De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2018.
De wandeling in PDF formaat.
Begin van de wandeling: Jl Pintu Besar 27.
Museum Wayang.
|
Na binnenkomst, links: plaquette.
Handelsvereeniging “Amsterdam” |
De verbouwing werd bekostigd uit giften afkomstig van handelslichamen en personen uit alle standen in Nederlandsch-Indië en Nederland. Zij werd mogelijk gemaakt door de medewerking van de heeren J.F.L. Blankenberg die de plannen ontwierp en F. Muusegaas die voor de associatie Selle en De Bruyn – Reyerse en De Vries de uitvoering verzorgde
|
Aan het eind van de gang, rechts: Monument Coen.
Hollandsche kerk![]() Het is te hopen dat na dit bedrijf Coen, reeds vertegenwoordigd door een standbeeld dat hem nauwelijks voorstelt, op een Batavia dat nooit het zijne was, niet ook nog in zijn graf zal komen te liggen met het skeletwerk van één of meer remplaçanten. Maar het monument dat daarboven zal worden opgericht, zal zeker de publieke opinie méér voldoen dan de wijze van eren die tot dusver zijn nagedachtenis deed leven: de 5 delen bescheiden en brieven van zijn hand, gepubliceerd door prof. Colenbrander. Meer informatieWij zagen reeds, dat 29 Maart 1632 de eerste paal werd ingeheid voor de nieuwe stadskerk N. W. van het Stadhuis, dat 30 Mei van dat jaar de eerste steen werd gelegd, dat de bouw toen bleef steken, tot Van Diemen dien weder opvatte en voltooide, en ook dat deze kerk werd gebouwd op terrein verkregen door de demping eener rivierbocht. Vandaar dat zij reeds in 1670 bouwvallig was. […] De oudste graven binnen deze kerk waren in het centrum, dat is in het middelste der vijf vierkanten, waaruit het grondplan bestond. Dáár is dus Coen begraven, toen zijn lijk in 1634 werd overgebracht uit het Stadhuis. Het zou dus misschien kunnen wezen, dat Coen’s graf nog steeds ongeschonden ongeveer in het midden van dit vierkant terrein zou te vinden zijn. […] Sinds dit werd geschreven is op onze aanwijzing in April 1922 door den Oudheidkundigen Dienst een plaatselijk onderzoek ingesteld, waarbij echter geene oude graven zijn ontdekt, veelmin het graf van Coen. De opgravingen leidden tot niets. Er is zooveel te doen geweest over het graf van Jan Pietersz. Coen. Men is er toen wel in geslaagd geld, zelfs veel geld, bijeen te brengen. Het is zeker toe te juichen, dat de nagedachtenis van Coen geëerd wordt, maar het komt mij voor, dat men half werk doet, door alleen een gedenkteeken op zijn graf te plaatsen, terwijl men de oude gebouwen en stadsgezichten, die de herinneren aan zijn stichting, ten prooi laat aan verval en vernietiging. Juist door wat thans nog uit die tijden overgebleven is in stand te houden, zal men deze groote figuur het meest eeren. |
Links: Grafstenen van de Gouverneurs-generaal Patras en Van Imhoff.
![]() Grafsteen met wapen van den G.-G. Abraham Patras, overleden 3 Mei 1737.[…] De oogen en ringen zijn uit dezen steen verwijderd, denkelijk om het publiek niet te doen struikelen. [Oud – Batavia Platen – Album, E 11.] |
![]() Van Imhoff’s grafsteen is overladen met beeldwerk, maar voor geen enkelen Landvoogd is eene graftombe opgericht. [Oud Batavia II, 163-164] |
Hoe het zal worden, kon ik dus nog niet zien, maar toen ik ’s middags op het kerkhof Tanah Abang kwam, zag ik de grafsteen van Abraham Patras, die uit de muur was gebikt, klaar om vervoerd te worden. Ik miste daar ook de steen van Van Imhoff, de mooist bewerkte van alle, maar één van de vele lanterfanters in het kantoor vertelde mij, dat die al was overgebracht naar het Stadhuisplein. Mijn ongerustheid over het lot van de steen zakte dus weer wat. ‘Men leeft er zoo vreemd mee’, zou De Haan verzuchten, als hij het zag. [Walraven – Eendagsvliegen, 289a] Grafsteen met wapen van den G.-G. Gustaaf Willem van Imhoff, overleden 1 Nov. 1750 (ingang Tanahabang); het wapen omgeven met krijgsattributen. Ook bij den rand van dezen steen is nog oostersche invloed te bespeuren in het schelpvormig ornament in het midden van elke zijde. Opvallend is bovendien, dat de helm is behandeld als een bloempot en van boven geheel open is. Men zou daaruit haast afleiden, dat de steen op Cormandel is bewerkt door Inlanders onder Europeesche leiding of naar een gezonden model, terwijl de nog al slecht gebeitelde inscriptie er te Batavia aan toegevoegd is. Men merke op, dat het eene vlaggetje het monogram der Compagnie voert, hat andere den Nederlandschen leeuw. Van Imhoff’s ijver, veelzijdigheid en bemoeizucht blijken hieruit; eigenhandig vertaalt hij eene Compagnies publicatie in het Fransch, stelt hij een reglement op voor het vertuien in de Tafelbaai, waarbij heel wat nautische kennis te pas kwam, corrigeert hij drukproeven voor de Maleischen Bijbel en ontwerpt hij het project eener gelegenheidspredikatie op de “verovering”, 30 Mei 1748. [Oud – Batavia Platen – Album, E 12.] |
Wanneer men nu de afbeeldingen van Compagniesgrafzerken bespeculeert, zal men al spoedig een zeker model aantreffen, dat zoowel op de buitenkantoren als te Batavia voorkomt en op hare gemeenschappelijke afkomst uit eene Cormandelsche fabriek wijst. Dit model bestaat uit eene randdecoratie van schubben (met eenige variaties), die op de hoeken en in het midden der vier zijden onderbroken wordt door eene roset, terwijl het familiewapen aan het hoofdeinde van den steen is aangebracht binnen een cirkelvormigen krans, die evenzoo door rosetten verdeeld is in quadranten. [Oud Batavia II, 164-165] |
![]() |
![]() Ook bij de zerk van den Raad Ordinair Cornelis Caesar, overleden 1657, zouden wij met Josua kunnen zeggen: “siet, dese steen sal ons tot een getuygenisse zijn”, want Cornelis Caesar was de voorlaatste Hollandsche Gouverneur van Formosa [Taiwan]. [Oud Batavia II, 165] |
![]() Hun status van Excellenties en Eerbare Joffrouwen, vertegenwoordigers van een der machtigste handelsconcerns ter wereld, is teruggebracht tot een laconiek zinnetje op een verfrommeld blad uit een schoolschrift, dat ik in Djakarta tussen straatvuil vond (iemand had er zijn schoenen of zijn fietsband mee afgeveegd) ‘VOC salah perkumpulan Belanda … de een of andere Nederlandse Vereniging …’ [Haasse – Krassen op een rots, 49-50] |
Ga de trap op.
Genoemd worden alleen de wajangpoppen waarover teksten van literatoren beschikbaar zijn.
In de lange gang, links: De strijd tussen Nederlanders en Indonesiërs.
... Toen islamleiders in de zeventiende eeuw het bij het volk zo geliefde schimmenspel wilden verbieden, omdat de leer van de Profeet het nabootsen van mensen en het uitbeelden van goddelijke gestalten niet toestaat, vervaardigden de poppensnijders aan het hof van Mataram – onder protectie van hun vorsten – wajangfiguren, die samengesteld waren uit louter gestileerde blad- en bloemmotieven, of uit ‘sawoet', een overvloed van fijne kronkeltjes en ornamentjes; die wajangs hadden hetzelfde totaaleffect, en waren toch niet tegen de godsdienstige voorschriften. Oude Indiase heldendichten zoals de Mahabharata en de Ramayana kregen aan de hoven hun typisch Javaanse vorm: het wonderlijke schaduwspel met Wajangpoppen. Opvoeringen duurden een hele nacht. De poppenspeler zat in kleermakerszit de oude verhalen te vertellen en uit te beelden en een olielamp zorgde ervoor dat de zeer expressieve silhouetten uit buffelleer op een doek werden geprojecteerd. Het eeuwenoude schimmentheater paste zich wonderwel aan de noden van de tijd aan. Het Wajangmuseum in Jakarta bewaart een prachtige set poppen uit die zogenoemde wayang revolusi met Nederlandse en Indonesische personages. Dit soort voorstellingen hielp het enthousiasme voor de Republiek hoog te houden, zeker op plaatsen waar er geen radio was. Wat kan de wajang, al die eenvoudige symboliek en mystiek, ons intellectueel of algemeen cultureel nog bieden? van deze wereld – in den aapgod Hanoeman zien zij de trouw, den heer gewijd, en van zijn simpele deugden hooren zij het eigen harte spreken. [Volker in Indië – Indonesië, 39] |
Rechts: Rama
![]() [Borel – Wijsheid en schoonheid uit Indië, 88-91] Een soort van snijwerk, beter wellicht beitelwerk, heeft zich op Java ontwikkeld, gedragen door het reeds eeuwenoude schimmenspel, de wajang, waarvoor het de à-jourbewerkte figuren van perkament moest leveren. Voor deze fijne lederbewerking is het noodig uitgekozen vellen van buffelkalveren of de nog dunnere van jonge, volwassen runderen te gebruiken. Deze worden op een vierkant raam gespannen, het slijmerige binnendeel er met een mes voorzichtig afgeschrapt, waarbij de gelijkmatige dikte der huid bewaard moet worden en is deze gedroogd, zoo neemt men er ook de haren van weg. Van groot gewicht is het, dat de vetdeelen worden verwijderd door wassching met kalkwater. De verdere bewerking is eigenlijk niets dan het fijnschuren en vlakmaken door middel van slijpsteen, bamboe- en nempelasbladen. Men wenscht de huid doorschijnend en licht geel te verkrijgen, hetgeen men door deze bewerking tot perkament inderdaad bereikt. [Indië, geïllustreerd weekblad, 7, 805] |
Rechts: Panakawans.
[Haasse – Krassen op een rots, 97-98] |
Links: Twee Gamelans.
De hoofdrol van dit orkest wordt vervuld door slaginstrumenten; hiervan weer is het allerbeheerschende instrument de bonang, de zeer eigenaardige welluidende metalen gong, waarvan er in het orkest twee maal vijf of twee maal zeven aanwezig zijn [ketels, die ondersteboven in twee rijen, naast elkaar op een laag rek liggen]. Men onderscheidt namelijk, naar den toonaard enkele soorten van gamelan, waarvan de bekendste zijn de salèndro en de pélog. De salèndro vereischt twee maal vijf, de pélong twee maal zeven bonangs. De bonang wordt vervaardigd van drie deelen rood koper en een deel tin en wordt bespeeld met hamertjes (taboeh’s) of omwikkelde stokjes. Zij worden onderscheiden in mannelijke (hooger gebouwd en meer uitgebold) en vrouwelijke (lager gebouwd en vlakker). Het salèndro-octaaf heeft vijf, het pélog-octaaf 7 tonen Foto →: |
Ga even terug en rechtsaf.
Ga linksaf.
Links: Twee goenoengans.
De gunungan verbeeldt het zegen en bescherming afsmekende offerritueel dat in het verre verleden aan elke wajang-voorstelling voorafging. Tijdens de vertoning gebruikt, dient de in ‘sawoet'-trant met fijne krulletjes en kronkeltjes à jour-bewerkte bladvormige figuur om grote gebeurtenissen, een verheven stemming of een indrukwekkende omgeving aan te duiden. |
Volg de route naar rechts en ga naar beneden.
Links: Maskers.
Eene andere soort van voorstellingen geschiedt door gemaskerde personen, en wordt topeng genoemd. De onderwerpen dezer schouwspelen zijn uit de oude geschiedenissen van Java ontleend. Een hoofd-akteur, Dalang betiteld, zegt zijne rol op, terwijl alle overigen slechts door gebaren spreken; zoo dat deze tooneelen gedeeltelijk drama en gedeeltelijk pantomime zijn. De voorstellingen gaan altijd met inlandsche muziek vergezeld. |
Ga, uit het museum komend linksaf.
Links, hoek zijstraat:
![]() Ook de Uniebank, welke hare kantoren op Zaterdag 1 October [1921] opent in het nieuwe gebouw aan het Stadhuisplein, mogen wij gelukwenschen. Hier vinden wij den eenvoud en de degelijkheid uitgedrukt in architectuur en afwerking, welke een bank-instelling waardig zijn. |
Ga rechtsaf, steek de straat over.
Rechts: Taman Fatahilah (Stadhuisplein) met Museum Fatahilah (het voormalige Stadhuis).
Links: ‘Kafe Batavia’ (Europese prijzen).
Links: Gedoeng Jasindo.
![]() De Weva-gebouw dat zich tegenover het stadhuis, statig verheft boven de bescheiden entourage eener vorige generatie, geeft een welgeslaagd voorbeeld van modernen utiliteitsbouw. De domineerende verticale lijnen der gevels brachten den ontwerper tot verrassende oplossingen. Ook de binnen-architectuur is keurig verzorgd waarbij speciaal de aandacht wordt getrokken door de directie-kamer met haar rijk uitgevoerde betimmeringen en meubileering. Het ontwerp van dit gebouw werd verzorgd door het Architecten- en Ingenieurs-Bureau Hulswit-Fermont-Cuypers, terwijl het geheel werd uitgevoerd door den bouwkundige Jan H. Vromans, aan wien tevens het ontwerp en uitvoering werd opgedragen van het aansluitende gebouw ‘Mercurius’, eveneens drie verdiepingen hoog. [Het Indische Leven,3-7, 131] |
Links: Jl Cengkeh (Prinsenstraat).
Heilig kanonDat men echter zeer voorzichtig moet zijn met het miraculeuze kanon blijkt uit het volgende feit: Een bezorgde halfbloed moeder had herhaaldelijk in ’t belang van haar elders wonende kinderlooze dochter offers aan ’t Marjam besaar gebracht en ernstig gebeden, dat haar dochter met een kind mocht gezegd worden. Weinige maanden later kwam zij woedend haar offers, die nog gedeeltelijk aanwezig waren, terughalen, omdat het kanon – of Allah, wie van beiden wist zij niet, zich vergist had. Haar gehuwde dochter was nog steeds kinderloos, maar haar ongetrouwde jongste had plotseling een allerliefste baby gekregen. Meer informatie
De Vischmarkt door en hier het Kanon, het heilige, het beroemde, waar steriele vrouwen offeren om nakomelingschap den man te baren. En van het kanon bij de Amsterdamse poort waar de inlandse vrouwen bloemen neerlegden en waar ze soms even op gingen zitten als ze geen kinderen kregen en dat wel wilden. Het was een fallussymbool, had een vooruitstrevende docent op school verteld. Ze zou het Khan uitleggen. Ze wist wel zeker dat hij die dingen in Soember Atti niet kon leren. Hoeveel mensen hier in dodelijke ernst heentijgen, misschien wel van ver buiten Batavia, om van de geest des ‘heiligen’ kanons kinderzegen af te smeken! En het kanon is zoo volslagen Westers, zo beschamend Westers eigenlijk, niet alleen door de Latijnse woorden, die er – als bij een kerkklok van Hemony – in zijn gegoten, maar ook en vooral door dat aan de vieze grappen van oud-Hollandse matrozen en ambachtslui herinnerende sluitstuk. En daarom kan ik niet nalaten erbij te lachen, half geërgerd ook. Wanneer zal het offergrage Oosten nu toch eindelijk eens wijzer worden? Volgens onbevestigde berichten in de familie (maar hier wist zelfs mijn moeder niets van) maakte ze [Tante Sophie] ook een tocht naar het heilige kanon in de benedenstad. Als dat zo is geweest, zal ze als de duizenden onvruchtbare vrouwen vóór haar op het kanon zijn gaan zitten en zal ze bloemen en geld geofferd hebben. Hij moest bepaald een historische deuk gehad hebben in plaats van een historische knobbel, want het overhoren van Lip ging altijd met zenuwslopend pompa gepaard. Zo b.v.: “In duizendzesennegentig…” “…. In duizendzesennegentig…” “begonnen de kruis… Kom Flip!” “… behonnen de kruis….(terzijde: “apè-ni ja?)” “Tochten.” “Tochten.” NAAR WAT!?!” “Eh-eh”. “Naar het Heilige….” (Vals voorgezegd: kanon) “Naar de heilihe kànon.” |
Links: Kantor Pos.
Postkantoor![]() Hoofdpost- en Telegraafkantoor Batavia (1930, Baumgartner, Landsgebouwendienst). Volgens de Javabode heeft de regeering van de Chineesche eigenaren een terrein in de benedenstad aangekocht voor het nieuwe post-, telegraaf- en telefoonkantoor te Batavia. [De Locomotief, 10-Januari-1917] De bouw van het nieuwe postkantoor te Batavia-stad, maakte een eind aan het bestaan van een aardig Chineesch huisje, dat onder Hollandschen invloed gebouwd was op den hoek van de Prinsenstraat en de gedempte Leeuwinnegracht. [Locale Techniek-6-1, 5-6] Meer informatieBerlage: Want de Gemeente Batavia heeft een Bureau voor Stadsontwikkeling, waar een stadsverbeterings- en uitbreidingsplan is ontworpen, hetwelk uitstekende kwaliteiten bezit en waarop o.a. het Stadhuisplein met een randbebouwing is geprojecteerd, waardoor het oude stadhuis ten volle tot zijn recht zal komen. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-27, 78b] Polemiek: [1920] [Architect Th.] Karsten: […] De ‘Maatschappij tot Bevordering van Bouwkunst, Bond van Nederl. Architecten’ stuurde een rekest aan den Minister van Koloniën over de wenselikheid om deskundig advies in te roepen over de stedenbouwkundige behandeling van het Stadhuisplein in Batavia ! en wel in verband met den voorgenomen bouw van enige grote kantoren w.o. een Postkantoor. [De Taak – 3, 510] De reactie van ene W. [De Taak – 4, 3-5] en Karstens antwoord daarop. [De Taak – 4, 41-42]. |
Rechts en links: Jl Pos Kota (PTTweg).
Tijgersgracht![]() in vroeger eeuwen de bekende Tijgersgracht. Maar eerstens muntte de Tijgersgracht uit door hare lengte van ongeveer 750 Meter en hare schoone breedte; [Oud Batavia I, 263]. Van Riemsdijk: ‘... wat nu mijn woonhuys op de Tijgersgracht betreft, hetzelfde staat op de beste plaats van de gragt, die aan weerskanten met canarye boomen, die seer dight en hoog groeijen beplant is, en jaarlijks even als de lindeboomen in de palamasiebaan gesnoeyt werden. Voor het huys, agter de canarye boomen staat een groot speelhuys, van boven met blauw geverwde cherappen of plankjes, even eens als de lijen in ’t vaderland, gedekt en op palen over de tijgersgragt, al waar de menschen die mijn spreken moeten, haar verblijf nemen. Meer informatieWij zien nu hier de beroemde Tijgersgracht niet zonder een gevoel van teleurstelling. De huizen vertoonen een vrijwat meer ouderwetsch type dan de heden nog bestaande huizen aan de Kali Besar; vooral de vensters zijn merkwaardig ordinair en toch was, volgens Van Riemsdijk’s brief, zijne woning groot en ruim. [Oud Batavia Platen Album, K.16] … de eenmaal zoo vermaarde Tijgersgracht in de benedenstad, waar gouverneursgeneraal en raden van Indië hunne spacieuse landhuizen hadden gehad, maar die in den tijd van Daendels reeds ontvolkt was, en aan het verval prijsgegeven. En waarvan Jan de Marre in zijn heldendicht Batavia gezongen had. [Indië, geïllustreerd weekblad, 8, 160] De Tygers gragt zeer fraay ten toone, dat is het Puikje van de Stad, De Tygersgracht, waar op Batavië mag roemen, en zich om dit sieraad de pronk van 't Oosten noemen, Geheel naar vaderlandsch model was ook de stoepbank, die zich vóór de woning bevond. De kroniekschrijver ds. François Valentijn bevestigt dit gebruik waar hij de Tijgergracht beschrijft, die als de fraaiste en deftigste gracht van het oude Batavia gold. Men hoort hem in zijn Oud en Nieuw Oost-Indiën roemen: [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-2, 59, 61] Zo maakte Brandes in zijn huis aan de Tijgergracht op Batavia een paar tekeningen die een indruk geven van iets waar je haast nooit afbeeldingen van ziet: het leven van kinderen in de tijd van de Compagnie. Van de twee mij bekende voorbeelden is helaas maar één op deze tentoonstelling te zien, maar er is wel nog een andere tekening, zij het zonder kinderen, die ook datzelfde licht heeft. Het is of dat licht nog steeds herkenbaar is, Indisch licht; vooral in de kamer met het voorlezende kind is het of je de geluiden van buiten kunt horen, je voelt de warme lucht die door de ramen naar binnen waait. Deze tekeningen zijn van 1784.
Gele en roode klinkers, die men hier om technische redenen niet kon vervaardigen en met voorliefde voor bestrating, stoepen en pilaren gebruikte, werden uit het moederland besteld. [Oude Hollandsche Bouwkunst in Indonesië, 42] Van de buitenverblijven echter, die eenmaal den roem van het oude Batavia uitmaakten en de vermaardheid van Amanus- en Tygergracht, van den Jakatraschen en den Antjolschen weg, bleef nog minder over dan van de buitenplaatsen in den naasten omtrek van Amsterdam. [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-2, 79] |
Ga rechtaf: Jl Pos Kota.
Links: Museum Seni Rupa dan Keramik (Museum voor Schone Kunsten).
Raad van Justitie![]() Raad van Justitie Als ware het zich van zijn gewichtigheid en macht bewust, stond daar het witte, in Oud-Griekschen stijl opgetrokken gebouw van den raad van justitie aan den oostelijken zoom van een breed grasveld, waarlangs de tram reed, die nu, gelijk elken morgen, een schare witgekleede kantoorheeren stadwaarts bracht. Van uit de ruime voorhal van het gerechtsgebouw stond een geheel in ’t zwart gekleede man rustig en wijdbeens te kijken naar het schouwspel der gaande en komende trams, die geregeld werden afgewisseld en de lucht deden weergalmen van bijna onafgebroken belgeklingel. Zijn silhouet stak sterk af tegen de versch gekalkte zuilen en muren van het gebouw, waarin hij geen vreemde scheen te zijn, want verscheidene voorbijgangers groetten hem vriendelijk, niet alleen Europeanen, maar ook enkele Chineezen en Arabieren. Meer informatie“Och, ze hebben mij wel vriendelijk ontvangen, de raadsheeren, en mr. van Vierzen Pel hield 'n toespraak ... dat was in de advocatenkamer ..." Op de dag der zitting van de Raad van Justitie was een groot publiek in de rechtszaal aanwezig; de zaak hield de publieke aandacht sterk bezig. Voor Wijbrands, die zelf verslag van de zitting wilde geven, was op zijn verzoek tegen de groene tafel een tafeltje neergezet; Met verrukten toorn gordde hij zich aan om het recht der Inlandsche tegen dien Hollandschen schavuit te verdedigen. Hij nam den knapsten advocaat van Batavia – Mr. Bossing’s besten vijand, – wien hij opdroeg alles wat getuigen kon over te laten komen, al was het een heele dessa-vol, en betrok zelf kamers in Hôtel de l’Europe, Rattem met man en kinders inkwartierend in de bijgebouwen. Den 17 Nov. werd de bouw van het tegenwoordige paleis van den Raad van Justitie aanbesteed, dat den 21 Jan. 1870 werd betrokken, nadat de Raad eene poos had gezeteld in eene particuliere woning op Rijswijk, “verpest door duizenden en duizenden vleermuizen”. [Oud Batavia I, 283 noot] De Raad dacht er echter anders over, en overwoog volgens de bladen onder meer, dat bij zijn optreden tegen Inlandsche journalisten de rechter rekening heeft te houden met het ontwikkelingspeil van het publiek, dat door de Inlandsche pers wordt bereikt. En dan was niet te ontkennen, dat het gevaar voor ondermijning van het gezag in den staat in de Inlandsche wereld veel groter is, dan bij de lezers, die de Europeesche pers bereikt. [De Taak-1, 90-91] [1919] Zoals bekend werd R. Tirtodanoedjo door den Raad van Justitie veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf. Op Java waren drie Raden van Justitie; in Jakarta, Semarang en Surabaya. [Aantekeningen Algemeen – Rechtswezen] |
Links: Jl Ketumbar.
De trein voert ons van Tandjong Priok naar ’t station van de stad Batavia. een warm-zoete lucht hindert ons geeft een kleine walging. Stank is ’t niet; ’t is een walm.
|
Ga scherp rechts,naar het midden van het plein: Taman Fatahillah.
Zicht op het Museum Fatahillah.
Stadhuis![]() Gouverneurskantoor – zie geveltop, voormalig Stadhuis. 15 Januari [1926] had in het Stadhuis te Batavia de eerste zitting plaats van den Provincialen Raad [Het Indische Leven, 7, 1457] De vergaderingen van de Gemeenteraad, hier sinds 1905 gehouden, waren verplaatst naar de voormalige burgemeesterswoning aan het Koningsplein. Meer informatieHet tweede Stadhuis, in 1652 gebouwd, werd in 1706 gesloopt, omdat het in de zich steeds uitbreidende stad niet meer aan de behoefte voldeed. Het eerste dagteekende reeds van het bestuur van Coen’s opvolger, Peter de Carpentier, en was blijkens de aanteekening in het Ned. Ind. Plakaatboek van 1626 noodig geworden. [Indië, geïllustreerd weekblad, 7, 28-31] Ter weerszijden van het middenrisaliet is bij beide vleugels een krachtig rhytme opgewekt, door de penanten tusschen de ramen, in het dak, te bekronen met een dakvenster. (Dit is om den anderen gedaan, zoodat door dit eenvoudig middel het effect wordt bereikt als ware de gevel in smalle en breede traveeën verdeeld. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-15, 118] Het bouwwerk, dat den kloeken stempel draagt van een stadhuis voor het zelfbewuste bestuur van een groeiende democratische gemeenschap doet heel in de verte denken aan het vroegere Raadhuis, thans Koninklijk Paleis te Amsterdam, dat ruim een halve eeuw vroeger gebouwd was. [Oude Hollandsche Bouwkunst in Indonesië, 48] |
Het torentje van het Museum .
Museum![]() Maar treën wy hooger, naar den stylgespitsten Toren. wat voorwerp! wien zal niet dit schoon gezicht bekoren? Met Beb Vuyk is ze in het torentje van het Stadhuis in Batavia geklauterd, en zij, Peu, is op het dak geklauterd en heeft de juffrouw, die Justitia verbeeldt, op haar jurk getikt, maar die klonk erg blikachtig. Zoo schrijft ze dan over zoo’n incidentje, heel geestig, ook over wat je zag vanaf het dak, de zilveren zee en zoo. Als je Peu nog niet kent, moet dat toch ook beslist plaatshebben. Ze is een schat, met haar magere, fijne gezichtje, waarin heldere bruine oogen flonkeren. She knows about literature! De klok in het torentje werd geluid bij afkondigingen op het bordes, bij begrafenissen van hooggeplaatste personen en bij terechtstellingen, driemaal, naar gelang de zaak voortging; bij het derde gelui begaven Schepenen zich naar hun balkon. [Oud Batavia I, 284] Meer informatieZoodoende is, wat wij nog hebben uit vroeger tijd, alleen nog aanwezig door een gelukkig toeval. De archieven van de Bataviasche notarissen, en van de rechtbanken uit den Compagniestijd lagen b.v. op den zolder van het stadhuis, onder een dikke laag vleermuizenpoep. Dat was meteen een beschermende laag. In 1910 vond de toenmalige landsarchivaris (hij was de eerste in zijn functie en hij was een moedig man!) dien rommel daar op dien zolder. De zolder van het Stadhuis werd sedert 1736 gebruikt voor depot van oude notarieele protocollen, een wijze voorzorgsmaatregel, waaraan de lezer van ons Gedenkboek tal van bijzonderheden te danken heeft, die enkel in notarieele acten te vinden waren. [Oud Batavia I, 284] |
|
Op het terras voor het gebouw vonden de executies plaats.
Terras![]() Vijftien minuten later ben ik op het plein bij het Stadhuis, waarvoor zich zwart en somber het schavot verheft. Een cordon van militairen, infanterie en cavallerie, heeft de ruimte voor en om het schavot afgezet. Meer informatieHet Geregtshof is digt aan zee gelegen, doch de executiën geschieden binnen het fort of vóór het stadhuis. Dezelve zijn, zoo als gemeenlijk in onze Oostindische etablissementen het geval is, in den hoogsten graad wreed en onmenschelijk; men kent er geene andere straffen dan radbraken, levend verbranden en spiesen. De moordenaar werd veroordeeld tot de doodstraf door ophanging, en de executie had plaats op het terras van het stadhuis in de benedenstad. Heel Batavia was er vol van, en nog zie ik de eindeloze stroom van mensen gaan langs beide zijden van Molenvliet naar de Kota. Immers, het was zo’n uiterst zeldzame gebeurtenis een niet-inlander aan de galg te zien bengelen. ’s Avonds om negen uur werd [in de VOC-tijd] de wacht van het Stadhuis betrokken door een peloton schutters, die het open portaal als corps de garde gebruikten. Om niet beslopen te worden, sloeg de op en neer wandelende schildwacht ieder, die zich op het plaveisel langs den voorgevel waagde, met zijne piek om de ooren, [Oud Batavia I, 282-283] Deze had het recht den onvoorzichtige, die zich op dit pad van graauwen arduinsteen waagde, met zijn piek op een dracht slagen te onthalen, zonder aanzien des persoons; en Bataviasche oudgasten maakten hiervan gebruik om den nieuweling een ‘koopje’ te bezorgen. Valentijn vertelt daarvan: [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-2, 77] |
Ga rechts van het gebouw de straat in: Jl Pintu Besar Utara (Binnen Nieuwpoortstraat).
Links: de ingang van het museum.
Ga na binnenkomst naar het ’achtererf’ van het hoofdgebouw.
Ga vervolgens links, het trapje op en ga het gebouw binnen via de voormalige achteruitgang.
![]() Een kleine handleiding zou niet overbodig zijn, maar bij de ingang kunnen alleen kaartjes gekocht worden, er zitten twee jonge mannen die ostentatief geen informatie geven, misschien ook niets weten. Toch, het is al heel wat dat in een gedekolonialiseerd land nog zoveel aandacht voor het verleden is dat men er zo'n museum voor inricht. [Vervoort – Vanonder de koperen ploert, 209] |
Plattegrond 1
![]() ![]() ![]() De regeering van Joan van Hoorn kenmerkte zich door niets bijzonders, zijn persoonlijk leven echter door het feit, dat hij na zijn aftreden naar Holland terugkeerde met een voor dien tijd zeer aanzienlijke som van ruim f 472.200 aan wissels. Hij werd zonder eenige staatsie des avonds met lantaarns in de Nieuwe Kerk te Amsterdam begraven. Ik bedoel natuurlijk, nadat hij overleden was. |
Plattegrond 2 De Groote of Hollandsche kerk.
Hollandsche kerk![]() Houten model der nieuwe Hollandsche kerk aan het Stadhuisplein. Aangezien het onverklaarbaar is hoe een dergelijk model met bijbehoorende tafel bewaard zou kunnen zijn gebleven, vermoeden wij dat dit model opzettelijk voor het Museum is vervaardigd geworden, uitgaande van de drie teekeningen der kerk bij Heydt, waaronder eene doorsnede en een grondplan. [Oud – Batavia Platen – Album, D 11.] Het uitwendige dezer nieuwe van baksteen gebouwde koepelkerk zal men het best leeren kennen […] van het houten model, dat naar Heydt’s teekeningen daarvan is vervaardigd. Hare inrichting had eenige overeenkomst met die van de iets oudere Luthersche kerk te Amsterdam, welke eveneens aan een schouwburg deed denken. Van buiten was zij, doordat de koepel niet rustte op een veel ruimeren onderbouw, nogal plomp, ofschoon niet zoo erg als de tegenwoordige Willemskerk, die eenigszins aan de nieuwe Hollandsche kerk herinnert. Het grondplan was niet, zooals tevoren, een kruis doch een achthoek met een zwaren pilaar op elk der hoeken; om den achthoek heen een couloir.[…] Het eigenaardigst van deze nieuwe Hollandsche kerk was de koepel met leien dak boven den achthoekigen middenbouw, die zoodanig boven de huizen der stad uitstak, dat de zeeman hem als baken gebruikte. Cook en De Bougainville hebben zich daarnaar gericht, toen zij op Batavia toestevenden. Wegens dien koepel noemden de Engelschen deze kerk Saint Paul’s. [Oud Batavia I, 297-301] Meer informatieWij zagen reeds, dat 29 Maart 1632 de eerste paal werd ingeheid voor de nieuwe stadskerk N. W. van het Stadhuis, dat 30 Mei van dat jaar de eerste steen werd gelegd, dat de bouw toen bleef steken, tot Van Diemen dien weder opvatte en voltooide, en ook dat deze kerk werd gebouwd op terrein verkregen door de demping eener rivierbocht. Vandaar dat zij reeds in 1670 bouwvallig was. [Oud Batavia I, 295-297] Het grondplan van de nieuwe Hollandsche kerk uit ongeveer 1735 was een achthoek met zuilen op elk der hoekpunten en galerijen rond de zijden. Deze polygonale vorm was de eerste van dien aard en vertoonde eenige overeenkomst met de door Nicolaas Lissingh ontworpen Koepelkerk voor de Botermarkt [Rembrandtplein] te Amsterdam [waarvan een houten model staat in de Oude Kerk in Amsterdam]. [Oude Hollandsche Bouwkunst in Indonesië, 49-50] De vergelijking van den kerkdienst te Batavia met eene tooneelvertooning dringt zich zoo natuurlijk op, dat daarbij van oneerbiedigheid geene sprake kan zijn. Reeds het kerkgebouw met een eergestoelte en een baldakijn voor den Gouverneur-Generaal tegenover den kansel, met andere eergestoelten voor de Heeren der Regeering, voor hunne familiën, voor al de verschillende colleges, deed denken aan een schouwburg met gereserveerde loges. [Oud Batavia II, 239-241] Het meest daar men sig op Batavia over moet verwonderen, is over de grote pragtigen staat en hovaardije, die aldaar niet alleen onder de Hollandse, maar ook onder de Mistise en Kastise vrouwen getoont word, insonderheyd in 't aangaan of uitgaan van de predicatie, 't sy Sondags, of ook op andere dagen, alsser maar gepredikt sal worden; want alsdan is yder kostelijker als anders uitgedost en gekleet, Desgelijks deed het (en met niet minder reden) in den Sylvester-avond van den jare 1740, terwijl de wegen nog glibberig waren van het bloed van tienduizend schuldeloos geslachte Chineezen. Ha! dat moet voor Janmaat een festijn zijn geweest! Het bloed der heidenen stroomde ter hoogte van de enkelen langs de straten – zóó verhaalde men mij; en de Hemel had blijkbaar deze vermaledijde afgodendienaars met verlamming geslagen: want als kudden schapen lieten zij zich afmaken, zonder den minsten weerstand te bieden! – O dies irae! – Maar de Compagnie was behouden. Hosannah! Hallelujah! galmde het opwaarts uit de kruiskerk aan het Stadhuisplein. In den tijd van den grootsten bloei [van de Compagnie] waren er 20 plaatsen geweest in het tegenwoordige Indië, waar predikanten gevestigd waren; Batavia had wel eens 17 predikanten gehad; bij de opheffing der Compagnie waren er nog 2, benevens een te Semarang, te Soerabaja en te Makassar. [Indië, geïllustreerd weekblad, 3, 151] Hoe weinig men van zijn traktement genoot en welke eischen het Bataviasche leven stelde, blijkt uit het volgend budget van een Bataviaasch Predikant, zooals de Kerkeraad dit in 1739 opmaakte om Heeren Zeventien te bewijzen dat hij van zijn inkomen niet bestaan kon, ondanks dat de Predikanten bij lange niet tot de slechtst gesalarieerde ambtenaren behoorden. [Oud Batavia II, 120-123] |
Plattegrond 3 – Foto van het schilderij van Coen; het origineel hangt in het Westfries Museum in Hoorn.
Coen![]() Jan Pieterszoon Coen, de stichter van Batavia, met één hand in de zij, een houding die door de Javaan (en daarmee ook door mijn familie en mijzelf en als gevolg van mijn opvoeding tevens door mijn twee zonen) als onbeschoft wordt ervaren, lijkt zich bewust te zijn van het getypte onderschrift: 1619-1623. De man die door zijn genie en ver vooruitziende geest den grondslag wist te leggen voor het koloniaal bezit van Nederland. De chroniqueurs en hofdichters van Mataram wisten de nederlaag aan de monding van de Tjiliwung op den duur voor hun eigen landgenoten aanvaardbaar te maken: de legeraanvoerder van de sultan zou een verrader geweest zijn, bijtijds door de Hollanders ontmaskerd; het Hollandse Batavia was eigenlijk een vazalstaat van Mataram; Coen, die in de volksmond ‘Djankung Kuning', lange gele, heette vanwege zijn opvallende gelaatskleur (met wat goede wil te duiden als kulit langsep, de matgouden teint van koningen en edelen uit de Hindu-Javaanse voorstellingswereld), zou de afstammeling zijn van een prinses van het West-Javaanse rijk Pajajaran, en dus inheemse rechten op de grond bezitten, waardoor het de vorsten van Mataram mogelijk werd hem au sérieux te nemen. Meer informatieDe Lange Gele Op de ree van Banda aangekomen, wees hij alle onderhandelingen waartoe de Engelse vertegenwoordiger op Poeloe Lontor zijn bemiddeling aanbood, af, zette zijn troepen aan land en onderwierp het eiland na een hardnekkig verzet. Maar Coen begreep, dat voor zijn doel ook na deze onderwerping een nieuw vredescontract niet afdoend was: de ‘haentiens van de Oost’ zouden op den duur toch weer in verzet komen en de Engelsen zouden dat verzet blijven aanstoken, dus gaf hij de gouverneur van Banda, Sonck, last de gehele bevolking naar elders te verplaatsen. Coen was geen bloedhond, maar een beheerst man die zijn dienaren wist te kiezen. Sonck volvoerde zijn opdracht zo goed, dat van de vijftienduizend zielen die de bevolking van Lontor geteld had, er ten slotte nog slechts een kleine achthonderd voor transport in aanmerking kwamen. Van de rest waren vijfenveertig orang-kayas (hoofden) op een twijfelachtige beschuldiging van verraad ter dood veroordeeld, *] honderden door de soldaten in paniekstemming neergesabeld, duizenden van honger omgekomen in de bergen, waarheen ze gevlucht waren en hun de toevoer was afgesneden, een handjevol over zee naar Ceram ontsnapt. Van het als haringen verzonden transport kwamen er slechts zeshonderd te Batavia aan, in januari 1622 werden er daarvan opnieuw op beschuldiging van een samenzwering acht terechtgesteld, de overige mannen levenslang in boeien geklonken, de vrouwen en kinderen als slaven verkocht. Coen wist zijn mensen te kiezen voor het handwerk waar hij hen voor nodig had: Sonck was een goede beul gebleken, als gouverneur was hij minder geschikt: Allereerst werden vierenveertig gevangenen het kasteel binnengebracht, van wie acht orang koja’s (voorname lieden), die zoals men zei, de kat de bel hadden aangebonden, apart werden gehouden. De anderen bleven als een kudde schapen bij elkaar. Buiten het fort was een ronde omheining gemaakt van bamboestokken, goed bezet met soldaten, en daar zijn ze vastgebonden met touwen, heengebracht. Er bestaan plannen om het oude Raadhuisplein voor alle rijverkeer af te sluiten, er een soort openluchtmuseum van te maken. De historische gebouwen, die het omsluiten, zullen gerestaureerd worden, zijn intussen meen ik al gedeeltelijk gerestaureerd, en in het stadhuis kan men weer de geschilderde portretten van Nederlands-Indische gouverneurs-generaal tot in de Compagniestijd toe bewonderen, met Jan Pietersz. Coen aan het hoofd. Voor ons, geïmporteerde contractanten, klinkt het als een sprookje, zijn toornen tegen zijne lastgevers in Holland, die hem te traag, te weinig ondernemend, te bekrompen van geest dunken, zijne vlammende vaderlandsliefde, die hem alles doet wagen, alles bestaan, voor niets terugdeinzen, wat naar zijn inzicht in het belang der Compagnie is, in welke de belangen, de naam, de eer van het Vaderland besloten liggen. [Oud Batavia I, 87-90] Hij overleed vrij plotseling in den nacht van 20 op 21 September [1629]. Den 22en werd hij plechtig begraven binnen het Stadhuis, vanwaar zijne overblijfselen in 1634 werden overgebracht naar de aanbouw zijnde Hollandsche kerk aan het Stadhuisplein. [Oud Batavia I, 86-87], [Oud Batavia I, 295] Hij legde de grondvesten van een koloniaal rijk, dat de gehele verdere politieke, maatschappelijke en culturele geschiedenis van Nederland mede bepaald heeft en hij werd ervoor beloond – afgezien van de omstreden ton gouds – met de vloek van duizenden ongelukkigen. Wie het eerste als zijn doelbewuste daad geëerd wil zien, aanvaarde ook de last van de laatste. Wie na drie eeuwen een poging wil doen in een gefundeerde biografie die gestalte in levende lijve voor de geest te roepen, zal weinig moeite hebben met het verwijderen van de woekeringen der legende. Maar hij zal, wil hij slagen, welbewust afstand moeten doen van de pleittoon, van het: bedenk in welk een ruwe tijd, onder welke uitzonderlijke omstandigheden Coen leefde en werkte. Want hij zal ons Coen moeten uitbeelden als een component van die tijd en niet als een ethische twintigste eeuwer, die goedschiks-kwaadschiks zijn rol in die ruwe eeuw heeft moeten spelen. *] Deze executie was wreed om aan te zien. Zij stierven in alle stilte zonder een geleid te maken. Er was slechts één die in het Nederlands vroeg ”Mijn heren, is er dan geen genade?” Maar het mocht niet baten. |
Ga de trap op.
![]() ![]() |
Plattegrond 4.
|
Plattegrond 5.
Bovendien waren het Kasteel en het Stadhuis aan de einden geplaatst van een 'architectonische as', welke niet samenviel doch evenwijdig liep met de ‘verkeersas’ van de Nieuwpoortstraat. De beide gebouwen waren de architectonische polen van de stadskern. Het Stadhuis, zetel van het stedelijk bestuur, symbool van Batavia’s leven, was het monumentale tegenwicht van het Kasteel, symbool van Batavia’s geboorte. [Locale Techniek-6-2, 56] Soortgelijke symbolische verbindingen zijn te zien in oude Javaanse steden, zoals in Yogyakarta: Kraton – Gunung Merapi. Aan de zijkant van het plein voor de Kraton ligt de Moskee; aan de zijkant van het Stadhuisplein lag de Hollandsche Kerk. |
Plattegrond 6 – Banku Panjang.
![]() |
Ga rechtsaf, langs de trap.
Plattegrond 7 – De vergaderzaal van de Schepenen.
Schepenen![]() Aan de andere zijde van den middenbouw was op de bovenverdieping de vergaderzaal van Schepenen, dicht bij de Stadsboeien. Tusschen beide gerechtskamers bevonden zich denkelijk de lokalen van de Weesmeesteren. Omtrent de kamers der verdere collegiën is niets te zeggen. [Oud Batavia I, 284] Er is een stadsgebied, onderscheiden van dat van het Kasteel [de ‘Regeering’]; er is een Stadhuis met een stadsgevangenis, waarin diegenen worden opgeborgen, die voor het College van Schepenen zullen terechtstaan, dat ten Stadhuize zetelt; dit College voert een stadszegel met het stadswapen, heeft eene stadskas, maakt stedelijke keuren, int stedelijke belastingen en beschikt over stadsbedienden en eene stedelijke politie; de schutterij bewaakt de stadslandpoort, welker sleutels berusten bij den aan Schepenen ondergeschikte Baljuw, die het recht heeft deze krijgsmacht te requireeren. [Oud Batavia II, 296] Meer informatieDe stedelijke werkzaamheden van Schepenen bestonden in de regeling en den omslag der belastingen, welke de Regeering goedvond op de burgerij te leggen; de benoeming van eenig ondergeschikt personeel; het opmaken der voordracht van zekere door de Regeering aan te wijzen Colleges en beambten benevens de registreering der hierop gevolgde benoemingen; de zorg voor zuivere maat en gewicht, voor rooilijnen, bouwverordeningen en deugdelijkheid van bouwmaterialen, onderhoud en reiniging van straten, bruggen, grachten. kadijken, sluizen, plantsoenen, waterloopen en waterleidingen; toezicht op het Stadhuis, de Vleeschhal, de Visch- en andere markten, de prauwenhuizen, op de uitoefening van burgerneringen en bedrijven, op de prijzen van openlijk te koop gestelde voedings- en gebruiksartikelen, op de goud- en zilverkeur. [Oud Batavia II, 300-303] |
Plattegrond 8.
Er is een tijd geweest, dat het ebbenhout domineerde en een tijd, dat het uit de mode was geraakt en het Ambonsch hout de voorkeur had verworven, maar van alleenheerschappij eener houtsoort was vroeger nooit sprake. [Oud Batavia II, 87] Ofschoon Ambonsch geheeten, werd het vooral geleverd door Ceram. Door den tijd wordt het zwartachtig; men kan het echter, zegt Rumphius, onderscheiden door er wat zout water op te gieten, dat dan terstond eene groene kleur aanneemt. In de 18e eeuw won dit prachtige meubelhout steeds meer veld, ook in verbinding met ebbenhout voor lijstwerk. Nog omstreeks 1825 komt het dikwijls in boedels voor. [Oud Batavia II, 92] |
Van kist tot commode.
Tegen beschadiging was de kist voorzien van metalen beslag en knoppen; voor het versjouwen had zij stevige hengsels; het sleutelgat was beschermd door eene metalen plaat. De eenvoudigste samenstelling is wel die met een openslaand deksel. Verlangde men wat meer gerief voor de sorteering van zijn goed, men bracht in de onderhelft laden aan. Om niet te veel te bukken, zette men het meubel op een onderstel. Wie aan de wal dacht te blijven deed onder zijne kist pooten maken. Tot meer gemak liet men het openslaande deksel varen, maakte de pooten hooger en voorzag de heele kist met openslaande vakken of schuifladen, die men beschermde door deuren met een slot. Aldus voltrok zich in Indië, evenals vroeger in Holland, de geleidelijke overgang van de kist tot de kast. [Oud Batavia II, 108] |
Plattegrond 9 – Schrijfkabinet.
|
Plattegrond 10.
![]() Evenals met het Bataviasche huis het geval is geweest, had niemand, tot een vijfendertig jaar geleden, ooit aandacht geschonken aan Bataviasche meubelen. Enkele belangstellenden wisten wel, dat in het Museum van het Bataviaasch Genootschap eene fraaie oude kast stond, die de Schepenkast heette, [Oud Batavia II, 83] De zoogenoemde “Schepenkast” […], versierd aan weerskanten met zwaar verguld snijwerk en dragend op de kap rechts het beeld der Waarheid (met een spiegel en eene slang, die zij worgt) en links dat der Gerechtigheid, beide evenzoo verguld. Daartussen in goud en kleuren veertien wapenschilden. […]In het midden vlak onder de kroon staat het wapen van Mr. Reijnier Stapel, die sedert 12 Juni 1745 President van den Raad van Justitie te Batavia was. Recht daaronder dat van Jacob van der Sleijden, sedert 2 Dec. 1746 Secretaris van dat College. Tusschen hen beide naar rechts van den lezer dat van Mr. Theodoor van Revershorst, lid van dien Raad, en naar die zelfde zijde aan het eind Mr. Johannes van Schevenhuijsen […]. Aan de linkerzij vinden wij (No. 3 van het eind af) Mr. Jacob Willem Bake en (No. 5) Mr. Jacob Pompe van Meerdervoort, die ulto. Juni 1749 nog in den Raad van Justitie zat, maar 1 Sept. 1750 niet meer. De kast is dus gemaakt tusschen 20 Febr. 1748 (toen Van Suchtelen uit den Raad van Justitie trad) en 1 Sept. 1750 (toen Pompe geen lid meer was). Zij heeft niet aan Schepenen behoord doch aan den Raad van Justitie. [Oud – Batavia Platen – Album, C 24.] Deze Raad [van Justitie] had zijne vergaderzaal, de tegenwoordige trouwkamer, op de bovenverdieping nabij de in den oostvleugel gevestigde Compagniesboeien. [Oud Batavia I, 283] Niet geboren te Batavia doch aldaar den 30 April 1818 op 60-jarigen leeftijd gestorven, is een meer geruchtmakend Mixties, Doctor in de Philosophie, […]eindelijk lid van den Raad van Justitie te Batavia, Mr. Pieter Philips Jurriaan Ondaatje, [Oud Batavia I, 548] |
Plattegrond 11 – Verplaatsbaar schot.
Compagnie![]() ![]() [Van links naar rechts: Delft, Rotterdam, Amsterdam, Batavia, Middelburg, Hoorn en Enkhuizen.] Voor toelichting op het Wapen van Batavia, zie [Oud Batavia I, 38] Meer informatieDe Compagnie was in oorsprong louter een handelsonderneming; ze had de vorm van een vennootschap met een federatief karakter: ze had zes kamers (die van Amsterdam, Enkhuizen, Hoorn, Delft, Rotterdam en Middelburg), elk met een eigen bestuur. Uit de bestuursleden, zestig in getal en allen leden van machtige regentenfamilies, werd het college gekozen, de Heren Zeventien, dat het algemeen bewind voerde: acht van die zeventien vertegenwoordigden de Amsterdamse Kamer die de veruit kapitaalkrachtigste was. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 29-31] |
Plattegrond 12.
De latafel of commode met zwellend front en zijden is evenals de hoogere chiffonnière [ladenkast, waarbij de zijstijlen als poten doorlopen] uit het midden der 18e eeuw. Het kabinet met zijne vele loketten en schuiflaadjes wordt intusschen ook wel als bewaarplaats van kleedingstukken gebruikt. De kast heeft soms eene gebogen kap met platte vlakken, waarop een stel “kaspotten” wordt gezet; dan weer draagt zij eene vlakke geprofileerde kroonlijst of eene uitgesneden en met de initialen of het wapen van den eigenaar versierde kuif. [Oud Batavia II, 110] |
Ga naar beneden.
Plattegrond 13.
Steem![]() Links op de foto: Prasasti Tugu, rechts Prasasti Ciaruteun. Bij Toegoe, niet ver van Tandjoeng Priok, de haven waar Batavia nu zo trots op is, naar de kant van de Tjitaroem toch weer, werd een steen ontdekt ‘van eenigszins conischen vorm’, nu in Batavia's Museum ondergebracht, waarop de grote Kern ontcijferde: ‘Door een sterkarmigen, eerwaardigen oppervorst eertijds stroomde de Candrabhâgâ, na de genoemde (of: een beroemde) stad bereikt te hebben, in zee; (namelijk) door den doorluchtigen Poernawarman, die door voorspoed en deugden schitterde en boven andere vorsten uitmuntte, in het 22ste jaar zijner gelukkige regeering. […] Meer informatie
Het ligt echter niet in onze bedoeling onze lezers een volledig relaas van Toegoe’s geschiedenis te geven; liever willen wij ons bepalen tot de mededeeling der meest bekende feiten, in verband met een piramidaal-vormigen grooten steen, met een in het Sanskriet gegrifte inscriptie, vermoedelijk afkomstig uit het lang vervlogen Hindoe-tijdperk, die eenige dagen geleden na bekomen machtiging van het bestuur op last van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen uit het dorp Toegoe naar het Museum alhier is overgebracht. [De Locomotief, 27 October 1911] In de vroege vijfde eeuw heerste er in West-Java een koning Purnawarman, heer van het rijk Taruma. Dit staat gebeiteld op grote zwerfkeien, die in de omgeving van Bogor werden ontdekt: in twee daarvan zijn de voetafdrukken van de vorst, en zelfs die van zijn staatsie-olifant uitgehouwen. Ofschoon volgens de inscripties onoverwinnelijk en godgelijk (een evenbeeld van Wishnu) zag Purnawarman zijn heerschappij vergaan. |
Plattegrond 14.
Dicht bij een inlandsche kampong, die haar naam van die nabuurschap afleidt, vindt men [zuid van Bogor] den zoogenaamden Batoe Toelis: een veld, bedekt met eene menigte steenen zerken, sommigen op den grond liggend, anderen nog rechtop staande, die versierd zijn met basrelieffiguren en overdekt met inscripties. Men heeft het opschrift van de grootste dezer gedenktafels, in oud-javaansche letterteekens gebeiteld, ontcijferd; het verheerlijkt de deugden en roemrijke daden van een Hindoekoning. En de uitgesleten woorden en grove afbeeldsels, nog herkenbaar op de andere steenen, vermelden waarschijnlijk vorsten en veldheeren uit denzelfden tijd. |
Ga terug naar de ingang.
Ga bij het verlaten van het gebouw rechtsaf, naar de voormalige Stadsboeien.
![]() [Olivier – Tafereelen I, 160-162] Maar het terrein is thans lang niet meer hetzelfde als toenmaals. De gevangenissen langs de heele zuidzijde der binnenplaats zijn verdwenen en op die plaats zelve zijn allerlei hulplokaaltjes gezet, die allerminst doen denken aan iets dramatisch. [Oud Batavia I, 286] Het logies op de bovenverdieping der cipierswoning zal echter nogal dragelijk geweest zijn. Deze bovenkamers zijn later gebruikt voor gevangenis van Europeanen en aanzienlijke Inlanders. Zoo heeft Dipo Negoro daar enkele maanden doorgebracht vóór zijne opzending naar zijn verbanningsoord. Onder de Stadsboeien was een kelder, die al van vóór den bouw van het nieuwe Stadhuis dateerde en vermoedelijk het reeds anno 1640 vermelde “doncker gat” is. Bij de verbouwing van 1710 werd deze kelder zes voet diep gemaakt en kreeg hij een driedubbelen vloer: een van metselsteenen in kalk, een van klinkers in cement en een van kuststeenen in cement, alles natuurlijk tegen het insijpelen van het grondwater; rondom langs den wand was eene gemetselde bank. [Oud Batavia I, 287-288] |
Ga terug en loop langs het gebouw met links de gevangeniscellen.
![]() [Walraven – Eendagsvliegen, 288-289] Behalve deze gevangenis had elk der beide rechtbanken hare gevangenkelders onder de vergaderzaal in het hoofdgebouw en uitziend op de binnenplaats. De Raad van Justitie had er twee, Schepenen drie. Ondiepe en lage kelders, met tongewelf en een enorm zwaar traliewerk voor de vensteropening, welke de eenige ventilatie uitmaakt, die bovendien oudtijds nog belemmerd werd door een muurtje, dat de kelders afsloot van de binnenplaats. [Oud Batavia I, 284-285] |
Op de binnenplaats:
Ga rechtdoor, naar het eind van de binnenplaats, voor De Steen van Erberveld. Erberfelt (Pieter) was een vermogende halfbloed Europeaan die (naar op de pijnbank verkregen bekentenissen) een uitgebreide samenzwering op touw zette om alle Europeanen te vermoorden en daarna zelf hoofd van de regeering te Batavia te worden. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 297-298], [Het Indische Leven,3-20, 386-387], [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-4, 37-38] |
Ga terug naar de andere kant, naar de ingang / uitgang van het museum.
Ga na het verlaten van het museum linksaf: Jl Pintu Besar Utara (Binnen Nieuwpoortstraat).
Rechts: Djakartér.
Koloniale Zee en Brand Assurantie.
[1913] Voordat de Koloniale Zee en Brand-Assurantie-Maatschappij, het gebouw aan de Binnen Nieuwpoortstraat te Batavia, vroeger in gebruik bij de NILLMIJ, betrok, werd dit volgens de plannen van het Architecten-Bureau Ed. Cuypers en Hulswit verbouwd. [Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw-1, 109] In de jaren na 1900 was er zelfs een kleine ‘trek’ merkbaar om ook overdag de stoffige benedenstad te verlaten, en de kantoren over te brengen naar Weltevreden; speciaal dan zulke kantoren, die veel met het publiek te maken hadden, en niet zóó aan banken en andere handelslichamen gebonden waren, dat een verplaatsing schade kon doen. [Indië, geïllustreerd weekblad, 2, 69] |
Rechts: Historia
‘Achterbouw’ van gebouw ‘MUCH. ’Achterzijde kantoorgebouw van de Maatschappij voor Uitvoer en Commisiehandel Het nieuwe gebouw der Much bestaat feitelijk uit twee gebouwen, n.l. het hoofdgebouw aan de Kali Besar dat door de Much zelf wordt gebruikt en een gebouw aan de Binnen Nieuwpoortstraat dat bestemd is om te worden verhuurd [in twee gedeelten; twee deuren]. [Het Nederlandsch-Indisch Huis-3, 37-45] |
Rechts: 7. Naamloos.
![]() Zaterdag, 25 Juli [1925], herdacht de ‘Handelsvereeniging te Batavia’ haar 75-jarig bestaan. [Het Indische Leven, 6, 1349] De afgelopen week kenmerkte zich door zeer weinig zakenlust. De exporteurs voelden, dat weder nieuwe verrassingen te verwachten waren, welke verwachting bewaarheid werd. [De Locomotief, 3-Februari-1917] Opgave van de Handelsvereniging over stijgende prijzen [De Taak, 3, 52-53] [De Taak, 3, 209] Door het weigeren van alle remmen reed de trein langs dit kop-station met een flinke vaart dóór, verbrijzelde een muur, en reed de Binnen-Nieuwpoortstraat in, waar hij vlak voor het oude gebouw der Escompto tot stilstand kwam. [Het Indische Leven, 9, 1312] In de gevel wapens in tegels, v.l.n.r.: Nederlandse Leeuw, vrouw met anker en leeuw = Semarang, Batavia, vis en kaaiman = Surabaya en Amsterdam. Voor toelichting op het Wapen van Batavia, zie [Oud Batavia I, 38] |
Links: 10. Balai Konservasi.
Handel Mij. v/h De Lange & Co, Binnen Nieuwpoortstraat 18. De Regeering had op het onderworpen gebied contracten gesloten en voor de richtige uitvoering daarvan zich in verbinding gesteld met een der voornaamste en soliedste handelshuizen te Batavia, met name de firma De Lange & Co. Deze heeft toen in 1880 te Oleh-leh een soort filiaal opgericht, dat het eerste handelshuis op Noord-Sumatra werd. Zooals bekend, bestaat de firma De Lange & Co. nòg, en als men dan spreekt van den goeden, ouden tijd in Indië dan mogen wij haar, de ruim honderdjarige, hier zeker wel een eeresaluut brengen, dat zij ook nà dien ouden, gouden tijd voor den handel, er nog zoo kras en fleurig uitziet. [Ido – Indië in den goeden ouden tijd I, 74] |
Rechts: Mandiri.
Escompto![]() Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij (1923, Van den Berg en Pichel) De frontbreedte aan de Java-Bank-straat is 59 M., terwijl de afgewerkte gevel aan de Binnen-Nieuwpoortstraat 70 M. lang zal zijn. In deze laatsten gevel zal de hoofdingang van het gebouw komen. [Het Indische Leven-5, 14-17] De bochtige Ciliwung werd spoedig door een recht kanaal vervangen. De gedempte kronkels van de rivier bleven uiteraard slechte bouwgrond en zij hebben bouwers langs de kali Besar steeds veel last veroorzaakt. Meer informatieHij was de Almacht zelve – in de Indische maatschappij, waarin hij zelf een maatschappij was. Een geldzee, waarin honderd kleine centenrivieren uitliepen; een reuzenberg, waarop honderd riksbronnen ontsprongen, die het gansche land doorvloeiden. Dit te weten is noodig, om te verklaren hoe Jan Dé gekomen is aan den titel van ‘op één na de machtigste man van Indië’. […] Zoo ziet men uit de Javabode van 15 Aug. 1857, dat de N.-I. Escompto Mij. werd opgericht teneinde het Indische publiek in de gelegenheid te stellen om “emplooi te geven” aan kapitalen die “renteloos liggen”. [Oud Batavia II, 109-110], [Het Bankwezen, 108-116], [Het Indische Leven,1-32, V]
|
Links: 4. Assuransi Jasa Indonesia: Jasindo.
![]() ![]() [1923] De laatste berichten meldden, Dr. P.H. Berlage komt naar Indië in verband met een regeeringsopdracht tot uitbrenging van een advies over de restauratie der Indische monumenten. Dr. Berlage zal – nadat vele West – en Oostmoessons zijn gegaan over de gebouwen die hij in het Moederland voor ’t verre Oosten ontwierp, thans gelegenheid hebben persoonlijk kennis te nemen van de uitvoering zijner geestesproducten. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-26, 88-89] Op de hoeken van de gevel verrijzen twee massieve kleine torens boven het opvallend ver uitstekende dak dat de zolderverdieping tegen al te grote hitte moet beschutten. |
Links: op de hoek van Taman Stasiun Kota (Stationsplein), Bank Mandiri.
Nederlandsch Indische Handelsbank (1940, C.P. Wolff Schoemaker en R. Schoemaker). [Het bankwezen, 117-128]. NB. Restauratie: marmer en lampen conform origineel, zie foto Museum Mandiri. NB. Sterrenbeelden in de gebrandschilderde ramen boven de ingang. |
Rechts: Museum Bank Indonesia.
Javasche Bank![]() Hoofdkantoor van De Javasche Bank (1913, Cuypers – 1924, nieuwbouw aan de Bankstraat en aan de kali, Cuypers en Taen – 1937, nieuw frontgebouw, Taen en Nix). Bij besluit van de opperbevelhebber zijn de Javase Bank – waarvan de heropening al maanden geleden door de bezetters werd bekendgemaakt – en 8 andere Indische banken geliquideerd. Deposito’s zullen alleen worden terugbetaald ‘als er geld beschikbaar is' (hetgeen uiteraard niet het geval is). En dan nog uitsluitend aan Chinezen en Indonesiërs. Het bankpapier van de Javase Bank blijft gedeeltelijk in omloop. Van Indonesische zijde hoorde ik, dat het geleidelijk zal worden ingenomen, tot op een bedrag van ongeveer 500 miljoen gulden. Meer informatieVan den Christelijken zin onzer vaderen getuigt ook het binnenhospitaal, dat onze belangstelling verdient, eerstens omdat een gedeelte daarvan, en wel het oudste gedeelte, nog heden bestaat als onderdeel van de gebouwen van de Javasche Bank. [Oud Batavia I, 322-325, 329-330, 332-333] Toen het Binnenhospitaal in 1798 werd opgeheven, werd dit “Stadsverband” daarheen overgebracht, maar toen de gebouwen van het Binnenhospitaal werden afgebroken, verhuisde het weer naar de gevangenis, zoodat bijvb. Onchristenen, die op straat een ongeluk kregen, voor eerste geneeskundige hulp naar het Stadhuis werden getransporteerd. [Oud Batavia I, 288-289] De Javasche Bank is opgericht bij besl. van den commissaris-generaal van 24 Jan. 1828. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 95-96] Het hoofdbureau der Javasche Bank te Batavia, is van hare oprichting af, gevestigd geweest in het thans nog door haar geoccupeerde pand aan den oever der Tjiliwoeng tegenover het Chineesche kamp; het deed ten tijde van de compagnie voor ziekenhuis dienst, doch werd in den aanvang van de vorige eeuw verkocht en raakte toen in handen van de firma Mac Quoid Davidson & Co. De Bank nam het van haar in huur voor f 6000 per jaar en kocht het in het boekjaar 1831 voor f 45.000.-. [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-3, 317-318] De Javabode deelt mede, dat het nieuwe gebouw van de Java’sche Bank in de benedenstad, ontworpen door de architecten Cuypers en Hulswit, tegen het eind van 1911 gereed zal zijn. Het gebouw heeft een gevelbreedte van 72 M. met 19 vensters; de hoogte tot het dak bedraagt 19½ M., terwijl de toren 28½ M. hoog wordt en de vloer 3 M. boven den grond komt. [De Locomotief, 22 Juli 1910] [1913] De vergrooting van het hoofdgebouw van de Javasche Bank te Batavia. Het oude gebouw der Bank bestaat uit twee vleugels, een langs de electrische trambaan [het verlengde van Kali Besar Oost naar het zuiden] en rechthoekig daarop een vleugel langs de Java-Bank-straat, waarin zich ook de hoofdingang bevindt. De verbouwing betreft het maken van een derde vleugel, evenwijdig aan de Binnennieuwpoortstraat, rechthoekig op en in verbinding met den vleugel langs de Java-Bank-straat, zoodat het gehele plan een U-vorm krijgt met een aan 3 zijden afgesloten binnenplaats, [Het Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw-1, 4-12], [Locale Techniek -6-2, 50-52] [1919] Omtrent die muntbiljettenuitgifte schreef ik in het jongstverschenen Jaarverslag van de Javasche Bank het volgende: [Het Indische Leven, 1-1, 2], [Het Indische Leven, 8, 1101] In januari werd er mee begonnen de goudvoorraad van de circulatiebank, de Javase Bank, voorzover niet al buiten Indië gedeponeerd, naar elders over te brengen. Goud ter waarde van ca. f 250 mln bevond zich reeds in de Verenigde Staten – op Java lag nog een restvoorraad ter waarde van ca. f 120 mln, gedeeltelijk bestaande uit het goud dat particulieren in '40 hadden moeten inleveren. Die restvoorraad werd in januari en februari naar Australië, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten verscheept. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 874, 875-876] |
Rechts: Museum Bank Mandiri.
Handelmaatschappij![]() Hoofdkantoor Factory der Nederlandsche Handelmaatschappij en tevens vestigingsplaats van het Algemeen Landbouw Syndicaat Optreden tegen rampokkers ’s avonds was moeilijk. Er werd herhaaldelijk geschoten, maar de rampokkers waren in de kleine zijstraten van Senen niet te achtervolgen. Idem waren de ervaringen in de compagnie (Stadswacht) van luitenant Daum, die in de benedenstad in het Factorij-gebouw zijn hoofdkwartier had. Een partij rampokkers stond daar onder leiding van een Arabier. Zij stalen alle toko's op Glodok volledig leeg. Als een bewijs dat er wel opgetreden was, zei hij, dat er op de stoep van Kit Lok Yong 3 lijken gelegen zouden hebben. De eerste compagnie van de Seaforth Highlanders was ondergebracht in het gebouw van de Factorij (De Nederlandsche Handelmij, achter Glodok) dat met z’n stevige muren en zwaar getraliede benedenvensters een soort fort vormde. Van daaruit vertrokken de patrouilles: twee of drie trucks onder leiding van een luitenant, en op de normale rondes werden de posten bezocht, die verdeeld waren over minder prettige buurten als Djembatan Lima, Kalimati, Pasarpisang en Malaka. Ik zal die lange ritten door duister Oud-Batavia niet gauw vergeten. Meer informatieDe Chineesche kooplieden, die overvloedig reden tot ongerustheid hadden, zochten ieder voor zichzelf bizondere bescherming bij de Engelschen; met een gezicht, dat één en al beminnelijkheid was, kwam er nu en dan een de Factorij binnenstappen en bracht voor de officierscantine volgens het oude recept geschenken mee: fruit, eieren, bier. Het was alleen maar om zijn dankbaarheid te betuigen voor de grootere veiligheid (sic), die nu in de Benedenstad heerschte; hij kwam hier heusch niet in de hoop op persoonlijke bevoordeeling. In 2007 bevonden zich in het archief van ABN-AMRO een blauwdruk uit 1930 van het gebouw van de Nederlandsche Handelmaatschappij met de namen van A.P. Smits en C. van der Linden Amsterdam en tevens Aanvullingen uit 1934 met de namen van Smits en Van der Linde. (Van der Linde was bureauchef bij De Basel en heeft na diens overlijden het gebouw van de Nederlandsche Handelmaatschappij in de Vijzelstraat in Amsterdam afgebouwd.) De geest ook onder de Oostersche rassen veranderde. De geest van gemoedelijkheid verdween. Zij willen iets grootsch zien en geïmponeerd worden. Dit is een in zekeren zin psychologische factor van zeer groote beteekenis. Zij speelt ook haar belangrijke rol in Indië. De Chineesche handelsman heeft de – noem het een ietwat kinderlijke – behoefte geïmponeerd te worden. Het versterkt zijn vertrouwen, hij houdt er van zaken te doen in een wijdsch milieu. De Nederlandsche Handelmaatschappij, op initiatief van Koning Willem I uit het huis van Oranje-Nassau opgericht in 1824 (de Koning garandeerde een rente van 4½ % en tekende in voor 4 miljoen gulden), is een naamloze vennootschap van koophandel. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 96, 99] De maatschappij speelde een cruciale rol in het cultuurstelsel. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 231-233] Dat een tijdelijk verblijf in Europa, nadat men jaren achtereen onder het tropisch zonnetje heeft gewandeld, niet alleen wenschelijk, ja, menigmaal noodzakelijk is en op den goeden gang van het werk niet zonder invloed kan blijven, heeft de Nederlandsche Handel-Maatschappij reeds vele jaren geleden ingezien. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-1,86]
Ook het vraagstuk van samensmelting van de handelsverenigingen en de kamers van koophandel bleef onopgelost, en dat van de oprichting van kamers van landbouw, dat door Lovink met steun van het Nederlands-Indisch Landbouw-syndikaat energiek werd gepropageerd, werd in de officiële stukken gesmoord. Een persoonlijkheid was ook de heer Teun Ottolander, de bekende planter uit Banjoewangi, destijds voorzitter van het Nederlands-Indisch Landbouw-Syndicaat. een door en door eenvoudige man, welwillend, behulpzaam en een harde werker, een der belangrijkste adviseurs van het departement van Landbouw. In de planterswereld was hij een der zeer weinigen die sympathie toonden voor de volksbeweging: de Sarekat Islam werd enige malen financieel door hem gesteund, o.a. tot oprichting van desa-coöperaties |
Ga via de trap, onder Taman Stasiun Kota (Stationsplein) door.
![]() [Fabricius – Hoe ik Indië terugvond, 71-72] |
Ga, na weer boven gekomen te zijn, naar de ingang van het station aan de zuidzijde.
Rechts: Zicht op (Dharma Niaga).
![]() [1921] Dezer dagen had aan de Voorrij-Zuid hier ter stede de plechtige eerste-steenlegging plaats van het nieuwe gebouw der OLVEH. De plechtigheid zelve werd met kennis van zaken en volgens de eischen der techniek verricht door het dochtertje van den Directeur, jongejuffrouw Peereboom Voller. [Het Indische Leven,2-33, 651] [7 Januari 1922.] Na een ware rondwandeling door de Indische hoofdstad – op vier andere plaatsen was eerst het kantoor gevestigd – betrok het Indische agentschap van de Onderlinge Levensverzekering Van Eigen Hulp dezer dagen het nieuw eigen gebouw aan de z.g. Voorrij-Zuid, tegenover het station Batavia-Zuid, en gisteren werd het ter bezichtiging van het publiek gesteld. [Het Indische Leven,3-21, 412] |
Links: Stasiun Kota
Station ‘Batavia Benedenstad’ (1929, Ghijsels – Hes – Burhoven Jaspers). In 1887 begon de particuliere Bataviasche Oosterspoorweg Maatschappij, de BOS, een spoorwegverbinding van het huidige station Kota via Kemayoran en Senen naar Jantinegara, '‘Meester Cornelis'’ Tien jaar later werd de BOS overgenomen door de Staatsspoor- en Tramwegen, afgekort de SS. Het station, dat ongeveer op deze plaats lag, heette Batavia-Zuid. ↓ Station Batavia –Zuid omstreeks 1920 [Het Indische Leven,1-33, 654] ![]() ![]() |