De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2017
De wandeling in PDF formaat.

Begin van de wandeling Jl Pejambon 3 (Hertogspark).

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Jl Pejambon 3 Hertogspark

Het Hertogspark herinnert aan Bernhard van Saksen Weimar, die van 1849 tot 1851 Legercommandant was en er inderdaad als in een park woonde, want de brug van hier naar het terrein der Willemskerk is van vrij wat later datum. [Oud Batavia I, 445] 

Niet ver van het Koningsplein ligt een ander, zijn tegenhanger in aanzien en karakter, het idyllische Hertogspark vol schaduw, geur en groenigheid.
[De Wit – Java, 34-36] 


Jl Pejambon 3, Kamenterian Luar Negeri – Gedung Garuda. (Gebouw Raad van Indië – 1927, Kühr, Landsgebouwendienst.)

Raad van Indië

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Raad van Nederlandsch Indie 1

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Raad van Nederlandsch Indie 2Raad van Nederlandsch Indië, het hoogste adviesorgaan van de Gouverneur-Generaal.
Het beheer van de overzeesche factorijen der Compagnie bekwam allengs zulk een omvang, de behoefte aan centralisatie van het bestuur deed zich zoozeer gevoelen, dat in 1609 de eerste gouverneur-generaal benoemd werd in den persoon van Pieter Both. Hem werd toegevoegd een Raad van Indië, bestaande uit vier lieden, met den landvoogd als voorzitter, aan welk college het algemeen bestier der zaken in Indië werd opgedragen.
[Ido – Indië in den goeden ouden tijd II, 182-183] 


Ga in noordoostelijke richting.
Links: nr. 83a Dharma Wanita Tingkat Pusat Unit Dep. Keunangan (o.a. Clubhuis Padvinders)

[1916] Zaterdag werd in hotel ‘de l’Europe’, te Utrecht, onder voorzitterschap van den oud-gouverneur-generaal van N.-I., J.B. v. Heutsz, een drukbezochte algemeene vergadering gehouden van afgevaardigden en leden van den Nederlandschen Padvinders-Bond en de Nederlandsche Padvinders-Organisatie. [Uit naam van de majesteit, 288-290] 

In 1917 werd te Batavia de Nederlandsch-Indische Padvinders Vereeniging (N.I.P.V.) opgericht [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 1096]

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih NIPV

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Clubhuis PadvindersHet aantal padvinders van de thans aangesloten twaalf afdeelingen der N.I.P.V. bedroeg in Juli 1919: 1350, waarvan 75 % Europeanen. Op de 139.000 Europeesche inwoners van Indië geeft dit een verhouding van 1 op 139. [Indië geïllustreerd weekblad-4, 292-298] 

[Augustus 1920] “Instructie van den groepleider aan padvinders bij het clubhuis in het Hertogspark Batavia”. [Indië geïllustreerd weekblad]- →

H. Mashoedi Nataatmadja: Meneer Atmodipoero van de HIS in Tasikmalaja, waar wij naar toe verhuisd waren, heeft bij mij het nationalistische gevoel wakker gemaakt. Hij was de oprichter van de nationalistische padvinderij, Kepandoean Bangsa Indonesia. Het was een groot risico voor hem als hoofd der school om een organisatie op te richten waar de jeugd de nationale symbolen, zoals de vlag en het Indonesia Raja, werden bijgebracht. Op de middelbare school was ik KBI-leider van vier patrouilles, zo'n veertig jongens. [Verboden voor honden, 119-120] 

H. Mashoedi Nataatmadja: Twintig jaar lang ben ik ook voorzitter geweest van de nationale padvinderij. lk heb er sinds mijn jeugd mijn hart aan verpand. Er zijn nu tweeëntwintig miljoen jongens en meisjes bij de padvinderijen daarmee vormen wij de grootste groep ter wereld. Toen ik in 1974 als voorzitter begon, hadden we er drie miljoen. De ideologische basis van onze padvinderij is nog steeds nationalisme en eenheid. Dat is het belangrijkste voor een land met zoveel verschillende taken en gemeenschappen. [Verboden voor honden, 121-122] 


Rechts: Kamenterian Luar Negeri – Gedung Pancasila.
(Gebouw van de Volksraad, voordien de woning van de Legercommandant – 1829, Tromp – verbouwing 1918, BOW).

Volksraad

ILW Bandung 3 Gedung Sate

Op 1 juni kwam Soekarno met een voorstel tot een nationale ideologie op de proppen. Didactisch als hij was, stelde hij vijf gewichtige beginselen voor: het behoren tot één staat (nationalisme), het verbonden zijn met de gehele mensheid (internationalisme), het streven naar consensus via overleg (democratie), het billijk verdelen van de welvaart (sociale rechtvaardigheid) en het geloof in God (monotheïsme). Dat geheel noemde hij Pancasila, letterlijk ‘de vijf zuilen of pijlers’ in het Pali. De term was afkomstig uit het boeddhisme en sloeg op de vijf morele voorschriften van de gelovige, maar deed ook denken aan de vijf zuilen van de islam.
[Reybrouck – Revolusi, 276-277] 

‘Pantja Sila’: de Vijf Beginselen. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 989, 990-992][Verboden voor honden, 189] 

Aan de ontbijttafel hoor ik, door het plechtige uitleggen van onze reisleider heen van de betekenis van het wapen van Indonesië dat aan de wand hangt, het gekakel van de dames.
[Wolkers – De kus, 112-113] 

In de eerste zitting van de Volksraad was, in Augustus-September, door verscheidene Indonesische sprekers bij de algemene beschouwingen over de begroting blijkgegeven van ernstige verbittering over het regeringsbeleid en van diep ingevreten wantrouwen ten aanzien van Nederlands bedoelingen. De gouverneur-generaal, voor wie dit een zeer pijnlijke openbaring was geweest, was onder de indruk geraakt van die van grote algemene ontevredenheid sprekende stemmen.
[Koch - Verantwoording, 99] 


Ga rechtsaf: Jl Abdul Rachman Saleh (Hospitaalweg).

Links: Een terrein waarop drie lichtgekleurde appartementencomplexen staan en vervolgens een kazernecomplex.
Dit gebied was tot na WO II militair terrein: o.a. het 10de Bataljon, tijdens de oorlog een bekend krijgsgevangenenkamp.

Xde Bat

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih 10de Bataljon krijgsgevangenenkamp

Bovendien zou men er een kampement maken en den benoodigden grond van den eigenaar koopen. [Oud Batavia I, 410-411] 

Zoo’n kazerne is niet meer of minder dan een groot dorp, waarin verschillende ruime, luchtige gebouwen staan, te midden van lommerrijke lanen en omgeven van grasvelden en tuinen. Groote pendoppo’s (een soort van op palen rustende loodsen), van inlandsche kookfornuizen voorzien, bieden aan de soldatenvrouwen, gelegenheid om voor haar lakies (mannen), allerlei toespijzen voor de rijst te bereiden, kleederen te wasschen en te verstellen of wapens te poetsen.
[Van Maurik – Indrukken van een Tòtòk, 120-122] 

Als ik me nu het kamp voor de geest tracht te halen dan zie ik vóór alles steen en stof, een dikke stoflaag waar alles mee bedekt was. Als het waaide, joeg de wind de stofwolken tot zelfs in de zalen. Het was een totaal verouderd complex met een afvoersysteem van open goten waarin elke nacht kanjers van zwarte ratten hun weg naar de keukens zochten, dwars door de slaapzalen. Het stikte er ook van de kakkerlakken en wandluizen die onuitroeibaar bleken. Van de dakspanten hingen zwarte slierten spinrag omlaag. Ze kwamen elke dag in vlokken naar beneden.
[Nieuwenhuys – Een beetje oorlog, 97] 

[Mei 1942] De gouverneur-generaal en de hoofdofficieren van het voormalige K.N.I.L. zijn, in afwachting van hun transport naar Formosa, in Batavia voorlopig in de kazernes van het 10e Bataljon ondergebracht.
[Bouwer – Het vermoorde land, 77] 

En de Indonesische bevolking vond dat de Toean Besar niet erg groot was, wanneer hij van zijn uiterlijke luister was ontdaan en dat de Japanners, die hem konden behandelen als een gevangene, veel en veel groter waren.
[Kadt, de – Indonesische tragedie, 58-59] 


Rechts hoog gebouw; links: schuin-lopende scheiding tussen de twee kazerne complexen, die voormalige loop van de Kali Lio.

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Kali LioVan Mossel dateert de eigenlijke beteekenis van het land Weltevreden. Hij begon met eene sloot te graven, de Kali Lio of Steenbakkerijsloot, uit de Groote Rivier naar de zoogenaamde noksloot langs den Grooten Zuiderweg. Daardoor werd zoowel de toegang per prauw naar zijn pasar vergemakkelijkt als de bouw van het groote huis op het schiereiland in de rivierbocht. In die Kali Lio werd anno 1767 de overtoom gebouwd, die nog heden onder de brug aan Hospitaalweg is te zien. [Oud Batavia I, 406] 
Bovendien zou men er een kampement maken en den benoodigden grond van den eigenaar koopen. Het is waar dat pas onlangs in 1794 Meester Cornelis, waar al lang troepen hadden gelegen, tot kampement was bestemd, maar Commissarissen-Generaal vonden Meester Cornelis thans minder geschikt, ook omdat de Gouverneur-Generaal er te ver van af woonde – Van Overstraten had een zwak voor het militaire. Aldus werd nu voor 10.000 Rds. het deel van Weltevreden benoorden de Kali Lio door het Gouvernement aangekocht. [Oud Batavia I, 410-411] 


Links: Mako Pasmar II. (Artilleriekazerne Afdeeling Houwitsers).
Ga met de weg mee naar links: Jl Kwini II (Nieuwe weg).
Ga rechtsaf: Jl Senen Raya (Senen).

Senen

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Senen

Senen bij middag

Een tuimelende dakenrij
uitbundig ongelijk en vrij,
een koekoeksklokkenwinkel
met kleur, krul en gerinkel.

Toch badinerend wisselvallig, nét
een waaier, flitsend open-dicht
voor ‘t dansverhitte lachgezicht
(poudre-de-riz, méchant, coquet)
van de frivole lucht.

Met onbedaarlijk feestgerucht
als een kinderaubade
met rode limonade.

Dat is Senen in stof en zon:
droomstad van Sindbad, in chiffon.

Chiffon met parelen pailletten
‘Zo lief zo mooi jij ben, Sjorsjette,
mijn njonja-manis-sapa-jang-poenja!
Ik ben verliefd op jou, mag ja?
Ik ga met jou naar waar?’
Ik ruik het stoute parfum in je haar.
Waarheen? Waarheen? Laat maar.
[Mahieu – Verzameld werk, 472] 


Ga
ter hoogte van links Jl Senen III, rechtsaf:

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih heerenhuisILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Huis WeltevredenNaar het heerenhuis leidde van uit den tegenwoordigen tramweg langs Senèn eene breede en statige laan van geschoren tamarinde- en kanariboomen, wier begin (waar tegenwoordig de toegang is tot het kampement) door eene groote poort werd gevormd. Nog heden staan er enkele zware boomen van deze majestueuse allee. [Oud Batavia I, 406-407] 
... den plattegrond, [Oud Batavia I, 408] 
... langs den Grooten Zuiderweg werden officiershuizen gezet en bezijden de oprijlaan andere militaire gebouwen, zoodat de luister van het heerenhuis aanmerkelijk was getaand. [Oud Batavia I, 412-413] 


Links en rechts: Akademi Kebidanan (Subsistentenkader).

Bij het Subsistentenkader worden tijdelijk geplaatst de pas uit Europa gekomen, zoowel als de doortrekkenden militairen; daarbij zijn voorts administratief ingedeeld die militairen, welke niet tot een corps behooren, zoals het lagere personeel van den Topographischen Dienst. [Oud Batavia I, 387] 

Ik word overgeplaatst naar het Subsistentenkader, op Weltevreden, waar ik, na een kortstondig verblijf, ziek word en een poos lang met hevige koortsen – ik breng het tot 41°6 en denk nu en dan aan ‘kapitein Jas’ – in het militaire hospitaal kom te liggen. Van Weltevreden word ik geëvacueerd, eerst naar Batoe-Toelis, in de buurt van Buitenzorg, en vervolgens, naar Sindang-Laya, in het Bandoengse bergland.
[Cohen – In opstand, 73-74] 

Zoals ik reeds zeide, zijn er enkele uitzonderingen op den regel van ‘slechte voeding’ en verdient daarvoor zeker het Subsistenten-kader te Batavia allen lof. Het eten is dáár, of was het ten minste in den jaren 1882-1886, uitstekend te noemen, waardoor het scherpe contrast met andere garnizoenen des te meer in het oog valt, waar het eten bepaald ‘zeer slecht’ is.
[Cohen – Uiterst links, 60-63] 

Een andere historische anecdote is die van een soldaat, die van Semarang naar Batavia was overgeplaatst en zich daar moest melden bij het subsistenten-kader. De soldaat kwam nog al laat in de avond met zijn zwikje op de plaats van bestemming en meldde zich bij de sergeant-majoor, die hem peinzend aankeek en zei: “We weten van niks."
[Brandt – Demarcatielijn, 105-107] 


Recht vooruit: Rumah Sakit Gatot Subroto (Militair Hospitaal).

Hospitaal

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Militair Hospitaal

De zoogenaamde Kazerneweg is geenszins een der uitlokkendste oorden, die de fraaye villastad Weltevreden aan den nieuwsgierigen wandelaar heeft aan te bieden. Slechts ééne plek zou daar nadere kennismaking verdienen. ’t Is de plaats waar de uitgestrekte gebouwen van het groote militaire en burgerlijke Hospitaal zich uitstrekken.
[Ten Brink – Oost-Indische dames en heeren I, 140] 

Volgens getuigenis van genoemde E. Netscher werkte Van der Tuuk de hele dag en zelfs tot diep in de nacht. Zo schreef hij in het Militair Hospitaal een studie over het 'Centralisatie-Maleis', die nooit gepubliceerd is en waarvan wij ook niet zeker weten of ze wel ooit voltooid is. Evenmin weten we wat Van der Tuuk precies met het 'Centralisatie-Maleis' bedoeld heeft.
[Nieuwenhuys – Tussen twee vaderlanden, 114] 

Militair Hospitaal, Hospitaalweg.


Ga linksaf en volg de weg naar rechts en daarna naar links: Jl Abdul Rachman Saleh (Hospitaalweg).
Links: 49, 50, 51.

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih HospitaalwegEn zij kwam tot de concluzie, dat zij een kleine plaats in het binnenland, met enkele beschaafde, gezellige, Europese elementen – zo zij harmonieerden en niet te veel kibbelden in hun nauwe samen-zijn – toch nog voortrok boven het pretentieuze, laatdunkende en sombere Batavia. Alleen in het militaire element was leven. Alleen de huizen van officieren waren des avonds verlicht. Verder doodste de stad weg, de gehele lange warme dag, met hare onzichtbare bevolking van naar de toekomst uitziende mensen: de toekomst van geld, de toekomst misschien meer nog van rust, in Europa.
[Couperus – De stille kracht, 226] 


Rechts: Museum Kebangkitan Nasional – Open: di-zo: 8.30-3 uur.
(Algemeene Middelbare School Afd. B.; 1e Gouvernements Muloschool. Voordien, tot 1920, School tot Opleiding van Inlandse Artsen: Stovia).

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Indische artsenschoolMimi woont in een straat die uitkomt op wat vroeger de Oude Hospitaalweg heette, en daar keken we rechtstreeks uit op een langgerekt geelachtig gebouw, ja, dat was ‘onze’ P.H.S., de Prins Hendrikschool waar Suryati en ik elkaar hebben leren kennen. In het gebouw van de PHS is ook eens de STOVIA, de Indische artsenschool, gevestigd geweest.
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 64] 

Tot dokter wordt men – tenminste jongens – vrouwelijke leerlingen zijn er nooit geweest – geheel kosteIoos opgeleid. De studie voor dokter geschiedt geheel op ’s lands kosten. De leerlingen genieten vrije woning, eene maandelijksche subsidie, waarmede de kosten van voeding en kleeding bestreden worden, en vrije geneeskundige behandeling.
[Kartini – Door duisternis tot licht, 125] 

De best ontwikkelde Inlanders zijn de dokters djawa; langdurige studie en training gaan vooraf vóór ze hun diensten presteeren. Het is een sympathiek corps èn het zijn sympathieke menschen. Nu had ik een ouwe suffe civiel geneesheer en ik kreeg de toevoeging van een dr. djawa. Ik zag wat veel versche grafheuveltjes op mijn tournee, ging eens onderzoeken èn... ik schrok, er wàs cholera, – niet gerapporteerd.
[Gonggrijp – Brieven van Opheffer, 103] 

 

[Tijdens het laatste bezoek van de samensteller aan het ‘Museum van het Nationaal Bewustzijn’ was men bezig met een renovatie. Daardoor was niet mogelijk de rondleiding door het museum samen te stellen.
De betreffende informatie is verdeeld in een historisch gedeelte waarin o.a. de geschiedenis van de school en van de vereniging Boedi Oetomo aan de orde komen en een aantal teksten bij enkelen van de helden uit de geschiedenis van Indonesië.]

 

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Dr C EykmanSpreker begon met een schets van het medisch onderwijs voor inlanders, zooals het zich van 1851 tot nu toe heeft ontwikkeld en ging daarbij na de in dit jaar opgerichte dokterdjawaschool met 13 leerlingen, waarvan het voornaamste doel was de opleiding van goede vaccinateurs, de reorganisatie van de school in 1864, in 1875, in 1902 en de laatste reorganisatie in 1914. [De Locomotief, 3 Februari 1917] 

←Tot directeur werd toen benoemd de latere Utrechtsche hoogleeraar Dr. C. Eykman. [...]
Geneeskundig onderwijs werd te Weltevreden het eerst gegeven aan de zgn. dokters djawa, en wel sedert 1851 in het Militair Hospitaal door militaire leerkrachten (officieren van gezondheid), oorspronkelijk in het Maleisch. Was deze oorspronkelijke opleiding slechts ingesteld op het afleveren van vaccinateurs, al spoedig bleek dat de afgeleverde personen als regel zelfstandig de geheele geneeskundige practijk moesten uitoefenen als gevolg van het bestaande gebrek aan geneeskundigen. [Indië, geïllustreerd weekblad, 7, 69] 

 

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Dr HF RollIn 1896 werd Dr. Eykman opgevolgd door Dr. H.F. Roll [←], van wien de belangrijke reorganisatie-voorstellen van Mei 1898 afkomstig zijn, die door de Regeering en het Opperbestuur onveranderd overgenomen, leidden tot: 1. Verbouwing en vergrooting der bestaande inrichting in het Militair Hospitaal, waardoor reeds dadelijk het aantal leerlingen kon worden opgevoerd tot 150. 2. Bouw van een nieuwe school, waarvoor een geschikt terrein werd gevonden aan den Hospitaalweg. De nieuwe inrichting, die aan 200 leerlingen ruime huisvesting kon verleenen, werd op 1 Maart 1902 feestelijk geopend. [Indië geïllustreerd weekblad-7, 70] 

De Javabode verneemt uit Den Haag dat het verlof verleend aan den heer A.F. Roll, directeur van de School tot opleiding van Inlandsche artsen, met een half jaar is verlengd. De heer Roll keert waarschijnlijk wegens gezondheidsredenen niet terug hetgeen een groot verlies voor de school zou zijn. [De Locomotief, 17 September 1910] 

(Aneta) Het persagentschap kan met besliste zekerheid mededeelen, dat de overste-dokter Koch dezer dagen zal worden benoemd tot directeur van de S.T.O.V.I.A. [De Locomotief, 14 Mei 1917] 

 

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih schoolILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Inlandsche artsenHet gebouw werd volgens een plan van de Genie opgericht met behulp van een vorstelijke financiëele bijdrage (f 178 000) van de Heeren P.W. Janssen, J. Nienhuys en H.C. Van den Honert. De stichting had plaats ‘ter herinnering aan de inhuldiging van Koningin Wilhelmina en tot heil der bevolking van Nederl.-Indië’. De jonge leerlingen werden op gemeenschappelijke, ruime slaapzalen vereenigd, de oudere kregen aparte kamertjes. De controle werd uitgeoefend door twee Europeesche suppoosten, terwijl een inwonend assistent-leeraar de leerlingen bij hun studie behulpzaam kon zijn en de medische verzorging op zich nam. [Indië, geïllustreerd weekblad, 7, 70-72] 

 

Stovia

Het Bat. Nbld. deelt mede dat de heeren Salie en Radjiman, docters-djawa, met gunstig gevolg te Amsterdam hebben afgelegd het theoretisch geneeskundig examen. [De Locomotief, 13 Mei 1910] 
In alle eenvoud is te Amsterdam ter aarde besteld het stoffelijk overschot van mas Asmaoen, arts, officier van gezondheid 1e klasse. De overledene was de eerste dokter-djawa, die in 1908, in Nederland den arts-titel behaalde. [De Locomotief, 5 Maart 1917] 
[1920] Door het studiefonds van Boedi Oetomo zullen dit jaar zes inlandsche jongelieden naar Holland worden gezonden. [Indië, geïllustreerd weekblad, 3, 771] 

 

Boedi Oetomo

Op de 20ste mei 1908 werd te Batavia de vereniging Boedi Oetomo ('Het Schone Streven') opgericht. Promotors waren twee twintigjarige leerlingen van de STOVIA (school voor Opleiding van Inlandse Artsen), R. Soetomo en R. Goenawan Mangoenkoesoemo. Doel van de organisatie, die snel groeide, was: verbetering van het onderwijs, stichting van een studiefonds voor Javaanse kinderen, ontwikkeling van techniek en industrie, herleving van de inheemse kunsten en wetenschappen.
[Koch – Batig slot, 138-139] 

Tot de belangrijkste inheemsche vereenigingen behooren Boedi Oetomo, Pasoendan, Sarekat Islam, Moehammadyah en Partai Indonesia. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 469-470] 


Raden Adjeng Kartini (1879-1904).

Kartini

Als voorloopster van die vrouwen-emancipatie kan men de in 1879 geboren regentendochter Raden Adjeng Kartini beschouwen. Haar vader was een verlicht regent, ‘die’, aldus Nieuwenhuys, ‘zelfs zijn dochters (iets ongehoords!) naar de Hollandse school’ (een school voor Europees lager onderwijs) ‘stuurde. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 218-221] 

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Raden Adjeng Kartini

De verschijning van de brieven, door Raden Adjeng Kartini gericht aan hare Europeesche vrienden tusschen 1899 en1904, heeft gewerkt als een electrische schok, niet alleen in Indië, maar ook hier te Lande. Het leed door haar gedragen, is gevoeld door duizenden, die zich tot plicht hebben gesteld verbetering te brengen in de toekomst der jongere en oudere meisjes behoorende tot de inheemsche maatschappij van Indië. Het wachtwoord voor die verbetering was door Kartini zelve aangegeven: opvoeding en onderwijs, ontwikkeling van geest en gemoed, medewerking der vrouw aan de belangen van het algemeen, eerbiediging der persoonlijke vrijheid in het huwelijksleven. Vóór alles scholen, waar de meisjes de noodige kennis zouden kunnen verwerven; zij vooral die krachtens den wil harer ouders niet gezamenlijk met jongens mogen schoolgaan.

 

 

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Kardinah Kartini RoekminiILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Inlandsche meisjesscholen 1ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Inlandsche meisjesscholen 2ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Inlandsche meisjesscholen 3

  ↑ Kardinah, Kartini en Roekmini. ↑

Pogingen, in 1900 en 1901 in het werk gesteld om Inlandsche meisjesscholen op te richten hadden schipbreuk geleden. Niemand betreurde dit meer dan Kartini. Zij wanhoopte echter niet aan den eindtriomf. En zelve sloeg zij de handen aan het werk, eerst te Japara met hare zusters, later te Rembang, nadat zij gehuwd was met den Regent aldaar, om jonge meisjes om zich te verzamelen en haar de eerste beginselen van kunde bij te brengen.
Lang heeft dit niet mogen duren. Helaas reeds in 1904, nu juist 12 jaren geleden, stierf Kartini plotseling, vijf dagen nadat zij het leven had geschonken aan haar eerste kind. [Nederlandsch Indië oud & nieuw-1, 305-306] 


Ernest Douwes Dekker / Dr. Danudirja Setiabudi (1879-1950)
.

Douwes Dekker

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Ernest Douwes Dekker Dr Danudirja Setiabudi

In Bandung woonde en werkte lange tijd E. F. E. Douwes Dekker, Multatuli's achterneef, die zoveel heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van het vakonderwijs, en tot de bewustwording van Indonesische intellectuelen.
[Haasse – Krassen op een rots, 123-124] 

Douwes Dekker kende dit land en de psyche van de bevolking. Hij had vele Indonesische vrienden, onder wie de jonge Soetomo, die aan de School voor Opleiding van Inlandse Artsen studeerde, in 1908 een der oprichters was van de vereniging Boedi Oetomo (Het Schone Streven), en in later jaren de bekende Moehammadijah-leider te Soerabaia en oprichter van de Partai Boeroeh Indonesia werd.
[Koch - Verantwoording, 42-44] 

Te Bandoeng overleed op 29 augustus 1950 in zijn woning aan de Lembangweg E. F. E. Douwes Dekker, kleinzoon van. Multatuli's broer Jan, die in de oosthoek van Java tabaksplanter was geweest. Dat einde, op zeventigjarige leeftijd, sloot een veelbewogen en moeilijk leven af; hij had in de nationalistische beweging op Java jarenlang een belangrijke rol gespeeld en zijn naam was op veler lippen geweest.
[Koch – Batig slot, 118, 128-129] 


Haji Umar Said Cokroaminoto (1883-1934).

Cokroaminoto

De Sarekat Islam, de Islamitische Nationale Beweging (omstreeks 1912 in Solo opgericht, met de bedoeling de belangen van de Javaanse batikhandelaren te beschermen tegen de toenemende concurrentie van kooplieden uit China en India), groeide onder leiding van Umar Said Tjokroaminoto aanvankelijk uit tot een beweging ter bevordering van de sociale belangen van de kleine man.
[Haasse – Krassen op een rots, 106] 

Op de conferentie werd met verscheidene afgoden der Inlandsche beweging gebroken. Zoo werd van Tjokro Aminoto gezegd, dat hij een aartsdobbelaar was, enz., terwijl ook omtrent Tjipto, en anderen verschillende staaltjes werden gemeld. De landvoogd maakte o.a. de opmerking: ‘Is dat alles nu wel waar?’ De algemeene indruk , dat de landvoogd inzake de Inlandsche vereenigingen, ondanks de duidelijke taal van de residenten toch zijn eigen inzicht blijft handhaven.’ [De Taak, 3, 99] 


Haji Agus Salim (1884-1954).

Agus Salim

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Haji Agus Salim

En een weinig talrijke links gerichte groep, waartoe de heer Hassan Djajadiningrat, hadji Agus Salim en ook Cramer en ik behoorden, zag in, dat met behoud van het overheersingsbeginsel geen compromis tussen de verlangens der nationalisten en die der koloniale Europeanen mogelijk zou zijn,
[Koch - Verantwoording, 101, 103] 

Hadji Agoes Salim werd ongeveer terzelfdertijd hoofdredacteur van de ‘Neratja’, een Maleis dagblad, bij de uitgifte waarvan de regering financieel geïnteresseerd was. Beide bladen werden als spreekbuizen van de regering beschouwd: de G.G. hechtte er waarde aan, dat zijn maatregelen en bedoelingen zowel aan het Indonesische als aan het Nederlandse publiek duidelijk gemaakt zouden worden.
[Koch - Verantwoording, 112-113] 

Zijn oordeel was altijd wel overwogen: en als hij, met zijn levendige geest en scherp intellect, een vraagstuk besprak, dan viel op hoe hij het van alle kanten bekeek en elke mogelijkheid van oplossing proefde. Hij was een man van grote, nobele verdraagzaamheid, een wijsgeer in de beste, ruimste zin van het woord.
[Koch – Batig slot, 130-131] 


Raden Dewi Sartika (1884-1947).

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Raden Dewi SartikaGeen schoolkennis alleen wilde zij daar onderwijzen, neen, meisjes moesten worden uitgerust met al die kundigheden, welke haar te pas konden komen in haar huwelijk, welke haar in staat zouden stellen betere huismoeders te zijn. De resultaten van dit – eerst zeer bescheiden – pogen waren zóó gunstig, dat de school weldra een groote vermaardheid kreeg; niet alleen in Bandoeng en de Preanger, maar ook ver daar buiten. [Indië, geïllustreerd weekblad, 6, 511-514] 

Als voorbeeld kan strekken de reeds sedert 1903 bestaande Raden Dewi-School te Bandoeng en de onlangs door den Regent en de Raden-Ajoe te Tegal opgerichte huishoudschool. [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-1, 309-310] 

←Te Bandoeng werd de Zilveren Ster van Verdienste uitgereikt aan Raden Dewi Sartika, hoofd van de Sekolah Kaoetamaän Istri. [Het Indische Leven, 4-14, 271] 


Cipto Mangunkusumo (1886-1943).

Cipto Mangunkusomo

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Cipto Mangunkusumo

Het was vooral de principieel en zuiver denkende Tjipto die hem won voor het denkbeeld van de non-coöperatie: politiek-aktieve inheemsen dienden zich verre te houden van elke vorm van deelneming aan de vertegenwoordigende organen welke het koloniaal gezag in het leven had geroepen, en ook verder in geen enkel opzicht aan dat gezag steun te verlenen. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 322-324] 

Tjipto was een der oprechtste figuren uit de nationalistische beweging, een door en door eerlijk man, die de reputatie genoot niet te kunnen liegen. Een idealist, die zich door het leed van zijn volk bij de keel gegrepen voelde en zijn medische kennis beschouwde als een middel om zijn landgenoten te helpen. Hij was uiterst bescheiden en vrij van alle eerzucht. Hij leefde in bijna armoedige omstandigheden: bemiddeld is hij nooit geweest.
Tjipto werd in April 1927 verbannen en op Banda Neira geïnterneerd.
[Koch - Verantwoording, 192-193] 

Nu is dr. Tjipto een van die ‘die-hards’, waar ik wel eens wrevelig bij word.
[Walraven – Brieven, 829-830] 


Dr. Sutomo (1888-1938).

Sutomo

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Dr Sutomo

Om doelgericht actie te kunnen voeren was kennis en begrip voor de vraagstukken waarmee geworsteld moest worden, onontbeerlijk. Soetomo richtte zijn Indonesische Studieclub op, die open stond voor ieder die tot medewerking bereid was, ook voor leden van Boedi Oetomo, de Sarekat Islam en de communistische partij. Hij werd voorzitter, en onder zijn energieke leiding werd de club een van de belangrijkste centra van politiek-sociaal leven in Oost-Java.
[Koch – Batig slot, 139-140] 

Soetomo was trouwens geen man voor het fijnere politieke spel met zijn knepen en intriges. Voor zijn gemoedsrust was het goed dat hij zich tot zijn opbouwende sociale arbeid te Soerabaia en zijn pogingen om eenheid te brengen in het nationale streven kon bepalen. Daarmee had hij succes. Opgericht werd in 1930 de Persatoean Bangsa Indonesia, die een gematigde politiek voerde en zich vooral op sociaaleconomisch gebied bewoog: zij stichtte een vrouwentehuis, een weefschool, een polikliniek, studententehuizen, kredietcoöperaties. In 1932 ontstond een overkappend orgaan, de Kahoeripan, een Indonesische Kamer van Koophandel en Nijverheid, een Bank Nasional Indonesia, een coöperatie van prauwenvoerders, inkoopcentrales voor verkoopcoöperaties, boerenbonden, die aangesloten werden bij de Roekoen Tani. Dit was werk naar zijn hart; hij was de ziel van dit alles.
[Koch – Batig slot, 142-143] 


Ki Hajar Dewantara (1889-1959).

Dewantoro

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Ki Hajar Dewantara

De gewezen Soewardi, die eens met E.F.E. Douwes Dekker werd verbannen. Onder de naam Ki Hadjar (wat zoiets betekent als geleerde vader) Dewantoro staat hij thans aan het hoofd van de Taman Siswo-scholen die een onderwijs beogen, niet op westerse maar op oud-javaanse grondslag.
[Du Perron – Verzameld Werk VII, 412, 426] 

De Indonesiërs die, als dr Tjipto Mangoenkoesoemo en de heer Soewardi Soerjaningrat, tot de partij van Douwes Dekker toetraden behoorden tot de verst zienden. Maar de Sarekat Islam van Raden Oemar Tjokroaminoto kreeg onmiddellijk na haar oprichting, medio 1913, in Midden-Java een groot aantal leden.
[Koch - Verantwoording, 73-74] 

Dewantoro was minister van Onderwijs in het eerste kabinet van de Republiek.


Dr. Mohammad Hatta (1902-1980).

Meer informatie

... want wie het in inheemse kring betalen kon, zond een of meer van zijn zoons naar Nederland om daar het voorbereidend hoger en hoger onderwijs te volgen, en bovendien stelde het gouvernement in het tijdperk waarin Indië geen of nauwelijks hoger onderwijsvoorzieningen kende, aan begaafde jonge inheemsen beurzen ter beschikking om in Nederland te gaan studeren. Daar studeerden in 1908 omstreeks dertig inheemsen, maar in 1924 niet minder dan zeshonderd-drie-en-zeventig. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 142] 

Johanna (‘Jos’) Masdani-Toemboean: Overal werd geld opgehaald om een fonds te vormen ter verdediging van Indonesische studenten in Nederland die wegens hun nationalistische activiteiten waren aangehouden. Een van hen was Mohammad Hatta. die later onze vice-president is geworden. [Verboden voor honden, 34-35] 

Eind november 1940 besloot een groep Indonesische studenten tijdens een vergadering in het Clubhuis Indonesia, in de Hugo de Grootstraat 12 in Leiden, mee te doen aan de staking die was uitgeroepen door studenten van de Universiteit van Leiden. [Sporen van de Oorlog, Anne Frank Stichting, Amsterdam 1989, 125]

Het toonaangevende Congres tegen Imperialisme en Koloniale Onderdrukking dat in februari 1927 in Brussel plaatsvond, was georganiseerd door de Duitse communist Willi Münzenberg en met geld van de Komintern. Voor de Indonesiërs betekende het vooral een mogelijkheid om in contact te komen met antikoloniale beroemdheden als Jawaharlal Nehru van de Indiase Congrespartij, Messali Hadj van de Algerijnse Etoile Nord-Africaine en Liau Huanxing van de Chinese Kwomintang-beweging. Ook kreeg de Perhimpoenan Indonesia drie kwartier de tijd om het congres, waar vertegenwoordigers van 137 organisaties uit 34 landen aanwezig waren, toe te spreken. Bovendien werd Mohammad Hatta verkozen in de bestuurscommissie van de nieuw opgerichte Liga tegen Imperialisme. [Wereldgeschiedenis, 480-485] 

Roeslan Abdulgani: …. 'De uitgesproken pleitrede van Mohammad Hatta voor de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage' uit 1928. Die rede was niet zo bekend bij ons, maar op een dag kreeg ik een verfomfaaide en beduimelde bundel getikte vellen in handen, die Hatta’s pleidooi bevatte. Ook nu nog besef ik hoeveel wij van hem hebben geleerd. De tekst werd in kleine kring door ons jongeren besproken om te leren wat Hatta had te zeggen over de koloniale verhouding tussen de Nederlanders en ons, over politieke macht en de zwakheden van het koloniale systeem, over de kracht en tekortkomingen van onze nationale beweging, over sociale, politieke en economische zaken, enzovoort. [Verboden voor honden, 169] 

Deze hartelijk verwelkomde Hatta had echter in 1929 geschreven: ‘Samenwerking is alleen mogelijk tussen twee groepen met gelijke rechten en verplichtingen en met een gemeenschappelijk belang. Wanneer deze voorwaarden niet worden vervuld, betekent samenwerking slechts ringeloren van de zwakkere door de sterkere ...’ [Leven op de rand, 171-172] 

De opkomst van de Perserikatan Nasional Indonesia (PNI) van Soekarno, Hatta en Sjahrir en de agitatie van de PKI beantwoordde de koloniale macht in de jaren twintig en dertig met systematische onderdrukking: huiszoekingen, vergaderverboden en verbanning naar het eiland Flores of Boven-Digoel. Als de Indonesische politieke elite monddood werd gemaakt, dan bloedde het nationalisme en het communisme vanzelf dood, meende men. [Leven op de rand, 100-102] 

Hans Bague Jassin: De arrestatie van onze nationale helden Soekarno, Hatta, Sjahrir en anderen in de jaren dertig was voor ons een grote gebeurtenis en een extra reden ons op een afstand te houden van het koloniale bewind. Indonesië was voor ons, zowel in ons denken als gevoelsmatig, een werkelijkheid. [Verboden voor honden, 89-90] 

‘Karno,’ dacht ze en zag voor zich de enveloppe waarin ze zijn foto en die van Hatta had bewaard. Was ze eigenlijk onbewust niet verliefd op hem geweest? Ze had het voor verering gehouden, een meisjesachtig dwepen met romantische figuren.
[Djojopoespito – Buiten het gareel, 48] 

Eind juni [1933] werd bepaald dat geen landsdienaar nog lid mocht zijn van een vereniging die zich actief tegen de regering richtte; de marinebonden en het tamelijk linkse Nederlands-Indische Onderwijzersgenootschap werden onder scherpe controle geplaatst; het vergaderrecht van de twee actiefste Indonesische nationalistische partijen werd beperkt en de leider van een hunner, ir. Soekarno, werd in de nacht van 31 juli op 1 augustus gearresteerd. Mahammed Hatta en Soetan Sjahrir bevonden zich onder de leiders van de andere partij die nog geen zeven maanden later in hechtenis genomen werden. ‘In deze tijden is rust en orde vóór alles nodig’, schreef [Gouverneur-generaal] jhr. De Jonge daags daarna naar Den Haag. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 4, 159-163] 

Hij [Cipto] kreeg van de resident van Priangan het gebruikelijke lijstje vragen voorgelegd, dat de inleiding tot een verbanning vormde en werd op Banda geïnterneerd. Zijn gezin volgde hem daarheen. Daar overviel hem een pijnlijk gevoel van eenzaamheid. De bewoners van Banda, die de hand van het binnenlands bestuur vreesden, meden hem. Intellectueel contact had hij niet. Eerst zeven jaar later kwamen drs. Hatta, Sjahrir en mr. Iwa Koesoema Soemantri, die tevoren als bannelingen op Digoel gezeten hadden, en toen kreeg Tjipto de conversatie die hij zo lang gemist had. Hij leed in hevige mate aan asthma, die hem in dat warme klimaat het leven nagenoeg ondragelijk maakte. Het was en bleef een lijdensweg die hij ging.
[Koch – Batig slot, 154-156] 

Wij schreven reeds dat Soekarno, Hatta en Sjahrir vóór het uitbreken van de oorlog in de Pacific herhaaldelijk gewezen hadden op het imperialistische karakter van de Japanse politiek. Hatta deed dat ook na dat uitbreken. In zijn ballingschap op Banda schreef hij een uitvoerig artikel dat hij toezond aan het in Batavia verschijnend dagblad Pemandangan dat het op 22 en 23 december publiceerde.
Hatta begon met er op te wijzen dat Japan de oorlog was begonnen met een ‘roversdaad’. Hij vervolgde: ‘Hoe is nu de positie van het Indonesische volk? Of het wil of niet, is het thans in de Pacific-oorlog betrokken. Niet omdat de Nederlandse regering Japan de oorlog heeft verklaard, maar omdat Japan Indonesia wil veroveren.’ [...]
Van zijn beschouwing zond Hatta Sjahrir, zijn medeballing op Banda, een samenvatting. Sjahrir schrok er van. Niet dat hij iets op de inhoud tegen had, maar welke gevaren konden voor Hatta niet uit publicatie voortvloeien, indien, zoals hij voor mogelijk hield, Japan zou winnen en dus heel Nederlands-Indië zou veroveren! Hij zocht onmiddellijk Hatta op, wees hem op die gevaren en betoogde dat de Nederlanders het er niet naar hadden gemaakt dat men het eigen leven voor hen in de waagschaal zou stellen. Een uur voor Sjahrirs komst was Hatta’s brief evenwel door de posterijen van Banda meegenomen en Hatta’s pogingen, publicatie van zijn beschouwing te voorkomen, faalden. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 953-955] 

Pramoedya Ananta Toer: Vader was een linkse nationalist en bij ons thuis hingen afbeeldingen van nationale leiders als Diponegoro, Soekarno en Hatta. lk kende hen slechts uit de verhalen en ben hen nooit tegengekomen. Vader was principieel ook non-coöperator en weigerde dus met de officiële koloniale overheid samen te werken. [Verboden voor honden, 100-101] 

Ali Sadikin: Ik was me nog niet bewust van het nationalisme. Ik las wel kranten waarop vader was geabonneerd: de Java Bode, Preangerbode, De Locomotief … Over het wel en wee van 'de inlandse agitatie', over Soekarno, Hatta en anderen die vage figuren voor mij bleven. [Verboden voor honden, 105] 

Je zou een aardige parallel kunnen trekken tussen De Kadt en Hafil [Hatta]; ze lijken werkelijk op elkaar. Beide hebben ze veel zin voor het abstracte, voor de redenering. Beide hebben ze zóveel vertrouwen in de redenering, dat ze die voldoende achten voor het kennen van de werkelijkheid. Ook Hafil zou in staat zijn over iets te schrijven, waarvan hij alleen in andere boeken en geschriften gelezen had, – hoewel hij alle gelegenheid had om zelf te observeren, de mensen, het leven van nabij te leren kennen.
[Sjahrir – Overpeinzingen, 93, 94-95] 

Zo bijvoorbeeld komen Soebana, Hafil [Hatta] en ik altijd en overal in pantalon bij de mensen en blootshoofds of met een hoed op, terwijl sarong en koepia (muts) voor de meesten hier een soort van voorwaarde zijn voor het Islamitisch-zijn.
[Sjahrir – Overpeinzingen, 113-114] 

Als basis van zijn gedachten had hij dus een heel hoge dunk van het fatsoen en de methoden van de koloniale heersers, tegenover wie hij stelling nam. Hij denkt er nu wel anders over, vooral dank zij Digoel.
[Kousbroek – Oostindisch kampsyndroom, 198-201] 

Het was een inspecteur die tijdens de oorlogsmaanden in Sukabumi gezeten had. Hij vertelde mij, dat de Jappen daar half maart waren gekomen en hij was bij de overdracht van de Politieschool tegenwoordig geweest. Misschien herinner jij je nog dat daar Hatta en Sjahrir geïnterneerd waren. Je kunt je voorstellen hoe die overdracht plaats had, zoveel wapenen, zoveel voorraden, die en die gebouwen. Aan het eind zei de commissaris van politie:
‘... dan hebben wij nog twee nationalistische leiders, wat moet daar mee?’
‘Ach, laat die maar vrij,’ zei de Jap.
[Vuyk – Gerucht en geweld, 77-78] 

De dag nadat ik geïnterneerd was kwam Beb Vuyk logeren. Ze was verbonden aan het voor de oorlog bekende opvoedingsgesticht te Soekaboemi. Zij keerde, toen zij vernomen had dat ik geïnterneerd was, onmiddellijk naar Soekaboemi terug om dr Tjipto Mangoenkoesoemo, die er na bevrijding uit zijn verbanning woonde, te verzoeken zo mogelijk mijn vrijlating te bewerkstelligen. Tjipto wendde zich met dat verzoek tot drs Hatta.
[Koch - Verantwoording, 242-243] 

Sommige leiders, zoals Amir Sjarifudin en Sjahrir, doken onder om, ieder op eigen wijze, mee te werken aan de Japanse nederlaag voor zover die ten gunste zou komen van Indonesië. De beide voornaamste aanvoerders, Sukarno enHatta, bleven bovengronds om zich in een positie te manoeuvreren vanwaar uit ze de feitelijke gezagsuitoefening van de Japanners zouden kunnen overnemen. Maar allen hoopten op een Japanse nederlaag. Het was in zekere zin een kansspel, maar iemand als Hatta bijvoorbeeld begreep, dat als zijn land een Japanse erkenning in een of andere vorm zou kunnen krijgen, de Geallieerden naderhand moeilijk een dergelijk gebaar – nog wel van een totalitaire regering – zouden kunnen negeren door het land terug te brengen tot zijn vooroorlogse koloniale status. Het risico van meedoen met de Japanners was voor de Indonesiërs dus niet zeer groot.
[Alberts – Het einde van een verhouding, 35-39] 

11-7-42 – Soekarno is met een motorprauw uit Palembang in Batavia aangekomen. Zijn vriend Hatta had gezorgd, dat zijn komst bekend was geworden, zoodat duizenden menschen naar Pasar Ikan gingen om hem te verwelkomen, zooals ook duizenden de volksheld Soekarno naar 't station brachten, toen hij geïnterneerd werd. Soekarno is typisch volksleider, terwijl Hatta de denker van de twee is.
[Jansen – In deze halve gevangenis, 18] 

7-12-42 – Maar alles is op 't oogenblik nog uiterlijk ondergeschikt aan 't doel om 't volk langs de weg van Soekarno vooruit te brengen. Het is trouwens de vraag of zich tegen Soekarno en Hatta oppositie baan zal breken.
[Jansen – In deze halve gevangenis, 85-86] 

Zondag, 13 december [1942]
De Indonesische volksbeweging, tot dusverre door de bezetters onderdrukt, gaat een nieuwe fase in. De Japanners zijn, onder druk van de verslechterde strategische toestand, gedwongen om tot concessies over te gaan. Vier ervaren volksleiders worden naar de voorgrond geschoven. Twee daarvan zijn anti-imperialisten – Soekarno en Hatta – een is een Islam-deskundige – Kiai Hadji Mas Mansoer – en één een vooraanstaande figuur in de nationalistische opvoeding – Ki Hadjar Dewantoro. Per 1 januari a.s. zullen zij overgaan tot oprichting van wat wordt genoemd de 'Organisasi Rakjat' (volksorganisatie).
[Bouwer – Het vermoorde land, 147-148] 

16-4-43 – Hatta is van beter hout. Hij schreef in Januari 1942 een brief dat hij liever met Nederlanders dan met Japanners samenwerkt.
[Jansen – In deze halve gevangenis, 202] 

Woensdag, 20 juni [1945]
De 8e zitting van de 'Tyuuoo Sangi-In' ['Volksraad'] is maandag in Batavia geopend onder het door de Japanse propaganda bedachte motto: ‘Een zelfstandig land wordt voor de ogen van de vijand geschapen'. [...] In zijn plaats is gekomen Mohammed Hatta en weer is daarmee een stuk op het Japanse politieke schaakbord gezet. President en vice-president van het zelfstandige Indonesia hebben de hun toegedachte plaatsen ingenomen: Soekarno en Hatta. De maatregel moest nu al genomen worden, want het is hoog tijd. Vóór de afkondiging van de ‘zelfstandigheid' zal er vermoedelijk geen zitting van de 'Tyuuoo Sangi-In' meer plaatshebben.
[Bouwer – Het vermoorde land, 353] 

Op 12 augustus werden de drie Indonesische leiders, Sukarno, Hatta en Radjiman, naar Dalat in Indo-China ontboden om daar van de Japanse opperbevelhebber in de westelijke gebieden te vernemen, dat het aan hen werd overgelaten de datum vast te stellen waarop Indonesië onafhankelijk zou moeten worden. Maarschalk Terauchi moet op dat ogenblik gesproken hebben in de wetenschap, dat de capitulatie van zijn land een kwestie van dagen, zo niet van uren zou zijn. Feitelijk waren de Indonesische leiders dus aangekomen in de laatste fase van hun voorbereidingswerk. Zij hadden altijd een voorkeur gehad voor een Japanse nederlaag, omdat die voor de werkelijke onafhankelijkheid van hun land de beste kansen bood. Ze hadden goed gegokt, en wat hun nu nog te doen stond was de Geallieerden duidelijk maken, dat de democratische bondgenoten toch moeilijk minder royaal mochten zijn dan een totalitaire staat. Tot die Geallieerden behoorde ook Nederland. [...]
Dat de drie genoemde Indonesische leiders in het algemeen aan de voorzichtige kant bleven, is ontegenzeglijk waar. Dit komt onder meer tot uiting in het verhaal, dat Hatta heeft gegeven over de gebeurtenissen, voorafgaande aan de 17e augustus:
‘Diezelfde middag (14 augustus, de dag waarop ze vanuit Dalat in Djakarta waren teruggekomen) kwam Sjahrir mij berichten, dat Japan de Geallieerden om vrede had verzocht en hij vroeg mij hoe het met onze onafhankelijkheid stond. Ik antwoordde, dat dat uitsluitend van ons afhing.
[Alberts – Het einde van een verhouding, 41, 43-44] 

De volgende dag, 15 augustus, bleek inderdaad, dat Japan om vrede had verzocht. Maar het land was nog steeds bezet door een bewapende troepenmacht. Zouden de Japanse soldaten en hun officieren zich zonder verzet als gevangenen laten afvoeren? Die zekerheid had men niet. Niettemin besloten Sukarno en Hatta het Voorbereidingscomité bijeen te roepen op 16 augustus. Dit ging met name de jeugdbeweging, die fel anti-Japans was geworden, blijkbaar te langzaam en te omzichtig. Hier volgt verder het verhaal van Hatta:
‘Op de 15e augustus ’s avonds, toen ik bezig was de tekst van de proclamatie op te stellen, waarover de volgende dag in de vergadering van het Voorbereidingscomité een beslissing genomen zou worden, kwam mr. Subardjo en vroeg me om mee te gaan naar Bung Karno, omdat de laatste omringd werd door enige pemuda’s (leden der jeugdbeweging), die onder leiding stonden van Wikana en Chairul Saleh (een der belangrijkste, later jonggestorven, Indonesische dichters). Toen ik daar aankwam, zag ik dat Wikana bezig was er bij Bung Karno op aan te dringen om die avond nog voor de radio te verklaren, dat Indonesia zich bevrijd had van de Japanse greep. Daar Bung Karno voet bij stuk hield en zulks weigerde te doen, omdat hij die handeling niet kon verantwoorden, dreigde Wikana met de woorden: ‘Als Bung Karno deze mededeling niet deze avond nog wil bekendmaken, zal er morgen op grote schaal gemoord en bloed vergoten worden’.[...]
Enige uren later, in de vroege ochtend van 16 augustus, werden vervolgens Sukarno en Hatta door vertegenwoordigers van de jeugdbeweging en gewapende hulptroepen (PETA) meegenomen naar Rengasdengklok, een districtshoofdplaats in het regentschap Krawang, waar ze een dag werden vastgehouden zonder dat er daar of in Djakarta iets wezenlijks gebeurde. Tegen de avond kwamen de beide leiders weer in de hoofdstad terug, waarna zij nogmaals een bespreking hadden met een vertegenwoordiger van het praktisch overleden Japanse gezag, die zich op het standpunt stelde, dat hij executeur zou worden van de Geallieerden als opdrachtgevers.
[Alberts – Het einde van een verhouding, 44-45] 

Toen achtten Sukarno en Hatta de kust vrij voor wat men een ‘legaal’, althans orthodox revolutionair optreden zou kunnen noemen. De volgende dag, op 17 augustus werd de inhoud van de onafhankelijkheidsproclamatie openbaar gemaakt: ‘Wij, het volk van Indonesië, verklaren hierbij Indonesië vrij. Aangelegenheden die de gezagsoverdracht en andere zaken betreffen, worden op zorgvuldige wijze en in de kortst mogelijke tijd uitgevoerd. De vertegenwoordigers van het volk van Indonesië (w.g.) Sukarno, Hatta’.
[Alberts – Het einde van een verhouding, 45-46] 

Zaterdag, 18 augustus
Soekarno is gekozen tot president van de Republiek Indonesia. Hatta is vice-president geworden. Zij zijn gekozen door de (door de Japanners benoemde) commissie van voorbereiding. Ondanks hun capitulatie, ondanks het geallieerde bevel de rust en orde te handhaven, gaan de Japanners gewoon hun gang. Zij staan achter Soekarno. Zij geven niet 'Nederlands-lndië' aan de geallieerden c.q. de Nederlandse regering over, maar aan de 'Repoeblik Indonesia'. Zij hebben hiermede tegen de geallieerde wapenstilstands-voorwaarden gehandeld. Zij hadden de uitroeping van de 'Repoeblik Indonesia' moeten verhinderen en de macht terug overdragen aan de Hollanders.
[Bouwer – Het vermoorde land, 374-375] 

Sinds 17 augustus 1945, toen Sukarno en Mohammed Hatta in een huis op Pegangsaän-Oost de Republik Indonesia uitriepen, was Djakarta strijdtoneel, proefstation, centrum van nieuwe macht, bakermat van Indonesische varianten op politieke ideologieën, van programma's, concepties en projecten, die door Sukarno en zijn medewerkers en adviseurs van sterk tot de verbeelding sprekende namen en vaak spitsvondige leuzen werden voorzien.
[Haasse – Krassen op een rots, 87a] 

Op 17 Augustus was de Republik Indonesia uitgeroepen, waarvan ir Soekarno president geworden was. Er was een kabinet samengesteld, dat enige twijfelachtige figuren omvatte, lieden die met de Japanners gecollaboreerd hadden. Men kon overigens niet allen die zich in Japanse dienst begeven hadden, collaborateurs noemen: van Soekarno en Hatta stond vast dat zij niet ter wille van eigen persoonlijke belangen met de Japanse overheid samengewerkt hadden, maar om het leed van hun volk te verzachten. Maar er waren ook anderen ...
Sjahrir had zich aanvankelijk van de regering afzijdig gehouden, maar accepteerde medio October de positie van voorzitter van het werkcomité van het voorlopig parlement, een dagelijks bestuur. Hij gaf rekenschap van zijn opvattingen over democratisch bewind in een brochure, die onder de titel ‘Onze Strijd’ in het Nederlands vertaald werd. In samenwerking met drs. Hatta stelde hij een op 1 November 1945 in de bahasa Indonesia en in het Engels gepubliceerd ‘Politiek Manifest van de Regering der Republik Indonesia’ samen, een rustig betogend stuk, waarin in hoofdzaak het volgende werd gezegd:
[Koch - Verantwoording, 250-252] 

Nadat de regering in Den Haag nog wat had tegengestribbeld en de Veiligheidsraad door het nemen van de ene resolutie na de andere energiek was opgetreden*], kwam aan de hele zaak eigenlijk een einde door een uitvoerige resolutie van 28 januari 1950 [1949], die in feite een veroordeling van Nederland inhield en een bevel ruim baan te geven aan de gevangen genomen regering van de Republiek. Minister Sassen heeft die resolutie onuitgevoerd willen laten. Hij heeft, nogal kinderlijk, het dreigement van de komende chaos willen doen gelden in de hoop, dat de Verenigde Staten zouden schrikken voor een soort van communistisch gevaar. Maar naar de inzichten van de regering in Washington was dat gevaar al in oktober van het vorig jaar bezworen, niet door Sassen, maar door Sukarno en Hatta.
[Alberts – Het einde van een verhouding, 101, 103-104] 

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih minister president DreesOfschoon de Republiek in haar benauwenis belangrijke concessies deed, werd, mede onder invloed van de intrigues van generaal Spoor, organisaties als Rijkseenheid en kortzichtige geweldpolitici als prof. Gerbrandy en de heer Welter, de tweede militaire actie doorgedreven. Djokja werd bezet en de kopstukken der Republiek, Soekarno, Hatta, Sjahrir en Hadji Agoes Salim werden op Sumatra geïnterneerd. Toen greep de veiligheidsraad in: de strijd moest worden gestaakt, de leiders van de Republiek moesten op vrije voeten worden gesteld, vóór 15 Maart 1949 moest de interimregering gevormd zijn, er zouden vóór 1 October verkiezingen gehouden moeten worden en de souvereiniteit zou uiterlijk 1 Juli 1950 overgedragen moeten zijn. In Augustus ’49 werd toen een begin gemaakt met de besprekingen over de overdracht van de souvereiniteit, die op 27 December plaatshad.
[Koch - Verantwoording, 269] 

De soevereiniteitsoverdracht vond in het Koninklijk Paleis te Amsterdam plaats. Links van Koningin Juliana de leider van de Indonesische delegatie Mohammed Hatta, rechts minister-president Drees. →

De dag tevoren was in het Paleis op de Dam in Amsterdam in aanwezigheid van koningin Juliana en vicepresident Hatta de soevereiniteitsoverdracht getekend. Na afloop had het carillon het Indonesische volkslied gespeeld: over de daken en de grachten van Amsterdam galmden voor het eerst de opgewekte tonen van het lied dat zo lang verboden was, Indonesia Raya. In Indonesië was de ceremonie rechtstreeks via de radio te volgen geweest.
[Reybrouck – Revolusi, 481-482] 

Bij Mohammad Hatta, Sjarifoedin en hun collega’s konden wij zoo maar aanloopen, en ook de groote man Soekarno zelf was verre van ontoegankelijk, al heb ik hem persoonlijk nooit ontmoet – wat mij achteraf spijt. Waren de heeren soms niet thuis, dan werd ons dat door ’n op wacht staanden pemoeda of gewoon door ’n huisjongen meegedeeld, met de reden erbij.
[Fabricius – Hoe ik Indië terugvond, 48-49] 


Ga bij het verlaten van het museum rechtsaf en volg de Jl Abdul Rachman Saleh (Hospitaalweg).
Steek de Jl Prapatan over en ook de Jl Kwitang.

Defensie-lijn

G.-G. Van den Bosch ontwierp in opdracht van de regering begin 1800, vlak voor de komst van Daendels, een plan ter verdediging van het nieuwe Batavia. De 'Defensie lijn van den Bosch' liep van (west van het museum) Jl Kesehatan - Jl Am.Sangaji -Jl Zainul Arifin -Jl Wirryopranoto -Jl Samanhudi -Jl Angksa - Jl Bungur Besar -Jl Stasiun Senen – Jl Kramat Bunder - Jl Prapatan/Kwitang. De in dat traject aangelegde verdedigingsgracht is nog te herkennen aan het midden plantsoen van deze weg.

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih verdedigingsgrachtAls ik mij goed herinner, deed dienzelfde morgen het gerucht de ronde, dat het kamp Kramat door pemoeda’s zou zijn aangevallen. Ik hoorde het op ‘Public Relations’ en kon nog juist bij drie andere journalisten instappen, die er heen reden. We hadden het Koningsplein nog niet achter ons toen we reeds op ondefinieerbare wijze het gevaar om ons heen voelden. De straten schenen merkwaardig leeg; hier en daar schuilden achter een muurtje Indonesiërs en ook enkele blanken, die de zaak niet vertrouwden. Op Parapattan liepen we vast; ’n groepje soldaten, zoowat vijftig meter voor ons uit, zwaaide nadrukkelijk met de armen, dat wij terug moesten. Wij stopten en merkten daarbij, dat de waarschuwing niet overbodig was geweest: in een laantje aan onze linkerzijde holden enkele jonge Indonesiërs met karabijnen zenuwachtig heen en weer,
[Fabricius – Hoe ik Indië terugvond, 88-89] 


Links: GKI: Gereja Kristen Indonesia Kwitang. (Gereformeerde Kerk Kwitang – 1925 verbouwd, Wiemans-Abel-Pichel).

Kwitangkerk

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Gereformeerde Kerk Kwitang

In het jaar 1873 zond de Christelijk Gereformeerde Zendingsvereeeniging in Nederland den zendeling E. Haan naar Indië, met de opdracht aldaar uit te zien naar een voor hem passend arbeidsveld. Haan vestigde zich voorloopig te Batavia en knoopte connecties aan met Europeanen en Indo-Europeanen en hield des Zondags voor dezen een kerkdienst. Zoodoende ontstond de Gereformeerde zendings-gemeentete Kwitang. [De Locomotief, 9 Juli 1917]

Het huisje van Tuhasela was al spoedig te klein en bovendien was het in de regentijd haast onbereikbaar. Daarom werd al vrij spoedig een kerkje aan de grote weg van Kwirtang gebouwd en van dat ogenblik af waren in Batavia Kwitang en Gereformeerd synoniem. [Gereformeerde Kerken, 18-20, 21] 


Steek weer over en ga linksaf Jl Prapatan (Parapattan).

De Jl Kwitang en Jl Prapatan zijn beide – zoals zo veel straten – genoemd naar kampongs die respectievelijk ten zuiden en noordwestelijk van deze wegen lagen.


Rechts: 26 (Paul Krugerschool I).

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Paul Krugerschool I[...] maar wel werd op 1 juli 1903 een Christelijke Europese school in gebruik genomen in een verbouwd woonhuis tegenover de kerk aan Parapattan. De nieuwe school werd genoemd naar de door Wijers zo hoog vereerde [streng gereformeerde] Paul Kruger, die door de “Britse luipaard” zo gemeen was behandeld. Op de openingsdag hield de praeses van de kerkeraad (de school ging uit van de Kwitangkerk) een geestdriftige rede, waarin Paul Kruger vooral aan zijn trekken kwam. Ieder die een rijksdaalder wilde storten, mocht mee het telegram aan de oude balling tekenen. Aan het slot van zijn rede, die in haar geheel in een feestnummer van “De Getuige” werd opgenomen, verrichtte hij de officiële opening met de woorden, die ik weergeef zoals ik ze vond. IN DE NAAM VAN HEM DIE IS EN DIE WAS EN DIE KOMEN ZAL OP DE WOLKEN DES HEMELS HEM DIE DAAR RIJDT OP HET WITTE PEERD OVERWINNENDE EN OPDAT HIJ OVERWON VERKLAAR IK DE PAUL–KRUGER –SCHOOL TE BATAVIA GEOPEND. [Gereformeerde Kerken, 72-73] 


Links

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih electrische klokDonderdag, 16 maart [1944]
De berichten over de ongeregeldheden in het gebied van Tasikmalaja zijn ook tot de hoofdstad doorgedrongen en hebben daar – volgens berichten van reizigers – onder de bevolking opzien gebaard. Enige nachten geleden plakten onbekende Indonesiërs de volgende leuze op de ruiten van de electrische klok tegenover Toko Delice op Parapattan: 'Nippon mesti mati, kita lapar!', (Nippon moet dood. Wij lijden honger!). Hoewel de opruiende affiches natuurlijk direkt door de Kenpeitai werden verwijderd, zijn zij toch door velen gelezen.
[Bouwer – Het vermoorde land, 243] 


Rechts: 40 – Militer: Korps Marinir (Commandant der Zeemacht en Hoofd van het Dept. der Marine, Vice-Admiraal C. Helfrich.)

Zeemacht

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Commandant der Zeemacht

Elke familie, welke daarvoor in de termen viel, werd aangeklampt om requisieten ter leen af te staan voor een in studie genomen tooneelstuk. Het heugt me nog als den dag van gisteren, hoe, om slechts een voorbeeld te noemen Mevrouw S.J. Dunlop-van Oosterzee mij toe stond, al wat ik noodig had voor de aankleeding van ‘De Muis’ uit haar schitterend ingerichte woning (thans het huis van den vice-admiraal) op Parapatan weg te halen. Zij was juist uit Parijs teruggekeerd en had kostbare nouveautés in style fin de siècle meegebracht, waarvan de Parijsenaar George de Feure de uitvinder was. Spottenderwijs werd deze stijl in meubelen, stoffen, bijoux en nijverheidsartikelen vermecellistijl genoemd.
[Ido – Indië in den goeden ouden tijd II, 100-101] 


Ga de brug over de Kali Ciliwung over.

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Kali CiliwungWat is er reeds lang veranderd en wat is bezig te veranderen? Er zijn nieuwe, dure hotels aan het oude Molenvliet verrezen en bij de Berlagebrug op Kwitang wonen bedelaars als holbewoners. Er zijn onofficiële asylen in loods A van Pasar Senen, onder de bruggen van Tanah Abang en in de voorgalerij van de Harmonie.
[Robinson – Piekerans van een straatslijper, 21-22] 

Alzoo werd Vinck in 1735 Landdrost. Hetzelfde jaar kreeg hij van de Regeering vergunning om pasars aan te leggen op zijne landen Tanahabang en Weltevreden, en deze met elkaar te verbinden door een weg en eene brug over de kali, namelijk den tegenwoordigen weg Kampong Lima [Jl Wahid Hasyim], de Parapatanbrug en den weg van hier tot de Kramatbrug, waar hij den Grooten Zuiderweg bereikte (Goenoengsari, Pasar Senen, Kramat enz.). Vandaar dat Pasar Senen later wel de Vinkepasser heet. [Oud Batavia I, 405-406] 

Een weg waarvan het jaartal vaststaat, is nog die van Tanahabang door Kamponglima over de Parapatanbrug naar Senèn, die in 1735 samen met die brug en de beide pasar’s aan zijne uiteinden werd ontworpen door Justinus Vinck, wiens naam daaraan echter nooit verbonden is gebleven. [...] De Parapatanbrug schijnt in 1818 de “brug van Panjerang” te heeten. De kampong Parapatan namelijk heette ook Pangarangan of Pangeragan of Pangarengan. [Oud Batavia I, 444] 


Links: Standbeeld.

Landbouwer

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Standbeeld 1ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Standbeeld 2Hoog oprijzende monumenten, die Russisch aandoen in hun verheerlijking van ideaal menselijk fysiek. Atletische vrijheidsstrijders, waarin men nauwelijks meer de tenger gebouwde Javaan herkent, stormen hemelwaarts of krijgen van een nederig dienende Sarina de welverdiende schaal rijst gereikt.
[Fabricius – Een reis door het nieuwe Indonesië, 18] 

De veranderingen werden echter in den beginne niet altijd door het Javaansche kleine-volk gewaardeerd; deze kleine landbouwers waren ultra-conservatief en gehecht aan alle antieke traditie; in den laatsten tijd echter leerden zij hun gunstiger modernen toestand waardeeren.
[Couperus – Oostwaarts, 166-167] 


Steek de Jl Ridwan Rais over (Parapatan Gambir).
Ga rechtdoor: Jl Kebon Sirih (Kebon Sirih).

Kebon Sirih

Nauwelijks waren deze voorstellingen achter den rug, of het bericht bereikte ons, dat Willem Royaards als declamator naar Indië zou komen. Dat werd terecht als een evenement beschouwd. Royaards, had met zijn machtig talent van voordragen heel Nederland veroverd en ook als tooneelspeler naam gemaakt, bepaaldelijk in de beide stukken van W.C. van Nouhuys: ‘Eerloos’ en ‘het Goudvischje’. Men kan begrijpen hoe juist ons clubje, de aanstaande komst van den begaafden kunstenaar met de levendigste belangstelling tegemoetzag. Van Nouhuys zelf had mij geschreven en verzocht , in het Bataviaasch Nieuwsblad Royaards bij de lezers te introduceeren, en ook van Royaards ontving ik brieven. Hij kwam en logeerde bij Rudolph du Mosch (indertijd een der chefs van Mainz en Co.) op Kebon Sirih, waar ik hem volgens afspraak mijn opwachting zou maken.
[Ido – Indië in den goeden ouden tijd II, 152-154] 

[Het is helaas niet bekend waar Rudolph du Mosch woonde.]


Rechts: (Het is moeilijk aan te geven waar het oude nr. 24 heeft gelegen).

Hotel Hoving

Vóór WO II was op nr. 24 Hotel Hoving v/h Hoekstra gevestigd.
De Overseas Broadcasting Service begon haar activiteiten in een kantoor op Kebon Sirih 24 te Djakarta. Na verloop van tijd werden binnen deze dienst twee afdelingen zichtbaar, een monitor- of luisterdienst die berichten van buitenlandse tenders opving en redigeerde en een programma-afdeling waar uitzendingen werden voorbereid. De laatste afdeling werd nog in 1942 geleidelijk overgeplaatst van Kebon Sirih 24 naar Tanah Abang West 24. In maart en april 1943 moest het Europese personeel ervan in een kamp bij het Tanah Abang-kantoor gaan wonen.
[Jansen – In deze halve gevangenis, xx-xxi]  


Rechts: no. 40 (Flatgebouw van de Nederlandse Ambassade (1956). Voordien Algemeen Secretaris van het Gouvernement van Nederlandsch-Indië.)

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Nederlandse AmbassadeHoe zijn die ontboezemingen van Dee erin terechtgekomen? Zaten ze tussen de papieren uit het huis van mevrouw Mijers, die Non lukraak heeft verzameld en meegenomen toen ze weg moest? Ik kan niet geloven dat Non die bewaard zou hebben als zij gelezen had wat Dee schreef. Maar misschien las zij het wel, en heeft zij de bedoeling gehad mij Dees verraad (want zo voelde ik het toen) te laten ontdekken wanneer ik ooit de kist in mijn bezit zou krijgen. In 1952 was het me niet mogelijk het zware meubelstuk zelf mee te nemen naar Nederland. Ik liet het bij Non achter, ingepakt voor verzending per schip.
Nooit ben ik erin geslaagd te achterhalen aan welk toeval of misverstand het te danken is geweest dat die kist na jaren van verbroken postverbindingen met Nederland (hij bleek ook een tijdlang als zoek geraakt beschouwd te zijn) tenslotte in 1963 terecht kwam bij de toen herstelde Nederlandse vertegenwoordiging in Jakarta. Vandaar is hij me toen toegestuurd. Heeft iemand hem ooit uitgepakt en geopend? De sleutel zat, in een zakje, vastgenaaid aan de omhulling van jute.
[Haasse – Sleuteloog, 130-131] 


Rechts: no. 46 (Eind jaren dertig was hier Uitgeversmaatschappij Noordhoff-Kolff gevestigd.)

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Uitgeversmaatschappij Noordhoff KolffEen dag vol emoties. De huiszoeking in de mess op nr. 46 was vanmorgen in alle vroegte begonnen. Toen ik er langs fietste zaten alle bewoners in pijama's en badjassen voor de deur en meer dan 30 armen wuifden de hoogte in. [...] De menschen mochten niet in de keuken en lieten in de tuin eten van Thay Thong [Laan Holle 15, Restaurant Tay Tong] komen. Er werd gezocht naar wapens. Zakmessen werden meegenomen, maar keukenmessen niet aangeraakt. Veel brieven werden meegenomen. Omdat iedereen vooruit gewaarschuwd was ten slotte niets compromitteerends, in hoofdzaak oude familiebrieven en foto's, die nu door Indonesische jongens 'onderzocht' zullen worden en natuurlijk nooit teruggegeven. Het duurde tot 5 uur 's middags voordat alles klaar was.
[Jansen – In deze halve gevangenis, 126] 


Ga terug en rechtsaf: Jl Jaksa (Gang Djaksa)

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Gang DjaksaToen ik de Jalan Jaksa betrad dankte ik de hemel hier niet te zijn terechtgekomen voor mijn eerste onderdak. Een smalle straat met aan weerszijden een diepe goot waarover blokken cement waren gelegd, hetgeen moest dienen als trottoir voor de voetganger. Maar tussen de blokken gaapten hiaten waardoor je drabbig stilstaand water zag met allerlei eng vuil erin, en in het cement zelf zaten ook grote en kleine gaten, het was erg voorzichtig lopen.
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 34] 

Als Amat ’s avonds op het trottoir wandelend plotseling in een openstaand riool dondert (elk ander woord is per sé misplaatst), kruipt hij kreunend weer op God’s eigen straat en prevelt enkele koranspreuken tot dank voor het genadig behoud van zijn botten.
[Robinson – Piekerans van een straatslijper, 41-43] 

De Djakartase straat is werkelijkheidsfilosofie in beeld: opbouw en afbraak broederlijk naast elkaar, het nieuwe leven naast de stoffelijke overschotten van het oude.
[Robinson – Piekerans van een straatslijper, 43-44] 


Ga linksaf: Jl Wahid Hasyim (Oude Tamarindelaan)

ILW Jakarta 9 Senen Kebon Sirih Oude TamarindelaanDr. C. Snouck Hurgronje: Als kenner van den Islam heeft hij wereldberoemdheid en met den Duitscher Goldziher is hij de grondlegger van de moderne Islamwetenschap. Hij werd in 1927 hoogleeraar te Leiden, waar hij thans nog woont. Ik heb hem gekend en bezocht toen hij hier in het begin van Kampong Lima ( thans Oude Tamarindelaan) een klein huis had betrokken.
[Ido – Indië in den goeden ouden tijd II, 171-172] 

Alzoo werd Vinck in 1735 Landdrost. Hetzelfde jaar kreeg hij van de Regeering vergunning om pasars aan te leggen op zijne landen Tanahabang en Weltevreden, en deze met elkaar te verbinden door een weg en eene brug over de kali, namelijk den tegenwoordigen weg Kampong Lima [Jl Wahid Hasyim], de Parapatanbrug en den weg van hier tot de Kramatbrug, waar hij den Grooten Zuiderweg bereikte (Goenoengsari, Pasar Senen, Kramat enz.). [Oud Batavia I, 405-406] 


Kruispunt Jl Cokroaminoto, Jl Wahid Hasyim en Jl Johar (Javaweg, Oude Tamarindelaan en Djoharlaan).

Ik zag laatst om een uur of twee een loodzware handkar vol bamboes’s tot staan komen bij het knooppunt van Javaweg, Oude Tamarindelaan en Djoharlaan. In de schaduw van de sengons was geen plaats meer. Dus stonden ze in de smeulende zon. De twee kerels dropen van zweet en één ging op zoek naar een billijke hap eten en een koele dronk .Het geluk scheen op hen te hebben zitten wachten: een waroenghoudster had een halve bakoel rijst van de vorige avond over, basi al, maar voor de twee magere scharminkels van de bamboekar was dit een portie manna uit de hemel. De rijst werd op twee pisangblaren onder de kar uitgestort en maakte daar een torentje van een paar handbreedten hoog. De eters zetten zich tegenover elkaar aan dit torentje neer met een oud en gebutst Bug-a-boo-blik met drinkwater en begonnen dan te eten. Niet schrokkerig of onmatig, maar met bedaarde, zorgvuldige ‘soeaps’ in één ruk door tot de bladeren schoon waren. Ja juist, rijst met rijst en nul couverts. Met het laatste restje water werden de vingertoppen gewassen, de bladeren werden weggeworpen en voldaan en verzadigd strekten de heren zich in hun volle lengte onder de kar uit, schoven de kopiah over de ogen, en vielen in slaap.
[Robinson – Piekerans van een straatslijper, 46-47] 


Ga rechtdoor: Jl Johar (Djoharlaan).
Ga rechtsaf: Jl Kemiri (Kenarilaan).
Links: 13 (Hier was vóór WO II het Secretariaat van het Java-Instituut gevestigd.)

Java-Instituut

Het Java-Instituut te Batavia stelt zich ten doel de ontwikkeling van de inheemsche cultuur van Java, Madoera en Bali te bevorderen. Het secretariaat is gevestigd te Jogjakarta (Gondolojoe 14). [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 475-476] 

Het Java-Instituut, daartoe in staat gesteld door een bijdrage uit het 25-millioenfonds, richt in Jogja, in aansluiting tot zijn museum Sana Boedaja, een kunstambachtschool op, voorlopig alleen voor hout-, zilver- en koperbewerking. [Locale Techniek-7-6, 178]