De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2018.
De wandelingen in PDF formaat
Begin van de wandeling: Jl Rachman Hakim / brug over de Ciliwung.
Alzoo werd Vinck in 1735 Landdrost. Hetzelfde jaar kreeg hij van de Regeering vergunning om pasars aan te leggen op zijne landen Tanahabang en Weltevreden, en deze met elkaar te verbinden door een weg en eene brug over de kali, namelijk den tegenwoordigen weg Kampong Lima [Jl Wahid Hasyim], de Parapatanbrug en den weg van hier tot de Kramatbrug, waar hij den Grooten Zuiderweg bereikte (Goenoengsari, Pasar Senen, Kramat enz.). Vandaar dat Pasar Senen later wel de Vinkepasser heet. [Oud Batavia I, 405-406] Een weg waarvan het jaartal vaststaat, is nog die van Tanahabang door Kamponglima over de Parapatanbrug naar Senèn, die in 1735 samen met die brug en de beide pasar’s aan zijne uiteinden werd ontworpen door Justinus Vinck, wiens naam daaraan echter nooit verbonden is gebleven. [...] De Parapatanbrug schijnt in 1818 de “brug van Panjerang” te heeten. De kampong Parapatan namelijk heette ook Pangarangan of Pangeragan of Pangarengan. [Oud Batavia I, 444] |
Ga Jl Rachman Hakim in zuidwestelijke richting (Engelsche Kerkweg).
Links: Taman Milik – Tugu Tani (Badan Meteorologi – Koninklijk Magnetisch en Meteorologisch Observatorium).
Observatorium![]() Het Koninklijk Magnetisch en Meteorologisch Observatorium geeft in 1908 de publicatie 'Over den Regenval op Java' uit. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-11, 228] Van morgen op een rijtoertje waren wij getuigen van een staaltje van naïef volksgeloof. 't Was buiten op 't veld. Mensch en dier waren er vereenigd in een gebed tot den Allerhoogsten om de dorstige aarde te laven met hemelwater. Vooraan zaten de priesters en santries, daarachter priesteressen in witte gewaden, en aan weerszijden honderden mannen, vrouwen en kinderen. Schapen, geiten, paarden, karbouwen, stonden aan paaltjes gebonden. Een priester leidde den dienst, stond aan de spits en bad met luide stem.[Kartini – Door duisternis tot licht, 301-302] Meer informatieDe waarnemingen van aardbevingen en vulkanische verschijnselen, door ambtenaren en particulieren in den archipel verricht, worden in het Natuurkundig Tijdschrift van Ned.-Indië gepubliceerd; die met de seismografen van het observatorium verkregen in een maandelijksch bulletin. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 691] De Europeesche winkeliers gaan geleidelijk naar ADEK. Van Baalen was de eerste. Later De Koning e.a. Deze week Cohen van de Java Stores met zijn personeel. Ook 't personeel van 't Observatorium (Boerema, Berlage enz.) is opgepakt. |
Links: 5 – All Saints Anglican Church. – Luikje in de gesloten poort openschuiven.
|
Rechts: Patung Pahlawan, Monument voor de Boerenbevolking.
Beeld boerenbevolking![]() Die oudste Javanen – vissers en landbouwers – waren animisten. Aan de verre herkomst van het Maleise element herinnert hun mythologie, waarin de eeuwige strijd tussen berg en zee een rol speelt. De veranderingen werden echter in den beginne niet altijd door het Javaansche kleine-volk gewaardeerd; deze kleine landbouwers waren ultra-conservatief en gehecht aan alle antieke traditie; in den laatsten tijd echter leerden zij hun gunstiger modernen toestand waardeeren. Hij kwam tot de conclusie, dat bij alle verschillen in sociale proporties de mentaliteit van de Javaanse tani en die van de Hollandse boer in wezen, ondanks nuances van onderscheid, overeenkomst vertoonden. Meer informatieOp de scholen van de 3A-beweging buigen de kinderen 's morgens 3 keer. Eenmaal voor de zon (volgens anderen voor Tokyo, maar dat klopt niet met de richting), eenmaal voor de vlag en eenmaal voor het beeld of de teekening van de Javaansche landbouwer, symbool van scheppende macht. Hoog oprijzende monumenten, die Russisch aandoen in hun verheerlijking van ideaal menselijk fysiek. Atletische vrijheidsstrijders, waarin men nauwelijks meer de tenger gebouwde Javaan herkent, stormen hemelwaarts of krijgen van een nederig dienende Sarina de welverdiende schaal rijst gereikt. In werkelijkheid is het aantal personen, dat rechtstreeks zijn levensonderhoud bijna geheel verdient als boer nog veel grooter dan 60% der bevolking. Ik meen het op ongeveer 80 % te mogen stellen, terwijl 95 % van de bevolking van den bodemopbrengst in aanzienlijke mate afhankelijk is. [Insulinde, 32-33] |
Ga linksaf: Jl Menteng Raya (Menteng).
Menteng, thans eene aanzienlijke buurt, heette nog in 1859 “de tweede westerweg” (naar Buitenzorg). De aanleg van deze en dergelijke wijken van het nieuwe Batavia verschilt echter in aanleiding en uitvoering heel weinig van dien der karakterlooze buitenwijken van elke stad in Europa. [Oud Batavia I, 445-446] |
Rechts: nr. 56 en nr. 72: Indische huizen.
Indische huizen
[...] eindelijk bebouwd met huizen volgens de “eischen van het klimaat”. En deze beide, want het zijn er in beginsel maar twee, bepalen zich tot het weglaten van trappen, en het buitensluiten der zon. Zoo ontstond het eigenaardige type van het Indische woonhuis, architectonisch volkomen onbelangrijk, maar toch met die zekere aantrekkelijkheid, waarvan het geheim wordt gevonden in een natuurlijk practische bruikbaarheid. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-26, 306] Meer informatieBy 't binnentreden... doch neen, ik wil een bewys geven dat ik afstand doe van alle aanspraken op schilderachtigheid. Is gegeven: een langwerpig vierkant dat ge wel wilt verdelen in een-en-twintig vakken, drie breed, zeven diep. We nummeren die vakken, beginnende van de linker-bovenhoek rechts-uit, zodat vier onder één kome, vyf onder twee, en zo vervolgens. In de voorgalerij vond men éénmaal of tweemaal – dit naar gelang van de breedte van ’t huis – zes wipstoelen om een groote, ronde tafel met marmeren blad geschaard en een paar knaapjes; hagelwitte, maar kale muren, een paar petroleumlampen in vergulde of verzilverde hangers, wat palmen in tonnen of Chineesche potten, meer niet. [Indië, geïllustreerd weekblad, 6, 387-388] De binnengalerij b.v. behoort tot den ouderwetschen bouwtrant en is in vele huizen niet anders dan een groote donkere ruimte, die veel meubelen verslindt en weinig door de bewoners gebruikt wordt. De voorgalerij is de ontvangkamer van het Indische huis, de achtergalerij de eet- en (vooral als er kinderen zijn) huiskamer. [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-2, 59] In plaats van de aan 3 zijden open voorgalerij der oudere huizen, welke men niet gezellig kan inrichten, tenzij men iedere avond alle losse voorwerpen naar binnen haalt, geeft men de voorkeur aan een ontvangkamer, welke met groote deuren en ramen voldoende geventileerd kan worden, terwijl daarbij open terrassen zeer gezocht zijn om ’s avonds buiten te zitten. [Het Nederlandsche en Ned.-Indische Huis – Oud en Nieuw-17, 186-188] Toch was er oorspronkelijk reeds een onderscheid tusschen het oude Bataviasche huis binnen de muren en dat daarbuiten, welke laatste zich, als het algemeen Indische, meer aan de omgeving aanpast. Als buitenhuis, dat eerst in de 19e eeuw zijn beslissenden vorm kreeg, was dat trouwens begrijpelijk. Want de nieuwe wijken der Indische steden hebben een merkwaardige overeenkomst met de villawijken der landelijke dorpen in het moederland. Alleen de verdieping ontbreekt. [Mijn Indische Reis, 27-28] |
Rechts: 64 – Kolese Kanisius. (Canisius College, R.K. H.B.S. 5 j. c. en R.K. A.M.S. afd. B. – Centraal Missiebureau.)
Rechts van het hoofdgebouw: kapel – 1940, Taen en Dicke.
![]() Ter behartiging van de gemeenschappelijke en afzonderlijke belangen van Roomsch-Katholieke Missies in Ned.-Indië is op 1 November 1931 het Centraal Missiebureau opgericht. Het is gevestigd te Batavia (Menteng 40). Het Missiebureau treedt in opdracht van de Kerkvoogden op als vertegenwoordiger der R.K. Missies voor de behandeling van alle missie-aangelegenheden met de Regeering in Indië en met andere instellingen zowel in Indië als in Nederland of elders. Het is voorlopig verdeeld in twee afdeelingen, n.l. afdeeling A. “Algemeene Zaken” en afdeeling B “Onderwijs en Opvoeding”. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I., 855-860] |
Links: nr. 31 – Gedung Joang ’45. (Menteng Hotel, voordien Hotel Schlomper.)
De volgende informatie betreft een aantal van de in het museum getoonde foto’s en een aantal van de genoemde vrijheidsstrijders. We waren dus toen al in het stadium van het tolereren der Republiek, al was bijna niemand daar gelukkig mee. Want wie in die dagen republiek zei, moest ook Sukarno zeggen. Dat kon niet anders sinds deze eerste Indonesische president het had gewaagd ongenodigd aanwezig te zijn op een bespreking van Indonesische voormannen met het hoofd van de Nederland-Indische regering. Het was in zekere zin een kansspel, maar iemand als Hatta bijvoorbeeld begreep, dat als zijn land een Japanse erkenning in een of andere vorm zou kunnen krijgen, de Geallieerden naderhand moeilijk een dergelijk gebaar – nog wel van een totalitaire regering – zouden kunnen negeren door het land terug te brengen tot zijn vooroorlogse koloniale status. Het risico van meedoen met de Japanners was voor de Indonesiërs dus niet zeer groot. Wat er gebeurde is bekend: onze regering verzuimde de gelegenheid aan te grijpen: de Indonesiërs die nog iets van de Nederlanders verwachtten werden opnieuw teleurgesteld. ‘Maar Sjahrir weet wat hij wil en laat zich niet door sentiment of bijkomstigheden van zijn plan afbrengen. Hij weet het ministerie van Japans maaksel ten val te brengen en een nieuw ministerie van eerlijke, betrekkelijk bekwame, betrekkelijk democratisch en sociaal denkende mannen onder zijn leiding te vormen. Men beseffe wat dat wil zeggen in een revolutionaire situatie, bij een onmondig volk...’ De Nederlandse reactie is, als vanouds, too little en too late. Als onze regering in die periode de visie en de durf had gehad om Sjahrir zonder restricties te steunen, zou de geschiedenis misschien een ander verloop hebben gehad (de mensen en instanties die het hebben verhinderd zou ik alsnog met liefde de nek omdraaien). [Kousbroek – Oostindisch kampsyndroom, 205-207] |
Het eerste deel van de teksten komt overeen met de looprichting in het museum.
Sukarni 1916-1971.
Sukarni![]() Het was omstreeks deze tijd dat de voornaamste figuren uit de drie jongerengroepen die zich in Djakarta hadden gevormd, samenkwamen om een informeel coördinerend comité op te richten dat zich Angkatan Basroe (‘De Nieuwe Generatie’) noemde. – wie als leiders van het comité optraden, is niet precies bekend, maar Anderson schrijft dat er in elk geval Chaeroel Saleh en Soekarni toe behoorden, [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 980] ... anderen, onder wie Soekarni, wekten Soekarno en Hatta om vier uur in de nacht van de 15de op de 16de en zeiden hun dat een jongerenopstand dreigde en dat zij met het oog op hun persoonlijke veiligheid naar een plaats buiten Djakarta zouden worden overgebracht. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 1007-1008] Terwijl zijn medewerker Nisjijima en Soekarni onmiddellijk een rondrit door Djakarta ondernamen om de jongerengroepen in te lichten dat zij niet tot acties behoefden over te gaan, keerde hij met Soekarno en Hatta naar zijn huis terug. De leden van de voorbereidingscommissie waren daar blijven wachten maar bij hen voegden zich nu (het was omstreeks drie uur in de nacht van de 16de op de 17de) enkele tientallen anderen, onder wie Chaeroel Saleh en nòg enkele leiders van jongerengroepen, tenslotte ook Soekarni, na zijn rondrit. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 1011-1012] Meer informatieDe volgende dag, 18 augustus, kwam de voorbereidingscommissie opnieuw bijeen. Ze was ietwat uitgebreid: [...] waren uitgenodigd aan het beraad deel te nemen en ook de drie belangrijkste jongerenleiders: Chaeroel Saleh, Soekarni en Wikana. De drie hadden in overleg met anderen de uitnodiging aanvaard. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 1013] Sjarifoeddin die als minister van defensie een gendarmerie had opgericht waarover Soedirman geen zeggenschap had, greep na overleg met Soekarno in – de gendarmerie ontbond het congres en nam Tan Malaka en een aantal medestanders in arrest, onder wie twee jeugdleiders die onmiddellijk vóór de uitroeping van de Republiek de hand hadden gehad in Soekarno en Hatta’s ontvoering, Soekarni en Chaeroel Saleh. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 12, 717-718] |
Adam Malik 1917-1984.
[Reybrouck – Revolusi, 303-304] |
Landing Nederlandse troepen in Yogya.
![]() Boven het ca. 8 km ten oosten van die stad gelegen vliegveld verschenen op zondag 19 december [1948] bij het aanbreken van de dag, omstreeks zes uur, Nederlandse jagers die van het vliegveld bij Semarang waren opgestegen – zij schakelden de verkeerstoren en de mitrailleur-opstellingen uit. Om kwart voor zeven kwamen transporttoestellen aanvliegen, waaruit circa driehonderdvijftig parachutisten sprongen, voor de helft militairen van het Korps Speciale Troepen. Van de Republikeinse verdedigers van het vliegveld: omstreeks honderd cadetten van de kleine Republikeinse luchtmacht en vijfhonderd man van de Siliwangi divisie, was een deel door de jagers uitgeschakeld – de overigen boden hardnekkig tegenstand (veertig cadetten en honderddertig militairen van de Siliwangi-divisie sneuvelden) maar om half acht was het vliegveld in Nederlandse handen. Om acht uur begonnen er transporttoestellen te landen met de resterende militairen van het Korps Speciale Troepen en met twee bataljons, tezamen ca. drie-en-twintig honderd man. Er werden volgens plan twee colonnes gevormd die om elf uur in de richting van Djokjakarta trokken. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 12, 941-944] |
Soedirman 1916-1950.
Soedirman![]() Meer informatieDe zieke Soedirman, opperbevelhebber van het TNI-leger, heeft ’s morgens nog op hem ingepraat, maar Soekarno wil niet vluchten voor de aanstormende Nederlandse troepen. Het is zijn taak om leiding te geven en te onderhandelen wanneer dat nodig mocht zijn. Hij sommeert het leger zich uit de stad terug te trekken. Legercommandant Soedirman ten slotte, de zwaar zieke, maar onvervangbare leider van de strijdkrachten, zou Yogyakarta ongezien verlaten en vanuit de maquis de strijd vervolgen. Om aan arrestatie te ontkomen droegen zijn manschappen hem maandenlang in een draagstoel van bamboe door de wouden en over de bergen van Centraal-Java, terwijl zijn commandanten Simatupang en Nasution de strijd ondergronds voortzetten. Op die manier was de militaire en politieke continuïteit gegarandeerd en had de Republiek een geweldige diplomatieke troef in handen: de gevangenschap van haar politieke leiders zou in het buitenland niet onopgemerkt blijven. |
![]() Wat te doen met Soekarno? Hij zit in een open jeep en is gekleed in een lichtbruin militair tenue. Op zijn hoofd draagt hij een zwarte pitji. Het bovenste knoopje van zijn witte overhemd is los. Hij is dodelijk vermoeid en heeft wallen onder zijn ogen. Lacht hij? Luitenant Vosveld, in camouflagepak met korte mouwen en met vechtpetje op, komt aanlopen, neemt plaats achter het stuur van de jeep, lacht breeduit zonder Soekarno aan te kijken en steekt het sleuteltje in het contact. Soekarno laat zijn handen op zijn bovenbeen rusten. Nu lacht hij in Vosvelds richting. Vanuit zijn linkerooghoek ziet hij dat een Ambonese soldaat met een stengun achter hem in de jeep gaat zitten. Het is een zeer ongemakkelijke lach. [Boomsma in Bersiap, 97-102] |
![]() Met die tekst voegden Soekarno, Hatta en Soebardjo zich weer bij de overige leden van de voorbereidingscommissie en de andere aanwezigen, onder wie de jongerenleiders. Die laatsten vonden het een slap stuk – zij weigerden, het samen met de leden van de voorbereidingscommissie (dat waren allemaal ‘door de Kenpeitai benoemden’, zei Chaeroel Saleh) te ondertekenen, wèl konden zij, zeiden zij, er accoord mee gaan als zes hunner de proclamatie zouden ondertekenen maar dan louter samen met Soekarno en Hatta. Zij hadden voorzien dat dat geweigerd zou worden – het werd dan ook geweigerd, waarna de jongerenleiders konden verklaren dat zij voor deze onafhankelijkheidsverklaring geen enkele verantwoordelijkheid wilden dragen. Onder de proclamatie, in Soekarno’s handschrift geschreven op door Maeda verschaft blanco papier, kwamen slechts twee namen te staan: die van Soekarno en Hatta, voorafgegaan door de woorden: ‘Uit naam van het Indonesische volk’. Plaats en datum werden naar behoren vermeld – als plaats ‘Djakarta’, als datum ‘17 augustus 2605’ (in de Japanse jaartelling dus). [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 1011-1012] |
![]() ![]() |
![]() [Reybrouck – Revolusi, 303-304] |
Soedirman.
Soedirman![]() ![]() Meer informatieDe passieve, om niet te zeggen aanmoedigende houding van de Japanners stimuleerde de inmiddels in functie getreden Republikeinse Residen (resident) van Soerabaja, Raden Soedirman, om een stap verder te gaan: op 1 oktober gaf hij het bevel tot een algemene stormloop op de Japanse arsenalen. Die werden niet of nauwelijks verdedigd. Ca. 19000 geweren, ca. 1000 machinegeweren, een hoeveelheid licht geschut, 16 tanks, 62 pantserauto’s en bijna 2000 vrachtauto’s kwamen in het bezit van de Indonesische strijdgroepen. Het was een succes van kardinale betekenis: althans op Oost-Java beschikten die strijdgroepen nu over een aanzienlijke hoeveelheid moderne wapens en over middelen om ze te vervoeren. [...] in die dagen werd van de Republikeinse opperbevelhebber generaal Soedirman een radiotoespraak opgevangen, waarin hij gezegd had: ‘De strijd zal voortduren, ook al wordt het ontwerp aangenomen ... De eventuele aanneming betekent voor Indonesië slechts een adempauze’ – hij vertrouwde dat vooral de pemoeda-eenheden dat zouden begrijpen. Welnu, dat wensten die laatsten kennelijk niet te doen en dus gaf de opperbevelhebber, beseffend dat hij het elan der jongeren niet kon ontberen, op 26 december in een tweede radiotoespraak alle Republikeinse troepen de instructie om ‘de strijd voort te zetten’ en een maximum aan krachten naar de fronten te zenden. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 12, 785-786] Het is gedurende het bestand een klein poosje rustig geweest, dan houdt “generaal" Soedirman zijn beruchte radiorede – waarin hij de Indonesiërs zonder enige directe aanleiding klewangwettend aanspoort tot strijd. Soedirman had aan de zes divisies die hij op Java na de vorming van de TNI (maar die reorganisatie was in juli nog niet voltooid) in het veld kon brengen, met instemming van zijn chef-staf, Oerip Soemohardjo, als hoofdopdracht gegeven om zich daar waar zij waren, met kracht te verdedigen – mislukte die verdediging, dan moesten zij tot de guerrilla en tot de politiek van ‘de verschroeide aarde’ overgaan. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 12, 825-826] Nog in een tweede opzicht was de komst van de Siliwangi-divisie van belang. Haar bevelhebber, kolonel Nasoetion, had de tactische aanwijzingen die vóór de Eerste Politionele Actie van Soedirman en zijn chef-staf Oerip Soemohardjo waren uitgegaan, afgekeurd – inderdaad, in de open strijd hadden de TNI-eenheden zich niet kunnen handhaven, in de guerrilla daarentegen wèl. Nasoetion had gelijk gehad. Hij werd de opvolger van Oerip Soemohardjo en kreeg nu voor zijn denkbeelden de steun zowel van Hatta (die behalve minister-president ook minister van defensie was geworden) als van opperbevelhebber Soedirman. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 12, 912] Het leger keerde terug uit de maquis! In een gammele constructie van bamboe werd legeraanvoerder Soedirman naar het centrum gedragen. Hij was uitgemergeld door de tbc en zag eruit als een asceet. In zijn paleis nam Soekarno hem grootmoedig in de armen. Nu rezen er evenwel moeilijkheden in het andere kamp: opperbevelhebber Soedirman weigerde het op grondslag van de van Roijen/Roem-overeenkomst getroffen nadere akkoord te aanvaarden – zijn standpunt was dat de guerrilla moest worden voortgezet tot de overdracht van de soevereiniteit een feit was. Talrijke guerrillastrijders dachten er net zo over. Geen gering probleem voor Soekarno en Hatta! Soedirman was een legendarische figuur geworden – zijn medewerking was essentieel. Besloten werd hem te doen bezoeken door de Sultan van Djokjakarta. Inderdaad, deze slaagde er in, de opperbevelhebber die, geïsoleerd als hij was, de internationale verhoudingen niet goed had kunnen volgen, ervan te overtuigen dat hij vertrouwen kon hebben in het beleid van Soekarno en Hatta. [...] De Sultan werd belast met de gezagsuitoefening – dat gezag droeg hij weer over, toen Soekarno en Hatta op 7 juli onder luide toejuichingen in Djokjakarta arriveerden. Maar extatischer nog was het welkom dat drie dagen later aan Soedirman werd bereid, toen deze, gekleed in zijn verschoten legerjas, de stad binnenreed. |
Soekarno-Hatta.
Soekarno-Hatta![]() Dr. Ir. Soekarno 1901-1970 (rechts); 17 – 08 – 1945 Soekarno en Hatta roepen de Republiek Indonesië uit; Soekarno is typisch volksleider, terwijl Hatta de denker van de twee is. Zij schijnen er beiden niet veel voor te voelen om zich eenzijdig voor ‘t Japansche wagentje te laten spannen en zoo zou de komst van Soekarno wel eens kunnen beteekenen, dat de 3A-beweging weer in 't zand loopt. Meer informatie‘Karno,’ dacht ze en zag voor zich de enveloppe waarin ze zijn foto en die van Hatta had bewaard. Sinds 17 augustus 1945, toen Sukarno en Mohammed Hatta in een huis op Pegangsaän-Oost de Republik Indonesia uitriepen, was Djakarta strijdtoneel, proefstation, centrum van nieuwe macht, bakermat van Indonesische varianten op politieke ideologieën, van programma's, concepties en projecten, die door Sukarno en zijn medewerkers en adviseurs van sterk tot de verbeelding sprekende namen en vaak spitsvondige leuzen werden voorzien. De Nederlandse regering in Nederland had daarop al een antwoord gegeven. Zij had bij monde van minister Logemann kenbaar gemaakt, dat zij met de ‘goede’ Indonesiërs gaarne wilde praten en dat zij verlangde naar de rondetafelconferentie die, volgens de verklaring van de Koningin, de toekomstige verhoudingen tussen Nederland en Indonesië moest regelen. Maar, zo had men onmiddellijk daaraan toegevoegd, hoe graag wij ook willen praten met de Indonesiërs, wij willen in geen geval praten met Soekarno en Hatta en al de andere collaborateurs. Nadat de regering in Den Haag nog wat had tegengestribbeld en de Veiligheidsraad door het nemen van de ene resolutie na de andere energiek was opgetreden, kwam aan de hele zaak eigenlijk een einde door een uitvoerige resolutie van 28 januari 1950 [1949], die in feite een veroordeling van Nederland inhield en een bevel ruim baan te geven aan de gevangen genomen regering van de Republiek. Minister Sassen heeft die resolutie onuitgevoerd willen laten. Hij heeft, nogal kinderlijk, het dreigement van de komende chaos willen doen gelden in de hoop, dat de Verenigde Staten zouden schrikken voor een soort van communistisch gevaar. Maar naar de inzichten van de regering in Washington was dat gevaar al in oktober van het vorig jaar bezworen, niet door Sassen, maar door Sukarno en Hatta. |
Soekarno, Hatta en Sjahrir.
Soekarno, Hatta, Sjahrir![]() Maar ook toen, in het begin, vroeg ik me al af of het niet veel verstandiger zou zijn om Soekarno, Hatta en Sjahrir uit te nodigen naar Nederland te komen en als bevriende staatshoofden te ontvangen. Nog altijd is dat, van alle scenario’s die ik verzin om de befaamde eeuwenoude relatie tussen Indonesië en Nederland van een alternatieve apotheose te voorzien, de meest hardnekkige: het scenario van de laatste kans. De stad versierd met Indonesische en Nederlandse vlaggen. Zingende schoolkinderen in de straten. Warme ontvangst door de koningin. Juichende menigten. Ontroerde toespraken met citaten van Multatuli. Kousbroek – Oostindisch kampsyndroom, 189-192 Meer informatieVoor Jonkheer Tjarda waren de verbannen Indonesische leiders, zoals Soekarno, Hatta, Sjahrir en anderen, niets anders dan agitatoren, agitatoren die zich bovendien hadden schuldig gemaakt aan strafbare feiten en waarmede een regering geen contact kon onderhouden. Dergelijke mensen in vrijheid stellen, dat zou op zichzelf al een ongewone, een riskante daad zijn geweest. Bij de capitulatie hadden ook de Nederlandse autoriteiten erkend, dat de Japanners in de toekomst het bestuur over Nederlands-Indië zouden uitoefenen en ze hadden de Europeanen en de Indonesische bevolking opgeroepen zich te gedragen als goede onderdanen van de nieuwe meesters. In ieder geval staat het vast, dat Hatta en Soekarno geen enkele verplichting hadden tegenover de Nederlanders. Ze hadden geen eed van trouw gezworen aan de Koningin, of aan het Nederlandse gezag, ze waren, integendeel, de gevangenen van het Nederlandse gezag geweest en moreel is er dus op hun houding niets aan te merken. [...] Reeds op het ogenblik dat Soekarno en Hatta in Batavia terugkwamen, werden zij door Sjahrir, die gedurende de Japanse periode een ondergrondse actie tot vorming van een democratisch- socialistische partij gevoerd had, aangesproken om in Batavia een Indonesische republiek uit te roepen. Een groep Indonesische nationalisten om de latere socialistische premier Soetan Sjahrir wilde niet, dat Indonesia zijn onafhankelijkheid uit handen van de Japanners zou ontvangen zoals Soekarno en Hatta dat wensten. De Sjahrir-groep vond dat Indonesia zichzelf onafhankelijk moest verklaren. Ze hadden geluk: de Japanners aarzelden uit vrees voor de woede van de geallieerden. Om Soekarno en Hatta onder druk te zetten, ontvoerden de jonge nationalisten hen. Djokja werd bezet en de kopstukken der Republiek, Soekarno, Hatta, Sjahrir en Hadji Agoes Salim werden op Sumatra geïnterneerd. Toen greep de veiligheidsraad in: de strijd moest worden gestaakt, de leiders van de Republiek moesten op vrije voeten worden gesteld, vóór 15 Maart 1949 moest de interimregering gevormd zijn, er zouden vóór 1 October verkiezingen gehouden moeten worden en de souvereiniteit zou uiterlijk 1 Juli 1950 overgedragen moeten zijn. Soekarno is gekozen tot president van de Republiek Indonesia. Hatta is vice-president geworden. Zij zijn gekozen door de (door de Japanners benoemde) commissie van voorbereiding. Ondanks hun capitulatie, ondanks het geallieerde bevel de rust en orde te handhaven, gaan de Japanners gewoon hun gang. Zij staan achter Soekarno. Zij geven niet 'Nederlands-lndië' aan de geallieerden c.q. de Nederlandse regering over, maar aan de 'Repoeblik Indonesia'. Zij hebben hiermede tegen de geallieerde wapenstilstands-voorwaarden gehandeld. Zij hadden de uitroeping van de 'Repoeblik Indonesia' moeten verhinderen en de macht terug overdragen aan de Hollanders. De socialist Soetan Sjahrir, banneling onder de Hollanders, een der weinige leiders van het ondergrondse verzet in de Japanse tijd, werpt op dit revolutionaire moment een brochure de wereld in, waarin hij de terroristen kapittelt, de fascistische jeugdbeweging terecht wijst, maar vooral ook de weg aangeeft om op de op sentiment berustende, voor het land schadelijke anti-Westerse revolutie om te zetten in een voor het volk heilzame revolutie tegen de feodale adel. En hij begint met datgene dat voorwaarde is voor iedere vooruitgang: zuivering. Hij weet toegang te krijgen tot het werkcomité van het Comité Nasional. Hij mag zijn eigen medewerkers kiezen. Binnen enkele weken na de totstandkoming van dit werkcomité, op 1 november, wordt door de Republiek een regeringsverklaring uitgegeven, grotendeels door hem opgesteld, waarin Nederland en de Nederlanders de hand wordt toegestoken, mits zij niet terugkeren als regeerders, als kolonisatoren ...’ Men kon overigens niet allen die zich in Japanse dienst begeven hadden, collaborateurs noemen: van Soekarno en Hatta stond vast dat zij niet ter wille van eigen persoonlijke belangen met de Japanse overheid samengewerkt hadden, maar om het leed van hun volk te verzachten. Maar er waren ook anderen ... |
Vijf bekende Indonesische vrijheidsstrijders:
Agus Salim 1884-1954.
Agus Salim![]() In de Sarekat Islam had zich in ’18 een groep gevormd, hoofdzakelijk bestaande uit Islamieten uit Djokjakarta, die zich tegen het drijven van de ‘rode’ groep uit Semarang was gaan verzetten. Een belangrijke figuur daarin was de man die wij reeds enkele keren noemden: hadji Agoes Salim. Evenals Malaka was hij een Minangkabauer – hij was in 1884 in Fort de Kock geboren, was er een tijdlang opgenomen geweest in het gezin van een Nederlands onderwijzer, had een Europese hbs kunnen doorlopen, was nadien verbonden geweest aan het Nederlands consulaat in Djeddah (consulaat dat met de uit Indië afkomstige hadji-gangers bemoeienis had) [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 287-288] En een weinig talrijke links gerichte groep, waartoe de heer Hassan Djajadiningrat, hadji Agus Salim en ook Cramer en ik behoorden, zag in, dat met behoud van het overheersingsbeginsel geen compromis tussen de verlangens der nationalisten en die der koloniale Europeanen mogelijk zou zijn, Meer informatieLangzamerhand ondervonden de door Tjokroanimoto en zijn medeleiders, w.o. Hadji A. Salim en Abdoel Moeis, aangewende pogingen om de breede volksmassa te omvatten krachtige tegenwerking door nieuwopgetreden leiders, die communistische beginselen onder den S.I.-aanhang predikten. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 1268-1271] Hadji Agoes Salim werd ongeveer terzelfdertijd hoofdredacteur van de ‘Neratja’, een Maleis dagblad, bij de uitgifte waarvan de regering financieel geïnteresseerd was. Beide bladen werden als spreekbuizen van de regering beschouwd: de G.G. hechtte er waarde aan, dat zijn maatregelen en bedoelingen zowel aan het Indonesische als aan het Nederlandse publiek duidelijk gemaakt zouden worden. [1919] Indische Nationalisten en Intellectueelen! Abonneert u op de NERATJA, Onafhankelijk Maleisch Dagblad dat Indiës onbelemmerde ontwikkeling voorstaat naar spoedige zelfstandigheid. Redacteur Hadji A. Salim. [De Taak, 3, 32] Een zeer voorname plaats in de jeugdbeweging neemt de in 1924 door Hadji August Salim opgerichte “Jong Islamieten Bond” (J.I.B.) in, welke bij de Inheemsche jeugd groote belangstelling heeft mogen verwerven. [Nieuw Soerabaia, 58] Als eerste algemene, in beginsel de hele archipel omvattende jeugdorganisatie werd in '25 door hadji Agoes Salim de Jong-Islamietenbond opgericht – wéér een organisatie met een Nederlandse naam; de bedoeling van die bond was, de Islam op een moderne, voor Nederlandse lezers toegankelijke wijze te verdedigen; dat geschiedde o.m. in een in het Nederlands verschijnend tijdschrift. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 329-330] Jansen [In deze halve gevangenis], die het ‘radiokamp’ enkele malen clandestien had verlaten (hij was klein van stuk en kroop dan ’s nachts in inheemse kledij onder de omheining door) trachtte in maart '45 van het kamp uit in contact te komen met de Indonesische voorman hadji Agoes Salim. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 642-643] Agus Salim werd na de onafhankelijkheidsverklaring de minister van buitenlandse zaken van de republiek. |
Prof. dr. Soepomo 1903-1958.
Er kwam verdeeldheid in de leiding van de Republiek. Soekarno, Hatta en prof. Soepomo, minister van justitie, wilden de bijeenkomst afgelasten en kregen steun van een meerderheid in het kabinet. Zij wijzigden evenwel hun houding toen Adam Malik namens de jongerengroepen in de middag van 19 september was komen meedelen dat bij afgelasting grotere moeilijkheden te verwachten waren dan indien men de bijeenkomst, waartoe reeds grote stoeten demonstranten onderweg waren, liet doorgaan. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11c, 598-600] |
Soepriyadi 1923 –
Als zo vaak bij opstanden op Java het geval was geweest, werd ook in Blitar een belangrijke rol gespeeld door een Indonesiër die beweerde, in een periode van askese de beschikking te hebben gekregen over bovennatuurlijke gaven: een jeugdig onderofficier van de Peta, Soepriadi. [...]Wat met Soeprijadi is geschied, staat niet vast – het is mogelijk dat hij door de Kenpetai uit de weg is geruimd. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 950-951] Eén ministerspost, defensie, werd niet vervuld: zij werd gereserveerd voor Soeprijadi die als onderofficier van de Peta de opstand in Blitar had geleid en die spoorloos verdwenen was. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 1017-1018] |
Wahid Hasyim 1914-1953.
... hun toesprekend gaf Soekarno te verstaan dat een onafhankelijk Indonesië nu niet lang meer op zich zou laten wachten, Inderdaad , generaal Jamamoto maakte op die dag de namen bekend van de leden van de voorbereidingscommissie. Soekarno was tot voorzitter, Hatta tot vice-voorzitter benoemd en tot de overige leden voor Java behoorden dr. Radjiman, Wachid Hasjim, Soetardjo (resident van Djakarta), prof. Soepomo, een bataljonscommandant van de Peta, een vertegenwoordiger van de Javaanse vorsten en een vertegenwoordiger van de Chinese bevolkingsgroep. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 1003] Op 4 september werd een eerste kabinet gevormd. Van de Indonesische voormannen die wij in het voorafgaande noemden, kreeg Soebardjo Buitenlandse Zaken, Wiranatakoesoema Binnenlandse Zaken, prof. Soepomo Justitie, dr. Boentaran Gezondheidszorg, Dewantoro Onderwijs en Abikoesno Verkeer en Openbare Werken – ministers zonder portefeuille werden o.a. Wachid Hasjim, Sartono en Oto Iskandardinata. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 1017-1018] |
Prof. Muhammad Yamin 1903-1962.
Yamin![]() Slechts enkelen haastten zich naar de haven: Hatta en drie of vier anderen, onder wie een zoon van de eertijds aanbeden voorzitter van de Sarekat Islam, Tjokroaminoto. Soekarno ging mee naar Hatta’s woning en ontmoette daar enkele andere nationalistische voormannen, onder wie Yamin en Sjahrir. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 264-268] In Batavia teruggekeerd, zette hij [Soekarno] zijn besprekingen met topfiguren van het Japans militair bestuur voort. Het eerste dat hij bereikte, was dat Imamoera besloot, aan alle in augustus opgerichte departementen enkele Indonesiërs als adviseurs toe te voegen – van het belangrijkste departement, Algemene Zaken, werden Soekarno en Hatta (wiens functie als Algemeen Adviseur werd opgeheven) begin oktober de adviseurs, zulks met een maandelijks salaris van f 750, in Indonesische verhoudingen een hoog bedrag. Van de overige adviseurs willen wij slechts Yamin noemen die bij het departement van voorlichting en prof. Soepomo die bij dat van justitie geplaatst werd. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 271-274] Meer informatieEr is een gedicht van Muhammad Yamin, dat ik jarenlang bij me heb gedragen tussen mijn identiteitskaart en mijn autopapieren: [...] Onmiddellijk na de oprichting van de Gerindo werd Yamin door de PID op dat punt verhoord. Hij verklaarde toen, aldus een eind ’39 door de PID opgesteld, uitgebreid rapport over de nationalistische beweging, ‘dat de door de Gerindo geformuleerde doelstelling ruimer was gekozen dan die van de Parindo (zij had eertijds onafhankelijkheid geëist). [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 429-430] In 1928 had het Congres van de Indonesische Jeugd in Batavia zich al uitgesproken voor het Maleis als nationale eenheidstaal. Ook het essay van Takdir Alisjahbana kwam tot dezelfde conclusie. Van deze taal, genaamd Bahasa Indonesia, zouden Indonesische schrijvers en dichters voortaan systematisch en doelbewust gebruik maken, en niet meer van het Nederlands. Pogingen om dat te doen waren er wel geweest en zelfs het pleidooi (van Muhammad Yamin) op het Jeugdcongres van 1928 om het Maleis tot nationale taal uit te roepen werd in het Nederlands gehouden. Hier kwam dan nog bij dat naast de door de communisten beheerste combinatie, nog altijd een vrij invloedrijke groepering bestond, die op sociaal gebied even radicaal, zo niet radicaler was dan de communisten, en die op nationaal gebied de voortdurende strijd voor de onafhankelijkheid propageerde, maar die in het communisme een groot gevaar zag. Naar de mening van de leiders dezer groepering, Tan Malakka, Mohammed Yamin, Soebardjo en dergelijken, was het communisme niets anders dan een agentuur van de Russische staat, die naar hun overtuiging reeds lang had opgehouden iets met het communisme te maken te hebben en die een imperialistische staat was geworden, welke in Azië zijn eigen nationale doeleinden nastreefde. Hoe dat zij, diegenen die Abikoesno’s uitnodiging aanvaard hadden, namen met grote ingenomenheid kennis van zijn mededeling dat de Japanners bereid zouden zijn, een Indonesisch kabinet in het zadel te helpen. [...] Voor Buitenlandse Zaken werd als eerste Soedjono genoemd die met Imamoera was meegekomen, voor Binnenlandse Zaken Yamin, voor Economische zaken Hatta ... [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 196] |
Ga, na het verlaten van het museum, linksaf: Jl Menteng Raya.
Ga 2de straat linksaf: Jl Kali Pasir (Gang Pengarengang).
Reeds onder het bestuur van assistent-resident Altmann gingen in den gemeenteraad stemmen op om het particuliere land Kali Pasir, behoorende aan de familie Kamerling, aan te koopen, teneinde over dit terrein een directen verbindingsweg aan te leggen van Menteng met Kramat, terwijl bovendien de weg Tjikini, die voor het drukke verkeer te smal is geworden, verbreed zou worden. [De Locomotief, 13 Juni 1917] ![]() [Robinson – Piekerans van een straatslijper, 154-156] |
Ga de 3de zijstraat schuin links: Gang Eretan.
Loop door tot aan de rivier, de Ciliwung. Op het eind van de Gang lag een ‘overzetvlot’.
![]() [Robinson – Piekerans van een straatslijper, 68-69] |
Ga rechtsaf langs de Ciliwung tot de brug. Aan de overkant van de brug loopt Jl Kramat IV (Gang Kernolong).
Het overzetvlot was nodig omdat de brug alleen een overgang voor de tram was; de brug was niet geschikt voor ander verkeer.![]() |
![]() Tjieta is een negerjongen, Hij werk bij de trem. En zijn zusjes en zijn broertjes Isternietmetchem Hij woon in Gáááng Kernolong Ister veel dief jang njolong Hij breng zijn hoof op hol ..... [Robinson – Piekerans van een straatslijper, 156-157] |
Ga rechtsaf en terug naar de Jl Menteng Raya.
Ga linksaf: Jl Cikini Raya (Tjikini).
Links: Jl Cikini 1-5 – Kantor Pos (Postkantoor – Job en Sprey ?) NB: versiering.
![]() [Vuyk – Reis naar het vaderland, 10] |
Rechts, op de hoek van de straat: ‘Menteng Huis’, restaurant op de bovenste etage.
Ga rechtdoor: Jl Cikini (Tjikini).
Links: 7-47 – Winkelcomplex. NB: details deuren etc. (Job en Sprey?)
Tjikini![]() Douwes Dekker was een geboren journalist. Een levendige geest, een gave tot snel opmerken en een vlug verstand, dat de indrukken snel verwerkte. Meer informatieTjikini: [Telefoongids Batavia No. 156, Uitgave Sept. 1941, bijgewerkt tot 20 Aug. 1941]. |
Links: Taman Ismail Marzuki, TIM / CIPTA. (Planten- en Dierentuin, Bioscoop Maxim en een Biljartzaal.)
Het cultureel centrum TIM is een complex bestaande uit een kunstacademie, zes theaters, een gehoorzaal, expositieruimtes, een planetarium en – ’s avonds – veel eethuisjes aan de linker zijde van het complex. |
Dierentuin![]() Raden Saleh, de bekende Javaansche kunstschilder, die [± 1864] een gedeelte van zijn landgoed afstond voor de oprichting van de tuin en in 1866 tot Eere-lid der vereeniging werd benoemd. [Het Indische Leven-6, 304-305] → De Planten- en Dierentuin: Dank zij dat groote aantal leden is het tegenwoordige, wakkere bestuur in staat voor die f 2.50 contributie zooveel te geven, als men in geen sociëteit van Batavia bekomen kan. Bioscoop voorstellingen, voetbalwedstrijden, bals, muziek-uitvoeringen (van de stafmuziek, als je blieft) volgen elkaar op, en haast alle specialiteiten, die Batavia aandoen, passeeren er de revue. Ook komen alle vereenigingen, die een groot feest willen geven, ten slotte daar terecht, wat wederom een geduchte reclame is voor de Tuin. Kortom de Planten- en Dierentuin is tegenwoordig het centrum van vermaak te Batavia. [De Locomotief, 22 Januari 1910] Mijn vader, een blonde vrijgezel in jas tutup, kersvers uit Holland, at vaak bij hen. Hij ging Meer informatie
[1924] Door de welwillende medewerking van het zoo diligente bestuur van den Planten- en Dierentuin zijn wij in de gelegenheid hier eenige fraaie foto’s te reproduceeren, ontleend aan het Gedenkboek dat gter gelegenheid van het 60-jarig bestaan uitgegeven werd, en herinnerend aan “den goeden ouden tijd!’ Het bezoek van de koning van Siam, Batavia 8 juli 1871. Er zijn in den loop der tijden verscheidene tentoonstellingen te Batavia gehouden, plaatselijke en meer uitgebreide, zelfs met medewerking van overzeesche ondernemers en handelsfirma’s, maar de grootste en belangrijkste was die van 1893. Een vol jaar te voren waren de voorbereidingen getroffen door eene vereeniging van zeer vele autoriteiten en notabelen, welke zich noemde “De Tentoonstelling te Batavia in 1893”. [1920] Feestzaal Planten- en dierentuin was ontworpen door F. Ghijsel. [Het Indische Leven-1-20, XXVIII] [1921] Waarschuwing. Het Bestuur deelt den kinderen hierbij mede, dat het de suppoosten van strenge instructies heeft voorzien, ten aanzien van belhamels, die de goede orde verstoren door het maken van een helsch kabaal gedurende de voorstellingen, waardoor het genot van de goedgezinden vergald wordt. Indien zij op heeter daad worden betrapt, zullen zij onherroepelijk verwijderd worden, en voor minstens drie maanden de Tuinfeesten niet meer mogen bezoeken. Op Zondag 27 Mei [1923] had in den Dierentuin te Weltevreden een voetbal-wedstrijd plaats tusschen een Hollandsch en een Indisch elftal. Bij het eerste team speelde o.a. mede Jhr. Feith, years ago het kanon van de ‘oude Haagsche’. De wedstrijd eindigde met 0-0 als uitslag, wat voor de ‘ausdauer’ der hollanders pleit. [Het Indische Leven-4-42, 834] De fraaie maquette van Koning Oedipus’ paleis zoals dit in de nieuwe zaal van den Dierentuin alhier zal worden opgetrokken voor ensceneering van het naar dezen Griekschen Koning genoemde treurspel, dat binnenkort zal worden opgevoerd. Het amphitheater voor het publiek biedt plaats aan 1500 personen. [Het Indische Leven-3-28, 554] Arthurs vader was een kleine ambtenaar te Batavia, maar een groot man in het verenigingsleven; hij was voorwerker, gymnastiekleider en president van de gymnastiek-, muziek-, toneel- en schermvereniging Hercules (Lycurgus) die ‘fuif op fuif’ gaf in de Dierentuin. Hij was dol op zijn enige zoon, die als kind een tenger knaapje was; daar Arthur lui was in gymnastiek, trok zijn vader andere gaven achter het voetlicht. Er bestaat een serie foto’s van Arthur als jongetje van 6 jaar in de monoloog De Zakkenroller, in smoking en met een enorme hoge hoed, veel te groot om het ronde hoofd dat zelf te groot lijkt voor het smalle lichaam, een kind met melancholieke oogjes en een geknepen mondje, “De Tentoonstelling te Batavia in 1893” Een belangrijk deel der inzendingen ging uit van Nederlandsche en buitenlandsche importeurs van dranken. In Indië werd nog maar weinig bier gedronken. Tot vóór deze tentoonstelling vierde de brandy-soda hoogtij – daarna echter werd langzaam maar zeker de brandy door de whisky verdrongen. Ook de producten der mineraalwaterfabrieken wonnen veld. Het VVL nam de organisatie van een grote meeting op zich. Deze had op 5 April 1931 in twee zalen van de Dierentuin te Batavia plaats. De opkomst was zeer groot: meer dan 3300 ambtenaren woonden de bijeenkomst bij. Nadat drie sprekers aan het woord geweest waren werd een motie aangenomen, waarbij het voornemen der regering tot korting op de salarissen veroordeeld werd. Het mocht allemaal niet baten: met ingang van 1 Januari 1932 werd een tweede korting van 5% op de salarissen gelegd en enige maanden later volgde een korting van 7%. [10-5-43] Soekarno kan zelf niets doen. Hij moet precies doen wat hem voorgeschreven wordt. Op de laatste 'vernietig Amerika en Engeland' – meeting in de Dierentuin gaf hij een banale vertooning met een soort rijmpje. Tot 3 x toe moesten alle aanwezigen opstaan, de vuist ballen en roepen: ‘Amerika strika,... (‘Amerika distrika, Inggeris dilinggis’,’Amerika wordt platgestreken, Engeland wordt platgewalst’.) De speeches die hij houdt moet hij van 't blad voorlezen. Hij mag zich niet laten gaan. Iedere letter is gecensureerd. De 'afschaffing' van de registratiegelden voor Indo's en Chineezen is o.a. betaald met betoogingen van dankbaarheid in verschillende plaatsen, Soerabaia, Malang, Djocja, Solo en Djakarta (Dierentuin). Bij de betooging in de Dierentuin sprak een Japanner in 't Nederlandsch die natuurlijk veel applaus kreeg. Maar tegelijkertijd zit de PID vol met Indo’s voor allerlei perkara's, bijvoorbeeld zingen van Hollandsche liedjes door kinderen. In eerste instantie werd daartoe op 28 september in de Dierentuin te Djakarta, waar een kadervergadering plaatsvond van de op 15 augustus opgerichte Barisan Pelopor (het Voortrekkerskorps), een demonstratieve bijeenkomst belegd waar Soekarno, commandant van de Barisan Pelopor, en andere nationalisten op de inhoud van de afgeworpen pamfletten, speciaal ook op de boodschap van Van der Plas, ingingen – de belofte van ‘een nieuw Indonesië’ was, betoogden zij, vals, men had van een terugkerend Nederlands gezag slechts onderdrukking te verwachten. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 959-960] Ze zwierven over de Pasar Baroe of door de Dierentuin, waar haast alle beesten van honger waren gestorven. Er zat nog één aapje in een kooi; hij gluurde angstig en voortdurend op zijn hoede om zich heen. Ze hadden met z’n vijven voor de kooi gestaan en zouteloze opmerkingen gemaakt. Maar ze verstilden bij de aanblik van dat kleine eenzame wezen met armen en benen en donkere oogjes, waar een ontstellend herinneringsvermogen uit sprak. Toen ze verder liepen zagen ze duidelijker dan tevoren de vernielde tuin en de bloemen van de kembang sepatoe. In de jaren dertig woonden wij alweer een heel eind verderop in de zich snel in de richting van Meester Cornelis (het tegenwoordige Djatinegara) uitbreidende villabuurt. En nu, dertig jaar later, behoort dit hele complex, samen met de destijds al ouderwets genoemde wijken als Raden Saleh, Kramat, Salemba, Parapattan, tot een uitgestrekt gebied waar totaal uitgewoonde en vervallen huizen uit tempo dulu en de daar tussen door voortwoekerende kampongs afgewisseld worden door rustige, schijnbaar onveranderde lanen, en frisse nieuwbouw: markten, kantoren, bioscopen, het culturele centrum Ismael Marzuki met zijn openluchttheater, ateliers en planetarium op de plaats van de vroegere dierentuin (de schaduwrijke paden, de gebarsten tennisbanen, de hoge toneelzaal met palmen-in-potten, voorgoed verdwenen). In een voorstelling van Indonesische dans in het openluchttheater Ismaël Marzuki ontbrak op het programma ieder spoor van de wereldberoemde danskunst van Jogja en Solo. Op het laatste ogenblik werd in een van de nummers (een tableau van een pan-Indonesisch huwelijksfeest) de Buginese (Sulawesi) bruidegom van de Minangkabause (Sumatra) bruid vervangen door een jonge man in het rijk met gouden ranken geborduurde staatsiekostuum van de Javaanse hofadel. Dagbladen in Djakarta lieten niet na dit voorval van ironisch commentaar te voorzien. Die discussie vond plaats in het culturele centrum Taman Ismail Marzuki, de avond van de 24ste november; een interessante kwestie die daar ter sprake kwam was bijvoorbeeld het in Nederland weinig bekende feit dat Saïdjah en Adinda voor een Indonesiër betrekkelijk zonderlinge namen zijn. |
Linksaf: Ibis Budget Hotel.
Achter het hotel ligt het zwembad (zwembad Cikini – 1925, AIA: Ghijsels – Hes – Asselbergs).
Cikinizwembad![]() Het zwembad is enige weken geleden, in verband met komende sportmanifestaties van nationale omvang, schitterend gerestaureerd. Ik loop er gewoon in maar eigenlijk blijkt het gesloten, zo vertellen mij enkele jonge functionarissen, die in het restaurant (zelfde plaats als vroeger) iets ambtelijks aan het doen zijn, dat wil zeggen ze zitten op stoelen, kijken naar het water en drinken stroop. Het water is even heerlijk blauw als vroeger, de tribune op dezelfde plaats, tegenover de ingang. De tribune: Aya en ik zaten op een stille middag op een van de lange banken en bespraken het voor ons gewichtigste onderwerp: ons uiterlijk. Er liep een meisje voorbij dat we niet kenden. We wenkten haar: ‘Hé, zeg, hoe vind jij zeggen dat we eruitzien? Eerlijk!’ Meer informatieHet zwembad lag in de zuidelijke hoek van complex van de voormalige Planten- en dierentuin. De djongos legt zijn handdoekrolletje met zwembroek erin klaar, Hendrik woont vlak bij het zwembad Tjikini. Soms gaat hij op de fiets, soms lopen – dat laatste betekent een afspraak voor de rijsttafel, uit het zwembad neemt hij dan een taxi. In Tjikini ben ik nooit geweest – daar komen bijna geen Indische mensen. Kortgeleden is er op meester Cornelis een nieuw zwembad geopend, Manggarai – zelfs oom Pim gaat daar wel eens heen maar ik ben verlegen om me in badpak door iedereen te laten aangapen. Hendrik blijft de hele zondagochtend in Tjikini, tegen mij zegt hij dat hij haast nooit meedoet aan het dansen dat om elf uur begint. Menno ter Braak en E. du Perron, die het gezicht van het tijdschrift hadden bepaald, werden toen al gewoonlijk in één adem genoemd, de Siamese tweeling van een mentaliteitsverandering. Natuurlijk was die koppeling tot één begrip, één geheel: 'Terbraakduperron' ten onrechte, zoals later wel zou blijken aan de jeugdige amateurs daar op de rand van het zwembad. In de werkelijkheid van het aan de oppervlakte zo gemakkelijke, vredige, vooroorlogse tropische koloniale leven van alledag, had die nieuwe gedachtenwereld, die zich in Nederland, op 17.000 kilometer van ons verwijderd, manifesteerde, die behoefte om eigentijdse problemen te formuleren, partij te kiezen, vriend en vijand te benoemen, onbarmhartig door iedere schijn heen te prikken, merkwaardig genoeg een exotische bekoring Toch was ik niet helemaal op mijn gemak. Zon en chloorlucht hadden een onvoorspelbare uitwerking. We praatten niet over persoonlijke dingen, toch raakte hij me aan, al was het terloops. Hij liet zijn wijsvinger vanaf mijn nek langs mijn rug naar beneden glijden. Het was maar even, want net toen ik me omdraaide en zijn hand wilde wegslaan, had hij die hand wuivend omhooggestoken om iemand te begroeten die een paar meter van ons af kwam zitten. Ik dacht zelfs een ogenblik dat het maar verbeelding van me was geweest. Ik wist niets meer zeker. Het voelde of er hete honing langs mijn slokdarm liep, door mijn maag en buik. Zonder te groeten of iets te zeggen, stond ik op, dook het zwembad in, zwom het bad over in de richting van mijn kleedhokje. Al weken van tevoren beloofde ik hem drie dansen waaronder de eerste en de laatste. Hij danste goed. Tenminste op gymschoenen bij de muziek van de Brown Sugar Babies in het restaurant van het Tjikinizwembad op zondagmorgen. Zelf danste ik veel slechter op leren schoenen die ik praktisch nooit droeg. Als mijn lange jurk tot op de grond reikte kon ik die schoenen misschien gewoon uitschoppen en dansen op witte sokjes. Diverse beelden schoven over elkaar. Een ogenblik meende Janthe hem te zien aan de rand van een basin. Was hij een van de velen geweest in het Tjikinizwembad? Had ze daar met hem gedanst in het bijbehorende restaurant op de muziek van de band The Brown Sugar Babies? In badpak, op gymschoentjes? Andere beelden ontstonden, vervaagden weer. De achtergronden schoven over elkaar heen. Eén ding bleef: ze kenden elkaar goed, ze waren vrienden, geen oppervlakkige kennissen tegen wie je kon zeggen: 'Sorry hoor. Je naam, is me even ontschoten.' Maar heb ik hen bij voorbeeld ooit in het zwembad gezien, waar de meeste leerlingen elkaar na de lesuren weer vonden, of op een schoolbal? Waarom niet? Omdat zij zich daar niet werkelijk aanvaard zouden voelen? Of omdat – toen nog meer dan nu – de tradities en geloofsovertuigingen in hun eigen kring dansen en zwemmen niet toelieten? Voor de Javaanse jongeren was het onmogelijk zich in badpak te vertonen of ongedwongen, 'vrij' met de andere sekse om te gaan. Zelfs bij degenen uit de meest vooruitstrevende intellectuele milieus bestond een in laatste instantie onoverwinnelijke terughoudendheid ten aanzien van het in hun ogen onberekenbare, stijlloze westerse gedrag. We kregen het even over het zwembad Tjikini dat in onze hbs-jaren zo'n grote rol heeft gespeeld. Zij bevestigde wat ik enkele maanden tevoren al in mijn roman had geschreven: ‘wij Indonesiërs mochten niet in jullie zwembad!' Tussendoor verontschuldigde ze zich over haar geringe opgewektheid; zojuist heeft een vriendin van haar zelfmoord gepleegd. Een Indisch (dus gemengd bloedig) meisje, getrouwd met een Javaan. Toen haar echtgenoot overleed en haar achterliet in voortreffelijke financiële omstandigheden heeft ze de aansluiting met de Javaanse samenleving, ondanks haar rijkdom, niet meer kunnen vinden. Op een dag – Didi was gevraagd met zijn ooms viool in te vallen bij een dansorkest dat een gedeelte van een Hollandse dansavond in Tjikini moest verzorgen waarbij de gouverneur-generaal aanvankelijk ook aanwezig zou zijn doch op het laatste moment verhinderd was – begon een van de gasten aan het eind van de avond, in beschonken toestand, bekend met Didi’s talenten om krontjongnummers te vragen. |
Ga verder langs de Jl Cikini.
Links: 87 – SMP 1. (Europeesche School – 1909, Snuyf).
Europeesche school![]() ![]() Meer informatieIn de steden van Java wemelt het van schoolgaande jongens en meisjes, vaak gekleed in een soort van uniform, witte blouse en broek of plooirok in een kleur, waaraan men de school of het type van het onderwijs kan herkennen. Toch is hun aantal waarschijnlijk nog maar de helft van allen die voor een opleiding in aanmerking komen. |
Ga linksaf: Jl Raden Saleh (Raden Salehlaan).
In 1904 werd gemeld dat 'Machtiging is verleend tot de uitvoering van de volgende werken: [...] Het maken van een nieuwen verbindingsweg tusschen de buurten Tjikini en Kramat-Salemba afdeeling Meester-Cornelis (Batavia), waarvan de kosten zijn geraamd op f 30960. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-7,195] [Dit betreft de Jl. Raden Saleh met een brug over de Ciliwung. Toentertijd was er namelijk geen brug over de Ciliwung tussen, in het noorden, Jl Kwitang / Prapatan en, in het zuiden, Jl Proklamasi / Matraman.] |
Rechts: 49 RSCM Kintani (Cultuur Mij Balapoelang, Cultuur Mij. Goenoeng Malang, Cultuur Mij. Pasir Malang, Cultuur Mij. Pasir Nangka en Preanger Landbouw Mij).
![]() |
Rechts: 47 – Upnormal, voordien Restaurant Oasis. (Huis van de familie Van Brandenburg – 1936, Deppe).
Uit Buitenzorg kreeg ik bericht, dat de Deense arts dr. Olaf Munck in december j.l. in Batavia is gefusilleerd. Hij had een geheime zender. Hij zou zijn verraden door een vriendin van eerdergenoemde mevr. Sawada-geb. Brandenburg van Oltsende, de weduwe van de vroegere N.S.B.-chef in Indië. [Bouwer – Het vermoorde land, 317-318] |
Ga linksaf: Parkeerterrein, met daarachter R.S. Cikini. (Tjikini Ziekenhuis “Koningin Emma”).
Ziekenhuis Koningin Emma![]() – dat [de schilder Raden Saleh] na zijn tweeden terugkeer uit Europa te Weltevreden geheel naar eigen smaak een landhuis liet bouwen, thans het ziekenhuis Koningin Emma op Tjikini – dat àlles mag in hoofdzaak bij de meesten onzer lezers als bekend verondersteld worden. Zijn eerste vrouw was een Indische dame, weduwe van den planter Winkelhagen en zeer gefortuneerd. Zij is later van hem gescheiden, omdat hij verliefd werd op een regentsdochter uit de Vorstenlanden. Die werd zijn tweede vrouw. Bij beide echtgenooten had hij geen kinderen.
Ziekenpaviljoen 1ste klasse (1914, Hulswit) →
Dezelfde dag nog werd hij overgebracht naar het Tjikini-Ziekenhuis. Er kwam consult, een chirurg. Slechts een operatie aan de galblaas zou redding kunnen brengen; zekerheid kon echter niet worden gegeven. Hij weigerde langzaam, met zijn handen de dokter afwerend, maar zeer beslist. ‘Ik ga maar dood’, zei hij zacht, ‘niet snijden’. Het greep Tante Christien aan, toen hij dat zo zei. Twee dagen later stierf hij ook, op een hete namiddag, in een veel te schelle kamer, achter een wit scherm. Meer informatieDe eerste vrouw van Raden Saleh heeft de villa op Tjikini verkocht aan den vader van den thans nog levenden Arabischen huiseigenaar Said Alatas, die het in 1897 overdeed aan de Vereeniging voor ziekenverpleging in Nederlandsch-Indië. Deze vereeniging werd omgezet in de ziekeninrichting ‘Koningin Emma’, die nog heden met vrucht werkzaam is tot heil der lijdende mensheid. Jakarta is de plek waar Maja's voorouders begraven liggen. We hebben al een keer langs het Tjikini-ziekenhuis gereden, een terrein dat vroeger familiebezit was voordat een overgrootvader het door goklust verspeelde. Niets aan te doen, en geen reden om eerbetoon aan de overledenen te weigeren. Door den hoofdingang, die een Moorsch karakter bezat, kwam men in eene ovaalronde zaal, welke haar licht door een glazen koepel ontving en waarvan de wanden met even kwistige als grillige sieraden bedekt waren. Eenige deuren in die zaal gaven toegang tot de zijvertrekken, waarvan er een tot studeerkamer, een ander tot schildersatelier was ingericht. De eerste prijkte meteen welvoorzien wapenrek, een prachtige schrijftafel en eene verzameling van plannen, kaarten, boeken en physische instrumenten. In de laatste zag men stukken, deels portretten, deels landschappen, welke de schilder onderhanden had. [Nederlandsch Indië – oud & nieuw-2, 87] In de vroege negentiende eeuw reisde iemand als Raden Saleh naar Europa om er een van de grote olieverfschilders van zijn tijd te worden. Zijn romantische doeken oogsten nog steeds veel lof. Een koloniaal criticus was hij niet; hij frequenteerde de jetset van Europa en beschouwde de koningen Willem I, II en III als zijn weldoeners; de laatste maakte hem zelfs tot hofschilder. Enkele Javanen echter, die eene zorgvuldige opvoeding onder het opzigt van kundige Europeanen hebben genoten, bewijzen dat zij het even ver in taal- en letterkunde, geschiedenis, en alle andere wetenschappen kunnen brengen als hunne leermeesters zelven. [...] op dit oogenblik strekt Radin Saleh, die zich thans te ’s Gravenhage bevindt, tot een bewijs dat het den inboorlingen van Java evenmin aan genie voor de fraaije kunsten als aan vatbaarheid voor de wetenschap mangelt. |
Ga de Jl Raden Saleh terug en ga de 3de straat linksaf: Jl Cimandiri (Alataslaan).
Rechts: 4 (Alataslaan 4, W. Haasse); het huis waar haar ouders en haar broer woonden, na haar vertrek naar Nederland.
![]() [Haasse – Zelfportret als legkaart, 92] |
Tussen links Jl Ciasem en de volgende straat links, Jl Cidurian, lag vroeger het Vios-terrein.
Vios[28 Juli 1928] J.l. Zaterdag werd hier voor het eerst een base-ball-wedstrijd gespeeld, en wel op het Vios-terrein door een Meer informatie
[1924] Ter gelegenheid van het drie-jarig bestaan van de Sportvereeniging ‘Escompto’, loofde deze kantoor-voetbalclub elf medailles uit, te verspelen in een aantal seriewedstrijden volgens afvalsysteem. |
Ga, op het eind van de straat, rechtsaf: Jl Cilosari (Rivierlaan).
Ga linksaf: Jl Cikini.
Links: Jl Cikini Kramat: Pasar Kembang Cikini – Bloemenmarkt.
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 18] |
Ga de Jl Cikini even terug en daarna linksaf, tussen de plantsoentjes door en onder het spoorwegviaduct door.
Schuin rechts: Jl Sutan Syahrir (Grisseeweg), naast de spoordijk stond een flatgebouw.
Ik loop naar huis, over de spoorwegovergang (nu een andere) de voormalige Grisseeweg op. De Grisseeflat staat er nog. Ik heb daar een tijdje gewoond, na de evacuatie uit Makassar, in de laatste periode van de oorlog en de eerste periode van de Jappentijd, toen we ons nog vrij konden bewegen. Ik werkte als helpster van het Rode Kruis in het Tjikini-ziekenhuis. Uitgestorven was het in de stad, die eerste dagen na de capitulatie van 8 maart 1942. [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 218] |
Ga rechtdoor: Jl Cilacap (Tjilatjapweg).
Links: Jl Surabaya – ‘antiek’-markt.
Links: Hotel The Hermitage (Departement van Onderwijs en Eeredienst, 1924 – BOW, Van Hoytema).
Onderwijsdepartement![]() Wij kregen het stuk van het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid waarin de vraag gedaan werd, of wij al dan niet wenschen gebruik te maken van de ons geboden gelegenheid tot het ontvangen eener opleiding voor onderwijzeres, enz. In het ontkennend geval moesten wij eene schriftelijke verklaring dienaangaande geven, om aan den Gouverneur-Generaal opgezonden te worden. De ‘ethische politiek’ die zich de verheffing van de inheemse bevolking ten doel had gesteld, diende allereerst dat onderwijs, wel te verstaan: het moderne onderwijs, te bevorderen; trouwens, dat onderwijs was onmisbaar voor de vorming van de geschoolde hulpkrachten waaraan na 1870 zowel het gouvernement als het Europese bedrijfsleven in toenemende mate behoefte had. Anderzijds hield datzelfde onderwijs het gevaar in dat zich in de koloniale samenleving groepen ontwikkelde inheemsen zouden gaan vormen die op een snelle beëindiging van de koloniale overheersing zouden aandringen. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a 136] Meer informatieVan 1860 af kon dus een deel van de Nederlandse kinderen voortgezet onderwijs in Indië volgen; veel ouders gaven er evenwel de voorkeur aan, hun kinderen op zes- of twaalfjarige leeftijd (in die laatste gevallen dus na het volgen van lager onderwijs in Indië) voor hun verdere opleiding naar Nederland te sturen waar zij in de gezinnen van familieleden, soms ook in kostgezinnen of in speciale kostscholen werden opgenomen. De behoefte om dat te doen werd geringer toen de voorzieningen voor Nederlands onderwijs in Indië beter werden. Het gouvernement, d.w.z. het in 1867 opgerichte departement van onderwijs en eredienst, gaf zich daar veel moeite voor. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 136-137] Wij herinneren er aan dat in 1900 van alle kinderen die voor het eerst bij de Nederlandse scholen voor lager onderwijs werden ingeschreven, nog geen 30% normaal Nederlands en meer dan 40% (slechts voor een vierde waren dat inheemsen) zelfs uitsluitend Maleis sprak. De overgrote meerderheid van de Indisch-Nederlandse kinderen moest zich dus eerst een goede kennis van het Nederlands eigen maken – nadien bleef het toch voor velen een hinder dat zij thuis in een sfeer verkeerden die geen stimulans vormde voor het voltooien van een begonnen opleiding. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 138-139] De leuze ‘onderwijs, onderwijs en nogmaals onderwijs’ wordt door ons als het eerstnoodzakelijke toch waarlijk niet verwaarloosd, maar juist òmdat wij dézen eisch zoo dringend mogelijk wilden stellen, vroegen wij van dezen landvoogd het bewijs voor de geldigheid der Nederlandsche aanspraken in den vorm van een onbekrompen financiëel bestuur. [De Locomotief, 12 April 1917] De regering stelt ... dat Indië nog niet rijp is voor een meer zelfstandige staatkundige structuur, maar dat de politiek der regering er op is gericht de voorwaarden voor dit rijpingsproces te scheppen en te bevorderen. Dit laatste nu is slechts betrekkelijk juist; juist, voorzover het geldt de innerlijke doelstelling van de Indische en Nederlandse regering; doch hieraan zou moeten worden toegevoegd de erkenning (en deze wordt feitelijk bij iedere begroting gegeven) dat ons de middelen ontbreken om krachtig en in een snel tempo de voor onze doelstelling vereiste activeringspolitiek te voeren. Wij doen ons best op het gebied van volkseconomie, onderwijs, volksgezondheid en verkeer, maar telkens stuiten wij weer op financiële onmacht. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 147-148] Geven wij daar voor de periode mei '40 – december '41 een overzicht van, dan zij allereerst vermeld dat in mei '40 een telg uit de regentenfamilie der Djajadiningrats, Pangeran Ario prof. dr. Hoesein Djajadiningrat, tot directeur werd benoemd van het departement van onderwijs en eredienst: de eerste Indonesiër die een departement te leiden kreeg. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 576-577] ‘Ik verwacht van Nederland niets om Indië te helpen uit den economische nood waarin Indië op het oogenblik verkeert. Daarvoor zijn Nederlanders te egoïstisch.’ |
Ga de 2de straat linksaf: Jl Cik Ditiro (Mampangweg).
Links: ‘Zomaar een huis’.
![]() Op de Mampangweg werd huis aan huis een korte huiszoeking gedaan en tot op de zolder gekropen. Volgens een begeleidende tolk werd naar wapens gezocht. Geruchtenmakerij van Inheemsche kant en Oostersch aangedikt en vergroot, dat Europeanen bepaalde plannen hebben, kan een van de motieven zijn, maar ik kan me niet voorstellen dat dit 't hoofdmotief is. Dat zit dieper en is van politiek-psychologische aard. [Jansen – In deze halve gevangenis, 12a] |
Ga linksaf Jl Pangeran Diponegoro (Oranje Boulevard).
Oranje Boulevard![]() We wandelen 's avonds door vrijwel verlaten straten. 'Ik ben erg blij dat ik weer bij 'n man hoor', zegt ze me. In de tuinen zitten soms Japanners die ons verwonderd nakijken. In de groote huizen op de Oranjeboulevard zie je eenzame Japanners in hun nethemd hun souper gebruiken. Sommige hebben de 'baboe' bij zich aan tafel. [Haasse – Krassen op een rots, 60-61] Meer informatieNee,’ zei ik. ‘Op de Oranjeboulevard woonden vroeger ook alleen Hollanders en rijke Chinezen. De huizen waren er duur. Wie geld had mocht er wonen.’ |
Links: 39. Woonhuis (Residentie) van de Nederlandse Ambassadeur.
[Springer – Bandoeng-Bandung, 50-51] |
Steek de Jl Surabaya over.
Ga onder het spoorwegviaduct door.
‘Tot ziens,' zeiden we. Aan de achterkant verlieten we het huis, de deur werd onmiddellijk achter ons gesloten. Op straat was het warm en zonnig. Overal stonden Indonesiërs, ze keken ons aan, ik was doodsbang, maar ik kon me toch niet weerhouden om, onverschillig langs hen heen kijkend, nonchalant te lachen en te praten terwijl we hen rakelings voorbij gingen. ‘Als we maar eenmaal over de spoorlijn zijn, daar is het veel drukker en dan durven ze ons niets te doen,' zei mijn moeder. 'We zijn er bijna.' Nog vóór de spoorwegovergang werden we ingehaald door een Engelse truck. We kregen een lift. Ingrid zette een keel op toen een soldaat haar de wagen in tilde, wij zuchtten van verlichting. [Ferguson – Hollands-Indische verhalen, 108-109] |
Steek de Jl Panataran over.
Schuin links: Metropole (bioscoop Metropole (?).
![]() Dat heerlijke oud-Indische huis op de hoek van Oranjeboulevard / Pengangsaán bij voorbeeld. Met z’n wijde, glooiende gazons en het ruime, gastvrije Indische huis daarachter. Nou hebben ze midden op die gazons een knoest van een bioscoop gezet met ingebouwde tokotjes en uitgebouwde tierlantijntjes en een restaurant op het dak. Daarachter staat nog platgedrukt en verfomfaaid dat dierbare oude huis, niet lakoe meer en afgedankt [Robinson – Piekerans van een straatslijper, 23-24] |
Ga rechtsaf: Jl Proklamasi (Pegangsaän Oost).
Ga rechts: Taman Monumen – Pal. Proklamasi Kemerdekaan Soekarno-Hatta.
Iedere Indonesiër weet waar ‘17 augustus 1945’ voor staat: de Proklamasi, het uitroepen van de onafhankelijkheid door Soekarno en Mohammad Hatta, twee dagen na de Japanse capitulatie. In Nederland zijn die datum en de erop volgende oorlog minder bekend. De oorlog die tot ver in 1949 voortduurde werd hier gepresenteerd als een tweetal korte ‘politionele acties’; een misleidende en achterhaalde benaming. Die framing werd ingezet om de internationale opinie te overtuigen dat Nederland geen koloniale oorlog voerde, maar binnenlandse onrust onderdrukte terwijl aan de onderhandelingstafel werd gewerkt aan de overdracht van de soevereiniteit. De Proklamasi werd indertijd in Nederland niet begrepen als een mijlpaal in de koloniale en daarmee nationale geschiedenis. [Wereldgeschiedenis, 558-563] |
Links / rechts achter: De witte tegels geven de omtrek van de woning van Soekarno aan.
De tuin rond Soekarno’s villa was enorm. Als je er aan de voorkant langs liep was er een groot voorerf, en heel in de verte zag je zijn huis met een platje en rieten stoelen. Daar kwam niemand zomaar binnen, overal liepen mannen met zwarte kopiah. De enigen wie het lukte om de tuin in te komen, waren de kwajongens van Adek. We klommen over het gedek, de brandgang in en dan over de muur van zijn achtererf. Daar zagen we papaja- en djamboebomen (guave). Voor we de djamboes konden jatten, werden we bepekt en meegenomen naar het voorhuis. Soekarno zelf heb ik toen niet gezien, maar het was wel eng. [Vindplaatsen, 95] ![]() |
Het eerste monument...
Proklamasi![]() Soekarno en zijn volgelingen hebben de vaan van de opstand gehesen. Speciale bulletins meldden vanmiddag de uitroeping van de 'Repoeblik Indonesia' op 17 augustus j.l. met Soekarno als president en Hatta als vice-president. Een 'Nationaal Comité van Indonesia' (K.N.I.P.) is gevormd dat voorlopig als regering zal dienen. De volgende proklamatie, ondertekend door Soekarno en Hatta, is uitgevaardigd: Meer informatieIn Batavia nam Soekarno met zijn gezin zijn intrek in een villa in een Europese wijk en Imamoera stelde een Amerikaanse auto, een Buick, die het eigendom was geweest van een Nederlandse arts, tot zijn beschikking. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 271-274] Op het vliegveld verklaarde Soekarno aan de Indonesische pers, dat ‘Indonesia zelfstandig zal zijn nog vóór de djagoeng (mais) bloeit'. Er zal dus naar de macht worden gegrepen. De nationalisten gaan de republiek uitroepen. Wat zal de houding van de Japanners zijn? Die mededeling schonk Wikana en de zijnen de overtuiging dat Soekarno nog steeds het door de Japanners uitgestippelde pad wilde volgen, en de delegatie kwam dan ook in verontwaardigde stemming Soekarno’s woning binnen. Wikana deed een beroep op Soekarno om onverwijld op eigen gezag tot de uitroeping van de Republiek over te gaan. Soekarno weigerde: hij moest eerst overleg plegen met Hatta en andere leden van de voorbereidingscommissie en aangezien niet gebleken was dat het Japans militair bestuur die commissie wilde opheffen, wilde hij dat bestuur niet tegen zich innemen. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 1005-1007] Er waren duidelijk twee groepen: de grootste die van verraad en collaboratie sprak en een veel kleinere die de nationalistische aspiraties erkende ('ze hebben groot gelijk' en 'wat zou jij in hun plaats doen?'), maar we bleven toch verenigd in hetzelfde gevoel van angst, en de onzekerheid over onze drie-en-een-half jaar lang gekoesterde wens: een vrouw, kinderen, vrijheid en veiligheid, in ieder geval ‘geen gedonder' meer. In Djakarta zat Bouwer niet stil. Formeel was hij nog steeds in dienst van het Amerikaanse persbureau United Press – hij besloot, met Soekarno een vraaggesprek te voeren. Dat vond ten huize van Soekarno plaats op 6 september. Het kostte Bouwer enige moeite, ‘twee tot de tanden gewapende leden van Soekarno’s lijfwacht’ te passeren en te voorkomen dat hij binnenshuis door een politiefunctionaris werd gefouilleerd (‘ik deelde hem mee dat ik slechts gewapend was met papier en potlood’). [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11c, 586-587] 6 september 1945: Als correspondent van 'United Associations of America' heb ik vanmiddag een onderhoud met Soekarno gehad in zijn residentie aan Pegangsaan-Oost. M'n aankomst was misschien weinig indrukwekkend. Ik kwam n.l. op de fiets. Aan de ingang van het grote voorerf stonden twee tot de tanden gewapende 'pemoeda's' (jongeren), leden van Soekarno's lijfwacht. Ik slaagde er in hen van het vreedzame doel van mijn missie te overtuigen en werd naar de residentie geëscorteerd. Intussen is de door de Japanners gedrilde Indonesische jeugd een terreur begonnen en heeft affiches opgeplakt, waarin de Hollanders met dood en verderf worden bedreigd. Ik heb naar aanleiding daarvan Soekarno een tweede bezoek gebracht en hem gevraagd, wat deze aktie van zijn 'Angkatan Moeda' (Jeugdbeweging en voortzetting van de Semendan) betekende. Soekarno ontkende een bevel tot zulk een anti-Hollandse aktie te hebben gegeven. Maar dat scheen bij nader inzicht toch ook weer onmogelijk, daar Vanderpost (een Engelschman) immers zelf zoojuist uit Japansche gevangenschap kwam! Hij had, naar ik meen, in een der Batavia'sche kampen gezeten; op zijn gelaat, dat de typische “kampkleur" vertoonde, lagen de ontberingen en het lijden nog uitgedrukt. En met ingehouden angelsaksische ironie, verborgen onder een fijnen, wat vermoeiden glimlach, vertelde hij tijdens een persconferentie hoe hij in de voorgalerij van Soekarno's huis, eenigszins tot zijn verwondering, een aantal charmante Javaansche dames had aangetroffen – een liefelijk ontvangst-comité, dat hem, met behulp van koffie en versnaperingen, ontwapenen moest en bij voorbaat voor de republiek innemen. De conferentie vond ten huize van den President pl aats. Wij hadden een wacht van pemoeda's moeten passeeren, die voor elke binnenrijdende auto in het geweer kwam, jongensachtig trotsch op al deze belangstelling voor de Republiek. De vice-president ontving ons in een langwerpig, groot vertrek waarin zich reeds een aantal verslaggevers van de nationalistische dagbladen en van het republikeinsche persbureau “Antara" verzameld hadden – een solidaire groep, die, opgewonden fluisterend en ijverig notities makend, elk woord dat hier straks gesproken werd tot propaganda voor hun zaak zouden verdraaien. |
Na het Taman Monumen: Rechts: Jl Bonang (Van der Houtlaan).
Daarna heeft ze geprobeerd vanaf het achterbalkon van een huis in de Van der Houtlaan iets te zien. Dat huis wordt dagelijks bestormd door tientallen vrouwen, maar de afstand is te groot en er is weinig te zien. Maar toen had ze 'geluk'. Aan de achterkant van het ADEK-gebouw waren tien geïnterneerden bezig iets te planten en prikkeldraad te spannen met een jonge Japansche soldaat op wacht. Daar heeft ze toen met andere vrouwen de rest van de ochtend doorgebracht, kijkend naar de halfnaakte mannen, die hard genoeg praatten om verstaan te kunnen worden. [Jansen – In deze halve gevangenis, 63] |
Ga rechtsaf: Jl Tambak (Sluisweg).
Rechts: Jl Tambak II, het terrein van het ADEK, het Algemeen Delisch Emigratiekantoor, dat zich bezighield met de werving van arbeiders voor de tabaksplantages in Deli op Sumatra. Het grootste gedeelte van de barakken is in 1989 door brand verwoest. Tijdens WO II was het een interneringskamp.
ADEK-kamp![]() De openleggingen en ontginningen werden vooral geprojecteerd in zeer dun bevolkte streken, zoals Deli en aangrenzende gebieden. Daar woonden voornamelijk Bataks en die waren veel te intelligent en te zelfbewust om zich te verhuren aan Europese ondernemers. De arbeiders moesten dus van elders komen. Een sterk groeiende agrarische produktie onder particuliere leiding, had arbeiders, steeds meer arbeiders nodig. In het gebied, dat in onze tijd de residentie Oostkust van Sumatra heette, waren die allerminst beschikbaar, zodat ze van elders moesten worden geworven. En aangevoerd: Chinezen van de overwal, van Malakka en naderhand steeds meer werkloze landarbeiders van Java. Vóór 1900 kwam jaarlijks gemiddeld ruim 7% van hen te overlijden, hetgeen betekende dat wie zich op Java voor enkele jaren liet aanwerven (die termijn werd ter plekke veelal verlengd doordat de koelie na afloop van zijn eerste contract zwaar in de schuld was geraakt bij zijn directe bazen of bij inheemse of Chinese geldschieters), een gerede kans liep om op Sumatra het leven te verliezen. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 59-60] Om hierin verbetering te brengen namen de ondernemingen de werving zelf ter hand. Vele jaren van overleg resulteerden tenslotte in de oprichting in 1912 van een eigen bureau op Java, met agenten in een groot aantal plaatsen. Hieruit is tenslotte in 1919 het Algemeen Delisch Emigratie Kantoor (A.D.E.K.) voortgekomen. [Koelies, planters en koloniale politiek, 48-49] “Zoo ....” wendde zich de toewan tot hen, “dus, jullie willen naar Deli, naar Sumatra? ....” [Van den Brand:] Dat de koelies in onze Delische samenleving in de praktijk als slaven beschouwd worden, daarvan zijn voorbeelden te over. Dat zij het ook in werkelijkheid zijn en ook van regeeringswege als zoodanig beschouwd worden, blijkt uit de koelie-ordonnantie en uit de model-werkcontracten, beide vastgesteld door den Gouverneur-Generaal. [Koelies, planters en koloniale politiek, 238-239] Het document waarover het hier gaat is bekend als het Rhemrev- rapport, naar de officier van justitie, verbonden aan de Raad van Indië op Batavia, J.T. L. Rhemrev, die op 24 mei 1903 van gouverneur-generaal W. Rooseboom de opdracht kreeg een administratief onderzoek in te stellen naar ‘de in de brochure van mr. J. van den Brand, getiteld De millioenen uit Deli, beweerde mishandelingen en onwettige gevangennemingen van op de industrieele ondernemingen in genoemd gewest werkzame koelies en andere personen, zoomede naar de beweerde onregelmatigheden bij de rechtspraak der Magistraten’. Rhemrev kreeg van de procureur-generaal een aanvullende instructie om strafbare feiten strafrechtelijk te vervolgen. Een maand later was hij in Medan en begin 1904 lag het rapport over zijn onderzoek op het bureau van de gouverneur-generaal, die het vrijwel onmiddellijk doorstuurde naar Nederland. [....] Irma houdt contact met haar broer in ADEK gaande door kleine briefjes die haar 's avonds laat gebracht worden door Inlandsche politieagenten. Per brief f. 2,50. Er is veel risico bij, omdat de agenten tot op hun huid gefouilleerd worden en vermoedelijk elkaar ook wel aangeven. Omdat schrijven met onzichtbare inkt geen leesbaar schrift gaf, worden de briefjes nu in cigaretten naar buiten gesmokkeld. Zij vragen om alles waar suiker in zit. De voeding is schijnbaar onvoldoende. Meer informatieAlle mannen werden vervolgens op straat (de meesten met een koffertje bij zich) bijeen gebracht en in groepen te voet, soms op vrachtauto's, naar het dichtstbijzijnde politiebureau gebracht. Zij die een band hadden mochten vandaar meestal gauw vertrekken, de anderen kortten de tijd met kaarten en juichen als er weer een nieuwe groep met bekenden binnenkwam. Er waren veel jongens van 16 jaar en ouder bij. Naar boven was de leeftijdsgrens 60 jaar. Ze werden tenslotte allemaal – hoeveel zouden 't er geweest zijn – naar een koeliewoningencomplex in Meester gebracht. [Het ADEK-kamp, het Algemeen Delisch Emigratie-Kantoor, lag niet in Meester-Cornelis, maar aan Pegangsaän Oost.] Zo werden in Batavia van 11 mei tot het einde van die maand omstreeks drieduizend Nederlandse mannen van hun vrijheid beroofd; zij werden opgesloten in de gevangenissen Struiswijk en Boekit Doeri en in het kamp van het Algemeen Delisch Immigratie Kantoor, het Adek-kamp, waar men vroeger de inheemse arbeidskrachten die als koelies naar de plantages van Deli (Oost-Sumatra) zouden vertrekken, had samengebracht. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 326-328] Professor Abe vraagt Thijs te spreken. Zijn vrouw vertelt me, dat hij al geïnterneerd is. Maar ze is er niets op gesteld, dat hij er uit zou komen voor propagandawerk. Laat hem maar rustig in 't ADEK-gebouw zitten, óók al zou 't jaren duren. Ze meent uit 'n opmerking van een Japanner, die bij haar op bezoek kwam, begrepen te hebben, dat het in de bedoeling ligt interneringskampen met gedwongen arbeid, 'n soort landbouwkolonies op te richten. Eten. In 't begin slecht, toen bereid door Europeesche koks, o.a. Schumacher, en veel beter geworden o.a. gado-gado, hutspot, katjangsoep etc. Maar te weinig voedzaam. Vandaar de slaperigheid. Het eten in ADEK wordt er niet beter op. 's Morgens ’n bord pap van ketellameel, 's middags ‘n kopje rijst en 's avonds weer pap of één snee brood. Het is niet veel. Vleesch wordt bijna nooit verstrekt, behalve wanneer eigen varkens geslacht worden. De meeste mannen moeten op dit dieet wel verzwakken. Later kan hij ook voorbij de wacht, in het Adekkamp, ons eerste kamp, waar jij ook bent, met die halve gare broer van ons. Ze kunnen hem niet zien. Onzichtbaar is die kerel. Als hij wil, ja. Zijn vrouw is zwanger, geloof ik. Hij kan er voor zorgen dat vrienden van mij ook, zij kunnen het kamp ’s nachts verlaten. In de loop van deze week worden de 4000 bewoners van Struyswijk en ADEK naar andere plaatsen overgebracht. Het vervoer gebeurt ’s nachts maar de heele stad weet 't. Bestemming is onbekend. 't Gerucht wil verschillende plaatsen: Depok, Bandoeng, Pekalongan, Poerwakarta. Vrouwen van diverse interneeringskampen worden nog altijd door elkaar gegooid. Vrouwen van Bandoeng zitten nu op Struyswijk en ADEK. Die van ADEK zie je om 10 uur 's morgens met een broekje en bustehouder aan de tuin bewerken. Per dag sterven op straat 30 à 40 menschen. Alle Indische meisjes die bij de telefoon werken zijn 2 maanden geleden opgepakt en zitten gedeeltelijk nog. In het Adek-kamp te Batavia (een vrouwen- en kinderkamp) vernam men pas op 31 augustus uit een Indonesisch dagblad dat Soekarno en Hatta de Republiek hadden uitgeroepen. ‘De meesten van ons’, zo noteerde Wertheims echtgenote, A. H. Wertheim-Gijse Weenink, ‘maakten zich alleen maar boos of vrolijk over dit ‘belachelijke gedoe’: [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11c, 532-538b] Ik kwam daar eind van de middag voor de poort aanrijden met Oom Dick. De poort werd nog bewaakt door Japanners, maar je kon er wel gewoon binnenlopen. Op een bankje bij de poort zag ik mijn broer zitten. Die herkende ons, sprong op, vloog me om de hals en sleepte ons mee het kamp in, over die empers naar Han1, de barak die grensde aan de Sluisweg. Daar vonden we mijn moeder, mijn jongste broertje en haar vriendin. [Vindplaatsen, 86-87, 88, 89] Het was stil in het kamp. Sommige vrouwen waren al vertrokken, hun mannen waren hen komen halen. Maar de meesten wachtten nog. Bij de poort stonden wat verkopers met vruchten, 'we hadden eigenlijk van die Amerikaanse biscuits mee moeten nemen voor Loeki en Paul,' zei mijn moeder, 'we hebben er genoeg van om een maand schipbreuk mee door te komen.' Er waren geen betja's. ‘Vanmorgen hebben ze door de radio weer erg gescholden op de Blanda's, nou durven ze ons niet te rijden – zullen ze ook niet rijk van worden,' |
Ga desgewenst Jl Tambak (450 m.) in zuidelijke richting. Houd rechts aan. Voor het spoorwegviaduct de weg naar links volgen: Pintu Air Manggarai.
[Robinson – Piekerans van een straatslijper, 11-15] |