele plaatsen te concentreeren, verdient Djokjakarta als plaats van vestiging de voorkeur boven Semarang, ook omdat de eerstgenoemde plaats gezonder en goedkooper is en gemakkelijk valt te bereiken.
Van concurrentie met bestaande particuliere onderwijs-inrichtingen zal geen sprake zijn. De eenige school van dien aard, de Semarangsche ambachtschool, heeft namelijk te kennen gegeven van de haar gelaten gelegenheid tot omvorming dier inrichting in een technische school als de twee bestaande openbare, geen gebruik te zullen maken en verder dat zij voornemens is om bij oprichting van en 3de openbare technische school, de opleiding van bouwkundigen te staken en zich dus te beperken tot de vorming van werktuigkundigen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 20, 190

[Bandung 4 – Onderwijs] 

Den Haag, 30 Mei 1917: In een te Amsterdam gehouden vergadering van de Handelmaatschappij in tegenwoordigheid van vele autoriteiten en onder presidium van de heer Van Aalst, deelde deze officieel aan het comité “Ïndië Weerbaar” mede, dat in Indië zou worden opgericht een instituut voor hooger technisch onderwijs, bestemd om Indische ingenieurs op te leiden.
De school zal open zijn voor alle rassen en klassen. De regeering had haar volle sympathie met de plannen betuigd. Voorloopig zullen toegelaten worden leerlingen met het diploma Muloschool. [...]
Dit laatste leverde al meteen commentaar, o.m. van de vereniging van bouwkundigen: ‘Best mogelijk is het, dat het instituut geschoeid wordt op de leest, als de reeds bestaande inrichtingen tot opleiding van Indische Artsen, en dus aan afgestudeerde jongelieden van het technicum wordt uitgereikt het diploma van Indisch-Ingenieur. In dat geval kan er zeker geen sprake zijn van een technische hoogeschool.’

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 20, 196

[Jakarta 4 – Sawah Besar] 
[Jakarta 5 – Noordwijk] 
[Surabaya 2 – Hotel] 

Begin 1900 moesten de weg langs ’t Molenvliet ‘minstens om de 2 jaren van eene nieuwe deklaag worden voorzien, wegens de vele ontstane inzakkingen en oneffenheden.
In 1917 verscheen in opdracht van de gemeente een rapport van Schoemaker over de toestand van de wegen. Het Bat. Nieuwsblad schrijft: ‘De bodem bestaat in en om de gemeente Batavia grootendeels uit rooden kleigrond. Bekend is, dat deze kleiachtige grond bij droogte een groot draagvermogen bezit, maar bij doorweeking in draagvermogen sterk achteruit gaat en dan in hooge mate vervormbaar is. Wanneer in dezen doorweekten toestand; (waarin de bodembelasting al spoedig de dan lage grens van draagkracht overschrijdt) een last overtrekt, ontstaat een kneedwerking waarvan uiteraard oppervlakkige vervormingen het gevolg zijn, vervormingen (veelal golfvormig) welke op hun beurt een sterker mechanisch aangrijpen door de voertuigwielen bevorderen, terwijl bij nat-worden van de oppervlakte de weerstand van den weg door onregelmatige plaatselijke doorweekingen (in de golfdalen en de ontstane kuilen) nog sterker vermindert. Deze reeds verhoogde wisselwerking leidt al spoedig tot vernieling van den weg.’ Voor de goede orde: De weg langs Molenvliet had ‘eene totale verhardingsdikte van + 50 c.M.’ Schoemaker doet voorstellen over o.a. het ‘verhardings-materiaal’, de ‘draineering van den ondergrond’ en de ‘afwatering van de wegoppervlakte’.
Een belangrijk aspect is ook ‘de ontwikkeling van het voertuigverkeer vooral het automobilisme’. In het rapport zijn ‘opgenomen verkeerscijfers der drukste verkeersstraten van enkele der buitenlandsche grootsteden’. De cijfers zijn uit 1914-1915. Weergegeven wordt het aantal voertuigen tussen 7 en 19 uur, voor Jakarta tussen 6 en 21 uur. 

Parijs Rue Rivol 33233 Avenue Opera 29460 Boulev.-Ital. 20124
Berlijn Potzdam. Platz 14221 Friedrich Str. 13479 Leipzig. Str. 9596
Londen Strand 16208 Gracechurch 12148 Cheapside 11019
N. York 5 Avenue 8665 Broadway 3277 1 Avenue 2301
Chicago Statestr 6048 Clarkstr. 4691 Wabash-Aven. 3794
Batavia Menteng
Tan. Abang West
Molenvliet West
8096
3890
3424
Noordwijk
Kramat
Laan R. Saleh
5025
3890
2869
Koningspl. Oost
Rijswijkstraat
Sawah Besar
4073
3604
2754

De door Schoemaker gedane voorstellen betreffende de verbetering en gedeeltelijke ombouw van het wegennet zou de overheid f 3.300.000 gaan kosten.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 20, 352

[Bandung 2 – H.B.S.] 

Preangerbode 18 September 1917: Bij den bouw van de nieuwe H.B.S. is druk gebruik gemaakt van gewapend beton. Ook de vloeren van de bovenverdieping zijn van beton en het plafond is gepleisterd tegen dit beton aan. Dit schijnt op zeer gebrekkige manier gebeurd te zijn.
Herhaaldelijk zijn groote platen pleister naar beneden gekomen. Sedert de school aan den gang is één groot stuk in de leeraar-kamer en één brok vlak boven de bank van een meisje in een der klassen gevallen. Gelukkig in de middaguren. Verleden week was de directeur echter bijna de dupe van den verkeerden toestand geworden. Bij het verlaten van de school, dus enkele minuten nadat een stroom van kinderen de galerij gepasseerd was, viel vlak achter hem met een zwaren slag een stuk pleisterwerk neer. Het woog ongeveer 8 K.G., dus voldoende om iemand een ongeluk te bezorgen, daar de galerij circa 5 M. hoog is.
De pleisterlaag viel grotendeels als poeder op den grond stuk, men kon de brokken verder tusschen de vingers tot gruis wrijven, wel een bewijs, welk degelijk materiaal gebruikt is en hoe zorgvuldig er gewerkt is. We vragen een grondig onderzoek, want als zo’n plaat op een der kinderen neer komt, dan is een groot ongeluk niet onwaarschijnlijk.’
Het beton- en pleisterwerk was van de Holl. Beton Mij.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 20, 424

[Bandung 4 – Hoogeschool] 

De Preangerbode: De heer K.A.R. Bosscha bood f 100.000 aan als bijdrage in de onkosten voor de oprichting van een Koninklijk instituut voor technisch onderwijs, waarvoor in Nederland reeds twee of drie millioen is bijeengebracht.
De heer Bosscha maakte de voorwaarde, dat de abituriënten van de school werkelijk tot ingenieurs betrekkingen zullen worden toegelaten en de school in het koel klimaat van Bandoeng verrijst.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 22, 75

[Jakarta 10 – Laboratorium] 

Java Bode 1919: schrijver wist dat er in vorige jaren belangrijke gebouwen van het complex reeds waren voltooid, zoals het frontgebouw der Zieken-inrichting en het nieuwe Geneeskundig Laboratorium; wel hadden wij in den loop van 18–19 het frontgebouw der S.T.O.V.I.A. uit den grond zien verrijzen; maar dat achter die gebouwen reeds als het ware een geheele stad was opgetrokken, daarvan hadden wij niet het minste vermoeden. [...] De wetenschap, dat deze grootendeels werden ontworpen door den Bouwkundig Ingenieur Von Essen, is ongetwijfeld reeds voldoende waarborg [...]
Om eenig denkbeeld te krijgen van den omvang der gebouwen, [...] zij vermeld, dat de groote gebouwen met elkaar een frontlengte beslaan van meer dan een Kilometer, dat wil dus zeggen een lengte grooter dan een zijde van het Koningsplein! Als we de gebouwen geheel rechtgetrokken denken, de vleugels derhalve gelegd in het verlengde der fronten, dan komen wij zelfs tot een lengte van bijna 1400 M. waarvan ruim 500 M. met verdieping. Stelt U voor lezer, een doorgaand gebouw opgetrokken om een binnenplaats ter grootte van het grasveld van het Waterlooplein, en dat gebouw langs twee zijden van het plein twee verdiepingen hoog!
Wij spreken dan nog niet eens van de bad- en privaatgebouwen en van overloopen en verbindingsgangen, die alleen reeds een oppervlak van 2700 M2 beslaan [...] Wat nu voltooid is heeft een bebouwd oppervlak van 17 000 M2 waarvan 5500 met verdieping. Totaal derhalve 22 500 M2.
Wij gelooven dat door die voorstelling de lezers de overtuiging moeten hebben gekregen, dat wij niets te veel hebben gezegd toen wij hier boven spraken van “voorbeeldig werken” waarbij vooral niet mag worden vergeten, dat de geheele uitvoering werd geleid door den Architect der B.O.W. A.W. Andriesse feitelijk zonder Europeesche hulp van beteekenis. Hij werd, nadat hem in den loop van 1913 dit werk werd opgedragen al dadelijk gehandicapt door het uitbreken van den grooten oorlog, waardoor het werk moest worden stopgezet, dan weer in langzaam tempo voortgewerkt om op de uitgaven te bezuinigen, uitgaven die ten slotte toch nog ongeveer een half millioen per jaar beliepen.
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-22, 122:
Opvallend was een rechte verbindingsgang of overloop van 450 M. lengte welke met de noodige zijgangen de meeste gebouwen onderling verbindt
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-23, 336:
1920: De Regeering heeft Hare bijzondere tevredenheid betuigd aan den architect bij de Waterstaat en ’s Lands Burgerlijke openbare werken: A.W. Andriesse – thans met verlof in Europa – voor den buitengewonen ijver en de groote toewijding, door hem aan den dag gelegd bij de uitvoering van het uitgebreide gebouwencomplex voor de centrale burgerlijke ziekeninrichting met een school tot opleiding van Indische artsen en een nieuw geneeskundig Laboratorium aan den Salembaweg te Batavia.
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-24, 374 / 410:
Na zijn verlof werd Andriesse in Cheribon geplaatst, maar binnen een maand ging hij met ontslag.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 22, 128

[Bandung 2 – H.B.S.] 

Een ieder weet, dat men in een tropisch klimaat niet kan werken, laat staan studeeren zooals in een Noord-Europeesch klimaat gewerkt kan worden. ’Er‘ wordt geklaagd over vermoeidheid van de leerlingen der H.B.S. te Bandoeng, waarvan de reden gezocht wordt in overlading van het programma, of in den te korten duur der vacanties.
Ook in Nederland heeten stemmen opgegaan te zijn om de leerstof in te krimpen ten einde de jeugd te verlossen van eene steeds aangroeiende nervositeit en prikkelbaarheid. En wat in Nederland geldt klemt niet in mindere mate voor Indië, waar het klimaat de vermoeidheidsverschijnselen nog eerder te voorschijn roept.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 22, 132

[Bandung 2 – Jaarbeursgebouw] 

Aanbesteding Jaarbeurs. De HH. Gebroeders Bel hebben het werk ter uitvoering gekregen’ voor een bedrag van f 114.900.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 22, 177

[Bandung 5 – Ziekenhuis] 

De Burgemeester van Bandoeng roept sollicitanten voor de tijdelijke betrekking van Bouwkundige of Architect ten behoeve van den bouw van het Gemeente-ziekenhuis voor den tijd van ongeveer 2 jaren, salaris f 600.- ’s maands.
Sollicitaties op zegel onder overlegging van afschrift-getuigschriften worden in gewacht tot 15 Juni a.s.
De Burgemeester vd., B. Coops

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 22, 233

[Surabaya 3 – Nias] 

[1919 Uit de Memorie van Antwoord:] De aanbesteding van den bouw der Nederlandsch Indische Artsenschool (N.I.A.S.) te Soerabaja kan binnen zeer korten tijd tegemoet gezien worden; de bestedingsstukken liggen gereed. De vertraging in den gang van zaken ten aanzien van dit bouwwerk is te wijten aan de moeilijkheden, die werden ondervonden met de ophooging van het terrein, welke werkzaamheden de aanbesteding moeten voorafgaan. De benoodigde groote hoeveelheid zand moet toch van elders worden aangevoerd en de Dienst der Staatsspoorwegen kan het daarvoor benoodigde groote aantal wagens niet beschikbaar stellen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 22, 235

[Bandung 1A – Post- en Telegraafkantoor]

Uit de Memorie van Antwoord 1919:
De bouw van een postkantoor te Bandoeng moest in verband met den ongunstigen stand van 's Lands geldmiddelen van het aanvankelijk werkplan voor 1920 worden afgevoerd.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 22, 235

[Semarang 3 – Ziekeninrichting] 

[Uit de Memorie van Antwoord 1919:] Op het tijdstip, dat het in de eerste gewone zitting van 1918 ingediend amendement om den post voor den bouw van de centrale burgerlijke ziekeninrichting te Semarang te verhoogen in behandeling kwam was reeds voor dit bouwwerk een ontwerp gereed, doch de desbetreffende begrooting wees een zóó hoog eindcijfer aan, dat het niet verantwoord was, het complex in dezen vorm tot uitvoering te brengen. Aangezien besparing op onderdeelen niet goed mogelijk was, moest door den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst een geheel nieuw programma van eischen op veel bescheidener schaal worden samengesteld, waardoor het voltooide ontwerp geheel waardeloos werd. Aan de hand van nieuwe eischen, waarover langdurige besprekingen met de plaatselijke geneeskundige autoriteiten gevoerd moesten worden, werd een geheel nieuw ontwerp samengesteld, dat in Mei 1919 gereed kwam. Binnenkort zal derhalve tot uitvoering kunnen worden overgegaan.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 22, 287

[Semarang 3 – Gevangeniswezen] 

Augustus 1919 – Uit de Volksraad: [...]
De heer Stokvis: Mijnheer de Voorzitter! Ik hoop niet, dat de Directeur van B.O.W. zal schrikken als ik niet een onvriendelijk woord ga zeggen. [...] Diezelfde aansporing – ik hoop, dat zij niet nodig is – zou ik willen geven voor den bouw der gevangenissen. Ik heb een bezoek gebracht aan de gevangenis te Semarang en hoewel door het personeel alles wordt gedaan om het verblijf zoo draaglijk mogelijk te maken, de toestand was er minder goed door het gebrek aan ruimte. Overvulde gevangenissen zijn in alle opzichten ellendig. De directeur kan er niet den toestand krijgen, dien hij wenscht en het is absoluut verkeerd om een gevangenis, die maar bedoeld is voor 400 personen, zooals te Semarang, te vullen met 600 menschen. Dat geeft ongewenschte toestanden.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 22, 306

[Jakarta 9 – Defensielijn] 

Deze gracht werd in de jaren 1919-20 gedempt. In een brief van Hoofd Assaineeringswerken aan de Burgemeester lezen we:
[...] de mogelijkheid van demping dan wel aanmerkelijke versmalling van eenige verder geen reden van bestaan meer hebbende, ruime waterloopen o.a. langs de drukke buurten Kwitang, Tanah Njonja [zuidelijkste deel Gunung Sahari was ook onderdeel van de defensie lijn], Citadelweg en Glodok [Pancoran, zie wandeling Jakarta 3].

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 22, 312

[Semarang 1 – Artesische put]

Uit Nota over assaineeringswerken 1919:
Iedere leverancier, die in de kampong per ‘pikoelan’ het water van een hydrant aanbrengt en verkoopt, rekent afhankelijk van den afstand, waarop de naastbijzijnde ‘soemoer boor’ zich uit de woning van den consument bevindt, 2 tot 5 cts. per pikoel, d.i. voor 30 tot 35 L. alzoo voor 1 M³, 60 tot 150 cts, terwijl het water, rechtstreeks aan de leiding onttrokken, den gebruikers niet meer dan 25 cts per M³ kost.
En wanneer de door ons gedachte tijdelijke verbetering in de watervoorziening zal zijn uitgevoerd in afwachting van de totstandkoming der volkswaterleiding, dan zal om 50 menschen, die op één pomp of put zijn aangewezen, dagelijks de strikt noodige hoeveelheid water van 50x40=2000 L te kunnen verstrekken, nog een dag arbeid verricht moeten worden door minstens één koelie, die daarmede een belooning van 50 cts verdient, zoodat de M³ grondwater niet in huis, doch op de pomp- of putplaats nabij de woning afgegeven, in dat geval op niet eens minder dan 25 cts ook per M³ komt te staan.”

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 23, 17

[Jakarta 1 – Tiedeman & Van Kerchem] 

[Januari 1920] Prijsvraag voor een bankgebouw der Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij en een gebouw voor de firma Tideman en Van Kerchem. De begane grond en tweede verdieping van beide gebouwen zijn voor de verhuur bestemd en moeten dus beschikken over en afzonderlijke ingang. In de jury zaten: De Voogd, generaal der Genie b.d., Maclaine Pont en Meyes, directeur van de Escompto. De hoofdprijs is f 10.000 !

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 23, 19

[Surabaya 3 – Artsenschool] 

De bouw van een politie-bureau en van het hoofdgebouw der artsen-school zijn gegund aan den architect Ligthelm, respectievelijk voor f 64 900 en f 486 100.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 23, 116

[Yogyakarta 3 – Algemeene] 

[Maart 1920:] ... bouw van de Algemene Middelbare School te Djokja, 15den dezer bij de aanbesteding te Semarang voorlopig is toegewezen aan den Djokjaschen bouwkundige Reuneker, voor de somma van f 541 550, als laagste inschrijver. De raming bedroeg f 449 000. Reeds eerder werd aan dezen aannemer gegund de bouw van het frontgebouw voor f 301 220.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 23, 127

[Bandung 4 – Hoogeschool] 

De constructie is een verbeterde methode van het weinig toegepaste systeem Emy [...]. Deze buigt de planken in de lengte-richting over mallen, die den gewenschten straal hebben en voegt dan zoveel planken door middel van houten pennen, bouten en ijzeren stroppen aan elkaar, als noodig is
Als grootste pijl kan bij grenen- en dennenhout 1/25, bij eikenhout 1/10 der lengte van de gebogen plank zonder gevaar van splijten genomen worden.
Een voordeel van deze constructie van Emy is, dat men geen houtverlies door verzagen heeft, dat geen der vezels wordt doorgesneden en dat de volle lengte der plank tot haar recht komt. Ook hier worden de voegen zoodanig gelegd, dat zij voldoende verspringen.
De gebogen constructiedelen zijn bij de ITB samengesteld uit een aantal lagen djatihouten plankjes van 1 c.M. dikte, bijelkaar gehouden door ijzeren beugels en stroppen.
De constructie is niet goedkoop, maar voldoet aan de hooge aesthetische eisen.
De keurige profileering van enkele constructiedeelen bewijst dat ook de afwerking goed verzorgd wordt.
De plannen voor deze bouw zijn gemaakt door het “Ontwerp-bureau”, onder leiding van den Ir. Macl. Pont., terwijl de uitvoering geschiedt onder leiding van den kapitein der Genie, M.T. van Staveren. De Supervisie over deze bouw berust in handen van den Heer V.L. Slors, Directeur van het Gemeentelijk bouwbedrijf.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 23, 133

[Bandung 2 – Jaarbeursgebouw] 

1920: Tenzij bijzondere omstandigheden een langeren duur wenschelijk maken, zal de 1ste N.I. Jaarbeurs van 17 Mei tot en met 5 Juni worden gehouden op het eigendomsterrein der vereeniging, gelegen achter de gebouwen van het Departement van Oorlog te Bandoeng, benevens op de daaraan grenzende terreinen daarvoor afgestaan door den bond van lichamelijke opvoeding en door de gemeente. Het geheele complex is 40 500 M2 groot.
Door de geheele inheemsche industrie, door alle inheemsche cultuurondernemingen en door de importeurs van grondstoffen, half-fabrikaten en machinerieën, die benoodigd zijn voor de kultures in Ned.-Indië, kan dus worden deelgenomen.
De jaarbeurs zal bestaan uit 3 hoofdafdeelingen (ieder weder onderverdeeld in 8 groepen) nl.
I. Monsters van voortbrengselen en van fabrikaten van zuiver inheemschen oorsprong.
II. Monsters van voortbrengselen en van fabrikaten van niet-volledig inheemschen oorsprong.
III. Expositie en demonstraties van voorwerpen van anderen aard dan onder monsters zijn te rangschikken.
De 8 groepen zijn de volgende:
1. Gouvernements monopolies e.d.
2. Machinerieën, landbouwwerktuigen e.d.
3. Bouwmaterialen en aanverwante artikelen en voorwerpen (ontwerpen gebouwen enz.)
4. Voortbrengselen van Landbouw, Bosch- en Mijnbouw.
5. Boekdrukkerij en aanverwante vakken, kantoor- en administratie-benoodigdheden.
6. Chemicalieën en artikelen voor ziekten-verpleging.
7. Kunst, bijouterieën, juweelen, goud- en zilverwerken.
8. Diversen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 23, 139

[Jakarta 12 – Bouwploeg] 

[1920] Te Weltevreden is opgericht de Maatschappij voor het bouwen van confortabele woningen voor employé’s van groote instellingen op het land Menteng of elders. Het kapitaal bedraagt 2½ millioen gulden, waarvan bereids een bedrag van 7½ ton werd volgestort. Oprichters zijn: de Javasche Bank, de K.P.M., de Factorij, de Internationale Crediet- en Handels-vereeniging “Rotterdam”, de Ned.-Ind. Escompto Maatschappij en de Hollandsche Beton Maatschappij.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 23, 186

[Mijn Indische Reis, 31-32] 

Algemeen Ingenieurs-congres 1920: Het volgende bezoek gold de missigit Angke, welke vanuit een architectonisch oogpunt zeer merkwaardig genoemd kan worden, wijl het gebouw eenige kenmerken van den oud-Hollandschen bouwtrant en eveneens van de Balische bouwwijze in zich vereenigt, terwijl naar het houtsnijwerk te oordeelen, hier ook nog Chineesche toekangs aan het werk zijn geweest, die dan ook niet geaarzeld hebben om eenige Chineesche motieven hierin vast te leggen. Eenige fraaie uitgesneden houten paneelen mochten zich in de bijzondere belangstelling der congressisten verheugen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 23, 213

[Bandung 2 – Hoofdingang] 

Het imposante hoofdgebouw, door de aannemers Gebroeders Bel te Bandoeng volgens de ontwerpen van het Ingenieursbureau C.P. Schoemaker een associatie te Bandoeng in moderne stijl opgetrokken, is een sieraad voor de omgeving en past zich goed aan bij de in de buurt gelegen nieuwe gebouwen, o.a. het hotel van den Legercommandant, het Departement van Oorlog en de Hoogere Burgerschool.
De hoofdingang van het gebouw wordt gevormd door een entrée waarvan de buitenpilaren op zware schamppalen van Biliton-graniet rusten, bekroond met kapiteelen van Bobos-trachiet. Dan ziet men duidelijk de trap, welks treden eveneens van Biliton-graniet bestaan. Het is een prachtmateriaal wat sterkte en kleur betreft, doch bijzonder grof van korrel en bezaaid met plekken veldspaat van vrij groote afmeting.
In de hoofdgevel van het gebouw zijn drie meer dan levensgroote mannenfiguren, van Bobos-trachiet gemodelleerd, geplaatst, die in eenigszins gebukte houding de afdekking veronderstellen te dragen.
De beelden zijn gemodelleerd naar teekeningen van den ontwerper [...] Ir. Schoemaker, in het ruwe door inlanders bekapt, terwijl genoemde ingenieur na opstellen ter plaatse zelf de laatste hand aan de afwerking legde.
Het hoofdgebouw bevat in de eerste plaats een groote zaal van 14x14 Meter en daaraan grenzende 3 zijvleugels ter breedte van 8 Meter, zoodat een ruimte van 30x22 meter is ontstaan, die door een bovenlicht van lichtgeel kathedraalglas op 11.50 M. hoogte aangebracht meer dan voldoende verlicht wordt, waartoe nog de noodige vensters in de zijmuren bijdragen.
Het terrein is aan de voorzijde afgesloten door een monumentaal hek, steenen pilaren met een beton-kapiteel bekroond, waartusschen een ijzeren afsluiting; de drie andere zijden krijgen een hek van prikkeldraad, waar binnen een pagger van bamboe tjina.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 23, 414

[Jakarta 5 – Winkelgebouw] 

De coöperatieve gebruikersvereniging is gericht op het uitsluiten van de tussenhandel en streeft er naar dat alle vakverenigingen zich bij haar aansluiten.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 23, 415, 416

[Jakarta 12 – Menteng] 

[Vergadering van hoofdbesturen van belangenverenigingen van overheidspersoneel, op 14 en 15 augustus1920 vergaderend in de loge de Ster van het Oosten aan de Vrijmetselaarsweg te Weltevreden.]
De heer Schotman deelt mede, dat 12 vereenigingen [voor coöperatieve woningbouw] zich bij het comité hebben aangesloten, ’t welk zich tot de Regeering heeft gewend om financieëlen steun. Reeds is een bedrag van f 500 000 door de Regeering ter beschikking gesteld, waarvoor 44 huizen in Menteng worden gebouwd, die ’s maands f 100.- huur doen.
De Regeering heeft gesteld dat ‘Voor ambtenaren met een minder salaris dan f 300, - niet coöperatief is te bouwen’. […]
De heer Schotman weet als lid van de Gemeenteraad van Batavia mede te deelen, dat de Raad een protest heeft doen hooren bij den aankoop door de Regeering van woningen voor heeren Directeuren van Algemeen Bestuur. Als antwoord op dit protest heeft de Regeering gemeend zich de vrijheid te mogen veroorloven beslag te leggen op een blok van 5 à 6 woningen op Menteng ten behoeve van leden van de Raad van Indië.
Algemeen wordt dit optreden “een schande” genoemd.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 24, 46

Deze wordt gewonnen door de ingenieurs L.M. van den Berg en W.H. Pichel. “Niettegenstaande de ruime deelname [19 ontwerpen] heeft de Jury een gemakkelijke taak gehad. Het bekroonde ontwerp steekt ver boven de andere inzendingen uit. Vooral de platte grond is schitterend geslaagd en geeft eene kloeke, regelmatige, klassieke indeeling. De ontwerpers hebben daarmede eene oplossing verkregen, die door geen enkele der andere deelnemers is gezien.”

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 24, 386

[Bandung 5 – Blindeninstituut] 

[1921, Verslag over de 2e Jaarbeurs] Vergeten mag niet worden de stand van het Blindeninstituut te Bandoeng waar de zoo bizonder sterke cocosmatten de aandacht vragen. Door verbeterde installatie kunnen cocosmatten in grote lengte en breedte vervaardigd worden en is als specialiteit een mat voor biljartzalen in sociëteiten.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 25, 5

[Bandung 4 – Richard] 

[Januari 1922.] De plint is van kaliesteen – en het opgaand werk tot de 1e balklaag van gevoegd baksteenmetselwerk opgetrokken. De kap is gedekt met ijzerhouten sirappen.
De zwaar overstekende daken spreken duidelijk van beschutting tegen zonnewarmte en felle regen.
Bij de overigens niet te miskennen Westersche traditie dient men in aanmerking te nemen dat het woonhuis in een koel bergklimaat is gebouwd.
Voor de juiste beoordeeling van deze schepping raden wij onze lezers, nog eens de rede over te lezen, die door Z.H. Gel. werd uitgesproken naar aanleiding van het eenjarig bestaan der T.H.S. te Bandoeng en door ons opgenomen in No 13 van den vorigen jaargang.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 25, 336

[Bandung 5 – Boekje] 

[Uit een verslag van de derde Jaarbeurs in 1922:] In de kiosk der Gemeente Bandoeng zijn enkele werkstukken tentoongesteld, vervaardigd door de leerlingen der Inlandsche Gemeentelijke Ambachtschool. Alles ziet er goed verzorgd uit en is het te hopen dat de jongelui later de praktijk beoefenende even goed werk zullen afleveren, als hier uitgestald. [...]
De Commissie voor Volkslectuur stalt weder een enorme hoeveelheid boeken en boekjes uit in de meest in Nederlandsch Indië gesproken talen, allen betrekking hebbende op zeer praktische voorlichting van den Inlander. Genoemd wordt hier als voorbeeld alleen “Pemimpin toekang kajoe”, J de Mey, een zeer goed geïllustreerd Maleisch boekje voor den timmerman, dat in handen moest wezen van alle Maleisch lezende timmerlieden en als prijs zou uitgedeeld kunnen worden aan leerlingen der Inlandsche Ambachtscholen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 25, 376 / 27, 78

[Bandung 4 – Bouwmeester] 

In een artikel over Indonesische kunst behandelt Prof. C.P. Wolff Schoemaker in 1922 de bouwkunst op Sumatra:
‘Maar die bouwstijlen, voor Java vreemd, behooren [ ...] buiten beschouwing te blijven, als locale uitingen van bepaalde bevolkingsgroepen. Dat dit niet begrepen wordt, blijkt uit het feit, dat de Technische Hoogeschool ontworpen werd met ontleening van eenige trekken aan den Menankabauschen bouwtrant, welke hier op Java op vreemden bodem staat.
Terloops zij opgemerkt, dat ik, deze gekunstelde vorm-ontleening aanroerde, bedenking maakte tegen de wijze, waarop de Sumatraansche dakvorm was nageconstrueerd, met groote lekkages als gevolg, waarmee ik echter geenszins te kennen gaf [...] dat de Menangkabousche dakvorm niet deugt.
[Een jaar daarna schrijft hij in het artikel ‘Indische bouwkunst en de ontwikkelingsmogelijkheid van een Indo-Europeeschen architectuurstijl’: ] ‘Als Indonesisch voelend en strevend staat Maclaine Pont vooraan. Maar nog heeft ook niet hij – door groote liefde voor het volk bezield, misleid door de ontaard Javaansche tot niets verslapte kunst van houtbouw – niet gevonden de groote beginselen van architectuur in landen door felle tropenzon beschenen, door moessonregens soms gedrengt, landen, waarin de natuur zo sterk geleed is, waar oneindige veelheden tot geweldige eenheden vergroeien, waar breede spreidende rust vereenigd is met den opgaanden drang van hooge berggevaarten, door ravijnen diep doorploegd.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 25, 415

[Yogyakarta 1B – Muurwerk] 

[Wolff Schoemaker in een artikel over Indonesische Kunst:]
Deze eigenaardige interpretatie van de Hindoe-Javaansche motieven vindt men in andere gedaante en onbeholpen terug in de ruïne van “Taman”, het z.g. Waterkasteel bij Djokja, een lustverblijf op last van Sultan Hamengkoe Boewono gebouwd, na het midden der 18e eeuw.
Het is een der weinige Javaansche baksteenen bouwwerken uit het groote verleden en getuigt van de jammerlijke kunstverwording in den na-Hindoe-tijd.
Gepleisterd muurwerk van weinig strakheid, verrijkt op sommige plaatsen met plastisch pleister-ornament, week, vleezig van uitvoering, zonder eenigen aesthetischen samenhang over een of ander muurveld gespreid. De beëindiging van de muurgevels boven poort-openingen afgedekt door meerdeelig gebroken en leelijk gebogen lijstwerk met verwarrende acroterie-versiering, het geheel, hoe belangwekkend ook, is kenmerkend voor gebrek aan monumentaal gevoel en kunst-discipline bij den Javaan.
Bewonderaars van Javaansche architectuur mogen mij ten goede houden, dat een zoo volstrekt gemis van architectuurzin en van decoratief instinct in een dergelijk werk mij altijd bevreemdt en teleurstelt bij een volk met een zoo grootsch verleden en een zoo hooge innerlijke beschaving.
De des-integreerende invloeden hebben wel sterk ingewerkt!
Toch neemt dit niet weg, dat ik het Waterkasteel steeds weer bezoek, wanneer ik Djokja aandoe, omdat een bouwwerk van dien omvang met zijn zonderlingen planaanleg en eigenaardigen baksteenbouw, ondanks zijn mislukte architectuur-vormen, toch interessante oplossingen te zien geeft en als een monument uit vroeger tijd – misschien door zijn vervallen staat – vreemde bekoring uitoefent.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 25, 437

[Jakarta 3 – Glodok] 

Wie kent de oude omgeving niet, de plek daar midden in het hartje van Batavia, waaraan historische herinneringen verbonden zijn, die dichters en schrijvers inspireerde tot lofwaardig werk o.a. onze toneelschrijver Hans v.d. Wall met zijn “Paria’s van Glodok”. Voor eenige jaren was “het plein” ingenomen door allerlei opstallen in velerlei schakeering; schots en scheef stond er alles dooreen. Het geheel was verre van mooi en verre van zindelijk, doch het had een grote aantrekkelijkheid, als middelpunt van den Chineeschen kleinhandel.
De Gemeente Batavia, doordrongen van de noodzaak in het oude stadsgedeelte verbeteringen aan te brengen; van haar taak ook daar een beteren hygienischen toestand te scheppen, heeft een plan ten uitvoer gebracht, waardoor de omgeving een veel verbeterd aanzien kreeg, ook a; kostte het de opruiming van een typisch stukje – semi permanent – oud Batavia.
Daartoe heeft in de allereerste plaats bijgedragen de bouw van de Passar Glodok […] maar niet minder het zuiveren der omgeving, door het dempen van vervuilde kali’s, het aanbrengen van rioleeringen en het verbreeden van de verkeerswegen.’
Bouwkundig Ingenieur B. Cramer plaatste in 1922 op deze plek een vijfhoekig gebouw. ‘Dat er op “het plein” in deze typische echt Chineesche omgeving geen specifiek modern bouwwerk kon verrijzen, begrijpt een ieder.’

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 62-63

[Semarang 3 – Banjir] 

[1923] Nadat door den aanleg van de Wester- en Oosterbandjirkanalen Semarang bevrijd was van den overlast van bandjirwater, ging men in 1902 over tot de uitvoering der werken tot verbetering van het gotenstelsel door middel van den aanleg van een ‘rationeel’ spoelleidingennet. Aan dit net, in 1898 ontworpen, lagen de volgende beginselen ten grondslag.
1e met behulp van het bestaande leidingennet werd een stelsel van spoelgoten ontworpen [...]
2e [Het] doel was de stad te voorzien van stroomend water tot het besproeien van wegen en erven, tot het blusschen van brand en tot wasch- en badgelegenheid voor de bevolking. Bovendien mochten deze leidingen het bad- en spoelwater uit de woningen en van de erven opnemen en dienden, waar dit noodig bleek ook tot afvoer van regenwater.
Privaten en stallen mochten er niet op loozen, ook mocht er geen stalvuil of afval in geworpen worden. Hieraan bleek, blijkens een kort na de gedeeltelijke voltooiing verschenen verslag niet de hand te houden te zijn en is die laatste eisch dan ook vervallen. Hiermee was natuurlijk het heele open spoelleidingstelsel veroordeeld. [...]
Daarnaast omvatte het plan o.a.
1. De verbouwing van de Kaaimanstuw [gelegen ± 600 m. zzw van Wilhelminaplein, oostelijk van de Emmalaan] met inlaatsluis en de Vrijmanssluis [in Kali Garang]. De eerstgenoemde inlaatsluis heeft 3 openingen waarvan er één bestemd is tot het inlaten van 1,620 M³ water per sec. in de Pendrianleiding, terwijl de andere 2 openingen 2,9275 M³ water per sec. in de Bodjong-Randoesari-leiding kunnen voeren. Vrijmansluis is geschikt gemaakt om de Boeloe-leiding en de Karangasam-leiding elk van 0,150 M³ te voorzien; 2. Het maken van de Randoesari-leiding die het water van de Semarangrivier naar Oost-Semarang moet voeren om dit gebied van het noodige spoelwater te voorzien. Deze leiding heeft een normaal debiet van 0,5875 M³ per sec. Het spuidebiet is 2x zoo groot dus 1,175 M³ sec.
Het eerste gedeelte van de leiding valt samen met de Bodjong-leiding, die een normaal debiet heeft van 1,17 M³ sec.. Teneinde nu het spuien van de Bodjong-leiding mogelijk te doen zijn, terwijl de Randoesari-leiding zijn normaal debiet behoudt, heeft men het tot beide leidingen behoorende gedeelte een debiet gegeven van 2,9275 M³ per sec.[...]
Volgens een medisch rapport was in 1917 het havenkanaal, waarin die spoelleidingen uitlopen gelijk een septic-tank.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 88, 89

[Surabaya 1 – Amstleven] 
[Jakarta 2 – De Nederlanden] 

[1923] De laatste berichten meldden, Dr. P.H. Berlage komt naar Indië in verband met een regeeringsopdracht tot uitbrenging van een advies over de restauratie der Indische monumenten. […] Allereerst zal wellicht zijn krachtig woord mede kunnen werken tot behoud van vele historische gebouwen, dateerende uit de eerste periode van de Oost Indische Compagnie; toezicht daarop is wel dringend noodig, want nu verdwijnen – zonder dat de Gemeente noch het Gouvernement er naar omziet de meest karakteristieke gebouwen uit dien tijd. […]
Dr. Berlage zal – nadat vele West – en Oostmoessons zijn gegaan over de gebouwen die hij in het Moederland voor ’t verre Oosten ontwierp, thans gelegenheid hebben persoonlijk kennis te nemen van de uitvoering zijner geestesproducten.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 125

[Jakarta 3 – Glodok] 

[Uit een lezing op 26 Jan. 1923 door M. van Doornick, burgemeester van Mr.-Cornelis.]
Van de Chineezen en andere vreemde Oosterlingen, oorspronkelijk in eigen wijken opeen gehoopt, beginnen eerst na opheffing van het wijkenstelsel de meer welgestelden den weg der Europeanen te volgen en zich tusschen hen te vestigen, wat naast de toeneming van het Europeesche element zelve en de welvarende jaren tusschen 1908 en 1920 (in Batavia nam het aantal Europeanen toe van 8 000 tot ruim 20 000!) een der oorzaken voor den woningnood is geworden.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 125

[Jakarta 10 – Kramatlaan] 

Veel meer dan in de Europeesche steden vindt men in de Indische de woonwijken van arm en rijk door elkaar gemengd en voor de groote kustplaatsen op Java valt dit bijzonder op. Het is een zeer verklaarbaar feit. De eerste Europeanen (die met een klein deel der Vreemde Oosterlingen immers vrijwel uitsluitend de welgestelden vormden) zetten zich bij elkaar in een daartoe vrijgemaakt centraal deel der bestaande inlandsche handelsplaats en verspreiden zich langs de enkele grote wegen tusschen aanwezige bevolking. Eerst in de latere jaren der 19e eeuw en daarna toenemend kreeg men hier en daar bepaalde Europeesche wijken na ontruiming der daarvoor noodige terreinen door de inlandsche bevolking. In de andere gedeelten vindt men gewoonlijk de Europeesche bewoning langs de hoofdwegen met aan den achterkant en aan de binnenwegen de “kampong”. – Uit een lezing op 26 Jan. 1923 door M. van Doornick, burgemeester van Meester Cornelis.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 125

[Jakarta 12 – Bouwploeg] 

[Uit een lezing op 26 Jan. 1923 door M. van Doornick, burgemeester van Mr.-Cornelis.]
[…] er is in dit opzicht een heel groot verschil tusschen de welvarende kota’s in Java’s binnenland en de grote handelsplaatsen aan de kust. In de laatste is vooral door de snelle uitbreiding van het buitenlandsche element de inlandsche bevolking meer en meer samengedrongen naar de meest ongezonde plekken. Elk particulier terrein van eenigen omvang, dat, voor Europeesche woningbouw geschikt, daarvoor in de jaren van oploopende grondprijzen werd ingericht, verjoeg weer een veel groter aantal inlanders naar de overige kampongs, welke daardoor haar hedendaagsch overvuld aanzien kregen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 126

[Jakarta 1 – Kasteel Batavia]

Uit een lezing op 26 Jan. 1923 door M. van Doornick, burgemeester van Mr.-Cornelis
Toen de V.O.C. zich hier vestigde, was een gevolg dat de oorspronkelijke inheemsche bevolking van Jacatra voor een groot deel de wijk nam, en dat in den Compagniestijd Batavia werd herbevolkt door tal van inkomelingen van buiten: Boegineezen, Makasaren, Balineezen en tal van andere rassen werden als huurlingen voor de oorlogsvoering of als slaven ingevoerd, de resten der eigenlijke bevolking ook uit de omgeving grootendeels verdreven en wat ervan bleef mengde zich met de nieuwelingen. Vandaar ook de eigenaardigheid dat ’t geheele noorden van ’t gewest Oud Batavia de Maleische taal spreekt en geen Soendaneesch, of Javaansch met Soendaneesch gemengd als in Bantam, zooals men zou mogen verwachten.’
Een ander gevolg was een van andere plaatsen afwijkende omstandigheid voor Batavia en Meester-Cornelis, nl. het ontbreken van inlandsche gemeenten met eigen hoofden en bestuurders.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 129

[Bandung 2 – H.B.S.] 

Joh. Van der Steur te Magelang, dringt in een algemeen rondschrijven aan op gelijkstelling van de onderwijsinrichtingen in Indië en Nederland, waarin het volgende vooral tot uiting komt: [...]
De oprichting dezer school had ten doel, althans zoo heeft het altijd in alle courantenberichten gestaan, de jongelui, welke in de rechten, in de letteren of in godgeleerdheid wilden studeeren, klaar te maken voor de universiteit. En nu zullen er dit jaar een aantal jongelui klaar komen, maar nu hooren ouders, voogden, verzorgers en leerlingen in eens: de school is nog niet gelijkgesteld, geeft nog geen recht op eene plaatsing aan een der universiteiten in Nederland. [...]
Nu heb ik het hier niet over, dat de Staat de reis voor deze leerlingen momenteel niet voor hare rekening neemt, dat de financiën van het rijk niet veroorloven deze jongelui een beurs te geven. [...] Ik vraag dan ook geen geld hiervoor; ik vraag alleen volkomen gelijkstelling, ik vraag: onze onderwijsinrichtingen in Indië niet stelselmatig achter te stellen bij de inrichtingen in Nederland. Ik vraag vervulling van de schoone beloften, ik vraag omzetting van beloften in daden. [...]
Men neemt het toch zeker een vader van zeshonderd en zeventig kinderen, die er al tweeduizend heeft opgevoed in dertig jaar tijd, niet kwalijk, dat hij even komt pleiten voor de vele kinderen die hier leven.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 190

[Bandung 3 – Verkeer en Waterstaat] 

[Wolff Schoemaker in het artikel ‘Indische bouwkunst en de ontwikkelingsmogelijkheid van een Indo-Europeeschen architectuurstijl’]
Weer anderen, voelend den drang om aan te passen aan de stemming der tropen, aan de traditie van het Oosten, minder afhankelijk daarbij van suggesties, uitgaande van opdringerige, moderne barok monumenten in Midden-Europa, trachten door inlassching van exotische vormelementen aan banaliteit te ontkomen, en het tropengevoel een accent te geven.
Onjuist is het echter te meenen, dat toepassing van ornament in Indiseerend karakter met gebruik van vormen naar Aziatisch voorbeeld al naar de oplossing leidt voor een bouwwerk in tropenstijl. Vooral onjuist is het, vormen te ontleenen daartoe aan bouwvoortbrengselen niet uit één stijlgeheel, maar meerendeels gevonden in afbeeldingen van kunstwerken uit verschillende landen in het Oosten en uit verschillende tijd, vormen, waarvan de inhoud niet begrepen wordt, vormen, die zonder omwerking in één zelfden geest elkander benadeelen en verbrokkelde accenten geven aan het gebouw.
Alleen juist begrip van vreemde vormen stelt in staat de essentieele trekken daarvan zonder gevaar tot nieuwe motieven om te scheppen en met tact in harmonisch verband te schikken.
De onaannemelijkheden, waartoe oppervlakkige kennis van Oostersche elementen bij den drang om deze toe te passen, leidt, demonstreert het gebouw der Gouvernements Bedrijven te Bandoeng.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 191

[Jakarta 12 – Kunstkring] 

Wolff Schoemaker in het artikel ‘Indische bouwkunst en de ontwikkelingsmogelijkheid van een Indo-Europeeschen architectuurstijl’.
Niet mag worden ontkend intusschen, dat in den laatsten tijd bouwwerken in Indonesië zijn uitgevoerd in inheemschen pleistertrant van monumentalen zin getuigend, getuigend ook van drang om aan te passen aan omgeving en tijd.
Bracht Moojen, kunstzinnig bewonderaar van Berlage, uit Holland hier diens beginselen van eenvoud en waarheid, hij werkte te kort om bij te dragen tot ontwikkeling van een eigenlijken tropenstijl.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 194

[Bandung 1A – Van Dorp]

In zijn artikel uit 1923 over 'Indische bouwkunst en de ontwikkelingsmogelijkheid van een Indo-Europeeschen architectuurstijl' laat Prof. Wolff Schoemaker een foto van dit gebouw opnemen met als onderschrift: 'Duidelijke verticale en horizontale geleding is leidende gedachte voor het architectuurschema. Bescherming der gebruiksruimten en hunne omsluitingswanden tegen zonbestraling en regen door teruglegging en overkragingen. Ornament door Inlandsch beeldhouwer.'
Hij beëindigt het artikel als volgt: 'De ontwikkeling van een typisch Indo-Europeeschen tropenstijl kan misschien verhaast worden, als wij de aangeduide stijlbeginselen der Indiërs en hunne methode van vormgeving laten inwerken op onze vormgedachten en deze daarmede verrijken.
Wij zullen dan om tot tropenstijl te komen niet langer volstaan met het inleggen van Hindoe-ornamenten in kapiteelen, lijstwerken en gevelbekroningen van renaissanceerende bouwwerken of met het incrusteeren van in moderne lijnen ontworpen gebouwen met een exotisch waas eener chaotische vormensamenstelling, maar kunnen de Indische aesthetiek van geleding en ornament, naar eigen gevoel verwerkt, als uitdrukkingswaarden voor geest en structuur van onze eigen scheppingen een hooger beteekenis geven.'

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 305

[Jakarta 2 – Museum] 
[Jakarta 3 – Portugese Kerk] 

[Reisbrief over Indië, geschreven door Berlage in de krant “het Vaderland” in 1923:]
Door die wonderbaarlijke pracht van den plantengroei zijn ook de Indische steden, alle tuinsteden geworden. Alleen het oude Batavia maakt daarop een uitzondering, omdat de Hollanders op de plaats van het oude Jacatra zijn begonnen de hoofdstad te stichten in vaderlandschen geest. Zij verplaatsten zelfs het Amsterdamsche huis met gang en suite, met binnenplaats en opzaaltje naar de tropen en sliepen, na de wenteltrap te zijn opgegaan, met dichte vensters tegen “de schadelijke nachtlucht en ruwen zeewind”, zonder klamboe in veeren bedden.
Maar daarom is het oude Batavia met zijn rechthoekig stratenplan nog zoo karakteristiek.
Door een oude poort wordt langs een rechte straat het hart der stad bereikt, een rechthoekig plein, met het oude stadhuis in eenvoudigen laat-Renaissance-stijl gebouwd. Het bekronende koepeltje herinnert aan de vele moederlandsche collega’s. Maar het traditioneelste stadsgezicht is aan het kanaal, de Kali Besar, met de dubbele ophaalbrug, waarvan het schilderachtig aanzien met dat der Hollandsche provinciesteden wedijvert.
Er heerscht daar wel een geheel andere sfeer, maar deze is van den Hollandschen geest doordrongen; zelfs de oude Portugeesche kerk herinnert zoowel van buiten als van binnen aan de groote [Hoog Duitse] Synagoge te Amsterdam.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 306

[Architecten – Wolff Schoemaker]

[1923] Reisbrief over Indië van H.P.Berlage in 'het Vaderland':
De verschillende Indische steden zagen in de laatste jaren tal van bank-, kantoor- en vereenigingsgebouwen verrijzen, die wel van een meer of minder talent getuigen en van den prijzenswaardige durf om met de in Indië wel zeer taaie sleur te breken, maar die in beginsel niet bevredigen, omdat die gebouwen toch eigenlijk ook ergens in Europa konden staan. Want daaraan kan zelfs de toepassing van een kalakop of Makara-ornament niet veel veranderen. En dan behoeft nog niet eens aan de principieele fout te worden gedacht, omdat die zelfs in Europa nog niet geheel is overwonnen, van alle zakengebouwen ook paleizen te willen maken."

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 306

[Jakarta 5 – Rijswijk] 

[Uit: Reisbrief over Indië, geschreven door Berlage in het Vaderland in 1923:]
Toch werd al spoedig voor de bewoning het aangrenzende hoogere landgedeelte opgezocht en de eigenlijke woonstad Weltevreden gesticht, waarvan de berustende naam vermoedelijk op de tegenstelling doelt. Want “the white man’s grave” was op den duur niet zeer aantrekkelijk. En zoo ontstond, na den gruwelijken tol aan het onbegrepen klimaat te hebben betaald, als van-zelf de scheiding tusschen de “city”, waar het zakenbedrijf zich vestigt en de woonstad, beide door een kanaal verbonden, waarvan de bebouwing de namen van Rijswijk en Noordwijk draagt.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 306

[Jakarta 11 – Huizen] 

Reisbrief over Indië, geschreven door Berlage in het Vaderland in 1923:
Maar met de stichting van Weltevreden verviel men nu, althans volgens Europeesche begrippen, in een ander uiterste van de stad: een park met huizen. Dus ook een tuinstad, maar met breede lanen en groote grasvelden, die toch den naam van pleinen dragen, en eindelijk bebouwd met huizen volgens de “eischen van het klimaat”. En deze beide, want het zijn er in beginsel maar twee, bepalen zich tot het weglaten van trappen, en het buitensluiten der zon. Zoo ontstond het eigenaardige type van het Indische woonhuis, architectonisch volkomen onbelangrijk, maar toch met die zekere aantrekkelijkheid, waarvan het geheim wordt gevonden in een natuurlijk practische bruikbaarheid.
Het bouwprogramma is eenvoudig genoeg. Een open voorgalerij aan de straatzijde van “het erf” en een dito aan de achterzijde of tuin, beide correspondeerend met twee vertrekken, de woon- en eetkamer, die verbonden zijn door een brede middengang.
Aan de eene zijde van dezen gang bevinden zich de overige woonvertrekken, aan de andere zijden de slaapkamers, terwijl om den tuin de bediendenverblijven zijn gelegen.
Het spreekt vanzelf, dat dit type zoo sterk traditioneel geworden is, dat bij nieuwen bouw maar zelden tot een ander plan wordt overgegaan. En toch wordt de behoefte daaraan wel degelijk gevoeld. Want deze huizen missen, vooral door het lichtgebrek der tusschenvertrekken, en door de overdreven verdiepinghoogte ‘voor de koelte”, de eigenaardige gezelligheid der Europeesche woningen. Daardoor ontstond het uiterst moeilijke vraagstuk, dat vooral de jongere architecten bezig houdt, van de moderne Indische woning. Bovendien moet, zooals trouwens overal, zelfs buiten de bezuiniging om, deze woning van veel bescheidener afmeting zijn, omdat het oorspronkelijke woonhuis nog maar voor weinigen bereikbaar is.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 306a

[Jakarta 7 – Koningsplein] 

[1923: Reisbrief over Indië van H.P.Berlage in het Vaderland:]
Nu zijn er wel reeds goede bebouwingsplannen gemaakt, die ook worden geëxploiteerd, maar deze zijn nog te veel als afzonderlijke eenheden behandeld. Het komt mij daarom voor, dat Batavia voor de noodzakelijkheid staat, tot het ontwerpen van een algemeen uitbreidingsplan, waarin natuurlijk ook de zeekant Tandjong Priok moet worden opgenomen. Het belang daarvan is urgent, omdat zulk een uitbreidingsplan ook tevens de noodzakelijke verbeteringen in de binnenstad aan de orde stelt. Deze betreffen voornamelijk het eigenlijke centrum, het oud-vermaarde Koningsplein. Er werd reeds op gewezen, dat zelfs voor Indische begrippen een grasveld en dan van een mijl in het vierkant, geen plein kan worden genoemd. Het tweede veld van dien aard, het Waterlooplein, dat ongeveer de afmeting heeft van het Haagsche Malieveld, is dat misschien nog wel, omdat dit door enkele monumentale gebouwen wordt beheerscht.
Maar het Koningsplein, dat daarvoor trouwens te groot is, wordt dat niet. Daarbij komt, dat de spoorwegdirectie, ’t zij met ’t zij zonder overeenstemming met het toenmalige stadsbestuur, kans heeft gezien een der vier omgevende lanen van het vierkant af te snijden en er bovendien een heel leelijk station te zetten. Want ook in Indië blijken spoorweg-directies zich minder om de schoonheid der steden te bekommeren dan wel aan hun belangen te denken. De spoor schijnt voor hen er immers niet om de stad, maar de stad om de spoor te zijn, terwijl samenwerking met deze lichamen a priori is uitgesloten. Om de verminking van ’t plein te voltooien, werd er nog een sportveld op aangelegd en eindelijk nog een Decapark, waarmee wel alle factoren voor een waardig stadscentrum bijeenkwamen.
Het spreekt vanzelf dat door deze verwildering van een plein, waarvan bovendien geen gebouwen, maar betrekkelijk lage boomen de wanden vormen, niets meer wordt ontdekt.
Nu kunnen in Indië boomenrijen zeker zeer goed als pleinwanden dienst doen; waarvan dan ook de architect Karsten gebruik maakte bij het voortreffelijk schetsontwerp van een nieuw Koningsplein. Hij ging daarbij zeker van de menschkundige overweging uit, dat de bestaande spoorlijn met het station, krachtens het devies “j’y suis, j’y reste” daar wel zal blijven, al zal daarom in de toekomst de spoorbaan moeten worden verhoogd.
Daarmee in verband werd een nieuwe laan ontworpen tusschen deze en het plein, zoodat wel het oorspronkelijk karakter van boomenplein werd behouden, maar tot menschelijker verhoudingen teruggebracht. Nu plaatste de ontwerper op het plein een paar openbare gebouwen, waaronder een nieuw stadhuis, dat zeer noodig is. Want, hoewel het oude in de benedenstad nog departementsgebouw bleef, wordt voor de raadsvergaderingen en wat deze verder mee brengen, tijdelijk de burgemeesterswoning te Weltevreden gebruikt. Het toekomstig Koningsplein tevens hart van Batavia belooft dus, wanneer dat plan wordt uitgevoerd, een waardig stadscentrum te worden, al zal het aanbeveling verdienen, het begrip toekomst zeker eenigszins ruim te nemen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 326

[Bandung 1A – Maison]

Uit een verslag van de vierde Nederlandsch-Indische Jaarbeurs te Bandoeng in 1923:
Ook het architectenbureau C. Pot te Bandoeng laat in zijn kiosk enkele goede meubelen volgens eigen model zien, o.a. die welke bestemd zijn voor het nieuwe gebouw der firma Bogarijen te Bandoeng.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 326

[Bandung 5 – Boekje] 

[Uit een verslag van de vierde Nederlandsch-Indische Jaarbeurs te Bandoeng in 1923:] In vorige jaarbeursbesprekingen werd er op gewezen dat het zoo jammer was dat de Commissie voor Volkslectuur alleen een handleiding voor den Inlandschen timmerman had doen samenstellen, terwijl toch andere handwerkslieden zooveel nut zouden kunnen trekken uit dergelijke beknopte praktische boekjes.
Daarin is nu voorzien door de uitgave van twee vervolgen, nl. voor ververs en metselaars.
Het zijn: 1e Pemimpin toekang tjet, karangan H. Ossewaarden en 2e Pemimpin toekang batoe, oleh J. Vliegenthart. Beide boekjes verdienen de aandacht van alle personen, die met Inlandsche toekangs te maken hebben, juist door de populaire wijze waarop alles verklaard wordt en de vele goede teekeningen, die het besprokene nader verduidelijken.
Vooral het boekje voor den metselaar dat uit een deel tekst en een deel teekeningen bestaat is een uitmuntende handleiding, ook voor jongens die de ambachtscholen bezoeken. Niet minder dan 118 figuren geven afbeeldingen van werktuigen voor mortelbereiding, steen-verbanden, plattegronden en kleine uitgevoerde werken, zooals de inlandsche metselaar die noodig heeft voor eenvoudigen woningbouw.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 331

[Jakarta 6 – Nijverheidsonderwijs] 

[1923] De resultaten van de praktische opleiding der leerlingen van de Ambachtschool voor Inlanders te Batavia werden bij het eind van den cursus aldaar tentoongesteld, terwijl dezelfde werkstukken in hout en metaal thans ook te zien waren op de Pasar Gambir ondergebracht bij de afdeeling “Inheemsche Nijverheid”.
Van beide scholen is de metaalbewerking goed te noemen, de werkstukken van de derde-jaars der Bataviasche school zijn zelfs meer dan dat.
Een zelfde oordeel hebben wij niet over de houtbewerking. Niet alleen dat de modellen absoluut modellooszijn – noch een goede Europeesche stijl noch een zuiver Javaansche vertoonen – ze zijn vaak geheel verkeerd van constructie. […] zoodat het voor de leeraren der school aanbeveling verdient meer aandacht te wijden aan de werkstukken hunner leerlingen, […] De leerling mag geen vrijheid gelaten worden in zijn opvattingen over lijst en profielwerk, hij moet geleid worden, hetzij in goede Javaansche – in het algemeen Oostersche richting – , dan wel in Westersche opvattingen, maar niet zoo onlogisch als thans de modellen dit laten zien.
Het ambachtswezen is hier in opkomst, de ambachtscholen nog in hun kinderschoenen; vertrouwen wij, dat vooral de commissies van toezicht bestaande uit menschen uit de technische wereld, al het mogelijke zullen doen opdat de scholen komen op het niveau waarop een vakschool voor den timmerman, smid en bankwerker behoort te staan.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 391

[Jakarta 5 – Petjenongan] 

Vanaf 1918 werd het Indisch Bouwkundig Tijdschrift gedrukt bij de G. Kolff & Co, Batavia – Weltevreden. Maar in 1923 was het afgelopen. Penningmeester J.H. Claessen meldt:
Aan goede wil van onze zijde heeft het nooit ontbroken. Dit werd bewezen, toen destijds door de sterke stijging der papierprijzen de firma ons voor het feit plaatste ± 80 % meer voor het I.B.T. te moeten betalen en eenigen tijd later er nog een schepje bij deed, waarbij wij van onzen kant, hoewel met bezwaard hart, toch niet geaarzeld hebben onze offers te brengen. [...]
Het resultaat van een en ander was, dat van de firma Ruygrok & Co een prijsopgave werd ontvangen, die zeer belangrijk lager is dan de laatste noteering der firma Kolff, terwijl de overige ontvangen opgaven niet noemenswaard uiteenloopen met die der firma Ruygrok.
Begrijpelijk, dat besloten werd af te zien van verdere relatie met de firma Kolff & Co te Weltevreden. Een verzoek onzerzijds om de nog te betalen drukkosten te reduceeren, meer overeenkomstig de normale, thans geldende prijzen werd zonder meer afgewezen. Wij menen aan bovenstaande publiciteit te moeten geven, zijn daarbij bereid onze leden persoonlijk inzage te verleenen van de ontvangen prijsopgaven, waaruit kan blijken dat wij niet zonder redenen de firma Kolff verlieten.
Wie der lezers reeds zijn bestellingen doet bij genoemde firma of zij die er toe over zouden willen gaan, noodigen wij uit, alvorens zich tot de firma Kolff te wenden eerst bij ons te informeeren. Het is mogelijk dat wij U een firma kunnen noemen die heel veel goedkoper is en toch evengoed werk levert.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 26, 401

[Jakarta 7 – Paketvaart] 

Niettegenstaande het kantoor later onnoodig bleek, moest toch het afgebouwd worden, in verband met het contract met de aannemers.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 27, 10

[Jakarta 1 – Tandjong Priok] 

De grootere schepen moesten immer buiten blijven, waar zij achter de “Duizend Eilanden”, op de reede van Batavia, een voldoend veilige ligplaats vonden.
Zoolang de zeilvaart overheerschte en de overlading in prauwen rustig en zonder overhaasting kon geschieden omdat het er op één dag meer of minder ligtijd niet op aan kwam, gaf deze toestand geen aanleiding tot groote bezwaren.
Toen echter na den bouw van het Suez-kanaal (1859-69 door Vicomte de Lesseps) de stoomvaart zich krachtig ontwikkelde en het devies “time is money” ook op dit gebied werkelijkheid werd, dus ’t snel laden en lossen op den voorgrond trad, ontstond de hoogst urgente behoefte aan verbetering van de haven van Batavia, waarbij uitschakeling van de tragere overlading in prauwen, dus directe verbinding tusschen zeeschip en vasten wal zich als eerste eisch deden gevoelen.
Verschillende oplossingen werden toen overwogen welke in twee hoofdgroepen waren te splitsen. Bij de eene serie bleef men vasthouden aan de bestaande omgeving en trachtte daarin den nieuwen toestand te scheppen; de andere richting, welke de overwinning behaalde, wendde den blik meer naar het oostelijk deel van de Baai van Batavia, waar men te Tandjong–Priok een meer zandig, aan weinig verandering onderhevig deel van de kust aantrof. Een langdurige strijd is echter aan de beslissing voorafgegaan. Daarbij stonden de belangen van vele in de oude of benedenstad Batavia gevestigde handelsfirma’s tegenover de technische en nautische eischen van de havenwerken.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 27, 78

[Bandung 1A – Gebouw Nillmij.] 
[Semarang 1 – NILLMIJ]

Hoewel het niet mijne bedoeling is een uitgebreid verslag te publiceeren van Dr. Berlage’s lezing gehouden te ’s Gravenhage 31 Januari 1924 over bovengenoemd onderwerp, voel ik mij toch gedrongen een en ander te refereeren en den Indischen Bouwkunstenaars en allen die belangstellen in de ontwikkeling der Indische Bouwkunst een oordeel mede te deelen van den nestor onzer Nederlandsche Bouwmeesters in eene vergadering van den Haagschen Kunstkring. […]
Na de woningserie liet Dr. Berlage een groot aantal lantaarnplaatjes zien van toko’s, kantoorgebouwen en scholen, teveel echter om dit alles slechts in een kort bestek te vermelden. Het belangrijkste zal hier genoemd geworden. Zooals reeds eerder werd geschreven, veroorloofde Dr. Berlage zich nu en dan eenige critische beschouwingen te geven; vooral die ontwerpen, waarbij door willekeurige toepassing van Hindoe-Javaansche motieven een Indisch karakter moest aangeduid worden, werden door hem ten strengste afgekeurd.
Van kantoorgebouwen zagen wij achtereenvolgens:
Nillmij-gebouw te Weltevreden, architect Mooyen.
Nillmij-gebouw te Bandoeng, Irs. Wiemans en Snuyf.
Nillmij-gebouw te Semarang, Ir. Karsten.
Gouvernementsbedrijven te Bandoeng, Ir. Gerber.
Nieuwbouw Telefoongebouw te Weltevreden, Irs. Tideman en de Roo.
De spreker sprak waardeerend over het werk van de Irs. Karsten en Gerber, terwijl aan Architect Mooyen de eer werd gegeven als baanbreker van de Moderne Indische Bouwkunst genoemd te kunnen worden.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 27, 78a

[Jakarta 3 – Kapitein-Chinees] 

[Uit een verslag van een lezing van ‘Dr. Berlage over moderne Indische bouwkunst en stadsontwikkeling.’ Gehouden voor de Haagschen Kunstkring op 31 Januari 1924.]
Bij de bespreking van lichtbeelden van oude Chineesche huizen en tempels was duidelijk merkbaar de liefde voor de Chineesche Bouwkunst, zooals hij die van nabij had leeren kennen in Nederlandsch-Indië. Door het contact met de Westersche beschaving waren de oogen der Chineezen open gegaan, wat veelal goede gevolgen had gehad, doch daardoor waren zij meteen van hun eigen bouwkunstcultuur vervreemd. Plotseling slaakte hij de verzuchting: “Chineezen, waarom kiest gij toch niet een Chineeschen architect voor Uwe nieuwe werken in plaats van een Europeesche bouwkundige van bedenkelijk soort!” Hoewel het daarentegen weer verblijdend was op te merken, aldus de inleider, dat eenige jongere collega’s geïnspireerd werden door de voortbrengselen der oude Chineesche Bouwkunst en in moderne werken Chineesche motieven op een alleszins artistieke en moderne wijze verwerken.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 27, 78b

[Jakarta 2 – Polemiek] 

[Uit een verslag van een lezing van ‘Dr. Berlage over moderne Indische bouwkunst en stadsontwikkeling.’ Gehouden voor de Haagschen Kunstkring op 31 Januari 1924.]
Bij het lichtbeeld van het oude Stadhuis in de benedenstad vertelde Dr. Berlage, dat dit gebouw niet meer dienst doet als zoodanig, hetgeen wel te betreuren is, omdat de tegenwoordige raadzaal in het huis van den Burgemeester gevestigd is, doch dat het verder zoo bedroevend was dit gebouw in zijn omgeving te zien; het staat op een plein, maar vraag niet wat voor een plein, maar […] in de toekomst zal dit stoere werk een plaats krijgen, welke het verdient. Want de Gemeente Batavia heeft een Bureau voor Stadsontwikkeling, waar een stadsverbeterings- en uitbreidingsplan is ontworpen, hetwelk uitstekende kwaliteiten bezit en waarop o.a. het Stadhuisplein met een randbebouwing is geprojecteerd, waardoor het oude stadhuis ten volle tot zijn recht zal komen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 27, 78c

[Bandung 3 – Verkeer en Waterstaat] 

Uit een verslag van een lezing van ‘Dr. Berlage over moderne Indische bouwkunst en stadsontwikkeling.’ Gehouden voor de Haagschen Kunstkring op 31 Januari 1924.
De spreker sprak waardeerend over het werk van de Irs. Karsten en Gerber, terwijl aan Architect Mooyen de eer werd gegeven als baanbreker van de Moderne Indische Bouwkunst genoemd te kunnen worden.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 27, 78d

[Bandung 4 – Bouwmeester] 

Uit een verslag over een lezing van ‘Dr. Berlage over moderne Indische bouwkunst en stadsontwikkeling.’ gehouden voor de Haagschen Kunstkring op 31 Januari 1924.
‘Als goede voorbeelden van schoolbouw werd geprojecteerd: Broederschool te Weltevreden, Architect Mooyen [afgebroken]. Schoolgebouw Gang Tepekong te Weltevreden, Ir Cramer. Technische Hoogeschool te Bandoeng, Ir Maclaine Pont.
Bij dit laatst genoemde werk had Dr. Berlage de gelegenheid zijn persoonlijke meening te uiten over de waarschijnlijke ontwikkeling der Indonesische Bouwkunst, omdat aan het bouwwerk der Technische Hoogeschool zichtbaar was aangetoond, dat de Bouwmeester wetenschappelijk onderlegd en vertrouwd met Westersche constructiebegrippen, in zich opnemende de geestelijke stroomingen en Inheemsche kunsttradities’s geroepen is, mee te werken aan de ontwikkeling van een Indonesische Bouwstijl.’

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 27, 79

[Surabaya 1 – Spoorwegviaduct] 

Naar wij vernemen, worden volgens het Soer. Handelsblad van de zijde der gemeente Soerabaja nog pogingen gedaan, om de viaduct over Pasar Besar dusdanig gebouwd te krijgen, dat ook het stadsbeeld daarmede niet geschaad wordt. Zij hoopt de S.S. alsnog bereid te vinden, om door een architect een ontwerp te doen maken.
Wij hopen hetzelfde, doch hebben reden tevens te vragen, dat daartoe dan verschillende architecten uitgenoodigd zullen worden en dat een commissie van deskundigen de binnengekomen ontwerpen zal beoordeelen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 27, 234

[Architecten – Schoemaker] 

[1924] Over enkele maanden vertrekt Prof. Ir. R.L.A. Schoemaker naar Nederland, tot het aanvaarden van de functie van gewoon hoogleraar aan de afdeeling bouwkunde aan de Technische Hooge School te Delft.
Indië en vooral de Hooge Technische School te Bandoeng wordt een krachtig werker ontnomen, een man, die met hart en ziel zich aan zijn arbeid gaf. Dat de keuze, ter aanvulling van een professoraat te Delft – en dan nog wel voor de afdeeling bouwkunde – valt op een man als Prof. Schoemaker, is ongetwijfeld een groote eer te noemen.
Prof. Schoemaker werd te Roermond op de 5den October 1886 geboren, opgeleid tot officier van de Genie, studeerde hij daarna aan de H.T.S. te Delft om zich te bekwamen voor bouwkundig ingenieur. Als zoodanig vertrok hij in 1912 naar Indië in den rang van 2de luitenant der Genie. Hij was hier de baanbreker voor een nieuwe architectuur, of eigenlijk hij is het geweest, die architectonische schoonheid in de gebouwen – door den Geniedienst onder zijn leiding ontworpen en gebouwd – bracht. Vóór hem waren er onder de Genieofficieren geen bouwmeesters van zijn gelijke en ook nu telt het corps Genieofficieren geen enkele, die met hem te vergelijken valt.
Prof. Schoemaker is o.m. de ontwerper van het paleis van den Legercommandant, terwijl door hem nog vele andere bouwwerken werden ontworpen, zoowel in combinatie met de Schoemaker-associatie, als alleen.
In 1918 verliet hij als kapitein der Genie den militairen dienst om bij de opening van de Technische Hoogeschool te Bandoeng benoemd te worden tot buitengewoon hoogleraar in de constructieleer en utiliteitswerken, in 1921 volgde zijne benoeming als gewoon hoogleraar.
Wij wenschen Prof. Schoemaker bij de aanvaarding van zijn nieuwen werkkring het beste toe, vertrouwende dat hij Indië niet licht zal vergeten.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 28, 51

[Bandung 3 – Achterkant] 

[1925] Een bij herhaling voorkomende fout bij den tuinaanleg in Indië is, dat de beplanting te dicht op de gebouwen wordt aangebracht, niet alleen, dat daardoor het gebouw verontreinigd wordt – opspatten van modder bij regens – maar wat erger is, het geheele gezicht op den onderbouw – het plint – gaat verloren, waardoor aan het gebouw de basis ontnomen wordt.
Duidelijk komt dit tot uiting bij het zoo schitterend gelegen Departement Van Gouvernementsbedrijven te Bandoeng. De onderbouw, bestaande uit een zeer bewerkt natuursteenplint, dat millioenen verslond en het grootsche bouwwerk in hoofdzaak draagt, zal over eenigen tijd geheel aan ’t oog onttrokken worden. De ontwerper van den tuinaanleg plantte rond het gebouw op zeer geringen afstand van het plint een haag van heesters.
Het is onbegrijpelijk, dat zulks wordt toegelaten, nog minder, dat het project van het geheele complex tuinaanleg de goedkeuring heeft kunnen verkrijgen van hen, die er over te oordelen hebben. De opzet is in flagranten strijd met den forschen bouwtrant van den departementsgebouwen. Hier blijkt weer, dat, of de ontwerper zelf geen plan heeft gemaakt voor den tuinaanleg, of dit niet gevolgd is, danwel dat hij niet gekend werd zoo zulks dan nog mogelijk ware – in het thans tot uitvoering gebrachte tuinontwerp.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 28, 147

[Bandung 1B – Katholieke kerk]

[In een artikel over de nieuwe Protestantse kerk (aan de overkant), ook een schepping van Wolff Schoemaker, wordt in 1925 in het IBT gesteld:]
De klimatologische invloeden stellen aan het bouwwerk andere eischen, dan die in de Noorderlanden, in niet mindere mate is daarvan sprake bij den opzet van een Christelijk kerkgebouw in deze streken. Het Godshuis der Christelijke kerk mag in zijn vorm en uiterlijk niet gaan gelijken op een Mohamedaansch bedehuis, doch dit draagt nog niet in zich, dat de buitenarchitectuur Westersch moet blijven. [...]
Elk bouwwerk – niet minder het kerkgebouw – dient zich aan de omgeving, waarin het geplaatst is, aan te passen. Die aanpassing – welke een eerste eisch is voor ieder bouwwerk – wordt vaak hopeloos uit het oog verloren; bij vele kerkgebouwen is dit niet minder het geval. Het valt te betreuren, dat verschillende bouwmeesters een goede gelegenheid lieten voorbijgaan om te toonen wat er in het Oosten van een Christelijk kerkgebouw te maken is. Er verrijzen in den laatsten tijd hier en daar nog al eens kerken – een enkele uitzonderering daargelaten – die even goede een plaats zouden hebben kunnen vinden in ons Moederland.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 28, 148

[Bandung 1A – Protestantsche Kerk]

[1925] Het kerkgebouw der Protestantsche Gemeente te Bandoeng.
[Het] kruissymbool vond bij de kerk te Bandoeng ook een dankbare toepassing. Het heeft aanleiding gegeven tot een goede ruimte-indeeling, echter is bij dezen plattegrond niet aan het bezwaar kunnen ontkomen, dat een deel van de zitplaatsen geen volledig gezicht geeft op de preekstoel, waardoor de toehoorders geheel en al verstoken zijn van het zoo onmisbare concentratiepunt.
De kruisvorm heeft de kerk ingedeeld in een middenschip met zijbeuken.
Niet geheel in overeenstemming met de spitsbogen die het middenschip dragen, zijn de rondbogen in den rugwand van het linksche en rechtsche transept. De boogramen in deze rugwanden zullen niet te allen tijde het scherp invallend zonlicht kunnen keeren. Aan dit bezwaar kan zeker tegemoet gekomen worden, echter met hulpmiddelen, terwijl zulks o.i. op andere wijze tot oplossing gebracht had kunnen worden.
De verlichting van de middenruimte door hoog aangebrachte licht- en luchtopeningen, waarover het dakoverstek van de hoofdkap heen huift, is veel beter en werkt in niet geringe mate mede tot het verkrijgen der wijdingsvolle stemming. De bekapping van de middenruimte is geheel en al weggewerkt kunnen worden door toepassing van een ijzeren kapconstructie waartegen metaalgaas is aangebracht, hetwelk is afgepleisterd, waardoor het lijkt alsof het plafond in beton werd uitgevoerd.
Als hoofdmotief van deze beschoten middenruimte spreekt vooral de in het centrum neerhangende smeedijzeren lichtkroon met een rijke bezetting van glas in lood.
De combinatie van orgel en preekstoel aan het eind van de lengte-as der kerk onder de zijbeuk is zeer gelaagd te noemen.
Het vereenigen der beide objecten – die vaak geheel van elkaar een plaats vinden – heeft het belangrijke concentratiepunt gegeven, dat in de Katholieke kerk gevonden wordt in altaar en koor. De blankhouten betimmering van het geheel – waartegen de wit-zilveren orgelpijpen afsteken, benevens de bewerking van de lambriseering – maakt dat er een goede kleuroplossing werd verkregen. De deur achter de preekstoel doet wat onrustig aan en lijkt – b.v. bij andere plaatsing van de trap die tot de preekstoel leidt – overbodig. Opvallend zijn de vele spreuken en opschriften geplaatst op de binnenwanden, hieraan zal meer het Kerkbestuur dan den architect schuld hebben.
Ook in de buitenarchitectuur spreekt de kruisvorm aan.
De plattegrond en de buitenarchitectuur is ingesteld op de ligging van het kerkgebouw aan een viersprong, aan de zijde van de hoofdingang de Logeweg, links daarvan de Landraadweg. Het terrein waarop de kerk is gebouwd, ligt hooger dan de omgeving, zoodat het gebouw daardoor nog sterker opvalt. De linksche inspringende hoek grenzende aan het kruispunt der wegen wordt ingenomen door de ranke toren, die het bouwwerk beheerscht. Als sprekend architectonisch onderdeel van het gebouw worde nog de hoofdingang genoemd. De volle rondboog gedragen door zuilen omsluit de toegangsdeuren.
Het uiterlijk is geheel af, niet alzoo is dit te zeggen van dit onderdeel waar het 't interieur betreft. De plaatsing van de licht- en luchtopeningen en den rugwand boven den ingang aangebracht is niet volledig tot oplossing gebracht.
Zoowel de binnen-arcade van natuursteen, als de zuilen van den hoofdingang zijn bewerkt, er spreekt uit dit onderdeel een streven naar voornaamheid; overigens kenmerkt de buitenarchitectuur zich door sobere eenvoud.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 28, 174

[Surabaya 1 – Amsterdam] 

De na gehouden grondonderzoek gebleken geringe betrouwbaarheid van den ondergrond maakte voor de zware belasting van het gebouw een bijzondere fundeeringswijze noodzakelijk
Na ampele overweging werd besloten een fundeering van gewapendbetonpalen toe te passen. De lengte der palen werd na proefheiing bepaald op 17 M., op welke diepte onder het maaiveld een karanglaag werd aangetroffen.
De belasting op één der proefpalen gaf als resultaat dat bij drievoudige zekerheid elke paal een gewicht van 22½ ton als maximum kon dragen. Voor het totaalgewicht van ruim 15000 ton werden 750 stuks betonpalen gebruikt. De uitvoering van deze paalfundeering werd na onderhandsche aanbesteding opgedragen aan de Hollandsche Beton Mij., welke met de werkzaamheden gereed kwam in April 1923.”

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 28, 261, 273-275

[Jakarta 12 – Kunstkring] 

[1925:] Eerste Architectuur – Tentoonstelling te Batavia.
Op de eerste etage: AIA m.n. Ghijsels, HFC en op den middenwand van de groote zaal heeft het werk van Dr. H.P. Berlage een plaats verkregen. Het bestaat uit een aantal teekeningen tot wijziging van het stadsplan van Batavia. Op de begane grond exposeerden: Antonisse, Baumgartner, Blankenberg, B.O.W. met Van Gent, Gerber, Van Hoytema, en Kúhr, Citroen, Cramer, Jiskoot, Job – Sprey, Jobst, Karsten, Reyerse – De Vries en Wiemans – Abell – Pichel.
De tentoonstelling kan geen aanspraak maken op volledigheid […] Er is moeite gedaan om het werk van Ir. Macleaine Pont, Prof. Schoemaker en enkele anderen daar te krijgen, doch zonder resultaat.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 28, 262

[Architecten – Cuypers] 

Er is in het werk van Hulswit, Fermont en Cuypers weinig eenheid op te merken, het draagt geen eigen cachet. Verklaarbaar is dit, omdat het werk niet uit één hand komt. Naast Ed. Cuypers te Amsterdam – met zijn staf van personeel – staat het werk der overige aan dit bureau verbonden architecten, o.a. de heren Taen en Kreisler.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 28, 275

[Jakarta 1 – Passer]

[1925] Eerste Architectuur-Tentoonstelling te Batavia:
De twee aquarellen van Ir. Jobst verdienen bijzondere vermelding vooral het schilderijtje van Pasar Ikan, met de nieuw te bouwen veilingloods is wondermooi van opzet! De ontwerper laat daarbij duidelijk zien, hoe de loods in de omgeving van land en water past. Een dergelijke wijze van opzet moest meer toegepast worden, zelfs de leek kan zich zoodoende een nieuw gebouw in de omgeving indenken.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 28, 275

[Jakarta 6 – Muloschool] 

[1925] Eerste Architectuur-Tentoonstelling te Batavia:
Bij de inzending van het Departement B.O.W. is het moeilijk ieder der ontwerpers apart te noemen. Van Ir.v. Hoytema worde als een zijner beste werken genoemd de muloschool Weltevreden.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 28, 275

[Jakarta 12 – Van Heutsz] 

[1925 Eerste Architectuur-Tentoonstelling te Batavia:]
[…] de beeldhouwer A. Maas, die verschillende zijner werken exposeert, waarvan wij o.a. noemen een maquette ontwerp standbeeld G.G. van Heutsz, dat ons maar matig kan bekoren.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 29, 104, 161

[Bandung 4 – Ingenieurs] 

[1926] Waar Bandoeng thans ook ingenieurs aflevert en de ervaringen, met Delftsche ingenieurs opgedaan, niet altijd even bevredigend zijn geweest’ zoo schreef de Directeur B.O.W. aan zijn collega’s-Departementshoofden, ‘moge ik U in overweging geven, evernals zulks bij mijn departement reeds geschiedt, jaarlijks in overleg met de faculteit der Bandoengsche hoogeschool, eenigen der best afgestudeerden ingenieurs te plaatsen.
Acht, zeven jaar geleden juichten zij [de Ondernemersbond] de stichting van een Technische Hoogeschool in Indië toe; want er was groote vraag naar ingenieurs, en het buitenland kon lang niet genoeg leveren. En vijf, zes jaar later maakten bladen als de Indische Post, het Soer. Handelsblad, de Nieuwe Soer. Crt. e.d. zich tot tolk der genen die riepen: Sluit de Bandoengsche T.H.S., want in Nederland loopen honderden ingenieurs rond, die goedkoop te krijgen zijn.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 29, 144, 149

[Jakarta 10 – Pensioenfondsen] 

[1926] De regering bezint zich op “de nagelaten betrekkingen der Inlandsche ambtenaren. [...]
Een op dezen huwelijksvorm [polygamie] berustend stelsel moet er noodwendig toe leiden, dat de uitkeringen òf zeer klein, òf de te betalen bijdragen buitensporig hoog worden [...] Hiernaast is gebleken, dat de stichting van een dergelijk fonds voorloopig nog op onoverkomelijke administratieve en financieele bezwaren stuit. Alle exacte gegevens [...] de beschrijving van hunne gezinnen, de frequentie van polygamie, de huwelijksontbindingen door echtscheidingen, de hertrouwingskansen der weduwen, enz. enz. Al deze gegevens ontbreken en de verzameling daarvan zal, ook door het volkomen gemis van een burgerlijken stand, zeker verscheidene jaren duren [...] voorshands geen sprake zal kunnen zijn van de instelling van een aan het weduwen- en weezenfonds voor Europeesche burgerlijke ambtenaren evenwaardig Inlandsch burgerlijk weduwen- en weezenfonds.
De overheid wil een begin maken en stelt een “overgangsfonds’ in. Niet voor álle 140 000 “Inlandsche burgerlijke landsdienaren”, maar in eerste instantie voor de 30 000 die een maandelijks salaris van f 50. of meer hebben. Het wordt bovendien “opgezet op de basis van den monogamen huwelijksvorm [...] Is de deelgenoot bij de toetreding tot het fonds met meer dan één vrouw getrouwd, dan wordt díé vrouw [...] ingeschreven, welke de deelgenoot daarvoor aanwijst. In gevallen waarin een deelgenoot zich van deze aanwijzing onthoudt, wordt [...] ingeschreven die, waarmede de deelgenoot het langst gehuwd is geweest.
Contributie [...] wordt bepaald op 5 pCt. van de bezoldiging.
Indisch Bouwkundig Tijdschrift-29, 161:
In 1814 werd in Nederland het rijkspensioen ingesteld, terwijl pas in 1890 de weduwen en weezen der Staatsdienaren werden opgenomen onder de pensioenbelangen. [...] In Indië werd in 1817 het Weduwen- en Weezenpensioen ingesteld, terwijl pas in 1835 een begin met het eigen pensioen werd gemaakt.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 29, 177

[Bandung 1A – Staatsspoorwegen]

Uitslag van den op 4 November 1926 gehouden aanbesteding van het werk:
Het bouwen van een kantoorgebouw met verdieping en het gedeeltelijk verbouwen van een bestaand kantoorgebouw op het terrein van het hoofdbureau der Staatsspoor en Tramwegen, gelegen tusschen Landraadweg en Residentsweg te Bandoeng. [...] Voorlopig werd het werk toegewezen aan den minsten inschrijver de Hollandsche Beton Maatschappij.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 30, 58

[Woordenlijst – Breedspoor] 

De Great Western bouwde in 1860 een lijn waarop locomotieven gebruikt moesten worden die reeds dienst deden voor het transport van steenkolen; daar er 19 van die machines waren die maar niet zoo aan kant konden worden gedaan werd die Vale of Neath-baan dus aangelegd met een spoorbreedte van 5’6” of 1,676 meter.
Maar in 1860 [?] bleek de noodzakelijkheid om op die baan ook met wagens voor normaalspoor (4’8½”=1.435 m.) gebouwd te kunnen rijden, waartoe een derde rail werd geplaatst. En nu is het eigenaardige dat men op die baan gemengde treinen laat loopen met locomotieven voor breedspoor met dergelijke wagens en andere voor normaalspoor, maar ook loco’s en wagens voor normaalspoor waartusschen wagens voor breedspoor. Gewoonlijk worden de wagengroepen echter gescheiden en vormt een z.g.n. ‘Sandwichwagen’ met breede buffers den overgang.
Zooals bekend dient de derde rail tusschen Djocja en Solo alléén voor het berijden met S.S.-loco’s en wagens, smalspoor 1,076 m.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 30, 61-65

[Jakarta 9 – Raad van Indië] 

[Burhoven Jaspers:] Het eerste groote Gouvernementsgebouw dat na de moeilijke jaren verrijst [...] het eerste groote werk van den Landsgebouwendienst in Batavia, [...] Het project is werk van Ir E. Kühr b.i.[...
Het plan bestaat uit om een centraal gelegen impluvium gegroepeerde ruimten. Een ruime vestibule geeft toegang tot de eenige treden hooger gelegen ontvanghal, vanwaaruit ook de rechts en links van de vestibule geprojecteerde conciërgekamer en bergruimte, eventueel garderobe toegankelijk zijn.
Van de ter weerszijden van den hof gelegen en met ruime galerijen daaraan grenzende beide vleugels, bevat de, met het oog op den loop der zon rechts geprojecteerde, werkkamer voor den Secretaris, de Vergaderzaal voor den Raad en de kamer voor den Vice-President. Vergaderzaal en Secretariskamer hebben directe verbinding met elkaar door middel van een in den eindwand der zaal aangebrachte deur. De linkervleugel, inwendig als één ruimte opgevat, is bijna geheel bestemd tot berging van het archief, terwijl het voorste deel daarvan werkruimte voor het personeel zal bieden.[...]
Voor de constructie die dit hooge en steil hellende dak zal moeten dragen, werd een ander dan de tot heden hier te lande algemeen gebruikte gekozen. [...] Het moderne vakwerk, met gebruikmaking van Bulldog-kramplaten, door Prof. Ir. R.L.A. Schoemaker b.i. uitvoerig op zijn colleges te Delft [...] behandeld, bood ook hier de grootste voordeelen, [...]
Architectuur en plan baseeren zich in groote lijnen nog op die der vorige eeuw. Een bespreking van de aesthetische waarde dezer architectuur meen ik achterwege te moeten laten. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk om, waar we hier nog in een overgang staan, een zuiver oordeel te vormen over architectuur als deze, die in ieder opzicht zoo zeer de uitgesproken kenmerken van den overgangstijd draagt. Oordeel en werk gaan dan niet in hetzelfde tempo, het oordeel loopt vooruit. La critique est facile, nietwaar?

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 30, 236

[Surabaya 3 – Nias] 

[1927 – Soer. Handelsblad:] Zooals wij reeds hebben gemeld, is de verzakking van het hoofdgebouw van de N.I.A.S. in een dusdanig stadium gekomen dat ingrijpen noodzakelijk werd. Men heeft toen besloten palen onder het gebouw aan te brengen, die in den grond geheid moeten worden, hetgeen binnen in het gebouw diende te geschieden. Het is thans gebleken dat de daarvoor te bezigen betonnen palen, waarvoor oorspronkelijk een lengte van 10 Meter voldoende werd geacht, langer dienen te zijn, daar een grondboring heeft uitgewezen dat om de vaste onderlaag te bereiken een afstand van 14 à 15 Meter moet worden doorboord. [...] Men heeft daarom besloten de palen in twee deelen in te brengen. [...] Alhoewel de heistellingen die voor deze werkwijze zijn benoodigd, aanmerkelijk kleiner zijn dan die benoodigd voor het inslaan van de palen op hun volle lengte, is men toch genoodzaakt plafonds en trappen af te breken om het werk te kunnen uitvoeren. In totaal zullen 212 palen worden ingeslagen, welk werk door de Hollandsche Beton Maatschappij wordt uitgevoerd.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 31, 205

[Jakarta 12 – Mulo] 

Ir R. Baumgartner schrijft in 1927 over zijn schepping:
In de maand October van het vorige jaar nam het Bestuur der Strada-Vereeniging het besluit, tot het bouwen van een eigen schoolgebouw voor M.U.L.O. onderwijs over te gaan.
Als terrein hiervoor was bestemd een strook bouwgrond van 55 M. breedte en 94,70 M. lengte, gelegen op Gondangdia, en begrensd door de Soendastraat aan de Noordzijde en door den Lombokweg in het Zuiden.
Ten opzichte van den stand der zon en van de verschillende belangrijkheid der beide wegen, was de groepeering en volgorde der verschillende vertrekken meer of min vanzelf bepaald.
Aan het hoofdfront [aan de Jl Gereja Theresia] kwamen te liggen de beide zalen voor teekenen en natuurkunde [eerste 8 ramen] met de bijbehoorende vertrekken als modellenkamer resp. laboratorium, verder de vertrekken voor den Directeur en voor het personeel, voorts de hoofdingang met de hal. […]
De volgorde volgens de looprichting, nw > zo, is: 6 ramen – natuurkundelokaal, 2 ramen – laboratorium, 3 smalle ramen – kamer voor onderwijzers, hoofdingang, 3 smalle ramen – kamer voor directeur, 2 ramen – modellenkamer, 6 ramen – tekenzaal.
In aansluiting aan de beide zalen, zoowel rechts als links, kwamen de leslokalen te liggen en wel zes aan elken kant. […] Aan beide zijden loopt een ruime galerij, die aan den voorkant in de hal uitkomt.
De afsluiting van de binnenplaats in het Zuiden wordt gevormd door het gymnastieklokaal […]
In verband met de ligging ten opzichte van den stand der zon, hebben de vertrekken aan den voorkant en aan den rechter-zijkant (Westzijde) de ramen aan den buitenkant, de vertrekken aan de linker-zijkant (Oostzijde) de ramen aan den binnenkant van het gebouw. […]
Zoowel bij het maken van het ontwerp als bij de uitvoering, werd gestreefd naar den grootst mogelijken eenvoud en doelmatigheid. Er werd naar gestreefd een architectonisch bevredigende oplossing in de groepeering der groote muur- en venstervlakken te bereiken, enkel door de aanwending van verschillend materiaal, te weten: kalisteen en pleisterwerk. Slechts de blinde muur aan de Oostzijde werd ter voorkoming van eentonigheid voorzien van een houten traliewerk, waarop klimplanten zullen komen.
Door de groepeering van verschillende dakhoogten in verband met de verschillen de overspanningen, werd het silhouet van het gebouw zoowel aan de voor-, als aan de achterzijde levendiger gemaakt.[…]
Wat de afwerking betreft, werd als reeds eerder vermeld, naar de grootst mogelijke zuinigheid en doelmatigheid gestreefd. Een aanzienlijk gebruik is gemaakt van kalisteen voor de plinten en van baksteen uit Tjikampek voor de opgaande buiten- en binnenmuren. De bekapping is, behalve de kap van het gymnastieklokaal, van kamferhout, alle overige houtwerken van djatihout. De dakbedekking is van Echtsche pannen, niet effen van kleur, juist met het oog op afwisseling. De plafonds in de hal en de overige vertrekken, alsmede het dakoverstek van het schoolgebouw aan de buitenzijde, zijn van eterniet met strippen van hetzelfde materiaal, tegen den muur afgesloten met een houten lijst. […]
De kleuren van het verfwerk zijn in hoofdzaak licht- en donkergroen met kardinaalrood voor het latwerk; zwart en kardinaalrood voor het smeedijzerwerk aan de buitenkant (omrastering).
Het geheele bouwwerk werd in aanneming door de N.V. Bouwbureau Les en Van den Heuvel uitgevoerd en binnen 6 maanden voltooid. De totale bouwkosten incl. meerderwerk bedroegen f 124 372.95.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 32, 24

[Semarang 1 – S.M.N.]

[1929] Te Semarang werd een aanbesteding gehouden voor den bouw van een nieuw kantoorgebouw voor het Semarangsche agentschap van den stoomvaart-maatschappij ‘Nederland’ en wel door het architectenbureau Karsten en Schouten.

Het resultaat was als volgt: Bouwsom: IJzerwerken: Betonwerk:
N.V. Aann. Mij. Oost-Indië te Soerabaja, f 139.250 De Vries Robbé in eigen beheer
R. Kleiverda, Semarang f 144 600 Lindeteves-Stokvis Hollandsche Beton Mij
N.V. Bouwk. Bureau Sitsen en Louzada te Djokja f 149.800 Lindeteves-Stokvis in eigen beheer
N.V. Ooiman & Van Leeuwen te Semarang f 184.850 Lindeteves-Stokvis Hollandsche Beton Mij
N.V. Ned. Aann. Mij. v.h. H.F. Boersma f 190.000    in eigen beheer

Hierin valt op dat de bedragen, waarvoor R. Kleiverda en de N.V. Ooiman en Van Leeuwen (die beiden opgaven: uitvoering ijzerwerken door Lindeteves-Stokvis en uitvoering betonwerken door de Hollandsche Beton Maatschappij), inschreven, zooveel verschillen, n.l. f 144.600 en f 184.850.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 32, 48

[Surabaya 3 – Alg. N.I. Electr. Mij.] 

Te Soerabaja werd een inschrijving gehouden voor den bouw van een nieuw Aniem-kantoor, waarvan de bouwsom door het A.I.A.-bureau op f 357.660 begroot was. Inschrijvers waren:

Holl. Beton Mij. F 351.900
Nedam 386.000
Aann. Mij. Oost-Indië 402.000
Sitzen en Louzada 387.400
 

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 33, 13

[Jakarta 12 – Tjendana] 

Zeer vele huizen in Weltevreden staan in de brandende zon, vooral de bewoners der nieuwe wijken kunnen daarvan meepraten. Op welke manier krijgen we nu in de kortst mogelijken tijd schaduw? Door bomen te planten natuurlijk. […]
De mahonie-boom is […] de boom die het eerst in aanmerking komt om voor het doel aangeplant te worden. Deze boom is – uit zaad geplant – in 4 jaar tijd al 6 m hoog. Plant men 1 jaars boompjes van ± 1.50 à 1.75 m, dan heeft men nog eerder een forschen boom met een frissche kruin, die het gehele jaar door vol in blad zit.
De boom staat dus niet, zooals andere in den Oostmoesson, kaal, en maakt diepe wortels, welke de fundamenten van de huizen niet in gevaar brengen. ’t Is bovendien zulk hard hout, dat de witte mier er geen nesten in maakt.
Voor latere jaren heeft men dan ook nog dit voordeel, dat het hout zeer veel geld opbrengt.
De regenboom, wel een van de mooiste boomen van Indië, heeft weer dit bezwaar, dat haar wortels de huizen kunnen ondermijnen; de tjandjoer is zéér décoratief, heeft een bijzonder fijn takkenspel, maar geeft te weinig schaduw; de ficus religiosa staat 3 maanden kaal, de hangende luchtwortels van den ficus elastica bieden een schuilplaats voor ongedierte en de blimbing krijgt vaak dode toppen. […]
Welke vruchten zijn het meest geschikt om in onze tuinen te worden geplant? Dat zijn de ramboetan en de mangistan, die twee maal per jaar vruchten geven.
De pisang geeft slechts een maal per jaar een tros, die men dan vlug moet opeten of verwerken tot jam of limonade. De pisang geeft bovendien den tuin, ook bij behoorlijk onderhoud, nog vaak een slordig aanzien.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 35, 113-118

[Malang – A.M.S]

1932 - Ir W. Lemei
Het heeft eenig hoofdbreken gekost om het vrij omvangrijke bouwprogramma van deze dubbele school onder te brengen op het althans voor Indische begrippen tamelijk klein terrein. Ten tijde van den grondaankoop was het namelijk niet de bedoeling om een gecombineerde Hoogere Burger School – Algemene Middelbare School te bouwen, maar slechts een Hoogere Burger School en dan nog wel van kleinere capaciteit.
Het lag voor de hand om het front van het gebouwen-ensemble te keeren naar het domineerende plein.
Vermeden werd echter om de massale verdiepingsgebouwen direct aan de pleinzijde te plaatsen omdat het kenmerkende villa-karakter ervan daardoor verbroken zou worden. Op het eerste plan bevindt zich alleen een parterre gebouw, terwijl op den achtergrond een drie-tal verdiepingsgebouwen is geplaatst. Het geheel wordt verbonden door lage fietsenloodsen en verbindingsgangen. Aan de beplanting van het erf is in verband met het landelijke karakter der omgeving, veel zorg besteed. [...]
Het gegeven 'dubbele school' met gemeenschappelijke vak- en gymnastieklokalen gaf feitelijk vanzelf aanleiding tot de gekozen plan – indeeling.
Midden voor: het directiegebouw met aula tevens dubbel gymnastieklokaal (de scheiding heeft plaats door middel van een beweegbare wand), leeraars- en directeurskamer, bibliotheek en verdere benoodigde ruimten.
Midden achter: het gebouw met de vaklokalen, teekenzalen, cabinetten en een practicum scheikunde; terwijl links en rechts daarvan de gebouwen met de leslokalen der beide scholen zijn gegroepeerd.
Een moeilijkheid bij dit project was dat de bescherming der raamwanden van de lokaliteiten tegen directe zonbestraling in conflict kwam met de overzichtelijkheid van de scholen. Zooals bekend verondersteld, ondervinden in Indië, in verband met de benutting der scholen alleen gedurende de ochtenduren, de naar het Oosten gekeerde raamwanden de meest hinderlijke bestraling. Bescherming aan die zijde is feitelijk alleen maar mogelijk door galerijen en liefst van zoo groot mogelijke breedte. Bescherming van Noorder en Zuider gevels is belangrijk eenvoudiger. Voor Java bijv, gelegen + 7 º Zuider breedte, bedraagt voor op het Noorden gelegen gevels de maximum invalshoek der zonnestralen immers + 30 º, terwijl voor op het Zuiden gelegen gevels die hoek slechts + 16 º is. Met het aanbrengen van luifels is het kwaad hiermede veelal volkomen bezworen.

 

Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 36, 71

[Jakarta 7 – Pasar Gambir] 

[1933 J.H. Antonisse, gedurende een aantal jaren de architect van de Pasar Gambir:] … de Pasar–Gambir heeft o.m. ten doel de bevordering van Inheemsche Nijverheid en Industrie. In de toepassing van een bouwwijze, die zoo bij uitstek behoort bij het overgroote deel der bevolking, wordt ongetwijfeld ook een der doelstellingen nagestreefd.
Met deze bouwwijze wordt kennis verspreid omtrent het gebruik van bamboe en atap als bouwmateriaal. Doordat aan dien bouw niet voldoende aandacht werd besteed, is hij in verval geraakt. De zoo bijzonder mooie maar tevens technisch juiste toepassing van bamboeconstructies heeft de bevolking grootendeels verleerd. […]
De rooireglementen, de bouw- en woningverordeningen bevatten zeer beperkende bepalingen ten opzichte van den bamboebouw. Wij willen niet ontkennen, dat daarvoor aanleiding bestond, dat het pestgevaar dwingend optreden noodig maakte, dat brandgevaar moet worden beperkt, edoch men heeft zich m.i. te vlug afgewend van de bamboe, terwijl er zoo vele mogelijkheden zijn, die den bamboebouw ook in pestgevaarlijke streken nog bruikbaar maken. Ir. H. Maclaine Pont heeft gezocht naar systemen waarbij bamboebouw éven zoo veilig is als elke andere bouworde; zijn stem is wel gehoord, doch de belangstelling voor het werk van dezen zoeker was alras verdwenen. Het is ook Maclaine Pont geweest, die de afdekking van daken met ‘zink’ sterk veroordeeld heeft. Hij moest ten langen leste als technisch adviseur van den dienst der Volksgezondheid zijn aesthetisch gevoel in een keurslijf sluiten en meehelpen de traditie van den bamboebouw om hals te brengen. […]
Bij het zoeken naar nieuwe vormen, gebaseerd op oude tradities in den bamboebouw, is het zeker belangrijk en niet minder noodzakelijk, na te gaan welke waarde deze eventueel weder kunnen hebben voor den Inheemschen bamboebouwer, tevens dus voor de groote groep van bevolking, die huisvesting vindt in bamboewoningen. […]
Bij den Pasar–Gambir 1933 zijn, in afwijking met vorige jaren, verschillende vormen toegepast. Dit vond opzettelijk plaats en wel om te toonen, welke mogelijkheden de bamboebouw biedt. Hierin ook ligt tevens een streven naar weder beleven van hetgeen oud en vergeten was. […]
Twee gedeelten van dezen Pasar–Gambir beheerschten het complex. Dat waren de hoofdingang aan de Zuid-zijde van het Koningsplein, waarvan wel het meest domineerden, de achter en naast elkaar staande hooge daksgewijs opspringende pagode’s. De hoogste daarvan reikte tot 30 m. boven den beganen grond; zij gaf door haar grootere basis gelegenheid secretariaat en commissiekamers daarin onder te brengen.