door Dr. H.J. de Graaf, Uitgeverij W. van Hoeve, ’s Gravenhage – Bandung 1949

 

Geschiedenis van Indonesië, 173

[Semarang 1 – Koepelkerk]

Al te grote bekeringsijver werd [in de 17e eeuw] ook afgekeurd: zij mocht de goede verstandhouding met de Moslimse potentaten eens verstoren! Bovendien bleken de Islamieten zeer hardnekkig, de heidenen uiterst bijgelovig en de Chinezen bijzonder gesloten, wat mede de zendingsliefde deed verflauwen. Bij iemand als ds. Valentijn is daarvan weinig meer te bespeuren. Het voortdurende predikantengebrek maakte het al nauwelijks mogelijk om bestaande plaatsen te bezetten, laat staan het getal daarvan uit te breiden. Slechts waar de Compagnie zich vestigde, volgde haar dienares de Kerk, zoals in Semarang en Soerabaja, waar resp. in 1750 en 1785 vaste predikanten kwamen.

 

Geschiedenis van Indonesië, 364

[Semarang 1 – Westerwalstraat] 

Terecht oordeelde Daendels, dat de oude versterkingen van Batavia en andere kustplaatsen niet meer op de hoogte van hun tijd stonden. Zij waren niet enkel zwak, doch ook ongezond, evenals trouwens de hele Benedenstad van Batavia. […] Het oude Kasteel, Coen’s stichting, viel onder mokerhamers, mèt de nutteloze stadswallen, die de frisse lucht tegenhielden. Op gelijke wijze werden ook Semarang en Soerabaja ontmanteld.