De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2015.
De wandeling in PDF formaat.
Begin van de wandeling: Jl Gajah Mada ter hoogte van Jl Mangga Besar.
De Kali Ciliwung heeft aan de westzijde de Jl Gajah Mada (Molenvliet West) en aan de oostzijde de Jl Hayam Wuruk (Molenvliet Oost).
Groote hervormingen in het binnenlandsch bestuur gingen gepaard met krachtige expansie naar buiten: de geheele Archipel moest gaandeweg het oppergezag van Java erkennen en Gadja Mada’s beleid maakte het Madjapahitsche rijk tot de groote zeemogendheid van Zuid-Oost Azië. [Nederlandsch Indië – oud & nieuw-4, 185] In 1334 werd de koning geboren, die onder den naam Hayam Wuruk (jonge haan) over Java zou heerschen als de machtigste van alle vorsten, die ooit in de Indonesische eilandenwereld geleefd hebben. [Nederlandsch Indië – oud & nieuw-16, 292] |
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 28a] |
Links: zicht op de zuidhoek van de kruising Jl Hayam Wuruk / Jl Manga Besar. (Molenvliet Oost / Prinsenlaan).
Naar dit terrein, op den hoek van Molenvliet en Prinsenlaan Zuid, werden sedert 1809 de Gouvernementsbureaux en de archieven overgebracht, waardoor het den naam kantor Baroe kreeg. Daar was de vergaderzaal der Regeering, de Gouvernementskas, de drukkerij, de Bank van Leening, de Rekenkamer en het Postkantoor. Na de voltooiing van het paleis aan het Waterlooplein zijn deze gebouwen in 1828 verkocht en afgebroken. [Oud Batavia II, 279] Toen het historische kasteel van Batavia rijp voor slooping was geworden kocht, onder het bestuur van Daendels, de regeering dit groote perceel voor de som van 35000 rijksd., liet er voor nog 10703 rijksd. aan verbouwen en daarna, in 1809, de verschillende bureaux uit het kasteel herwaarts overbrengen. [Indië, geïllustreerd weekblad-8, 159] |
Ga de Jl Gajah Mada (Molenvliet West) in zuidelijke richting.
Rechts: Jl Keagungan. (Gang Tembok)
![]() Die Gang Tembok is een gangetje met een zeer toepasselijke naam. Links en rechts muur, egaal, verweerd, hoog, beklemmend en toch ook weer karakteristiek genoeg om er wat verf op schilderslinnen aan te verslijten. Naast het gangetje zit een verkoper van oude en zoveelstehandse boeken. Je pakt zo’n oud beduimeld boek met gehavend marmerpapieren omslag ter hand, slaat een willekeurige pagina op en leest “Ajam setan. Snij een kip tot lapjes en rooster die halfgaar”. Het klinkt toch in-gemeen: ik zal je tot lappen snijden, lieve kip, en half gaar koken. Nobele vrouwelijke kookkunst. Andere pagina. Weer zo’n zin: Neem 10 jonge duiven en snijd ze in stukjes. Waar moet je aan denken? O ja, aan: Pa zegt, als het nou moet schat / Dan fuif ik op een bloedbad. Ondertussen blader je toch wel verder en je krijgt toch wel schik in het geval. Want je zit er lekker op een wip tussen Oost en West. |
Vervolg de Jl Gajah Mada in zuidelijke richting.
En enthousiast paste ik nu ook de andere brillen. En zag Gadja Mada en Hajam Wuruk achtereenvolgens wegdromen in maanlichtblauw, verzinken in een smaragdgroene oceaan, verdoemen en verbranden in flakkeren oranje en verpaarlemoeren als een landschap op een Japanse lakdoos in verliefd lila. Zo werkte ik alle gekleurde brillen af, telkens toch weer in peinzende afkeuring het hoofd schuddend als ik de bril afzette, om de verkoper niet de illusie te geven dat ik ok werkelijk kopen wou. [Robinson – Piekerans van een straatslijper, 139-140] |
Rechts: Museum Arsip Nasional.
Arsip Nasional![]() Het huis van Reinier de Klerk op Molenvliet West. Deze begon in 1755 met het koopen van een perceel, dat zich na latere uitbreiding eindelijk uitstrekte van de Krokot in het Westen tot den Molenvlietschen dijk in het Oosten en kampong Bali in het Zuiden. Denkelijk zal De Klerk terstond na 1755 met den bouw van het huis zijn begonnen, waarvan in zijn tijd verschillende teekeningen zijn gemaakt, die met den tegenwoordigen toestand, vooral van den achtergevel, niet geheel overeenkomen. Bij zijn dood bestond het uit “een groot steene voorhuis, twee zijvleugels, was- en pakhuijs (zelfs een G.-G. had een pakhuis), slaave vertrekken, combuijs, paardestallen, wagenhuijsen en koetsierswooning, benevens nog een gebouw met diverse agterkamers, weleer door Zijn Hoog Edelheijds lijfwagt g’occupeerd”. [Oud Batavia II, 72 – 76] Het gold tot op den huidigen dag als type van dien Huis van Reinier de Klerk op Molenvliet West, thans Hoofdbureau van het Mijnwezen. Op eene plaat van Rach heeft de voordeur een met ruitjes voorzien bovenlicht zonder versiering, terwijl daarentegen de kroonlijst dezer deur een ornament heeft. Eene andere plaat van Rach vertoont een zeer verschillenden achtergevel, met in het midden een vijfhoekig uitbouwsel van twee verdiepingen, gedekt door een benedenwaartsche verlenging van het dak. [Oud – Batavia Platen – Album, B 10] Meer informatieNaast hem staat in vol ornaat Reynier de Klerk. Hij heeft vele jaren gewoond in het door hem gebouwde landhuis op Molenvliet West No. 111 (thans het Landsarchief). Ook het landgoed Grogol behoorde hem toe. Dat hij evenals zijn voorgangers veel voor zijn kerk over had, blijkt wel uit een schenking van duizend rijksdaalders, welke hij vereerde aan Dominee Josua van Yperen bij diens aankomst in Indië. Reinier de Klerk kwam als matroos op een gage van één stuiver daags te Batavia aan. Het was meer de mode dan de behoefte, die omstreeks de helft der 18de eeuw de Engelsche schuiframen met glazen ruitjes invoerde, en de rotanvensters in onbruik deed raken. [Het Nederlandsch-Indisch Huis-2, 77] Achter het hooge dak ging een kolossale dakruimte – de uilenzolder – schuil, waar veel goederen verborgen konden worden. Ten overvloede was er nog een pakhuis in den achtertuin. [Oude Hollandsche Bouwkunst in Indonesië, 57-58] Zoo ging het prachtige landhuis van De Klerk op Molenvliet met zijn enorm erf in 1786 voor slechts 19.800 Rds. aan Siberg over, hoewel Molenvliet toen voor de deftigste wijk gold. [Oud Batavia II, 69] Het tijdperk van verval [van de landgoederen rond Batavia] brak spoedig daarna [1792] aan en duurde nog voort toen de Indische regeering in 1899 blijk van hare belangstelling gaf door den aankoop van het landhuis van Gouverneur-Generaal Reinier de Klerk van de Ned. Hervormde Diaconie voor den prijs van f 85.000.-, zij het ook te elfder ure, toen afbraak voor de deur stond. [Het Nederlandsch-Indisch Huis-16, 363, 365] In 1898 diende het tot weeshuis van de Herv. Diakonie. Sedert werd het door de regeering aangekocht, in den oorspronkelijken toestand hersteld en ingericht tot hoofdbureau van het Mynwezen. [Het Nederlandsch-Indisch Huis-2, 78] [1913] Thans staat het oude huis weder ongerept dáár en is er het hoofdbureau van het mijnwezen in gevestigd, zoodat het nu wel als een goed onderhouden staal van den degelijken en deftigen bouwtrant onzer 18de eeuwsche voorouders nog vele tientallen van jaren zal blijven getuigen. [Het Nederlandsch-Indisch Huis-1,117-119]
In 1925 volgde daarop de restauratie van het Huis Reinier de Klerk bij de inrichting tot archiefbewaarplaats. [Het Nederlandsch-Indisch Huis-16, 363, 365] Zaterdag 1 Augustus j.l. [1925] bracht Zijne Excellentie de Gouverneur-Generaal, vergezeld van adjudanten en dames, een bezoek aan het Landsarchief aan Molenvliet alhier, [Het Indische Leven-2-7, 130] Het is een der best geconserveerde landhuizen uit die periode, en werd vóór de ingebruikname als Landsarchief door de B.O.W. geheel gerestaureerd; ook de tuin werd opnieuw aangelegd overeenkomstig den oorspronkelijken toestand, volgens oude prenten; het fraaie hek, dat vroeger den tuin afsloot, is verdwenen. [Locale Techniek-3-6,143] Deze ordonnantie [van 1931] noemt “monumenten”: “door menschenhand tot stand gekomen onroerende zaken, deelen en groepen van zaken, dan wel overblijfselen daarvan, die in hoofdzaak ouder zijn dan 50 jaar of tot een tenminste 50 jaar oude stijlperiode behooren en voor de praehistorie, geschiedenis of kunst van groot belang worden geacht”. [Locale Techniek-3-6] Hier in Indië, want hij [Du Perron] is sedert een paar jaar weer in Indië terug, heeft hij zich gezet aan de studie van Multatuli’s figuur en een boek geschreven ‘De Man van Lebak’ en ‘Tweede Pleidooi’, allemaal over Multatuli, een verdediging en een vernieuwing van de visie op M.’s figuur, maar och, zoo anti-Indië! Hij zit veel op het Landsarchief in Batavia en snuffelt. Het Landsarchief in Batavia, waar de genealogische bijzonderheden van vele Indische families worden bewaard, heeft het druk. Er schijnt een mogelijkheid te bestaan, dat Indo-Europese jongens en mannen, die kunnen aantonen dat zij van moeders- of vaderszijde Indonesisch bloed in de aderen hebben uit interneringskampen zullen worden ontslagen. Het hoofdartikel van de Asia Raja van gisteren zegt, dat de Indonesiërs niet alleen 'blij' moeten zijn omdat ze 'bevrijd zijn', omdat hun taal geaccepteerd is, omdat vele Hollanders gevangen zitten, omdat de Hollandsche taal verboden is en omdat veel 'Hollanders' nu bij het Landsarchief vragen om Aziaten te mogen zijn' maar ze moeten ook studeeren en hard werken aan hun eigen opvoeding. Dit is het hartroerende verhaal over de Indo-Europeanen die naar 't Landsarchief gaan, om zodoende uit de gevangenis te blijven. Het ontslag van mevrouw Prins doet mij denken dat er van Indonesische kant bezwaren bestaan tegen de verklaringen van afstamming die zij opgaf. (Mevrouw M.H.Ph. Bloys van Treslong Prins-Callenfels werkte op het Landsarchief en daar werden verklaringen over Nederlandse dan wel Indonesische afstamming van Indo-Europeanen, asul-usul, verstrekt.) Men mompelt in de stad al over een algemene herregistratie van Indo-Europese vrouwen, waarbij bewijzen zullen worden gevraagd van Indonesische afstamming. Dan wordt de toch al ontzettende janboel nog groter. Het Landsarchief in Batavia zal het druk krijgen. |
Wandeling door het museum.
![]() Door de fraaie voordeur (die echter op een paar oude teekeningen heel veel eenvoudiger is dan thans) komt men terstond in een eenvoudig voorhuis van 8.5 bij 6.25 Meter, vanwaar de bezoeker door eene rij van vier steenen kolommen, die architraaf en fries dragen, naar de zaal gaat, welke voor partijen dient. De deuren der hierop uitkomende zijkamers zijn daarom versierd met fraaie bovenlichten evenals ook de deur naar de middelste achterkamer. Wellicht was de zaal tevens de dagelijksche eetkamer. Voorhuis en zaal hebben eene plint van drie rijen tegels. Haar licht ontvangt de zaal alleen door twee ramen in den achterwand en door de openingen tusschen de kolommen, welke haar scheiden van het voorhuis. Ook hier dus, evenals in de zaal eener stadswoning, een getemperd licht en veel koelte. Van de beide zijkamers dezer benedenzaal zal de eene den huisheer tot kantoor hebben gediend; in de andere zal de huisvrouw hare zaakjes hebben beredderd met kooplui en morgenbezoekers. De extra fraaie deur naar de kamer daarachter stempelt deze beide zijvertrekken tot ontvangstkamers. [Oud Batavia II, 72 – 76] |
Het spreekt vanzelf, dat er vanbinnen veel met tegeltjes werd gewerkt, naar Hollandsch zoowel als Chineesch model. Want deze bouwwijze, die ook in Chinaa inheemsch was, viel bizonder in den smaak, waarvan natuurlijk een wederzijdsche beinvloeding en verbastering der patronen van het prachtige faience materiaal het gevolg was. [Mijn Indische Reis, 27-28] |
![]() ![]() |
![]() Op de bovenverdieping, die, als wij het goed begrijpen, het eigenlijke woonhuis was, is het grondplan van Schreuders huis gevolgd. Zij bestaat uit drie voorkamers en drie achterkamers; tusschen deze beide rijen van drie loopt over de gansche breedte van het huis de met fraaie bovenlichten en eene plint van tegeltjes versierde zaal, die aaan weerskanten vensters heeft naar den tuin. Eene gang bestaat noch boven noch beneden; men gaat steeds door de kamers heen. [Oud Batavia II, 72 – 76] |
[Robinson – Piekerans van een straatslijper II, 185-187] |
![]() De benedenverdieping bevat vrijwel dezelfde indeeling. Zij is echter niet bestemd voor woning doch voor ontvangst, representatie en bezigheden van huisheer en huisvrouw. In plaats van de groote zaal is dus eene kleinere in het midden met aan weerskanten eene kamer. Tezamen beslaan deze twee zijkamers ongeveer de halve ruimte die de zaal zou hebben gehad, wanneer zij gelijk was geweest aan die op de bovenverdieping. Elk dezer twee zijkamers kan door een trapje en eene deur in den zijgevel van buiten af worden bereikt. [Oud Batavia II, 72 – 76] |
![]() [Olivier – Tafereelen I, 41-43] ← Voor dergelijke fortuinen was de houten geldkist van vroeger niet veilig genoeg. In de 18e eeuw kwam dus ook de kist van gesmeed ijzer in gebruik, soms zelfs eene primitieve brandkast of “brandwaarborgkast”, gelijk men vroeger zei, zooals wij er eene zagen, bestaande uit kruislings over elkaar geklonken staven ijzer. [Oud Batavia II, 109-110] |
De voorgevel van Klerk’s paleis, thans aan den Molenvliet gelegen, vormde echter vroeger den achtergevel; de voorzijde was destijds der Kroekoet-rivier toegekeerd. [Het Indische Leven-6, 1384] |
Bij de ingang zijn enkele plaquettes te zien:
[Ido – Indië in den goeden ouden tijd II, 201, 202-204] |
![]() |
Ga na het bezoek aan het museum de Jl Gajah Mada in zuidelijke richting.
Rechts: nr. 109 – Toko Buku Gramedia.
![]() [Haasse – Krassen op een rots, 39-40] |
Ga linksaf, de brug over de Kali Ciliwung over en rechtsaf: Jl Hayam Wuruk (Molenvliet Oost).
Molenvliet![]()
Meer informatieIntusschen bracht dit ‘doorwemelen’ van het water van Molenvliet door jong en oud belangrijk ongerief met zich, in de eerste plaats voor de openbare hygiene. Het talrijke slavenpersoneel van al die kapitale heerenhuizen leverde voor die honderde baders een aanzienlijk contingent, en een inlander beschouwde een stroomend water gaarne als openbare latrine. Voorts waren ’t niet alleen menschen, maar ook paarden en ander vee welke hier geregeld in ’t wed gedreven werden. [Indië, geïllustreerd weekblad-9, 446-447] Want weldra was de reeks der chineesche woningen verdwenen en ving ter rechterzijde van den weg eene bijna onafgebroken opeenvolging van grootere of kleinere villaas aan, die bijna allen op schilderachtige wijze door weelderige oostersche boomgroepen werden omringd. Zo slierden we langs Molenvliet, – heerlijke hollandse naam – maar van een molen was geen sprake en de vliet – een vuilgele waterstroom, een soort cloaak-riool van Batavia ! En wat zag ik. Een troosteloze, lange weg, één stof, blakerend in hevig zonnelicht. Vies volk links en rechts van de slierende “sado”. Voor het merendeel kavaljes van woningen, ook onder een laag stof, vervallen, smerig, met gebroken ruiten en ongeverfde gevels en deuren. Lelijke bruin-ijzeren bakken passeren over rails; het is de stoomtram. De naam Molenvliet kwam in zwang door de molens, waaronder vier buskruitmolens, welke zich van het water als beweegkracht bedienden. [Indië, geïllustreerd weekblad-8, 159] Gelijk zoovele andere wegen en grachten van het oude Batavia werd ook de weg langs Molenvliet al spoedig met boomen, veelal kanarie- en tamarindeboomen, beplant. Voorts werden de erven, die de heerenhuizen onderling scheidden, door tal van heesters en gewassen, tot de rijke Indische flora behoorende, verfraaid; niet zelden ook door monumentale hekken en inrijpoorten. ’t Was mede volgens de traditie, welke men van vaderlandsche buitenplaatsen herwaarts had overgebracht. [Indië, geïllustreerd weekblad-9, 444-445] De hevigste gevechten werden geleverd langs de Molenvliet en in de buurt van de winkelstraat Pasar Baroe. Vele rampokkers werden gedood. De Japanners hakten handen en vingers of van dieven, die werden gegrepen. Nog dagen lang schijnen de lijken van rampokkers in de Molenvliet te hebben gedreven. Vele eigendommen zijn ongetwijfeld gespaard gebleven door dit krachtige optreden van de Japanners. |
Links: Mesjid Hayam Wuruk.
Ga, om de moskee binnen te gaan, eerst de zijstraat Jl Mesjid Hayam Wuruk in.
Het Chinese graf ligt, na binnenkomst, aan de linker kant, achter een muurtje.
Mesjid Hayam Wuruk![]()
Meer informatie
Onder de moskeeën zijn sommige verbouwde huizen uit den Compagnies-tijd. [Nederlandsch Indië – oud & nieuw-1, 201] |
Links: Jl Kebon Jeruk III (Kali Goot).
Kali Goot![]() Even precies vaststellen wat Kali Goot is: een weggetje, waarlangs een overdekte goot met hier en daar een opening, die dezelfde diensten bewijst als de kali, waar men dus wassen, baden, enz. kan. Die goot loopt onder het trottoir, maar omdat er geen scherpe afscheiding is tussen weg en trottoir en er althans ’s avonds niets van te merken is, ontdekt de argeloze wandelaar, die hier voor het eerst van zijn leven verzeild raakt, opeens midden op straat hier en daar een paar poedelnaakte bathing-beauties, en andere badende mans en kinderen. Very, very disturbing indeed. Meer informatieLinda bleef tot haar vierde jaar enig kind van Piet en Jimmy; daarna kwam er ongeveer elk anderhalf jaar eentje bij. Tot ze het half dozijn bijna compleet hadden. Linda’s vroegste herinnering was op Kebon Djeruk in Weltevreden, toen ze amper drie jaar was. Het was het incident met ganzen. Ze kon zich nog wel herinneren dat ze het straatje voor hun huis moest oversteken om bij haar geliefkoosde speelplaats te komen. Ondanks het verbod en menige petsen op haar bips, keerde ze er toch telkens weer terug. Tot die dag de ganzen haar spel kwamen verstoren. In 1927 begint de overheid met het toekennen van subsidies aan de gemeenten voor kampongverbetering. Het eerste jaar kreeg Malang f 7.500 en Bandoeng f 7.000.[…] |
Links: Jl Wiryopranoto (Sawah Besar).
Ondertussen kan ook de divisie wandelaars aan de overkant bij djalan Ketapang, die al uren en uren lang heeft zitten wachten tot de weg vrij is, oversteken. Het lijkt een filmopname van Cecil B. de Mille uit de doortocht door de Rode Zee van de film “De Tien Geboden”. Voetknechten en lansknechten (verkopers met draagstokken) stormen voorwaarts, daartussendoor betja-kerels als helden op strijdwagens, op de voet gevolgd door auto’s. Belgeratel, auto geclaxonneer, wilde kreten. Op de brug volgt de clash met de stroom van de andere kant: de kurassiers van Canrobert. |
Ga rechtsaf, de brug over.
Zicht op: Jl Zainul Arifin (Ketapang).
Op het eind van deze zijstraat van de Jl Ketapang lag rechts, vlak voor de brug over de Krokot, een school.
De eerste Hollandsche cursus, gegeven in de 7e school tegen een schoolgeld van f 2 ’s maands, waardoor tweemaal ’s weeks onderricht werd gegeven, kon het niet lang bolwerken. Hierop namen de heeren Hinloopen Labberton, Karsen, Drayer, d’Ancona, Van der Laan, Scherp, de dames Van der Willigen, Strieland en Van Oppen en de heer en mevrouw Bouma de zaak ter hand, met het gevolg dat thans op verscheidene plaatsen een Hollandsche cursus wordt gegeven, zooals te Passer Bahroe en Gang Ketapang. [De Locomotief, 24 Augustus 1910] Jusuf Isak: We woonden wel in de kampong Ketapang, die in tweeën was gedeeld. Wij zaten in het welvarende deel van stenen woningen met een redelijke inrichting en de luxe van een radio. Tegenover ons lag de echte kampong van de gewone arme mensen. In ons deel woonden de intellectuelen, zoals de studenten Azis Saleh, A.K. Gani, Mohammad Yamin en dokter Soetomo, die er allemaal in de kost zaten omdat hun scholen in de buurt lagen en die later een grote rol zouden spelen in de nationalistische beweging. Ik voetbalde op het Waterlooplein, niet ver van ons vandaan. We gingen er na schooltijd altijd heen. [Verboden voor honden, 125] |
Op de zuid hoek van het kruispunt Jl Zainaul Arifin en Jl Gajah Mada lag het Zeemanshuis. In de Pantjaran Warta (Batavia), lezen we in de Javabode, beklaagt een inlandsch matroos van de marine zich er over, dat het Zeemanshuis op Molenvliet-West te Weltevreden niet toegankelijk is voor inlandsche matrozen zooals onlangs bleek uit een mededeeling van den beheerder, toen eenige matrozen van dien landaard deze inrichting bezochten.De schrijver meent, dat men dat dan maar openlijk, door aankondiging aan den ingang van het gebouw moet bekend maken en vraagt of alleen Nederlanders zeelieden zijn. [De Locomotief, 2 Februari 1917] |
Ga linksaf: Jl Gajah Mada (Molenvliet West).
Rechts: Jl Pembangunan I (Gang Chassé, “de gang naast mevrouw de douairière Chassé op Molenvliet”).
Rechts: CIMB Niaga.
[1941] De uitgeverij De Unie is dol op romans om uit te geven. Zij zitten er om te springen. In de boeken-serie, die zij zullen uitgeven, zal ook verschijnen vroeger werk van Du Perron, zooals Cahiers van een Lezer, en misschien Voor kleine Parochie. Denkelijk ook wel een roman van Daum. [Ter Haghe – Iboe Indonesia, 287] |
Rechts: Malio Hotel.
Molenvliet West 13 is een oud Bataviaas patriciërshuis, met een deftige gevel en 18de eeuwse ruitjes. Onder het hoog gebladerte van de bomen achter het steile hekwerk hebben Bataviaase jongejoffers gedroomd, in sleepjaponnen met kant en lavendel in het haar. Wie nu het marmeren portaal van deze plechtige behuizinge binnenwandelt komt echter in een kantoor terecht, met aanwijsbordjes rechts en links, en zakelijke pijlen. Een trap, die naar boven leidt, voert naar een logeerruimte voor soldaten, die van de buitenposten enige tijd voor rust en afleiding naar de hoofdstad gekomen zijn. In het kantoor links van de hall zit dr. Ada van Rossem, medica, over papieren gebogen: Blank, vriendelijk maar buseniss-like, en altijd druk: want deze vrouwelijke dokter vliegt heel Indië door, bereist het binnenland, heeft daarbij nog tientallen conferenties per week te verwerken en leidt de nuttigste organisatie van het hele land: dat der mobiele Rode Kruis Teams. [Brandt – Demarcatielijn, 82-83] |
Rechts: Korps Pegawan.
B.O.W.![]() Departement van Economische Zaken, Directeur H.J. van Mook. Van Brakel had zijn lorgnet opgezet en las de courant. ’t Beviel hem niet. Er stond weer iets in van de ‘strijkstok’, waaraan bij de Waterstaat zoveel hangen bleef. Het doelde niet op hem, – volstrekt niet; maar dan toch op zijn ondergeschikten. Hm! ’t Was beter, dat die kerels, dacht hij, wat amusanter couranten maakten, dan zich altijd te bemoeien met andermans zaken. Ik werd geweldig kwaad. Ik liet nog een kopie maken, ik stopte het ding in mijn zak en ik ging ermee naar het hoofdkantoor van E.Z. Waar is meneer van Hoogstraten? Meneer van Hoogstraten is in conferentie. Waar is die conferentie? In zijn kamer natuurlijk. Waar is die kamer? Daar. Ik stapte binnen en daar zat meneer van Hoogstraten met een heleboel druk gebarende mensen om zich heen. Meer informatieHet Bat. Nbl. deelde Zaterdag j.l. mede dat de perceelen nos. 13 en 15, gelegen op Molenvliet West (Weltevreden) het eerste geoccupeerd door het hôtel Ort en het andere door den heer Buddingh waren aangekocht voor de oprichting van het departement van Gouvernementsbedrijven. [De Locomotief, 5 October 1911] Wat betreft de architectuur is getracht het gebouw een karakter te geven zooveel mogelijk in overeenstemming met de geheele buurt. Voor de hoofdmassa – de vierkante zware onderbouw, en het vooruitspringende dak – is de gedachte gegaan naar het tegenwoordige hoofdbureau van het mijnwezen, terwijl voor de detailleering gekozen zijn de klassieke renaissance vormen. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 15, 68] Eene bijzondere plaats in de Indische architectuurwereld wordt ingenomen door het bureau der B.O.W., waarvan als meest bekende uiting genoemd mag worden het departementsgebouw op Molenvliet-W., een der meest karakteristiek tropische bouwwerken in onze hoofdstad. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift - 17, 76a] ... [G.G.] de Jonge maakte eind '33 duidelijk dat van Mook een leidende functie zou krijgen aan het pas ingesteld departement van economische zaken, hetwelk als gevolg van de vele maatregelen die ter opvanging van de diepe crisis genomen moesten worden, met werk overstelpt was. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 359-360] Intussen had de Jonge wel oog voor van Mooks bijzondere capaciteiten. Deze werd in '34 hoofdambtenaar bij Economische Zaken en in '37 door van Starkenborgh, die een jaar eerder de Jonge had opgevolgd, tot directeur van dat departement benoemd. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11c, 24-25] Roeslan Abdulgani: Gobée was goed bevriend met Darmawan, die in Delft chemie had gestudeerd en hoofd was van de afdeling Nijverheid in het departement van Economische Zaken order Van Mook. Onder de hoede van Darmawan kon ik bij zijn afdeling werken en me zo tijdelijk politiek rustig houden. Darmawan had me leren kennen op een bijeenkomst van Indonesia Moeda, waar ik in een rede bepaalde aspecten van het koloniale onderwijs hekelde. lk zei toen onder meer: 'Wij inlanders moeten van de schoolmeester een reis maken van Amsterdam naar Groningen en opsommen welke waterwegen we passeren. Verder moeten we alle Waddeneilanden kunnen opnoemen, evenals de Zeeuwse. We moeten vooral ook weten dat de heilige Bonifatius in 754 werd vermoord bij Dokkum. Geachte aanwezigen , wat moeten we daarmee? [Verboden voor honden, 171-172] Van Mook was op Java geboren in een Nederlandse vrijmetselaarsfamilie. Tegen de ziekelijke verstarring van de koloniale samenleving in de haren dertig had hij, onder meer met de ‘Stuw-groep’, jarenlang gepleit voor een verregaande mate van autonomie van een ‘vrij en gelukkig Indonesië. Niemand binnen de Europese gemeenschap nam de verzuchtingen van het Indonesische volk zo ernstig als hij. Van Mook paarde een humanistisch gedachtengoed aan een enorme werkkracht en grote koppigheid. |
Ga rechtsaf: Jl Hasyim Ashari (Chaulanweg) – Een ‘uitstapje’ van 800 m. v.v.
De naam Gang Chaulan vonden wij het eerst in 1841, evenals ook “de gang naast mevrouw de douairière Chassé op Molenvliet”, die thans Gang Chassé heet. De eerste was oorspronkelijk een particuliere weg, die daarna door het Gouvernement is overgenomen, evenals ook Gang Scott en de Berendrechtslaan. [Oud Batavia II, 32] |
Er ligt geen school meer aan de Jl Hasyim Ashari.
Linda’s eerste intrede in de ‘grote wereld’ van andere Europese kinderen was een sensatie die ze evenmin licht vergeten zou. Het was toen ze voor het eerst naar de grote school ging in gang Chaulan. De familie woonde toen op het eind van gang Bruin Kops, die nagenoeg midden in de kampong van gang Brènkok lag, zoals de naamsverbastering luidde. [Scholte – Anak kompenie, 59-61] |
Links: Rechts van ‘Bridgestone’ lag waarschijnlijk Hotel Chaulan.
[Ido – Indië in den goeden ouden tijd I, 33] |
Rechts, voor de brug: Gereja Katolik Bunda Hati Kudus, de plaats van het eerste “fortje” Rijswijk.
Rijswijk![]() Drie pastoors [?] van het kerkje op de Chaulanweg zijn ongeveer een week geleden om onbekende redenen door de Kempeitai gehaald. Ze zijn gisteren teruggekomen in hun onderbroeken die bovendien aan rafels hingen. Al deze onderzoeken gaan over 't zelfde: onderzoeken tegen ondergrondsche acties [en] spionage. Eene maand later [in 1656] werd Rijswijk gebouwd, temidden der “rijs” velden aan de oostzij der Krokot. Dit was eene redoute met 8 stukken kanon, waaromheen een aarden wal. Wanneer men van Molenvliet op het bruggetje over de Krokot aan het eind van gang Chaulan is gekomen, ligt dit oudste Rijswijk (dat later verplaatst is) aan de rechterhand. [Oud Batavia I, 131-132] Meer informatieOmstreeks dien zelfden tijd begonnen gegoede ingezetenen buitenplaatsen langs de Buiten-tijgers-gracht, het Molenvliet, en den weg van Jakatra aan te leggen, [en] tusschen de stad en de forten Ankee, Antjol, Wilgenburg en Rijswijk, welke de eerste linie der defensie-werken van de hoofdstad uitmaakten, en slechts omtrent eene mijl van deze laatste verwijderd waren; terwijl eenige mijlen verder binnenslands eene tweede linie van vestingwerken lag, te weten het fort Tangerang aan den weg naar Bantam, het fort Tandjong-poera aan den weg naar Cheribon, de forten Meester-Cornelis, Buitenzorg en Bantarpté, aan den weg naar de Preanger-regentschappen. Rijswijk werd in 1697 ontruimd en in 1729 afgebroken. [Oud Batavia I, 392-394] De overzijde van Molenvliet werd destijds nog ingenomen door kampongs en rijstvelden; […] waaraan Rijswijk zijn naam dankte. Sedert ontstond nog wel eens verschil van meening omtrent de afleiding van dien naam, waartoe bijdroeg het ontbreken van de letter t in het woord Rijswijk. Doch de spelling ‘rijs’ voor ‘rijst’ was in het koloniaal-hollandsch uit de dagen der Compagnie alleszins gebruikelijk; door een besluit van het jaar 1656 werd door de regeering de naam Rijs-wijck toegekend aan ‘de sterren-redout in de Crocotse velden’, een der kleine versterkingen in den omtrek van Batavia. [Indië, geïllustreerd weekblad-9, 443-444] |
De weg na de brug heette vroeger Tangerangse Weg.
Mochtar Lubis: De Japanners kwamen Batavia binnen vanuit Tangerang in het westen. We gingen langs de weg staan om dat te zien. Het zag zwart van de mensen. Naast mij stond een Hollandse met haar dochtertje van een jaar of vijf. Toen kwamen de Japanners voorbij met een grote vlag, de rode bol op een wit veld. Het dochtertje riep: 'Mammie, mammie, kijk wat een lelijke vlag!' Haar moeder schrok zichtbaar en zei: 'Ssst, dat is een mooie vlag.' Ze keek verontschuldigend naar mij. Wat mij opviel was de angst in haar ogen. [Verboden voor honden, 41b] Els Tahsin: Pas in de Japanse bezettingstijd is het bij mij gaan dagen dat de Nederlandse periode vreemd was en Wilhelmina niet onze koningin. Toen de Japanners Batavia binnentrokken, werden de meisjes binnengehouden. Ik was dertien en moest bovendien van mijn moeder in sarong en kabaja lopen, wat ik niet gewend was. Ook meisjes in de buurt deden dat. Een gerucht ging dat de Jappen Europese vrouwen en meisjes zochten als een soort oorlogsbuit. We hadden al eerder slechte ervaringen uit de periode kort voor de capitulatie, toen Batavia werd overstroomd door geallieerde soldaten van het Brits-lndische leger en uit Australië. Vooral voor de Gurkha's en Australiërs was men bang, omdat die zich zouden hebben misdragen tegenover de meisjes in de kampong. [Verboden voor honden, 118] Er was een commissie van overgave gevormd, bestaande uit de resident (de gouverneur?, de regent?), de burgemeester en de commandant van de Stadswacht, overste Gronewold. Het contact is op de Tangerangsche weg gemaakt met 6 Japansche soldaten en een korporaal.[Jansen – In deze halve gevangenis, 169-170a] |
Ga terug naar de Jl Gajah Mada en ga rechtsaf.
Rechts: Carrefour en het Duta Merlin blok, de plaats van het voormalige grote complex van Hotel Des Indes.
Hotel des Indes![]() ![]() … het wereldberoemde Hotel Des Indes. Dat is vorig jaar [1973] ineens maar gesloopt, tot verdriet van vele inwoners van Jakarta. Want al was het dan een monument van het koloniale uitgaansleven, als instelling had het toch iets bijzonders, en het heeft ook lang na de souvereiniteitsoverdracht heel wat interessante mensen geherbergd uit alle delen van de wereld, en met die mensen heel wat brandpunten van economische, historische, militaire, politieke – en erotische – verwikkelingen. Dit is het Molenvliet, zeide mijn vriend, en wij zijn hier aan het Hôtel de Provence, van de kastelein Chaulan, waar wij juist van pas aankomen, om van de table d’hôte gebruik te maken, en ons door een goed middagmaal te versterken. ![]() 1935. De voorkant van het complex van Hotel des Indes met in het midden het frontgebouw.. Links op de foto de huidige Bank Tabungan Negara. Tussen deze twee gebouwen ligt achter de bomengroep de zo genaamde ‘Dependance van het Hôtel des Indes’. Meer informatieHotel des Indes is door architectenbureau Cuypers & Hulswit van 1910-‘13 verbouwd en uitgebreid, o.a. met een hoofdgebouw met eetzaal, een kamergebouw en hotelappartementen. Van 1919 tot 1922 bouwden zij een lobby, een nieuwe keuken, een wasserij en een U-vormig gebouw met vijftig gastenverblijven. Moenswijk, het vroegere buiten van den Directeur-Generaal A. Moens (ongeveer 1785), grensde ten Zuiden aan het fortje Rijswijk. Het is de tegenwoordige Dependance van het Hôtel des Indes. [Oud Batavia II, 265] Zie voor historie van het hotel: [50 Jaar Hotel des Indes] Multatuli’s eerste brief, uit Buitenzorg (28 October) geeft het hele tobben al volledig weer. Tine zit op dit ogenblik in het Hôtel des Indes te Batavia. “Volgens dr F. de Haan, zei ik, heeft die Wijss de naam des Indes gekregen van Multatuli”. “Van wie?” “Van Multatuli.” “Ach, kom! zei hij, van die... Douwes Dekker? Wèlnee...” Ik zei hem dat Multatuli, die ‘Insulinde’ gevonden had, ook wel ‘des Indes’ had kunnen vinden, maar daar hij wat doof was hoorde hij het niet. Hij schudde grommig het hoofd. Ik ontdek inmiddels een ebro, waarvan de paarden er bijzonder op gesteld schijnen te zijn in de richting van Hôtel des Indes te draven, stap daarin over, en rijd naar Molenvliet, waar het hotel, in avondstemming, tusschen boomen schuilt, de gasten in krossimales liggen en je langs de oprijlaan eenige dozijnen bloote voetzolen toonen, waarmee ze ijverig wuiven! Heel vriendelijk en koel. Veertig jaren geleden…. logeerde ik ook in het Hôtel des Indes. Wel, Henri Borel heeft gelijk gehad met te beweren, dat een der twee oude waringins onrecht is aangedaan, toen men hem een deel zijner stammen en luchtwortels ontnam, omdat er een overdekte dansvloer gesticht moest worden. Maar heeft men, als de wijze waringin zelve, dit onrecht vergeven, vergeten, dan wil ik wel bekennen, dat dit oud-naamsche en oud-faamsche hôtel een prettigen, modernen indruk maakt. Vooral als men logeert op de eerste verdieping van den nieuwen linkschen vleugel […]
Hij wil ons bij aankomst in Batavia uitnodigen in Des Indes om daar deze zelfde schotel te eten, en we zullen zien, die is daar nìèt lekkerder! nou, en Des Indes is het eerste restaurant van Azië, dat is algemeen bekend. “Ik geloof zelfs dat er niet één zo'n goed hotel bestaat in Europa!” Het is mij niet eens, maar meermalen gebeurd, b.v. als ik in de voorgalerij van Hotel des Indes zat, met iemand, die Batavia kende, dat hij bij elke auto, die nieuwe dineergasten aanbracht (want het behoort tot de bon ton, daar ’s Zondags te gaan dineeren), mij de personen met een slechte kwaliteit aanduidde. Natuurlijk enkel kwaadsprekerij.
Voor de tallooze djongos (bedienden) van het Hotel des Indes, viel geen werk meer te doen, zij stonden in hun smetteloos witte pakken en hun keurige hoofddoeken rustig te wachten tot de dansers weer amechtig in hun stoelen zouden vallen en opnieuw paitjes, splitjes of ijsjes zouden begeeren. In de eerste dagen was het voor ons nieuwelingen in Indië onbegrijpelijk (en zeer lastig!) dat zelfs in een groot internationaal hotel als het ‘Hotel des Indes’ in Batavia, de bedienden ons Hollandsch niet verstonden. Pas later leerden wij dat elke djongos een blocnote en een potlood bij zich draagt en gewend is dat de gast daarop zijn wenschen schrijft. Nono verhuisde naar Hotel des Indes. Hij had een luxe De Soto tot zijn beschikking. Hij at nooit meer op de markt van Glodok of zelfs maar bij Stinky Corner, maar in lobby's van prominente hotels en in ‘Maisons’. Maar toen we nog buiten de herrie zaten hebben we aan Holland gedacht. In december ’41 bijvoorbeeld toen ze ten behoeve van ons in Londen de oorlog hadden verklaard. We hebben dat heel rustig opgenomen. In de tijd daarvoor trouwens ook. Inzamelingen gehouden voor het aankopen van Spitfires en een gekostumeerd bal voor hulp aan Finland.
Eén zo’n jachtvliegtuig kostte toen vijfduizend pond; de acties in Nederlands-Indië brachten genoeg geld bijeen om er maar liefst honderd van te kunnen financieren! Er was zelfs nog geld over voor enkele tientallen bommenwerpers. Spitfire –avond. Z. Exc.Gouverneur-Generaal Jhr. Mr. A.W.L. van Starkenborgh Stachhouwer bezocht op 28 October 1940 de filmvoorstelling “The Lion has wings” welke in de bovenzaal van het frontgebouw werd gegeven. [Des Indes, 101] ↑ Met zijn vriendin gaat hij als 't donker wordt naar bed. Ze kan niet meer eischen om eerst iets te drinken op 't platje van Des Indes, dan naar de bioscoop te gaan en tenslotte nog wat te gaan dansen, voordat 't eigenlijke slot van de avond komt. Dansen is vermoeiend en hij heeft er nooit van gehouden 't laat te maken.
Een Birmaanse delegatie, afgevaardigd door premier dr. U Ba Maw, is op Java aangekomen. Zij maakt onder leiding van een zekere dr. U Ba Han een reis door de bezette gebieden. Na een vierdaags verblijf verklaarde dr. Han op een persconferentie in het Hotel des Indes in Batavia, dat 'het militaire gezag hier zeer zachtzinnig optreedt'. Hoe moet het dan wel in Birma te keer gaan ... ? Hatta zwijgt erover in zijn memoires. Hoe dit zij, twee dagen later, 24 maart, kreeg hij een tweede uitnodiging die van aanzienlijk groter politieke betekenis was: of hij naar Batavia wilde komen voor overleg met de sous-chef van Imamoera’s staf, generaal-majoor Josjikazoe Harada. Hij ging daar onmiddellijk op in, nam de volgende dag plaats in de auto van de officier die de uitnodiging had overgebracht en reed met deze naar Batavia waar hij bij aankomst hartelijk werd verwelkomd door kolonel Nakajama en (tegen zijn zin) ondergebracht in het meest luxueuze hotel, het Hotel des Indes. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 197-199] In de scènes die vervolgens opgenomen werden, waren Australiërs als koks in de keuken van het Hotel des Indes te Batavia bezig eten te bereiden; andere Australiërs zwommen rond in een modern zwembad, speelden tennis, hielden een cricket-match, maakten gebruik van het golfterrein bij een luxueus hotel dat zich in de bergen bij Soekaboemi bevond. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 581-583] Terwijl de party arriveerde was in de bovenzaal van 'Hotel des Indes' in Batavia net een conferentie gaande tussen prominente Japanners en afgevaardigden uit de krijgsgevangen- en burgerkampen. Leider van de Japanse delegatie was Burggraaf Yamaguchi, hoofd van de 3e afdeling van het Japanse hoofdkwartier, die door gen. Nagano is belast met de overgave van het 16e leger aan de geallieerden. Maj. Greenholgh heeft mij een kamer in ‘Hotel des Indes' bezorgd, waar ik nu de eerste civiele gast na de capitulatie ben. Ik heb een beetje met de majoor zitten praten, die van de politieke verhoudingen in dit land geen flauw benul heeft. Toen ik hem schilderde, wat er op het spel staat en welke gevaren er dreigen, was zijn commentaar: 'Don't get panicky'. Wat moet je dan nog zeggen? Er is veel belangstelling voor het 'Hotel des Indes', het centrum van geallieerde activiteit. Nederland placht zich in het internationale verkeer aan afspraken te houden – het kabinet-Beel nam aan dat zulks ook het geval zou zijn met de afspraken die voor het functioneren van de Commissie van Goede Diensten waren gemaakt. Dat laatste stond evenwel niet vast; bovendien zou de Amerikaanse regering, rechtstreeks door ‘haar’ lid (tevens voorzitter van de commissie) ingelicht, een grote invloed kunnen gaan uitoefenen. Samen met haar secretaris, een Indiase jurist, en een eigen staf van medewerkers kwam de commissie eind oktober '47 in Batavia aan; ze nam er haar intrek in het Hotel des Indes. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 12, 906-910] De organisatoren van deze tragische operette zetelen in Hotel des Indes. Imposante naamborden als COMMISSIE VAN GOEDE DIENSTEN en MILITAIRE WAARNEMERS sieren hun kamers. In werkelijkheid zijn zij machteloze figuren in buitenlandse uniformen. Een air van belangrijkheid hangt om hen been. Een groepje “nontonners" stond toe te kijken bij de bedrijvigheid in den tuin van het Hotel des Indes, waar vrachtauto's met vrouwen en kinderen in en uit reden. Alles was rustig en vredig in het heerlijk licht van dezen tropischen morgen. Veel belangstelling trok ook de Schotsche schildwacht bij den ingang.
Wij zaten gedrieën rondom het witte tafelvlak waarop de schijnvoornaamheid van hotelzilver en -glaswerk glinsterde: De Corver, de zware man en ik. De Corver at minutieus en met het sober gebaar van de intellectuele mens; ik at nagenoeg niets en de pyknicus verorberde te hoog opgetaste schotels met haast dierlijke zelfgenoegzaamheid. [1949] Roem stond op om namens Soekarno en Hatta een verklaring in drie punten voor te lezen: zij wilden de guerrilla staken, de orde en veiligheid herstellen en deelnemen aan een rondetafelconferentie in Den Haag. Daarna nam Van Roijen het woord en hij presenteerde het standpunt van de Nederlandse regering: de Republikeinse regering mocht terug naar Yogya, Nederland was bereid de strijd te staken en zou geen nieuwe deelstaten meer oprichten, het overleg in Den Haag kon bovendien zo snel mogelijk van start gaan. Het was de grootste doorbraak in jaren. [1 augustus 1949] Nederlandse en Indonesische onderhandelaars zaten urenlang over kaarten gebogen, opnieuw onder de druk van de Amerikaanse V.N.-diplomatie, die geen duimbreed toegaf. Die dag werd een bestandsovereenkomst opgesteld, ongetwijfeld de moeilijkste stap in elke onderhandeling. Wie zit waar? Wie heeft wat? Wiens troepen bezetten welk gebied? Nochtans verliepen de gesprekken vlot. Twee dagen later werd het bevel tot een staakt het vuren gegeven. Wonderlijkerwijs lag aan datzelfde niet altijd welriekende Molenvliet het wijdvermaarde Hotel des Indes, en for old memories’ sake had ik besloten er mijn intrek te nemen. Ik wil niet zien hoe onvoorstelbaar verwaarloosd en uitgewoond de kamer is met z’n kapotte vloertegels, z'n verveloze wanden; ik geniet van de gul verstrekte ruimte: misschien wel acht meter in het vierkant. Een voorgalerij met zitje, naar achteren een badkamer met authentieke mandibak, het onvervalste oud-Indische badkamerluchtje: mengsel van zeepgeur, vochtig uitgeslagen wanden en rottend hout, vergankelijkheid; |
Ga wat terug en steek over via de voetbrug.
Links: zicht naar het noorden.
Molenvliet 2![]() Het reeds gemelde Molenvliet, onmiddellijk buiten de stad zich lijnregt tot aan de Groote Societeit de Harmonie uitstrekkende, geeft hem de gelegenheid aan zijne regterhand de prachtige woningen der Europeanen gade te slaan, terwijl de rivier aan de linkerzijde van den weg hem in staat stelt de eenvoudige vergenoegdheid der Javanen op te merken. Deze baden zich, en dartelen vrolijk in het water, terwijl zij hun badjoe, sarong en hoofddoek (drie artikelen waaruit veelal hunne geheele garderobe bestaat) uitwasschen en in de zon, binnen vijf minuten kurkdroog laten worden, zoodat zij, na zich met een bad verfrischt te hebben, ook dadelijk de verkwikking van schoone plunjes genieten. Meer informatieHij zou zijn eigen goed wassen en gehurkt zitten op de vlotten en zich inzepen en zwemmen. Ze wilde daarbij zijn. Ze wilde niet heimelijk toekijken, geen buitenstaander zijn. Ze zou haar eigen goed nemen en het zelf wassen, ze zou zich inzepen, haar haren wassen en zwemmen.
Terwijl ze langs het Hotel des Indes reden, greep een hand de rand van het koetsje vast en zag ze het gezicht van Melissa, dat haar spottend aankeek. Ze liet zich, zittend op haar fiets, trekken door het koetsje, waardoor het magere paard werd afgeremd en iets langzamer ging lopen. ‘Dacht je soms,' zei Melissa, 'dat ik je niet had gezien? Je hebt gezwommen in de kali. Je stinkt er nog naar. Je zult wel ziek worden ook en wie is die jongen?' Daar lag de inhoud van in haast leeggehaalde laden en vakken – een rijk assortiment scharen en tangetjes, flesjes, potten brillantine – ordeloos opgehoopt. In gedachten echter zag zij het trage bruine water van het kanaal Molenvliet, waarin de snippers en proppen papier en de in stukken geknipte stroken filmnegatief zo even waren verdwenen – langzaam, langzaam, maar vlug genoeg om haar in staat te stellen daarna volgens belofte stipt om zes uur een feestjurk voor een jarig kind af te geven bij de familie Van der Vlecke. *] *] De geschiedenis van de Japanse kapper en zijn vrouw en hun Indische buurdames Du Cloux en Matulaka (‘De Lidah Boeaja’) is voortgekomen uit indrukken opgedaan tijdens dergelijke omzwervingen, |
Rechts: zicht naar het zuiden: Harmoni Central Busway: Busstation.
Tram![]() En als zovelen uit die tijd meende hij dit procédé ook te kunnen toepassen. Natuurlijk moesten hierbij de badende vrouwen op de openbare badplaats die Molenvliet heette, het ontgelden en natuurlijk ook de ongelukkige Bataviase stoomtram, bijgenaamd de 'tjèbol' (dwerg), die zo verrukkelijk op de rails kon schommelen: ‘Ik sta op Molenvliet bij Gang Chaulan te wachten op de tram. De zon werpt brede, gloeiglanzende flipflappen van licht over de recht vuilgrijze weg, en de witte huizen baden zich in de trilling der ducaten-gouden straalbundels. Langzaam stuwt het geel-grauwe water voort, klikklotsend tegen de kuitrondingen der vrouwen, die plisplassend in het slijmerige nat, met veel sierlijkheid voorover buigen, vol schaduwvegen en gele weerschijn van licht, de duim drukkend tegen het ene neusgat... fffts. Meer informatieHet eerste plan van een paardentram staat in Javabode 15 dec. 1860. Het ging uit van een J. Babut du Marès. Eerst in het nummer van 10 Aug. 1867 is sprake van een begin van uitvoering. [Oud Batavia II, 194] [1869] Met den tramway gaat het nu goed: hij is geopend van de stad tot aan de Harmonie, d.i. tot aan dat gedeelte der faubourgs waarvan het Koningsplein zoo wat het verst verwijderde punt is. Er zullen evenwel wonderen moeten gebeuren, zeggen de cijferaars, om de Maatschappij ook maar gedurende drie maanden in het leven te doen blijven. Er zit zeven en eene halve ton in die zaak. Al het materiaal is reeds verpand. Eva zag de exode der witte mannen naar de Stad: wit van gelaatskleur, wit van kledij en als blank van blik, blank van zorgend peinzen, de verre blanke blik vol zorg en peinzing van een ieder gericht op die toekomst, die zij uitrekenden met enkele tientallen of vijftallen van jaren: op dat en dat jaar, zoveel binnen, en dan weg, uit Indië weg, naar Europa. ’s Morgens van 7 tot 9 voeren die trams ladingen vol zakenmenschen omlaag, ’s avonds tusschen 4 en 6 dezelfden weer omhoog. Schouder aan schouder, twee rijen wit, zitten de zakenlui op de trambanken, ieder een portefeuille op de knieën… te staren! Dat is het rechte woord… staren en zwijgen. Vanwaar die gewoonte gekomen is, en hoe ze ontstond, en waarom ze nog bestaat, weet niemand, maar een fatsoenlijk man in de tram staart en zwijgt. Als je iets te zeggen hebt, doe je dat met gedempten stem. Daar voert de stroomtram op haar rit Zij die aan het werk konden blijven, het overgrote deel der Europese bevolking, werkten hard. Van ’s ochtends vroeg tot vroeg in de middag, zo’n zeven uur achter elkaar. Ik had me niet voorgesteld een zóó zeer Europeesche stad te vinden, waar nu nog alleen een stoomtram, maar weldra ook een electrische tram de reizigers van de beneden stad – de handelswijk – naar Weltevreden, Rijswijk, Kramat en Meester Cornelis heen en weder voert, Djakartaas tram-vol is de overtreffende trap van overvol of tot berstens toe vol: het menselijk vlees barst er al van alle kanten uit, maar waar het mogelijk schijnt al deze extremiteiten bij het naderen van een tram van de tegengestelde kant toch in te stulpen, moet deze volheid onderhevig zijn aan speciale wetten van inkrimping en uitzetting met een ongelimiteerde coëfficiënt. Binnenin de tram krijgt ieder mens op den duur de vorm van een ouwel, men benijdt de sardientjes in de rijke vrijheid van hun blik en knikt de zich als een paling voortwringende kaartjesverkoper vriendelijk toe, waar het niet mogelijk is hand en beurs te voorschijn te worstelen uit de broekzak. [1919] Het verkeer langs Molenvliet is buitengewoon druk. Geen wonder, waar deze weg de eenige goede en de kortste verbindingsweg is tusschen boven- en benedenstad. Het drukke verkeer langs Molenvliet wordt in hoofdzaak onderhouden door tallooze huurrijtuigjes, en voor een deel door een stoomtram, die geheel van Meester Cornelis komt en haar terminus op het stadhuisplein heeft. [Indië, geïllustreerd weekblad, 3, 157] Door de N.V. Bataviasche Verkeers Maatschappij wordt in de Stadsgemeente Batavia over een exploitatie-lengte van ± 35 km een electrisch trambedrijf met 64 motorwagens en 70 aanhangwagens uitgeoefend. [Locale Techniek-6-2, 41] Een bizonderheid vormt de zij-ingang, terwijl tusschen de twee compartimenten een standplaats is aangebracht voor den conducteur, [Het Indische Leven, 2, 871] Tram-deraillement. [Het Indische Leven, 6, 1016] |
Aan de overkant zicht op het complex waarin het Hotel des Galeries gevestigd was.
![]() [Robinson – Piekerans van een straatslijper II, 228-229] |
Ga Jl Hayam Wuruk in noordelijke richting (Molenvliet Oost).
Rechts: Obat Supermarket Sumber Rezeki Makmur.
Waarschijnlijk de plaats van het Residentiekantoor met de afdelingen Burgerlijke Stand, Militiezaken en Paspoorten.
De resident, mr. Abbenhuis, verzocht ca. vijftig vooraanstaande Nederlandse burgers naar het residentiekantoor te komen. Hij vroeg om vrijwilligers voor het samenstellen van de delegaties. Hoe zouden de Japanners op het contact met deze reageren en wat zou gebeuren als men in de gevechtszone terechtkwam? Het leek een riskante missie. De resultaten van het beroep dat mr. Abbenhuis deed, ‘waren’, aldus later de secretaris van de residentie, dr. H.H. Morison, ‘enigermate teleurstellend. Een deel herinnerde zich plotseling nog iets zeer dringends op kantoor te doen te hebben en verdween. Enkele anderen moesten ‘even’ hun sigaretten uit de auto halen en reden weg. Derden zeiden openlijk, een en ander eerst met hun echtgenote te moeten bespreken.’ [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 998-1000] Donderdagmiddag gebeurde er nog niets. 's Avonds kwamen de eerste officieren op 't residentiekantoor, waar de commissie van overgave aanwezig was. De Japanners stelden mitrailleurs op voor ’t gebouw en betrokken er een wacht. Duizenden Indonesiërs kregen Japansche vlaggetjes van de Japanners en er ontstond een soort kermisstemming. Met volgeladen taxi's, joelende menschen en gejuich op 't Harmonieplein, om de intocht te zien. [Jansen – In deze halve gevangenis, 196-197] |
Rechts: Een hoog gebouw met een ‘omgekeerd tapse’ vorm (zie volgende foto).
Java BodeDe plaats van de het kantoor van De Java Bode. De Java-Bode was de officieuse courant. De redactie verdedigde elke maatregel der regering en werd daarvoor beloond door toezending van alle officiële berichten, die aan de andere bladen onthouden werden. Wie op de hoogte wilde blijven van wat er bij het gouvernement omging, van benoemingen, overplaatsingen e.d. was op de Java-Bode aangewezen. Meer informatieDe nederlands-indische pers, die toch al niet op een hoog peil stond, putte zich uit in schreeuwende artikelen, ook al omdat het publiek dit van de kranten verlangde. Typerend is het in dit verband te vermelden, dat de Java-bode zich in een artikel verontschuldigde dat men redaktioneel de naam 'duitsers' wel eens moest gebruiken omdat men niet alleen maar over hunnen, barbaren, beesten en beestmensen kon spreken. Zentgraaff, die er eerlijk van overtuigd was een meesterwerk te hebben geleverd, voelde zich de kroon van het hoofd gerukt. In de Java-Bode verscheen een listig-lasterlijke scheldpartij op Du Perron, gelardeerd met leugens en valse citaten. Zentgraaf werden al spoedig van andere zijde aanbiedingen gedaan, en hij ging over naar de Java-Bode, vandaar weer naar een andere courant. Hij is aan tal van redacties verbonden geweest, werd later mede-hoofdredacteur van het Soerabaiaasch Handelsblad, dat tijdens en na de eerste wereldoorlog een hausseperiode beleefde, en eindigde als hoofdredacteur van de Java-Bode.
In de loop van 1935 hadden de grootste kranten van Nederlands-Indië met enthousiasme over de ontwikkelingen in Duitsland in 1933 bericht. De Java-Bode, Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch Indië, het Algemeen Indisch Dagblad en De Locomotief steunden zelfs voluit de oprichting van een Indische NSB. Die beweging was hier net zo reactionair, nationalistisch, ultrakoloniaal en openlijk fascistisch als in Nederland, maar ze heulde minder met het Duitse nationaalsocialisme en antisemitisme. |
Ga rechtsaf: Jl Batu Ceper (Berendrechtslaan).
Berendrecht![]() Maar nu reed hij kalm door de eenzame, slecht verlichte straat met zijn oude, vermoeide tamarinden en zijn enkele timide straatlantaarn, druilerig achter een boom staand met moe neerhangend licht. Het waren allemaal oude huizen hier, wegschuilend achter donkere, verwaarloosde erven met onregelmatige, nimmer onderhouden gewassen in kapotte tonnen of vormloze perken. Sommige lege voorgalerijen kaatsten diep en somber het bm-bm-bm van zijn motor terug als dong-dong-dong. Haar hand rustte licht op zijn schouder. Ook bij het plotseling vaart nemen, ook bij het verraderlijk op en af de trottoirband wippen, ook in de vermetele plotselinge scherpe zwenking de natte straat op. Hij keek even schuins-rechts neer op de Meer informatieEerst omstreeks het jaar 1780 liet de raad van Indië, D.J. Smith, zich aan deze stille zijde een ruim en fraai heerenhuis van twee verdiepingen bouwen, met vleugels die tot danszaal en eetzaal waren ingericht. Het zou in later tijd betrokken worden door de Weeskamer, nadat de verdieping er afgenomen was. [Indië, geïllustreerd weekblad-9, 444a] Het bekendste buiten op Molenvliet is Berendrecht, dat nog in 1823 werd bewoond door den Oud-Raad van Indië Mr. W. van Hoesen. In 1852 werd er de Weeskamer gehuisvest. [Oud Batavia I, 392] Weeskamers zijn instellingen, die reeds in 1624 uit het Oud-Hollandsche Recht werden overgenomen, en die tot doel hadden het beheer te voeren over de goederen, die aan minderjarige weezen toebehoorden en de voogdij over hen uit te oefenen. [Insulinde, 149-150] Jusuf Isak: Het toeval wilde dat een neef van mij werkte bij de Weeskamer, het gebouw naast de Java Bode aan de Molenvliet. Het staat er nu niet meer. De Weeskamer leek op een lange school met veel lokalen. Die zaten boordevol met in beslag genomen boeken en grammofoonplaten van alle Nederlanders in Batavia die waren geïnterneerd. Mijn neef nam elke dag achter op zijn fiets boeken en platen voor me mee. Dat was mijn eerste kennismaking met de Nederlandse en internationale literatuur. [Verboden voor honden, 126-127] De verbetering en bebouwing van Gang Patjenongan dateert van 1825 en hangt samen met den aanleg van Pasarbaroe, evenals toen ook de Berendrechtslaan en Batoetoelis zijn aangelegd. De eerste draagt haar naam naar het landgoed Berendrecht, dat van Molenvliet liep tot Gang Petjenongan, een vroeger eigendom van Zwaardecroon’s schoonzoon Cornelis van Berendregt. Batoetoelis heet naar een ouden steen met opschrift, die er vroeger stond. [Oud Batavia I, 442-443] De eerste was oorspronkelijk een particuliere weg, die daarna door het Gouvernement is overgenomen, evenals ook Gang Scott en de Berendrechtslaan. [Oud Batavia II, 32] De heer Dorus Dadelboom, meester in de rechten en beambte ter Secretarie, zat in zijnen wipstoel, buiten onder de kolonnade van zijne woning in de Berendrechts-laan. – ‘Voorgaanderij’, zouden de meeste Hollanders zeggen. Maar Dorus, als academisch gevormd man, verkoos het uitheemsche en klassieker klinkende woord, omdat het hem denken deed aan heerlijke Grieksche tempels. “Ja, meneer Maaning Scheiman! Kom sta op en rijd meê, dan zal ik u eens aan haar prezenteeren! Gaan de andere heeren ook meê?” |
Ga rechtsaf en daarna linksaf: Jl Batu Tulis.
![]() [Mahieu – Verzameld werk, 126-127] |
Tegenover rechts de Jl Juanda III, lag in het begin van de vorige eeuw links een Europeese Lagere School.
De volgende morgen bracht de heer Engelenberg mij naar dr. Snouck Hurgronje. Van hetgeen zij met elkaar bespraken, kon ik slechts dit begrijpen dat ik elke zondag bij dr. Snouck Hurgronje moest komen. Van dr. Snouck Hurgronje gingen wij naar de familie Kampschuur die op Motenvliet-Oost woonde. De heer Kampschuur was onderwijzer aan de vierde Europese Lagere School op Batoetoelis. Hij was een volbloed Hollander. Zijn echtgenote daarentegen was een Indische dame. [Djajadiningrat in: Omstreden Paradijs, 132-133] |